Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bulgarije, Sofia, 06-10-1999

[Regeling vervallen per 31-03-2021.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-03-2001 t/m 30-03-2021

Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bulgarije

Authentiek : NL

Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bulgarije

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Bulgarije,

hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,

Geleid door de wens de van oudsher bestaande vriendschapsbanden te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name wat betreft investeringen door de investeerders van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij,

In het besef dat het sluiten van een verdrag inzake de aan dergelijke investeringen toe te kennen behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • 1 wordt onder de term „investeringen” verstaan alle soorten vermogensbestanddelen en in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

    • a. roerende en onroerende zaken, alsmede andere zakelijke rechten;

    • b. rechten ontleend aan aandelen, effecten, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen en joint ventures;

    • c. aanspraken op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische waarde heeft met betrekking tot de investering;

    • d. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, met inbegrip van auteursrechten en handelsmerken, technische werkwijzen, goodwill en know-how;

    • e. rechten verleend krachtens het publiekrecht of bij overeenkomst, met inbegrip van rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen en exploiteren van natuurlijke rijkdommen.

  • 2 omvat de term „investeerder”:

    • a. met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden: natuurlijke personen die de nationaliteit van het Koninkrijk der Nederlanden hebben;

      met betrekking tot de Republiek Bulgarije: natuurlijke personen die staatsburger zijn van de Republiek Bulgarije;

    • b. met betrekking tot elk van de Verdragsluitende Partijen: rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij;

    • c. met betrekking tot elk van de Verdragsluitende Partijen: rechtspersonen die niet zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij, maar die onder al dan niet rechtstreeks toezicht staan van natuurlijke personen zoals omschreven onder a of van rechtspersonen zoals omschreven onder b.

  • 3 wordt onder de term „grondgebied” verstaan:

    • a. wat de Republiek Bulgarije betreft, het grondgebied onder de soevereiniteit van de Republiek Bulgarije, met inbegrip van de territoriale zee, alsmede het continentaal plat en de exclusieve economische zone waarin de Republiek Bulgarije overeenkomstig haar nationale wetgeving en het internationale recht soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent;

    • b. wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden en alle aan de territoriale zee grenzende gebieden die, krachtens het in het Koninkrijk der Nederlanden geldende recht en overeenkomstig het internationale recht, tot de exclusieve economische zone of het continentaal plat van het Koninkrijk der Nederlanden behoren, en waarin het Koninkrijk der Nederlanden rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent.

Artikel 2. Bevordering en bescherming van investeringen

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften, de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming van het recht van elke Verdragsluitende Partij de door haar wetten of voorschriften verleende bevoegdheden uit te oefenen, laat elke Verdragsluitende Partij dergelijke investeringen toe.

Artikel 3. Behandeling van investeerders en investeringen

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling van de investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze investeerders. Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen volledige zekerheid en bescherming toe.

  • 2 In het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan die investeringen een behandeling toe die in ieder geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen van haar eigen investeerders of aan investeringen van investeerders van een derde staat, naar gelang van welke het gunstigst is voor de betrokken investeerder.

  • 3 Indien een Verdragsluitende Partij investeerders van een derde staat bijzondere voordelen toekent uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische unies, monetaire unies of soortgelijke internationale instellingen, dan wel op grond van interim-overeenkomsten die tot zodanige unies of instellingen leiden, is die Verdragsluitende Partij niet verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 4 Elke Verdragsluitende Partij komt alle verplichtingen na die zij is aangegaan met betrekking tot investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 5 Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van een van beide Verdragsluitende Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, een algemene of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die gunstiger is dan die welke in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.

Artikel 4. Fiscale behandeling

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten alsmede verminderingen en vrijstellingen van belasting kent iedere Verdragsluitende Partij aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij, voor wat betreft hun activiteiten in verband met de investeringen die zij op haar grondgebied hebben gedaan, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan haar eigen natuurlijke personen of rechtspersonen of aan die van een derde staat die zich in dezelfde omstandigheden bevinden, naar gelang van welke het gunstigst is. Hierbij wordt evenwel geen rekening gehouden met bijzondere belastingvoordelen door die Verdragsluitende Partij toegekend:

  • a. krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting; of

  • b. uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische unie of soortgelijke instelling; of

  • c. op basis van wederkerigheid met een derde staat.

Artikel 5. Overmakingen

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

De Verdragsluitende Partijen waarborgen dat betalingen die verband houden met een investering kunnen worden overgemaakt. De overmakingen geschieden in vrij inwisselbare valuta, zonder beperking of vertraging, tegen de op de dag van overmaking geldende wisselkoers. Deze overmakingen omvatten in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

  • a. winsten, interesten, dividenden en andere lopende inkomsten;

  • b. gelden nodig

    • i. voor het verwerven van grondstoffen of hulpmaterialen, halffabrikaten of eindproducten, of

    • ii. om kapitaalgoederen te vervangen teneinde de continuïteit van een investering te waarborgen;

  • c. bijkomende gelden nodig voor de ontwikkeling van een investering;

  • d. gelden nodig voor de terugbetaling van leningen;

  • e. royalty's of honoraria;

  • f. inkomsten uit arbeid van natuurlijke personen;

  • g. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering;

  • h. betalingen uit hoofde van de artikelen 6 en 7.

Artikel 6. Onteigening en schadeloosstelling

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

Geen der Verdragsluitende Partijen neemt maatregelen waardoor direct of indirect aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij hun investeringen worden ontnomen, tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de maatregelen worden genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;

  • b. de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met enige verbintenis die de Verdragsluitende Partij die deze maatregelen neemt is aangegaan uit hoofde van een verdrag;

  • c. de maatregelen gaan vergezeld van een onmiddellijke, adequate en doelmatige schadeloosstelling. Deze schadeloosstelling dient gelijk te zijn aan de redelijke marktwaarde van de onteigende investering onmiddellijk voorafgaand aan het moment waarop de onteigeningsmaatregelen werden getroffen. De redelijke marktwaarde mag geen waardeverandering inhouden ten gevolge van het eerder openbaar worden van de onteigening. De schadeloosstelling dient rente te omvatten tegen de gangbare commerciële rentevoet vanaf de datum waarop de maatregelen werden getroffen tot de datum van betaling en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de getroffen investeerders, zonder vertraging te worden betaald en te kunnen worden overgemaakt naar het door de betrokken investeerder aangewezen land en in de valuta van het land van de getroffen investeerder of in een door de getroffen investeerder aanvaarde vrij inwisselbare valuta.

Artikel 7. Schadeloosstelling voor verliezen

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

Aan investeerders van de ene Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand, staatsgreep, oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstbedoelde Verdragsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke de laatstbedoelde Verdragsluitende Partij toekent aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde staat, naar gelang van welke het gunstigst is voor de betrokken investeerder.

Artikel 8. Subrogatie

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

Indien de investeringen van een investeerder van de ene Verdragsluitende Partij verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico's of anderszins aanleiding geven tot de betaling van schadevergoeding ter zake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar of de door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in de rechten van de bedoelde investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering of krachtens een andere gegeven schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende Partij erkend.

Artikel 9. Beslechting van geschillen tussen een investeerder en een Verdragsluitende Partij

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

  • 1 Geschillen die mogelijk ontstaan tussen een van de Verdragsluitende Partijen en een investeerder van de andere Verdragsluitende Partij betreffende een investering van die investeerder op het grondgebied van de eerstbedoelde Verdragsluitende Partij worden, zoveel mogelijk, in der minne geschikt tussen de betrokken partijen.

  • 2 Indien het geschil niet in der minne is beslecht binnen een periode van zes maanden na de datum waarop een der partijen bij het geschil om minnelijke schikking heeft verzocht, stemt iedere Verdragsluitende Partij er onvoorwaardelijk mee in het geschil op verzoek van de betrokken investeerder voor te leggen aan:

    • a. het Internationale Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen ter beslechting door arbitrage of conciliatie krachtens het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen staten en onderdanen van andere staten, dat op 18 maart 1965 te Washington werd opengesteld voor ondertekening, indien beide Verdragsluitende Partijen partij zijn geworden bij het bovengenoemde verdrag;

    • b. het Internationale Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen overeenkomstig de regels betreffende de Aanvullende Voorziening voor de toepassing van procedures door het Secretariaat van het Centrum (Aanvullende Voorziening), indien een van de Verdragsluitende Partijen geen partij is bij het verdrag genoemd onder letter a;

    • c. één scheidsman of een internationaal ad hoc-scheidsgerecht krachtens het arbitragereglement van de Commissie voor Internationaal Handelsrecht van de Verenigde Naties (UNCITRAL).

  • 3 Een rechtspersoon die een investeerder is van de ene Verdragsluitende Partij en die, voordat een dergelijk geschil ontstaat, onder toezicht staat van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming met artikel 1, zesde lid, van de Aanvullende Voorziening of artikel 25, tweede lid, letter b), van het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen staten en onderdanen van andere staten voor de toepassing van de Voorziening of van het genoemde verdrag behandeld als een onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 4 De uitspraak van het scheidsgerecht is onherroepelijk en bindend voor beide partijen bij het geschil.

  • 5 Een investeerder kan tevens besluiten een geschil voor te leggen aan een bevoegde nationale rechtbank. Indien een juridisch geschil betreffende een investering op het grondgebied van de Republiek Bulgarije is voorgelegd aan een bevoegde nationale rechtbank, mag dit geschil worden voorgelegd voor internationale geschillenregeling, zodra de bevoegde nationale rechtbank een onherroepelijke uitspraak heeft gedaan. Indien een geschil betrekking heeft op een investering op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden kan een investeerder er op elk tijdstip voor kiezen een geschil voor te leggen voor internationale geschillenregeling.

Artikel 10. Toepassing

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

De bepalingen van dit Verdrag zijn, vanaf de datum waarop dit in werking treedt, ook van toepassing op investeringen die vóór die datum zijn gedaan.

Artikel 11. Overleg

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

Elk van de Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Verdragsluitende Partij voorstellen overleg te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag. De andere Verdragsluitende Partij neemt dit voorstel in welwillende overweging en biedt passende gelegenheid voor dergelijk overleg.

Artikel 12. Beslechting van geschillen tussen de Verdragsluitende Partijen

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

  • 1 Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de toepassing of de uitlegging van dit Verdrag dat niet binnen een redelijke termijn langs diplomatieke weg door de Verdragsluitende Partijen kan worden beslecht, wordt, tenzij de Verdragsluitende Partijen anders zijn overeengekomen, op verzoek van één van beide Verdragsluitende Partijen voorgelegd aan een uit drie leden samengesteld scheidsgerecht. Elke Verdragsluitende Partij benoemt één lid van het scheidsgerecht en de twee aldus benoemde leden benoemen tezamen een derde lid van het scheidsgerecht, dat geen onderdaan van een der Verdragsluitende Partijen is, tot hun voorzitter.

  • 2 Indien één van de Verdragsluitende Partijen verzuimt haar lid te benoemen en indien zij binnen twee maanden na de datum van het verzoek van de andere Verdragsluitende Partij tot deze benoeming over te gaan daar geen gevolg aan heeft gegeven, kan de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij de President van het Internationale Gerechtshof in Den Haag verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 3 Indien de twee leden niet binnen twee maanden na hun benoeming overeenstemming kunnen bereiken over de keuze van het derde lid, kan elk der Verdragsluitende Partijen de President van het Internationale Gerechtshof in Den Haag verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 4 Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President van het Internationale Gerechtshof in Den Haag verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van een van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de Vice-President verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van een van beide Verdragsluitende Partijen, wordt het lid van het Internationale Gerechtshof in Den Haag dat de hoogste anciënniteit heeft en geen onderdaan is van een der Verdragsluitende Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.

  • 5 Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht alsmede van de bepalingen van dit Verdrag. Alvorens uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elk stadium van het geding een minnelijke schikking van het geschil aan de Verdragsluitende Partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan regeling van het geschil ex aequo et bono, indien de Verdragsluitende Partijen dit overeenkomen.

  • 6 Tenzij de Verdragsluitende Partijen anders beslissen, stelt het scheidsgerecht zijn eigen procedure vast.

  • 7 Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. Deze beslissing is onherroepelijk en bindend voor de Verdragsluitende Partijen.

  • 8 Elke Verdragsluitende Partij draagt de kosten van haar eigen lid van het scheidsgerecht en van haar vertegenwoordiging in de arbitrageprocedure, terwijl de kosten van de voorzitter en de overige kosten gelijkelijk door de Verdragsluitende Partijen worden gedragen, tenzij het scheidsgerecht anders beslist.

Artikel 13. Toepassing van het Verdrag met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft is dit Verdrag van toepassing op het deel van het Koninkrijk der Nederlanden in Europa en eveneens op de Nederlandse Antillen en op Aruba, tenzij anders is bepaald in de in artikel 14, eerste lid, bedoelde mededeling.

Artikel 14. Inwerkingtreding, werkingsduur en beëindiging van het Verdrag

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

  • 1 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan hun grondwettelijk vereiste procedures is voldaan, en blijft van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar.

  • 2 Tenzij ten minste zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van opzegging is gedaan, wordt dit Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, waarbij elke Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt dit Verdrag op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.

  • 3 Ten aanzien van investeringen die zijn gedaan vóór de datum van beëindiging van dit Verdrag krachtens de bepalingen van de voorgaande leden, wordt het geacht van kracht te blijven gedurende een tijdvak van nogmaals vijftien jaar vanaf de datum van beëindiging.

  • 4 Met inachtneming van de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijn is het Koninkrijk der Nederlanden gerechtigd de toepassing van dit Verdrag ten aanzien van elk van de delen van zijn grondgebied afzonderlijk op te zeggen.

  • 5 Het aan dit Verdrag gehechte Protocol maakt er een integrerend deel van uit.

  • 6 Dit Verdrag vervangt de Overeenkomst tussen de regering van de Volksrepubliek Bulgarije en de regering van het Koninkrijk der Nederlanden inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend in Sofia op 8 maart 1988.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Sofia op 6 oktober 1999 in de Nederlandse, de Bulgaarse en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

(w.g.) J. J. VAN AARTSEN

Voor de Republiek Bulgarije:

(w.g.) VALETIN VASSILEV

Protocol Protocol bij het Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen de Republiek Bulgarije en het Koninkrijk der Nederlanden.

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

Bij de ondertekening van het Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen de Republiek Bulgarije en het Koninkrijk der Nederlanden, hebben de ondergetekende vertegenwoordigers overeenstemming bereikt over de volgende bepalingen, die een integrerend deel uitmaken van het Verdrag.

Ad artikel 1, tweede lid, letter c

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

Ter wille van meer duidelijkheid over de vraag of een investeerder die niet is opgericht krachtens het recht van een der Verdragsluitende Partijen, al dan niet rechtstreeks onder toezicht staat van natuurlijke personen of rechtspersonen van die Verdragsluitende Partij zoals omschreven in artikel 1, tweede lid, letter a of b, wordt verstaan onder toezicht op een investeerder: feitelijk toezicht, vast te stellen na een onderzoek betreffende de feitelijke omstandigheden per geval. Bij elk zodanig onderzoek dienen alle relevante factoren in overweging te worden genomen, met inbegrip van

  • a. het financiële belang, waaronder belang in het vermogen, in de investeerder onder toezicht;

  • b. de mogelijkheid wezenlijke invloed uit te oefenen op het beheer en de exploitatie van de investeerder onder toezicht; en

  • c. de mogelijkheid wezenlijke invloed uit te oefenen op de selectie van leden van de raad van bestuur of enig ander bestuurslichaam.

In geval van twijfel omtrent de vraag of er sprake is van al dan niet rechtstreeks toezicht, rust de bewijslast daarvan op de investeerder die stelt dat hij dit toezicht heeft.

Ad artikel 2 en 3

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

Het Koninkrijk der Nederlanden neemt kennis van het feit dat volgens de grondwet van de Republiek Bulgarije, buitenlandse natuurlijke personen en rechtspersonen niet de eigendom kunnen verwerven van land op het grondgebied van de Republiek Bulgarije. Iedere rechtspersoon opgericht krachtens het recht van de Republiek Bulgarije kan de eigendom verwerven van land op het grondgebied van Bulgarije.

Met betrekking tot de toelating van investeerders en de uitbreiding van hun investeringen op het grondgebied van de Republiek Bulgarije inzake:

  • zakelijke rechten op eigendommen in verband met de nationale veiligheid;

  • hun vertegenwoordiging ter terechtzitting en juridische dienstverlening, met uitzondering van juridische adviezen inzake kwesties die verband houden met de zakelijke activiteiten; en

  • het opzetten van kansspelen, loterijen en andere soortgelijke spelen, kent de Republiek Bulgarije aan de investeerders van het Koninkrijk der Nederlanden een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan de investeerders van een derde staat.

Ad artikel 5

[Regeling vervallen per 31-03-2021]

Met betrekking tot de overmakingen komen de Verdragsluitende Partijen overeen dat in verband met de vrije, onbeperkte en niet vertraagde overmaking, mogelijk dient te worden voldaan aan bepaalde wettelijke non-discriminatoire voorwaarden. Bevestigd wordt dat deze voorwaarden geen afbreuk doen aan of afwijken van de vrije, onbeperkte en niet vertraagde overmaking die in dit Verdrag wordt gewaarborgd.

GEDAAN in tweevoud te Sofia op 6 oktober 1999 in de Nederlandse, de Bulgaarse en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

(w.g.) J. J. VAN AARTSEN

Voor de Republiek Bulgarije:

(w.g.) VALETIN VASSILEV

Naar boven