Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Ecuador inzake de bevordering
en de wederzijdse bescherming van investeringen
[Regeling vervallen per 01-07-2021]
Het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Republiek Ecuador, hierna te noemen de „Verdragsluitende Partijen",
Geleid door de wens de van oudsher bestaande vriendschapsbanden tussen hun landen
te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren,
met name wat betreft investeringen door de investeerders van de ene Verdragsluitende
Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij,
In het besef dat overeenstemming over de aan dergelijke investeringen toe te kennen
behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de
economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een
eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
[Regeling vervallen per 01-07-2021]
Voor de toepassing van dit Verdrag:
-
a) wordt onder de term „investeringen" verstaan alle soorten vermogensbestanddelen en
in het bijzonder, doch niet uitsluitend:
-
i) eigendom van roerende en onroerende zaken, alsmede andere zakelijke rechten, zoals
hypotheken, pandrechten en onderpanden;
-
ii) rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen
en joint ventures;
-
iii) aanspraken, specifiek met betrekking tot geld, andere vermogensbestanddelen of iedere
prestatie die economische waarde heeft;
-
iv) rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen, goodwill
en knowhow; deze rechten omvatten onder andere auteursrechten, industriële ontwerpen,
handelsmerken en -namen;
-
v) rechten, als economische concessies, verleend krachtens het publiekrecht of bij overeenkomst,
met inbegrip van rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen en winnen van natuurlijke
rijkdommen;
Wijzigingen in de juridische vorm waarin vermogensbestanddelen of kapitaal worden
geïnvesteerd of geherinvesteerd tasten hun hoedanigheid van investering ingevolge
dit Verdrag niet aan.
-
b) omvat de term „investeerders" met betrekking tot elk van de Verdragsluitende Partijen:
-
i) natuurlijke personen die de nationaliteit van die Verdragsluitende Partij hebben;
-
ii) rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij;
-
iii) rechtspersonen die niet zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende
Partij, maar die onder al dan niet rechtstreeks toezicht staan van natuurlijke personen
zoals omschreven onder i) of van rechtspersonen zoals omschreven onder ii);
-
c) wordt onder de term „grondgebied" verstaan:
ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden: het grondgebied van het Koninkrijk
der Nederlanden en alle aan de territoriale zee grenzende gebieden die, krachtens
het in het Koninkrijk der Nederlanden geldende recht en overeenkomstig het internationale
recht, tot de exclusieve economische zone of het continentaal plat van het Koninkrijk
der Nederlanden behoren, en waarin het Koninkrijk der Nederlanden rechtsmacht of soevereine
rechten uitoefent.
Ten aanzien van de Republiek Ecuador: het grondgebied waarin de Republiek Ecuador
soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent, overeenkomstig de bepalingen van de constitutie
van de Republiek Ecuador en ingevolge het toepasselijke internationale recht.
-
d) wordt onder de term „inkomsten" verstaan alle bedragen gegenereerd door een investering,
zoals winsten, dividenden, interesten, royalty's en andere lopende inkomsten.
Artikel 2. Investeringsbevordering
[Regeling vervallen per 01-07-2021]
Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften,
de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van
investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming
van het recht van elke Verdragsluitende Partij de door haar wetten of voorschriften
verleende bevoegdheden uit te oefenen, laat elke Verdragsluitende Partij dergelijke
investeringen toe.
Artikel 3. Algemene behandeling
[Regeling vervallen per 01-07-2021]
-
1) Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling van
de investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert
niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de
instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze investeerders.
Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen volledige fysieke zekerheid
en bescherming toe.
-
2) In het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan die investeringen een behandeling
toe die in ieder geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen
van haar eigen investeerders of aan investeringen van investeerders van een derde
Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerder.
-
3) Indien een Verdragsluitende Partij investeerders van een derde Staat bijzondere voordelen
heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische
unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond van interim-overeenkomsten
die tot zodanige unies of instellingen leiden, is die Verdragsluitende Partij niet
verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan investeerders van de andere Verdragsluitende
Partij.
-
5) Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van één van beide Verdragsluitende
Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende
Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, een algemene
of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders
van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die
gunstiger is dan die welke in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling,
in zoverre zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.
Artikel 4. Fiscale behandeling
[Regeling vervallen per 01-07-2021]
Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en vrijstellingen
van belasting kent iedere Verdragsluitende Partij aan investeerders van de andere
Verdragsluitende Partij die zich op haar grondgebied met economische activiteiten
bezighouden, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend
aan haar eigen investeerders of aan die van een derde Staat die zich in dezelfde omstandigheden
bevinden, naar gelang van welke het gunstigst is voor de betrokken investeerders.
Hierbij wordt evenwel geen rekening gehouden met bijzondere belastingvoordelen door
die Partij toegekend:
-
a) krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting; of
-
b) uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische unie of soortgelijke
instelling; of
-
c) op basis van wederkerigheid met een derde Staat.
Artikel 5. Overmakingen
[Regeling vervallen per 01-07-2021]
De Verdragsluitende Partijen waarborgen dat betalingen die verband houden met een
investering kunnen worden overgemaakt. De overmakingen geschieden in vrij inwisselbare
valuta, zonder beperking of vertraging.
De bepalingen uit het vorige lid vormen geen beperking op het recht van de Verdragsluitende
Partijen registratie van de investering te verlangen.
Deze overmakingen omvatten in het bijzonder, doch niet uitsluitend:
-
a) winsten, interesten, dividenden en andere lopende inkomsten;
-
b) gelden nodig
-
i) voor het verwerven van grondstoffen of hulpmaterialen, halffabrikaten of eindproducten,
of
-
ii) om kapitaalgoederen te vervangen teneinde de continuïteit van een investering te waarborgen;
-
c) kapitaal en bijkomende gelden nodig voor de ontwikkeling van een investering;
-
d) de terugbetaling van leningen;
-
e) royalty's of honoraria;
-
f) beloningen van personeel;
-
g) de opbrengsten van de verkoop of liquidatie, geheel of gedeeltelijk, van de investering;
-
h) betalingen die voortvloeien uit de artikelen 6 en 7.
Artikel 6. Onteigening en schadeloosstelling
[Regeling vervallen per 01-07-2021]
Geen der Verdragsluitende Partijen neemt maatregelen tot nationalisering of onteigening
of andere maatregelen die een soortgelijk gevolg hebben waardoor, direct of indirect,
aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij hun investeringen worden ontnomen,
tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a) de maatregelen worden genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke
rechtsgang;
-
b) de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met enige verbintenis die de
Verdragsluitende Partij die deze maatregelen neemt, is aangegaan;
-
c) de maatregelen gaan vergezeld van een billijke schadeloosstelling. Deze schadeloosstelling
dient overeen te komen met de werkelijke waarde van de desbetreffende investeringen,
dient rente te omvatten tegen een gewone commerciële rentevoet tot de datum van betaling
en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden, zonder vertraging te worden
betaald en te kunnen worden overgemaakt naar het door de betrokken gerechtigden aangewezen
land en in de valuta van het land waarvan de gerechtigden investeerder zijn of in
elke door de gerechtigden aanvaarde vrij inwisselbare valuta.
Artikel 7. Schadeloosstelling voor verliezen
[Regeling vervallen per 01-07-2021]
Aan investeerders van een Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking
tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens
oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand,
oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstbedoelde Verdragsluitende Partij wat
restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen
minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent
aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde Staat, naar gelang
van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerders.
Artikel 8. Subrogatie
[Regeling vervallen per 01-07-2021]
Indien de investeringen van een investeerder van een Verdragsluitende Partij verzekerd
zijn tegen niet-commerciële risico's of anderszins aanleiding geven tot de betaling
van schadevergoeding ter zake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift
of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of
de herverzekeraar of de door een Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in de
rechten van de bedoelde investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering
of krachtens een andere gegeven schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende
Partij erkend.
Artikel 9. Toepassing
[Regeling vervallen per 01-07-2021]
De bepalingen van dit Verdrag zijn, vanaf de datum waarop deze in werking treedt,
ook van toepassing op investeringen die zowel vóór als na die datum zijn gedaan, maar
zij zijn niet van toepassing op geschillen die zijn ontstaan voor de inwerkingtreding
ervan.
Artikel 10. Overleg tussen de Partijen
[Regeling vervallen per 01-07-2021]
Elk van de Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg
te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of toepassing van dit
Verdrag. De andere Partij neemt dit voorstel in welwillende overweging en biedt passende
gelegenheid voor een dergelijk overleg.
Artikel 11. Beslechting van juridische geschillen tussen een investeerder en een Verdragsluitende
Partij
[Regeling vervallen per 01-07-2021]
-
1) Juridische geschillen tussen een investeerder van een Verdragsluitende Partij en de
andere Verdragsluitende Partij met betrekking tot een investering op het grondgebied
van de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij worden, voor zover mogelijk, in der
minne geschikt.
-
2) Indien het juridisch geschil niet in der minne kan worden beslecht binnen een periode
van zes maanden na de datum van een verzoek om minnelijke schikking, heeft iedere
partij bij het geschil het recht de zaak voor te leggen aan de bevoegde gerechten
van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de investering is gedaan,
hetzij voor te leggen voor internationale arbitrage. In het laatste geval heeft de
investeerder de keus of hij de zaak voorlegt aan:
-
a) het Internationale Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen (ICSID),
opgericht krachtens het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen
Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington werd opengesteld
voor ondertekening, of
-
b) een ad hoc-scheidsgerecht dat, tenzij de partijen bij het geschil anders overeenkomen,
wordt ingesteld krachtens het arbitragereglement van de Commissie voor Internationaal
Handelsrecht van de Verenigde Naties (UNCITRAL).
-
4) Een rechtspersoon die investeerder is van een Verdragsluitende Partij en die, voordat
een dergelijk geschil ontstaat, onder toezicht staat van investeerders van de andere
Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming met artikel 25, tweede lid, letter
b, van het Verdrag, voor de toepassing van het Verdrag behandeld als een onderdaan
van de andere Verdragsluitende Partij.
Artikel 12. Beslechting van juridische geschillen tussen de Verdragsluitende Partijen
[Regeling vervallen per 01-07-2021]
-
1) Enig juridisch geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging
of de toepassing van dit Verdrag dat niet binnen een redelijke termijn langs diplomatieke
weg kan worden beslecht, wordt, tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen, op
verzoek van één van beide Partijen voorgelegd aan een uit drie leden samengesteld
scheidsgerecht. Elke Partij benoemt één scheidsman en de twee aldus benoemde scheidslieden
benoemen tezamen een derde scheidsman, die geen onderdaan van een der Partijen is,
tot hun voorzitter.
-
2) Indien één van beide Partijen nalaat haar scheidsman te benoemen en indien zij binnen
twee maanden geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de andere Partij tot deze
benoeming over te gaan, kan de laatstgenoemde Partij de President van het Internationale
Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoemingen te verrichten.
-
4) Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President
van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen,
of onderdaan is van één van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de Vice-President
verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd
is de genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van één van beide Partijen,
wordt het lid van het Gerechtshof dat de hoogste anciënniteit heeft, beschikbaar is
en geen onderdaan is van één der Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te
verrichten.
-
5) Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens
uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elk stadium van het geding een minnelijke
schikking van het geschil aan de Partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen
geen afbreuk aan regeling van het geschil ex aequo et bono, indien de Partijen dit
overeenkomen.
Artikel 13. Territoriale toepassing
[Regeling vervallen per 01-07-2021]
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft is dit Verdrag van toepassing op het deel
van het Rijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij anders is bepaald
in de in artikel 14, eerste lid, bedoelde mededeling.
Artikel 14. Inwerkingtreding en beëindiging
[Regeling vervallen per 01-07-2021]
-
2) Tenzij ten minste zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur door een
van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt dit
Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, waarbij elke
Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt dit Verdrag te beëindigen met inachtneming
van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór het verstrijken van de lopende
termijn van geldigheid.