Het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Vlaamse Gemeenschap van België, hierna te noemen: de Verdragsluitende Partijen,
Gelet op het bestendig voornemen van de openbare universiteit te Maastricht, hierna
te noemen: Universiteit Maastricht, en het Limburgs Universitair Centrum om hun samenwerking
te versterken en een proces van voortschrijdende integratie van hun onderwijs- en
onderzoekactiviteiten op gang te brengen, recentelijk neergelegd in hun gezamenlijke
voorstellen van 31 januari 2000 en 15 maart 2000 tot vorming van de transnationale
Universiteit Limburg, hierna te noemen: Universiteit Limburg;
Gelet op het feit dat de door de Nederlandse en Vlaamse onderwijsministers ingestelde
Nederlands-Vlaamse adviescommissie ter versterking van de samenwerking tussen de Universiteit
Maastricht en het Limburgs Universitair Centrum op 28 mei 1998 advies heeft uitgebracht
en dat de commissie de voornemens van deze instellingen onderschrijft en verwacht
dat de vorming van een transnationale instelling van belang is voor de groeiende internationalisering
van het universitair onderwijs en ook past in de vorming van een Europese kennisunie;
Gelet op het feit dat de Verdragsluitende Partijen bij monde van hun onderwijsministers
in het kader van het GENT-5 akkoord van 7 februari 2000 hebben afgesproken dat zij
het initiatief van de Universiteit Maastricht en het Limburgs Universitair Centrum
tot intensievere samenwerking in de richting van een transnationale universiteit zullen
bevorderen;
Overwegende dat de Verdragsluitende Partijen bij monde van hun onderwijsministers
in het GENT-5 akkoord hebben uitgesproken dat zij ernaar streven om voor het gehele
Nederlandse taalgebied te komen tot één grote kennisruimte voor onderwijs en wetenschappen,
waarbij als algemeen uitgangspunt geldt dat zij ertoe willen bijdragen dat instellingen
gemakkelijker hun ambities op het vlak van internationalisering kunnen verwezenlijken;
Overwegende dat van een bundeling van de onderwijs- en onderzoekcapaciteiten van de
twee universiteiten een meerwaarde is te verwachten voor de kwaliteit van het onderwijs
en onderzoek en voor de doelmatigheid van de twee instellingen;
Overwegende dat de vorming van een transnationale universitaire instelling, naast
een algemene universitaire dimensie, ook een regionale en een Europese dimensie vertoont
door de vorming van een hoogwaardig kenniscentrum waar onderwijs en onderzoek worden
verricht volgens internationale kwaliteitsmaatstaven, door de vernieuwing van het
onderwijs te bevorderen, door een leerproces van internationale samenwerking te doorlopen
en door de mobiliteit van studenten tussen Nederland en Vlaanderen te bevorderen;
Overwegende dat de Verdragsluitende Partijen door dit Verdrag willen bijdragen aan
de versterking van de kennisinfrastructuur in de Limburgse regio en tot de vorming
van één Europese ruimte voor hoger onderwijs;
Overwegende dat het met het oog op de bestaande verschillen tussen de nationale structuren
voor het hoger onderwijs in de beide landen dienstig is om door middel van een Verdrag
een algemeen kader te creëren voor de beoogde samenwerking;
zijn het volgende overeengekomen: