Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, Straatsburg, 09-09-1996

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1997. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 28-04-2025.
Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart

Authentiek : NL

Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart

De Bondsrepubliek Duitsland

Het Koninkrijk België

De Franse Republiek

Het Groothertogdom Luxemburg

Het Koninkrijk der Nederlanden

De Zwitserse Bondsstaat

overwegende dat het voorkomen van afval alsmede de verzameling, afgifte en inname van afval ter verwerking en verwijdering vanwege de bescherming van het milieu, alsmede vanwege de veiligheid en gezondheid van scheepspersoneel en verkeersdeelnemers, voor de binnenvaart en de daarmee samenhangende bedrijfstakken een vereiste is en dat zij daartoe een versterkte bijdrage willen leveren,

in de overtuiging dat daartoe internationaal afgestemde, uniforme regelingen getroffen moeten worden, om concurrentievervalsing te voorkomen,

voorts ervan overtuigd dat de verzameling, afgifte, inname en verwijdering van scheepsafval op basis van het beginsel „de vervuiler betaalt” gefinancierd moet worden,

constaterende dat in het bijzonder de heffing van een internationaal uniform vastgestelde bijdrage, gebaseerd op de aan de binnenvaart verkochte hoeveelheid gasolie voor de inname en verwijdering van olie- en vethoudende scheepsbedrijfsafvalstoffen, het beginsel van douane- en belastingvrijdom in de Rijnoeverstaten en in België, zoals neergelegd in de Overeenkomst van 16 mei 1952 betreffende het douane- en belastingregime voor gasolie, die in de Rijnvaart als boordvoorraad wordt verbruikt, niet schendt,

wensende dat andere staten waarvan de voor de binnenvaart openstaande vaarwegen in verbinding staan met die van de Verdragsluitende Staten, toetreden tot dit Verdrag,

zijn het volgende overeengekomen:

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • a) „scheepsafval”: de in de onderdelen b tot en met f nader bepaalde stoffen of voorwerpen, waarvan de bezitter zich ontdoet, wil ontdoen dan wel moet ontdoen;

  • b) „scheepsbedrijfsafval”: afval en afvalwater, dat bij het in bedrijf zijn en het onderhoud van het vaartuig aan boord ontstaat. Hieronder valt het olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval en het overige scheepsbedrijfsafval;

  • c) „olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval”: afgewerkte olie, bilgewater, en overig olie- en vethoudend afval, zoals afgewerkt vet, gebruikte filters, gebruikte poetslappen, vaten en verpakkingsmateriaal van dit afval;

  • d) „bilgewater”: oliehoudend water uit de bilge van de machinekamer, de voor- en achterpiek, de kofferdammen en de ruimten tussen zijwand en beunwand;

  • e) „overig scheepsbedrijfsafval”: huishoudelijk afvalwater, huisvuil, zuiveringsslib, slops en klein gevaarlijk afval, bedoeld in Deel C van de Uitvoeringsregeling;

  • f. „afval van de lading”: afval en afvalwater, dat in verband met de lading aan boord van het schip ontstaat. Hiertoe behoren niet de restlading, dampen en overslagresten, bedoeld in Deel B van de Uitvoeringsregeling;

  • ff. „dampen”: gasvormige uit vloeibare lading vervluchtigende verbindingen (gasvormige restanten van vloeibare lading);

  • g) „schip”: een binnenschip, zeeschip of drijvend werktuig;

  • h) „passagiersschip”: een voor het vervoer van passagiers gebouwd en ingericht schip;

  • i) „zeeschip”: een schip dat is toegelaten voor de zee- of kustvaart en overwegend daartoe is bestemd;

  • j. „ontvangstinrichting”: een vaste of mobiele inrichting, door de bevoegde autoriteiten toegelaten voor het in ontvangst nemen van scheepsafval of dampen;

  • k) „schipper”: degene onder wiens leiding het schip staat;

  • l) „gemotoriseerd schip”: een schip waarvan de hoofd- of hulpmotoren, met uitzondering van ankerlieren, verbrandingsmotoren zijn;

  • m) „gasolie”: van douanerechten en andere belastingen vrijgestelde brandstof voor binnenschepen;

  • n) „bunkerbedrijf”: bedrijf waarvan schepen gasolie betrekken;

  • nn. „exploitant van de ontvangstinrichting”: degene die beroepsmatig een ontvangstinrichting exploiteert;

  • o. „exploitant van de overslaginstallatie”: degene die beroepsmatig het laden en lossen van schepen uitvoert;

  • p. „verlader”: degene die de vervoersopdracht heeft verleend;

  • q. „vervoerder”: degene die zich beroepsmatig tot het vervoer van goederen verbindt;

  • r. „ladingontvanger”: degene die gerechtigd is de goederen in ontvangst te nemen;

  • s. „uitstoten van dampen”: elk afblazen van dampen uit een gesloten ladingtank met uitzondering van het ontspannen van de tank om de luiken te openen en om de dampconcentratie te meten alsmede bij het inschakelen van de veiligheidsventielen.

Artikel 2. Geografisch toepassingsgebied

Dit Verdrag is van toepassing op de in Bijlage 1 genoemde vaarwegen.

BIJZONDERE BEPALINGEN

VERPLICHTINGEN VAN DE STATEN

Artikel 3. Verbod tot inbrengen, lozen en uitstoten

  • 1 Het is verboden scheepsafval en delen van de lading vanaf schepen in de in Bijlage 1 genoemde vaarwegen te brengen of te lozen, alsook dampen op de in Bijlage 1 genoemde vaarwegen in de atmosfeer uit te stoten.

  • 2 De Verdragsluitende Staten dragen er zorg voor dat het in het eerste lid genoemde verbod wordt nageleefd.

  • 3 Uitzonderingen op dit verbod zijn slechts toegestaan in overeenstemming met Bijlage 2 en de daarbijbehorende aanhangsels, hierna te noemen de „Uitvoeringsregeling”.

Artikel 4. Ontvangstinrichtingen

  • 1 De Verdragsluitende Staten verplichten zich ertoe langs de in Bijlage 1 genoemde vaarwegen een voldoende dicht net van ontvangstinrichtingen in te richten of te laten inrichten en dit internationaal af te stemmen.

  • 2 De Verdragsluitende Staten voeren overeenkomstig de Uitvoeringsregeling een uniforme procedure in met betrekking tot de verzameling van scheepsafval en de afgifte aan de ontvangstinrichtingen. Van deze procedure maakt wat betreft de in artikel 1, onderdelen c, d en f genoemde afvalsoorten, een document ten bewijze van de reglementaire afgifte van dit scheepsafval deel uit. De reglementaire afgifte van slops en zuiveringsslib als bedoeld in Deel C van de Uitvoeringsregeling dient overeenkomstig nationale voorschriften aangetoond te worden.

  • 3 De ontvangstinrichtingen zijn verplicht het scheepsafval overeenkomstig de in de Uitvoeringsregeling vastgelegde procedure aan te nemen.

  • 4 De Verdragsluitende Staten dragen er zorg voor dat de ontvangstinrichtingen hun verplichting tot inname van scheepsafval overeenkomstig de nationale regelingen nakomen.

Artikel 5. Grondslag van de financiering

De Verdragsluitende Staten voeren een uniforme financieringswijze in voor de inname en verwijdering van scheepsafval.

Artikel 6. Financiering van de inname en verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval

  • 1 De financiering van de inname en verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval geschiedt door middel van een verwijderingsbijdrage, die van gemotoriseerde schepen, voor zover zij gasolie gebruiken, wordt geheven, met uitzondering van zeeschepen. De hoogte van de verwijderingsbijdrage is in alle Verdragsluitende Staten gelijk. Deze wordt vastgesteld op basis van de som van de inname- en verwijderingskosten, na aftrek van de eventuele opbrengsten van de verwerking van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval en van de hoeveelheid geleverde gasolie, volgens de in Deel A van de Uitvoeringsregeling vastgelegde procedure. Het bedrag wordt aan de kostenontwikkeling aangepast. Ter bevordering van het voorkomen van afval dienen criteria uitgewerkt te worden en bij de vaststelling van de hoogte van de verwijderingsbijdrage in acht te worden genomen. De betaalde verwijderingsbijdragen zijn uitsluitend voor de financiering van de inname en de verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval aan te wenden.

  • 2 De in het eerste lid genoemde procedure wordt indien nodig met inachtneming van de bij de uitvoering van het systeem opgedane ervaringen getoetst.

  • 3 De betaling van de verwijderingsbijdrage geeft recht op afgifte van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval aan de door de nationale instituten aangewezen ontvangstinrichtingen.

  • 4 De Verdragsluitende Staten stellen zeker dat de schippers en de bunkerinrichtingen de voor hen ingevolge Deel A van de Uitvoeringsregeling geldende verplichtingen in het bijzonder bij elke levering van gasolie nakomen.

Artikel 7. Financiering van de inname en verwijdering van overig scheepsbedrijfsafval

  • 1 In havens, bij overslaginstallaties alsmede bij ligplaatsen en sluizen worden voor de inname en verwijdering van huisvuil geen aparte heffingen geheven.

  • 2 Met betrekking tot de inname en verwijdering van klein gevaarlijk afval zullen de Verdragsluitende Staten afgestemde regelingen treffen voor een financieringssysteem waarin de kosten voor de inname en verwijdering van het genoemde afval, ongeacht of het afval afgegeven wordt, in de haven- of liggelden inbegrepen zijn dan wel het schip anderszins opgelegd worden.

  • 3 Voor passagiersschepen geldt dat de kosten voor de inname en verwijdering van huishoudelijk afvalwater en zuiveringsslib alsmede van huisvuil en klein gevaarlijk afval de schipper afzonderlijk in rekening kunnen worden gebracht.

  • 4 De kosten voor de inname en verwijdering van slops kunnen de schipper afzonderlijk in rekening worden gebracht.

Artikel 8. Financiering van het nalossen, het wassen, het ontgassen alsmede de inname en verwijdering van afval van de lading

  • 1 De verlader of de ladingontvanger draagt de kosten voor het nalossen en het wassen van het schip alsmede voor de inname en verwijdering van afval van de lading overeenkomstig Deel B van de Uitvoeringsregeling.

  • 2 Indien het schip vóór het laden niet overeenstemt met de voorgeschreven losstandaard en indien de ladingontvanger of verlader van het vorige transport zijn verplichtingen is nagekomen, draagt de vervoerder de kosten voor het nalossen en

    • a) bij het wassen, de kosten voor het wassen,

    • b) bij het ontgassen, de kosten voor het ontgassen

    van het schip, alsook voor de inname en verwijdering van het afval van de lading.

Artikel 9. Nationaal instituut

  • 1 Iedere Verdragsluitende Staat wijst een nationaal instituut aan dat verantwoordelijk is voor de organisatie van het uniforme financieringssysteem voor de inname en verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval overeenkomstig de in Deel A van de Uitvoeringsregeling vastgelegde bepalingen.

  • 2 De samenstelling alsmede de details van de organisatie en de werkwijze van het nationale instituut worden in nationale regelingen van de Verdragsluitende Staten vastgelegd. In het nationale instituut moeten vertegenwoordigers van de binnenvaartbranche zijn opgenomen.

  • 3 De bedrijfs- en administratiekosten van ieder nationaal instituut worden door de desbetreffende Verdragsluitende Staat gedragen.

Artikel 10. Internationale financiële verevening – Internationaal verevenings- en coördinatieorgaan

  • 1 De internationale financiële verevening geschiedt op grond van dit Verdrag, alsmede aan de hand van Deel A van de Uitvoeringsregeling.

  • 2 Er wordt een internationaal verevenings- en coördinatieorgaan opgericht. Dit orgaan dient onder andere:

    • a) zorg te dragen voor de financiële verevening tussen de nationale instituten met betrekking tot de inname en verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval overeenkomstig de door haar op grond van Deel A van de Uitvoeringsregeling bepaalde procedure;

    • b) te toetsen in hoeverre het voorhanden zijnde net van ontvangstinrichtingen, met inachtneming van de behoeften van de scheepvaart en de economische doelmatigheid van de afvalverwijdering, aangepast dient te worden;

    • c) het in artikel 6 bedoelde financieringssysteem van de inname en verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval aan de hand van de in de praktijk opgedane ervaringen jaarlijks te evalueren;

    • d) voorstellen voor te leggen voor de aanpassing van de hoogte van de verwijderingsbijdrage aan de kostenontwikkeling;

    • e) voorstellen voor te leggen in hoeverre ten aanzien van de hoogte van de verwijderingsbijdrage rekening moet worden gehouden met technische maatregelen ter voorkoming van afval.

    Dit orgaan bestaat uit twee vertegenwoordigers van elk nationaal instituut, waarvan één afkomstig dient te zijn uit de nationale binnenvaartbranche.

  • 3 Het internationale verevenings- en coördinatieorgaan stelt een huishoudelijk reglement op dat met eenparigheid van stemmen wordt vastgesteld en waarin de nadere details van de internationale financiële verevening worden vastgelegd.

  • 4 De organisatie van het internationale verevenings- en coördinatieorgaan is in Deel A van de Uitvoeringsregeling vastgelegd.

  • 5 Het secretariaat van het internationale verevenings- en coördinatieorgaan wordt gevoerd door het secretariaat van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.

  • 6 De kosten van het internationale verevenings- en coördinatieorgaan, worden vooraf aan de hand van een begroting voor het volgende jaar geraamd, waaraan de Verdragsluitende Staten voor gelijke delen bijdragen.

VERPLICHTINGEN EN RECHTEN VAN DE BETROKKENEN

Artikel 11. Algemene zorgplicht

De schipper, de overige bemanning en andere personen aan boord, de verlader, de vervoerder, de ladingontvanger, de exploitanten van overslaginstallaties, alsmede de exploitanten van ontvangstinrichtingen moeten de door de omstandigheden vereiste zorgvuldigheid betrachten om verontreiniging van de vaarwegen en de atmosfeer te voorkomen, de hoeveelheid scheepsafval zo gering mogelijk te houden en vermenging van verschillende afvalsoorten zo veel mogelijk te voorkomen.

Artikel 12. Verplichtingen en rechten van de schipper

  • 1 De schipper kan het scheepsafval aan de ontvangstinrichtingen van elke Verdragsluitende Staat afgeven onder de in de Uitvoeringsregeling opgenomen voorwaarden.

  • 2 De schipper dient de in de Uitvoeringsregeling opgenomen verplichtingen na te komen. Hij dient in het bijzonder, behoudens de in de Uitvoeringsregeling opgenomen uitzonderingen, het verbod om vanaf het schip scheepsafval en delen van de lading in de vaarweg te brengen dan wel te lozen of deze in de atmosfeer uit te stoten, in acht te nemen.

  • 3 Indien de schipper niet verantwoordelijk gesteld kan worden, kunnen achtereenvolgens de vervoerder, de exploitant van het schip of de scheepseigenaar voor het nakomen van de verplichtingen in dit Verdrag verantwoordelijk worden gesteld.

Artikel 13. Verplichtingen van de vervoerder, de verlader en de ladingontvanger alsmede van de exploitanten van overslaginstallaties en ontvangstinrichtingen

De vervoerder, de verlader, de ladingontvanger, alsmede de exploitanten van overslaginstallaties en ontvangstinrichtingen dienen ieder hun verplichtingen overeenkomstig de Uitvoeringsregeling na te komen. Zij kunnen voor de naleving van hun verplichtingen een beroep op een derde doen.

CONFERENTIE DER VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN

Artikel 14. Organisatie en bevoegdheid

  • 1 De Verdragsluitende Partijen richten een Conferentie der Verdragsluitende Partijen op die met het toezicht op de uitvoering van dit Verdrag is belast.

    Deze Conferentie komt eenmaal per jaar bijeen. De Conferentie kan op verzoek van ten minste twee Verdragsluitende Partijen voor een buitengewone vergadering bijeengeroepen worden.

  • 2 De Conferentie toetst wijzigingen van dit Verdrag en van de bij het Verdrag behorende bijlagen en beslist hierover, overeenkomstig de in artikel 19 neergelegde procedure.

  • 3 De Conferentie besluit op voorstel van het internationale verevenings- en coördinatieorgaan over:

    • a) de jaarlijkse financiële verevening;

    • b) de vaststelling van de verwijderingsbijdrage voor het komende jaar, overeenkomstig de in artikel 6 vastgelegde procedure;

    • c) wijzigingen van de voorlopige en jaarlijkse financiële vereveningsprocedure;

    • d) verlaging van de verwijderingsbijdrage in verband met technische maatregelen tot het voorkomen van afval op schepen.

    Op voorstel van het internationale verevenings- en coördinatieorgaan doet de Conferentie aanbevelingen aan de Verdragsluitende Staten ten aanzien van aanpassingen van het voorhanden zijnde net van ontvangstinrichtingen.

  • 4 De Conferentie beslecht geschillen met betrekking tot de uitlegging en toepassing van dit Verdrag, alsmede geschillen ontstaan binnen het internationale verevenings- en coördinatieorgaan, zonder dat hierdoor de lopende, voorlopige financiële verevening wordt opgeschort.

  • 5 De Conferentie stelt een huishoudelijk reglement op, dat met eenparigheid van stemmen wordt vastgesteld.

  • 6 De Conferentie stelt voor het volgende jaar een begroting op, waaraan de Verdragsluitende Staten voor gelijke delen bijdragen.

Artikel 15. Secretariaat

Ter uitvoering van dit Verdrag wordt het Secretariaat van de Conferentie der Verdragsluitende Partijen gevoerd door het Secretariaat van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.

SANCTIES

Artikel 16. Sancties

De Verdragsluitende Staten vervolgen de op hun grondgebied begane overtredingen van de in dit Verdrag en zijn Uitvoeringsregeling vastgelegde ge- en verboden overeenkomstig de desbetreffende nationale regelingen.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 17. Ondertekening, bekrachtiging, toetreding

  • 1 Dit Verdrag is voor ondertekening opengesteld van 1 juni 1996 tot en met 30 september 1996 voor de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk België, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat.

  • 2 Dit Verdrag vereist de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de ondertekenende Staten. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.

  • 3 Na inwerkingtreding staat dit Verdrag open voor toetreding door alle Staten waarvan de voor de binnenvaart openstaande vaarwegen met die van de Verdragsluitende Staten in verbinding staan. De akten van toetreding worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.

Artikel 18. Inwerkingtreding

Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door de ondertekenende Staten. Het treedt voor elke andere Verdragsluitende Partij in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de nederlegging van de akte van toetreding door die Verdragsluitende Partij.

Artikel 19. Wijzigingen van het Verdrag en de bijlagen daarbij

  • 1 Iedere Verdragsluitende Partij kan wijzigingen van dit Verdrag en de bijlagen daarbij voorstellen. De voorstellen tot wijziging worden op de Conferentie der Verdragsluitende Partijen getoetst.

  • 2 De tekst van elk voorstel tot wijziging alsmede de onderbouwing van dit voorstel worden aan de depositaris voorgelegd, die het voorstel uiterlijk drie maanden voor aanvang van de Conferentie aan de Verdragsluitende Partijen ter kennis brengt. Alle met betrekking tot een voorstel binnengekomen standpunten worden door de depositaris aan de Verdragsluitende Partijen ter kennis gebracht.

  • 3 Wijzigingen van dit Verdrag en van de bijlagen daarbij worden met eenparigheid van stemmen aangenomen.

  • 4 Wijzigingen van dit Verdrag vereisen de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door de Verdragsluitende Partijen. Zij treden in werking op de eerste dag van de zesde maand volgende op de nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

  • 5 Wijzigingen van de bijlagen van dit Verdrag treden in werking op de overeengekomen datum, uiterlijk negen maanden na de aanneming, voor zover geen van de Verdragsluitende Partijen binnen zes maanden mededeelt dat zij niet instemt met de wijzigingen.

Artikel 20. Opzegging

  • 1 Dit Verdrag kan na het verstrijken van vijf jaar vanaf de dag waarop het Verdrag voor de desbetreffende Verdragsluitende Partij in werking is getreden door een Verdragsluitende Partij te allen tijde worden opgezegd door een aan de depositaris gerichte mededeling.

  • 2 De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt na het verstrijken van een jaar vanaf de datum van ontvangst van de mededeling, echter niet eerder dan na afsluiting van de jaarlijkse financiële verevening met betrekking tot het voorafgaande boekjaar, dan wel na het verstrijken van een in de mededeling bepaalde langere termijn.

Artikel 21. Depositaris

  • 1 De Secretaris-Generaal van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart is de depositaris van dit Verdrag. Deze zorgt voor een protocol van de nederlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding en zendt alle in artikel 17, eerste lid, genoemde Partijen alsmede alle Partijen die zijn toegetreden tot dit Verdrag, een gewaarmerkt afschrift van deze akten en van het protocol van nederlegging toe.

  • 2 De depositaris zendt alle in artikel 17, eerste lid, genoemde Partijen alsmede alle Partijen, die tot dit Verdrag zijn toegetreden, gewaarmerkte afschriften van dit Verdrag in de in artikel 22 genoemde talen.

  • 3 De depositaris zendt alle in artikel 17, eerste lid, genoemde Partijen alsmede alle Partijen die tot dit Verdrag zijn toegetreden, dan wel deelt hen mede:

    • a) iedere volgende ondertekening, alsmede de dag waarop deze ondertekening heeft plaatsgevonden;

    • b) de in artikel 19, tweede lid, bedoelde documenten;

    • c) de teksten van iedere wijziging van dit Verdrag en van de bijlagen daarbij in de in artikel 22 genoemde talen;

    • d) de dag van de inwerkingtreding van dit Verdrag, alsmede van de wijzigingen van dit Verdrag en van de bijlagen bij dit Verdrag;

    • e) mededelingen van de Verdragsluitende Partijen dat zij met een wijziging van de bijlagen niet instemmen en iedere andere mededeling die ingevolge enig artikel van dit Verdrag voorgeschreven is;

    • f) iedere opzegging van dit Verdrag en de dag waarop deze in werking treedt.

Artikel 22. Talen

Dit Verdrag is opgesteld in een enkel origineel exemplaar in de Nederlandse, Duitse en Franse taal, zijnde elke tekst gelijkelijk authentiek.

TEN BLIJKE waarvan de hiertoe naar behoren gemachtigde ondertekenaars dit Verdrag hebben ondertekend,

GEDAAN te Straatsburg, op 9 september 1996.

Bijlage 1. Behorende bij het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart

Vaarwegen als bedoeld in artikel 2

Duitsland:

Alle voor het openbaar verkeer openstaande binnenvaarwegen, met uitzondering van het Duitse gedeelte van het Bodenmeer en het gedeelte van de Rijn boven Rheinfelden.

België:

Alle voor de binnenvaart openstaande wateren.

Frankrijk:

Deel A van de Uitvoeringsregeling: Rijn, gekanaliseerde Moezel tot Metz (km 298,5).

Delen B en C van de Uitvoeringsregeling: Rijn, gekanaliseerde Moezel tot Neuves-Maisons (km 392,45), kanaal Niffer-Mulhouse, het kanaal tussen de sluis van Pont Malin (km 0,0) en de Frans-Belgische grens (km 36,561), het kanaal bestemd voor grote schepen, tussen de sluis van Pont Malin (km 0,0) en de sluis van Mardyck (km 143,075), het kanaal tussen Bauvin (km 0,0) en de Frans-Belgische grens (km 33,850).

Groothertogdom Luxemburg:

Moezel

Nederland:

Alle voor de binnenvaart openstaande wateren.

Zwitserland:

Rijn tussen Basel en Rheinfelden.

Bijlage 2. Behorende bij het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart

Uitvoeringsregeling

Uitvoeringsregeling

 
   

Deel A

Verzameling, afgifte en inname van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval.

Deel B

Verzameling, afgifte en inname van afval van de lading.

Deel C

Verzameling, afgifte en inname van overig scheepsbedrijfsafval.

Aanhangsels

 

I.

Model voor een olie-afgifteboekje.

II.

Eisen aan het nalenssysteem.

III.

Losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften voor het toestaan van lozing van waswater, regenwater en ballastwater met ladingrestanten.

IV.

Model voor een losverklaring.

V.

Grens- en controlewaarden voor boordzuiveringsinstallaties van passagiersschepen.

DEEL A. VERZAMELING, AFGIFTE EN INNAME VAN OLIE- EN VETHOUDEND SCHEEPSBEDRIJFSAFVAL

HOOFDSTUK I. VERPLICHTINGEN VAN DE ONTVANGSTINRICHTING

Artikel 1.01. Bevestiging van afgifte

De exploitanten van ontvangstinrichtingen tekenen de afgifte van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval door een schip aan in het olieafgifteboekje, overeenkomstig het model in Aanhangsel I.

HOOFDSTUK II. VERPLICHTINGEN VAN DE SCHIPPER

Artikel 2.01. Verbod van inbrenging en lozing

  • 1 Het is verboden olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval vanaf schepen in de vaarweg te brengen of te lozen.

  • 2 Indien het in het eerste lid genoemde afval of afvalwater vrijkomt of dreigt vrij te komen, moet de schipper onverwijld de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit waarschuwen. Daarbij moet hij de plaats van het voorval, alsmede hoeveelheid en aard van de stof zo nauwkeurig mogelijk aangeven.

  • 3 Van het in het eerste lid genoemde verbod is uitgezonderd het lozen in de vaarweg door toegelaten bilgeboten van van olie gescheiden water, indien het maximale restoliegehalte in het afgescheiden water constant en zonder voorafgaande verdunning voldoet aan de nationale voorschriften.

Artikel 2.02. Verzameling en behandeling aan boord

  • 1 Bilgewater als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, dat afkomstig is uit de daar genoemde zones aan boord van het schip, wordt uitsluitend beschouwd als bilgewater indien het oliehoudende water tijdens de scheepsbedrijfsactiviteiten of bij onderhoudswerkzaamheden aan het schip ontstaan is en, afgezien van met olie, niet met andere stoffen verontreinigd is. Bilgewater dat anderszins verontreinigd is, moet worden beschouwd als 'klein gevaarlijk afval' als bedoeld in artikel 8.01, onderdeel e.

    De schipper dient zeker te stellen dat olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval aan boord gescheiden in de daarvoor bestemde verzamelreservoirs respectievelijk het bilgewater in de bilge van de machinekamer wordt verzameld.

    De verzamelreservoirs moeten aan boord zó opgeslagen worden dat daaruit lekkende stoffen gemakkelijk en tijdig opgemerkt kunnen worden en het lekken gestopt kan worden.

  • 2 Het is verboden:

    • a) los aan dek staande verzamelreservoirs te gebruiken voor de opslag van afgewerkte olie;

    • b) afval aan boord te verbranden;

    • c) reinigingsmiddelen die olie of vet oplossen dan wel emulgerend zijn in de bilge van de machinekamer te doen geraken. Van dit verbod zijn uitgezonderd reinigingsmiddelen die de verwerking van het bilgewater door de ontvangstinrichtingen niet bemoeilijken.

Artikel 2.03. Olie-afgifteboekje, afgifte aan ontvangstinrichtingen

  • 1 Elk gemotoriseerd schip moet, indien het gasolie gebruikt, een geldig olie-afgifteboekje, volgens het model opgenomen in Aanhangsel I, aan boord hebben, dat door de bevoegde autoriteit wordt verstrekt. Dit olie-afgifteboekje moet aan boord worden bewaard. Na verkrijging van een nieuw olie-afgifteboekje moet het voorgaande olieafgifteboekje ten minste zes maanden na de laatste daarin opgenomen vermelding van afgifte aan boord worden bewaard.

  • 2 Olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval moet met regelmatige, van de staat en van het gebruik van het schip afhankelijke, tussenpozen tegen ontvangstbewijs worden afgegeven aan de ontvangstinrichtingen. Het bewijs bestaat uit een aantekening door de ontvangstinrichting in het olie-afgifteboekje.

HOOFDSTUK III. ORGANISATIE EN FINANCIERING VAN DE VERWIJDERING VAN OLIE- EN VETHOUDEND SCHEEPSBEDRIJFSAFVAL

Artikel 3.01. Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a) „exploitant van het schip”: de natuurlijke of rechtspersoon die opkomt voor de lopende uitgaven in verband met de exploitatie van het schip en met name voor de aanschaf van de gebruikte brandstof, en bij ontstentenis, de eigenaar van het schip;

  • b) „SPE-CDNI”: elektronisch betalingssysteem dat rekeningen (ECO-rekeningen), ECO-ID's en een applicatie bestemd voor het betalen van de verwijderingsbijdrage omvat;

  • c) „ECO-rekening”: een rekening bij een nationaal instituut, op naam gesteld van de exploitant van het schip, bestemd voor het voldoen van de verwijderingsbijdrage zoals bedoeld in artikel 3.03;

  • d) „ECO-ID”: een uniek identificatienummer gekoppeld aan een schip en aan een bijbehorende ECO-rekening van de exploitant van het schip dat toegang geeft tot rechtmatig gebruik van de applicatie;

  • e) „Applicatie”: een softwareapplicatie die bestemd is voor het betalen van de verwijderingsbijdrage en beschikbaar is als toepassing via een mobiel apparaat of via een internetwebsite en bedoeld is voor:

    • het generen en tonen van de 2D-barcode die het ECO-ID bevat,

    • het initiëren van een transactie voor de verwijderingsbijdrage door het bunkerbedrijf, en

    • het accorderen van het betalen van de verwijderingsbijdrage door de schipper of de exploitant van het schip;

  • f) „2D-barcode”: een unieke streepjescode, bedoeld om identificatie mogelijk te maken. Een 2D-barcode kan getoond worden op een smartphone, tablet, PC of analoog afgedrukt zijn.

Artikel 3.02. Nationaal instituut

Het nationale instituut heft de verwijderingsbijdrage en legt aan het internationale verevenings- en coördinatieorgaan voorstellen voor ter vaststelling van het vereiste nationale net van ontvangstinrichtingen. Het instituut heeft voorts in het bijzonder de taak, op internationaal eenvormige wijze, regelmatig de hoeveelheden verwijderd olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval, alsmede het totaal van de geheven verwijderingsbijdragen te registreren. Het nationale instituut of de bevoegde autoriteit ziet toe op de verwijderingskosten. Het nationale instituut is vertegenwoordigd in het internationale verevenings- en coördinatieorgaan en dient met name de door dit orgaan vastgestelde voorlopige en definitieve vereveningsbedragen op het daartoe vastgestelde tijdstip aan de andere nationale instituten af te dragen.

Artikel 3.03. Heffing van de verwijderingsbijdrage

  • 1 De verwijderingsbijdrage bedraagt 10,00 euro (te vermeerderen met BTW) per 1000 l geleverde gasolie. De berekening van het bedrag moet worden gebaseerd op het volume van de gasolie bij 15°C.

  • 2 De exploitant van het schip is de verwijderingsbijdrage verschuldigd.

  • 3 De verwijderingsbijdrage wordt bij het bunkeren voldaan. Het bedrag van de afgedragen verwijderingsbijdrage moet evenredig zijn met de geleverde hoeveelheid gasolie.

  • 4 De betaling van de verwijderingsbijdrage wordt door middel van het SPE-CDNI verricht. Het SPE-CDNI wordt geëxploiteerd door de nationale instituten.

  • 5 De procedure voor de betaling van de verwijderingsbijdrage door middel van het SPE-CDNI is gebaseerd op het principe van de storting van een passend bedrag door de exploitant van het schip of diens vertegenwoordiger bij een nationaal instituut, waarmee de in de toekomst verschuldigde verwijderingsbijdragen worden verrekend en voorziet in:

    • a) het openen op verzoek van de exploitant van het schip of diens vertegenwoordiger van een ECO-rekening bij het nationaal instituut van zijn keuze;

    • b) de invoer van de afzonderlijke bunkerstations in het elektronische systeem door de exploitanten van de bunkerbedrijven;

    • c) de invoer in het elektronische systeem van het e-mailadres dat nodig is voor de registratie van de schippers in het elektronische systeem door de houder van de ECO-rekening;

    • d) de invoer in het elektronische systeem van het e-mailadres dat nodig is voor de registratie van de bunkerstations in het elektronische systeem door de exploitant van het bunkerbedrijf;

    • e) de verstrekking van de gegevens die nodig zijn voor de registratie in het elektronische systeem aan de schippers en de bunkerstations door het elektronische systeem;

    • f) het aanmaken van een ECO-ID voor elk schip van de exploitant of diens vertegenwoordiger die is gekoppeld aan de ECO-rekening voor de toekomstige transacties betreffende de verwijderingsbijdragen door het elektronische systeem;

    • g) de overmaking van een passend bedrag op de bankrekening van het nationaal instituut door de exploitant van het schip of zijn vertegenwoordiger ter opwaardering van de desbetreffende ECO-rekening en bestemd voor de betaling van de verwijderingsbijdragen;

    • h) de afboeking van de verwijderingsbijdrage van de desbetreffende ECO-rekening bij het bunkeren en de afhandeling van de transactie door middel van het elektronische systeem. Hiertoe toont de schipper de 2D-barcode aan het bunkerbedrijf.

  • 6 In afwijking van bovenstaand lid vier, wordt voor de betaling van de verwijderingsbijdrage door de exploitant van het schip in de volgende bijzondere gevallen gebruik gemaakt van een schriftelijke procedure:

    • a) het SPE-CDNI is niet beschikbaar of buiten werking;

    • b) de schipper kan geen 2D-barcode overleggen of de overgelegde 2D-barcode is niet geldig;

    • c) het saldo op de betreffende ECO-rekening is niet toereikend.

  • 7 Het bunkerbedrijf stelt het nationale instituut van het land waarin de bunkering heeft plaatsgevonden de voor de betaling van de verwijderingsbijdrage noodzakelijke informatie betreffende de transacties in de in bovenstaand lid zes bedoelde gevallen binnen de termijn van zeven kalenderdagen ter beschikking. Het nationale instituut onderneemt de voor de inning van de verschuldigde verwijderingsbijdrage noodzakelijke stappen. In het voorkomende geval kan de inning overgedragen worden aan een van de andere nationale instituten.

  • 8 Voor de transacties in de onder letter b) en c) van bovenstaand lid zes genoemde gevallen, is de exploitant van het schip het innende nationale instituut administratiekosten verschuldigd; de hoogte van deze administratiekosten wordt voor alle Verdragspartijen uniform door het internationaal verevenings- en coördinatieorgaan bepaald.

  • 9 Een nationaal instituut kan in de gevallen, waarbij de onverkorte toepassing van de in de leden 4 en 5 bedoelde procedure uit oogpunt van doelmatigheid zijns inziens niet geëigend is, individuele afwijkende regelingen treffen met betrekking tot de levering van gasolie en het voldoen van de overeenkomstige verwijderingsbijdrage. Deze afwijkende regelingen, die aan het internationale verevenings- en coördinatieorgaan bekend gemaakt moeten worden, dienen met de overige bepalingen van dit hoofdstuk overeen te stemmen.

  • 10 De bijzonderheden betreffende de toepassing van de in dit artikel genoemde procedures worden na afstemming in het internationale verevenings- en coördinatieorgaan op nationaal niveau vastgesteld.

Artikel 3.04. Controle van de heffing van de verwijderingsbijdrage en van de kosten van inname en verwijdering

  • 1 Bij iedere afname van gasolie dient door het bunkerbedrijf een bunkerverklaring te worden opgemaakt. Deze verklaring moet ten minste de volgende gegevens bevatten: de naam van het schip, het uniek Europese scheepsidentificatienummer of een andere vermelding ter identificatie van het schip, naam van de exploitant van het schip of van de schipper, betrokken/geleverde hoeveelheid gasolie (in liter bij 15°C, naar beneden of naar boven afgerond op de hele liter), plaats en datum, handtekeningen van de schipper en het bunkerbedrijf.

  • 2 Het transactiebewijs met betrekking tot de verwijderingsbijdrage wordt door het SPE-CDNI elektronisch opgesteld. De schipper ontvangt een afschrift van de bunkerverklaring en een elektronisch transactiebewijs als bedoeld in de eerste zin. De schipper moet zowel de bunkerverklaring als het transactiebewijs te allen tijden kunnen tonen en deze moeten twaalf maanden aan boord worden bewaard. Het bunkerbedrijf moet een afschrift van de bunkerverklaring en het elektronisch transactiebewijs te allen tijden kunnen tonen en deze twaalf maanden in zijn administratie bewaren.

  • 3 In het geval de schriftelijke procedure conform artikel 3.03, lid 6 wordt toegepast, vermeldt het bunkerbedrijf op de desbetreffende bunkerverklaring dat de exploitant van het schip de verwijderingsbijdrage niet heeft voldaan.

  • 4 De overeenstemming tussen de door de schepen betrokken hoeveelheden gasolie en de hoogte van de betaalde verwijderingsbijdragen wordt door het nationale instituut of de bevoegde autoriteit gecontroleerd aan de hand van de door de bunkerbedrijven te overleggen afschriften van de bunkerverklaringen.

  • 5 De bevoegde autoriteit kan aan boord van de schepen of op afstand via inzage in het elektronische betalingssysteem de betaling van de verwijderingsbijdrage, alsmede de hoeveelheden afgegeven olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval controleren, in het bijzonder door de aantekeningen over de afgelegde reizen in de daartoe vereiste boorddocumenten met de op de bunkerverklaring vermelde gegevens te vergelijken.

  • 6 Het nationale instituut of de bevoegde autoriteit kan bij de ontvangstinrichtingen de gegevens over de verwijderde hoeveelheden, alsmede de kosten van de verwijdering aan de hand van daartoe geschikte documenten controleren.

  • 7 Het nationale instituut of de bevoegde autoriteit kan bij het bunkerbedrijf de opgave controleren van de hoeveelheid gasolie die geleverd is aan schepen die verplicht zijn de verwijderingsbijdrage te voldoen.

  • 8 De bijzonderheden van de in dit artikel genoemde procedures worden na afstemming in het internationale verevenings- en coördinatieorgaan op nationaal niveau vastgesteld.

HOOFDSTUK IV. INTERNATIONALE FINANCIËLE VEREVENING

Artikel 4.01. Internationaal verevenings- en coördinatieorgaan

  • 1 Het internationale verevenings- en coördinatieorgaan komt eenmaal per jaar in het laatste kwartaal bijeen, om te besluiten over de financiële verevening van het voorafgaande jaar en, in voorkomend geval, de Conferentie der Verdragsluitende Partijen een voorstel te doen tot wijziging van de hoogte van de verwijderingsbijdrage dan wel tot een eventueel noodzakelijke aanpassing van het aanwezige net van ontvangstinrichtingen, met inachtneming van de behoeften van de scheepvaart en de economische doelmatigheid van de afvalverwijdering. Het kan op elk moment op voorstel van het secretariaat of indien de vertegenwoordigers van twee nationale instituten daarom verzoeken, bijeenkomen.

  • 2 Het internationale verevenings- en coördinatieorgaan legt eenvormige procedures en modaliteiten voor de voorlopige en jaarlijkse verevening vast.

  • 3 Alle financiële transacties met betrekking tot de verwijderingsbijdrage geschieden in euro.

Artikel 4.02. Voorlopige financiële verevening

  • 1 De nationale instituten melden het secretariaat van het internationale verevenings- en coördinatieorgaan per kwartaal, te weten op 1 februari, 1 mei, 1 augustus en 1 november:

    • a) de gedurende het kwartaal ingenomen en verwijderde hoeveelheden olie- en vethoudend afval;

    • b) de totale inname- en verwijderingskosten voor de onder a) aangegeven hoeveelheden;

    • c) de aan de vaartuigen die vallen onder de betaling van een verwijderingsbijdrage geleverde hoeveelheden gasolie;

    • d) de som van de geïnde verwijderingsbijdragen;

    • e) de financiële consequenties van de in artikel 6, eerste lid, vijfde zin, van het Verdrag bedoelde maatregelen.

    De modaliteiten van deze procedure worden door het internationale verevenings- en coördinatieorgaan vastgesteld.

  • 2 Het internationale verevenings- en coördinatieorgaan stelt voor elk afgelopen kwartaal op grond van de ingevolge het eerste lid verstrekte cijfers en de vereveningsprocedure, bedoeld in artikel 4.04, de voorlopige bedragen van de kwartaalverevening vast en legt deze binnen een termijn van twee weken na ontvangst van alle in het eerste lid genoemde mededelingen aan de nationale instituten voor.

  • 3 De nationale instituten die in het kader van de kwartaalverevening een betaling moeten verrichten, zijn verplicht dit bedrag binnen vier weken na ontvangst van de betalingsvordering te voldoen aan de nationale instituten die recht hebben op de betaling.

Artikel 4.03. Jaarlijkse financiële verevening

  • 1 De nationale instituten leggen hun jaarrekening met betrekking tot het voorafgaande jaar, uiterlijk op 15 oktober van het lopende jaar aan het secretariaat van het internationale verevenings- en coördinatieorgaan voor. Het internationale verevenings- en coördinatieorgaan stelt op zijn gewone vergadering de financiële verevening voor het voorafgaande jaar vast.

  • 2 De nationale instituten zijn verplicht de vereveningsbetalingen op grond van de definitieve financiële verevening voor het voorafgaande jaar overeenkomstig artikel 4.02, derde lid, te verrichten.

Artikel 4.04. Procedure van financiële verevening

  • 1 De financiële verevening ingevolge de artikelen 4.02 en 4.03 wordt voor elk nationale instituut als volgt berekend:

    Bijlage 10000054116.png

    waarbij verstaan moet worden onder

    Cn

    =

    vereveningsbedrag voor een nationaal instituut N;

    positief: het instituut heeft recht op een vereveningsbetaling;

    negatief: het instituut is verplicht tot het doen van een vereveningsbetaling

    Xn

    =

    door een nationaal instituut N geïnde verwijderingsbijdragen ingevolge artikel 4.02, eerste lid.

    Zn

    =

    daadwerkelijke inname- en verwijderingskosten van een nationaal instituut N ingevolge artikel 4.02, eerste lid.

    ∑ Xn

    =

    som van de door alle nationale instituten geïnde verwijderingsbijdragen.

    ∑ Zn

    =

    som van de daadwerkelijke inname- en verwijderingskosten van alle nationale instituten.

  • 2 Vereveningsbedragen Cn die lager zijn dan een bepaald minimumpercentage van de door een nationaal instituut N geïnde verwijderingsbijdragen, worden niet verevend. Het minimumpercentage wordt door het internationale verevenings- en coördinatieorgaan vastgesteld.

DEEL B. VERZAMELING, AFGIFTE EN INNAME VAN AFVAL VAN DE LADING

HOOFDSTUK V. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 5.01. Begripsbepalingen

Gewijzigd door Besluiten CDNI 2016-I-5 en CDNI 2017-I-4

In dit deel wordt verstaan onder:

  • a. eenheidstransporten”: transporten waarbij tijdens opeenvolgende reizen in het laadruim of de ladingtank van het schip aantoonbaar dezelfde lading of andere lading, waarvan het transport geen voorafgaand reiniging van het laadruim of de ladingtank vereist, wordt vervoerd;

  • aa. verenigbare transporten”: transporten waarbij tijdens opeenvolgende reizen in het laadruim of de ladingtank van het schip aantoonbaar een lading, waarvan het transport geen voorafgaand wassen of ontgassen van het laadruim of de ladingtank vereist, wordt vervoerd;

  • b. restlading”: vloeibare lading die na het lossen, zonder gebruikmaking van een nalenssysteem in de ladingtank en in het leidingsysteem achterblijft, alsmede droge lading die na het lossen zonder gebruikmaking van bezems, veegmachines of vacuümreinigers in het laadruim achterblijft;

  • c. ladingrestanten”: vloeibare lading die niet door het nalenssysteem uit de ladingtank en het leidingsysteem verwijderd kan worden, alsmede droge lading die niet door gebruikmaking van veegmachines, bezems of vacuümreinigers uit het laadruim verwijderd kan worden;

  • d. nalenssysteem”: systeem voor het zo volledig mogelijk legen van de ladingtanks en het leidingsysteem, overeenkomstig Aanhangsel II, waarbij slechts de niet lensbare ladingrestanten achterblijven;

  • e. overslagresten”: lading die bij de overslag buiten het laadruim op het schip terechtkomt;

  • f. bezemschoon laadruim”: laadruim waaruit de restlading is verwijderd met behulp van reinigingsapparaten, zoals bezems en veegmachines, doch zonder gebruikmaking van zuigende of spoelende apparaten, en waarin zich nog slechts ladingrestanten bevinden;

  • g. nagelensde ladingtank”: ladingtank waaruit de restlading met behulp van een nalenssysteem is verwijderd en waarin zich nog slechts ladingrestanten bevinden;

  • h. vacuümschoon laadruim”: laadruim waaruit de restlading door middel van afzuiging is verwijderd en waarin zich beduidend minder ladingrestanten bevinden dan in een bezemschoon laadruim;

  • i. nalossen”: het verwijderen van restlading uit de laadruimen, ladingtanks en leidingsystemen met behulp van daartoe geschikte middelen (bijv. bezems, veegmachines, afzuiging, nalenssysteem), waardoor de losstandaard:

    “bezemschoon laadruim” of

    “vacuümschoon laadruim”of

    “nagelensde ladingtank”

    wordt verkregen, alsmede het verwijderen van overslagresten en verpakkings- en stuwmateriaal;

  • j. wassen”: het verwijderen van ladingrestanten uit een bezemschoon of een vacuümschoon laadruim dan wel uit een nagelensde ladingtank door middel van gebruik van stoom of water;

  • k. wasschoon laadruim of wasschone ladingtank”: een laadruim dat of een ladingtank die na het wassen in beginsel voor elke soort lading geschikt is;

  • l. waswater”: water dat gebruikt is bij het wassen van een bezemschoon of vacuümschoon laadruim dan wel een nagelensde ladingtank. Hiertoe wordt eveneens gerekend het ballastwater en regenwater dat uit deze laadruimen of ladingtanks komt;

  • m. ontgassen”: het verwijderen van dampen overeenkomstig Aanhangsel IIIa uit een nagelensde ladingtank bij een ontvangstinrichting door gebruik te maken van hiervoor geschikte procedures en technieken;

  • n. ventileren”: de rechtstreekse afgifte van dampen uit de ladingtank aan de atmosfeer;

  • o. ontgaste of geventileerde ladingtank”: een ladingtank waaruit de dampen overeenkomstig de ontgassingsstandaarden van Aanhangsel IIIa zijn verwijderd.

Artikel 5.02. Verplichting van de Verdragsluitende Staten

Gewijzigd door Besluit CDNI 2017-I-4

De Verdragsluitende Staten verplichten zich ertoe om infrastructurele en andere voorzieningen voor de afgifte en inname van restlading, overslagresten, ladingrestanten, waswater en dampen tot stand te brengen dan wel te laten brengen.

Artikel 5.03. Zeeschepen

Gewijzigd door Besluit CDNI 2020-II-3

Dit Deel B geldt niet voor het laden en lossen van zeeschepen

Artikel 5.04. Toepassing van Deel B op dampen

Ingevoegt door Besluit CDNI 2017-I-4

  • 2 De bepalingen van Aanhangsel IIIa gelden in aanvulling op de bepalingen van de in het eerste lid, onderdeel b, genoemde richtlijn.

    Schepen waarvoor schriftelijk aangetoond kan worden dat zij overeenkomstig de voorschriften buiten het toepassingsgebied van het CDNI hebben ontgast, gelden als ontgaste schepen in de zin van deze regeling voor zover de waarden van Aanhangsel IIIa in acht worden genomen. De Conferentie der Verdragsluitende Partijen wijst, naast Richtlijn 94/63/EG en het ADN, de voorschriften aan die door haar als gelijkwaardig worden erkend met betrekking tot de ontgassingsbepalingen.

HOOFDSTUK VI. VERPLICHTINGEN VAN DE SCHIPPER

Artikel 6.01. Verbod tot inbrengen, lozen en uitstoten

Gewijzigd door Besluiten CDNI 2017-I-4 en CDNI 2018-II-5

  • 1 Het is verboden vanaf schepen delen van de lading, alsmede afval van de lading in de vaarweg te brengen dan wel te lozen, alsook dampen in de atmosfeer uit te stoten.

  • 2 Van het in het eerste lid bedoelde verbod zijn uitgezonderd

    • a. het waswater met ladingrestanten van stoffen ten aanzien waarvan de lozing in de vaarweg overeenkomstig Aanhangsel III en

    • b. de dampen ten aanzien waarvan de afgifte aan de atmosfeer door middel van ventileren overeenkomstig Aanhangsel IIIa

    uitdrukkelijk zijn toegestaan, indien de bepalingen van de bedoelde aanhangsels in acht zijn genomen.

  • 3 Indien

    • a. stoffen ten aanzien waarvan in Aanhangsel III uitsluitend een afgifte ter bijzondere behandeling voorgeschreven is, of

    • b. dampen ten aanzien waarvan in Aanhangsel IIIa een ontgassing voorgeschreven is,

    vrijkomen of dreigen vrij te komen, moet de schipper onverwijld de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit waarschuwen.

    Daarbij moet hij de plaats van het voorval alsmede de hoeveelheid en de aard van de stof of de dampen zo nauwkeurig mogelijk aangeven.

  • 4 De bevoegde nationale autoriteit beoordeelt de geoorloofdheid van de lozing of inbrenging van afval van de lading van stoffen die niet zijn vermeld in de Stoffenlijst opgenomen in Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling en stelt een voorlopige lozingsstandaard vast.

    De Conferentie der Verdragsluitende Partijen toetst dit voorstel en gaat eventueel over tot uitbreiding van de Stoffenlijst.

  • 5 In afwijking van het verbod van het eerste lid mogen dampen worden uitgestoten indien dit wordt vereist door een onvoorzien verblijf op de scheepswerf of door een onvoorziene reparatie ter plaatse door een scheepswerf of een andere gespecialiseerde onderneming en de dampen niet naar een ontvangstinrichting kunnen worden afgevoerd. Hierbij moeten de bepalingen van Aanhangsel IIIa, A.4, en onderdeel 7.2.3.7 van het ADN in acht worden genomen.

Artikel 6.03. Losverklaring

Gewijzigd door Besluiten CDNI 2012-I-2, CDNI 2021-I-5, CDNI 2017-I-4, CDNI 2023-I-5 en CDNI 2023-II-6

  • 1 Ieder schip dat binnen het toepassingsgebied van dit Verdrag is gelost, moet een geldige losverklaring aan boord hebben overeenkomstig het in Aanhangsel IV opgenomen model.

    Deze losverklaring moet ten minste zes maanden na afgifte aan boord worden bewaard.

    Bij schepen zonder stuurhuis en woonruimte mag de losverklaring ook op een andere plaats dan aan boord door de vervoerder worden bewaard.

  • 1b Er mag gebruik worden gemaakt van een losverklaring in elektronisch formaat, mits voldaan wordt aan:

    • a. de gegevensbescherming overeenkomstig Verordening (EU) 2016/6792 (algemene verordening gegevensbescherming) in de versie die van kracht is of overeenkomstig vergelijkbare nationale voorschriften van de Zwitserse Bondsstaat;

    • b. een tegen vervalsing beschermde handtekening overeenkomstig Verordening (EU) Nr. 910/2014 (eIDAS)3 in de versie die van kracht is of overeenkomstig vergelijkbare nationale voorschriften van de Zwitserse Bondsstaat;

    • c. de bescherming van de gegevens door implementatie van de dienovereenkomstige eisen in de onder a) genoemde voorschriften gewaarborgd is en het daardoor eveneens zeker is dat ongeoorloofde toegang wordt voorkomen;

    • d. de controleerbaarheid van de losverklaring aan boord dan wel in de bedrijfsadministratie van de exploitant van het schip mogelijk is;

    • e. de controleerbaarheid in de bedrijfsadministratie van de identiteit van degene die de losverklaring heeft opgesteld en degene die een ontvangstinrichting exploiteert, mogelijk is.

    Op verzoek van de controlerend ambtenaar van de bevoegde autoriteiten moet de losverklaring ter beschikking kunnen worden gesteld. De losverklaring mag in een leesbare elektronische versie ter beschikking worden gesteld.

  • 2 Bij het nalossen alsmede bij de afgifte en inname van afval van de lading moeten

    • a. bij wassen, de losstandaarden en de afgifte- en innamevoorschriften overeenkomstig Aanhangsel III en

    • b. bij ontgassen, de voorschriften en de ontgassingsstandaarden overeenkomstig Aanhangsel IIIa

    in acht worden genomen.

  • 3 Het schip mag na het laden de reis pas voortzetten, nadat de schipper zich ervan overtuigd heeft dat de overslagresten zijn verwijderd.

  • 4a Het schip mag na het lossen de reis pas voortzetten, indien,

    • een losverklaring is voorgelegd door de ladingontvanger of indien de ladingontvanger of verlader gebruikt maakt van een overslaginstallatie, door de exploitant van die overslaginstallatie (artikel 7.08);

    • de schipper door ondertekening van deel 2 a) van de losverklaring bevestigd heeft dat alle maatregelen ten aanzien van het lossen van het schip zoals door de ladingontvanger of overslaginstallatie vermeld zijn in de vakken 1 tot en met 10, zijn uitgevoerd. Hiertoe behoort ook de toewijzing van een ontvangstinrichting voor het in ontvangst nemen van scheepsafval of dampen (artikel 7.01, eerste lid).

  • 4b Tijdens de vaart is de schipper verplicht door ondertekening van deel 2 b) van de losverklaring te verklaren:

    • of er waswater is ontstaan (bij het wassen tijdens de vaart);

    • hoeveel waswater aan boord is ontstaan en de locatie daarvan;

    • of na het vertrek bij de overslaginstallatie alsnog een verenigbare vervolglading is aangeboden (7.04, derde lid 3, onderdeel c).

  • 5 Voor schepen die eenheidstransporten uitvoeren, geldt slechts het verwijderen en overnemen van de overslagresten.

  • 6 Indien laadruimen of ladingtanks gewassen worden en indien het waswater dat daarbij ontstaat overeenkomstig de losstandaarden en de afgifte- en innamevoorschriften van Aanhangsel III niet in het water mag worden geloosd, mag het schip de reis pas voortzetten nadat in de losverklaring is bevestigd dat:

    • de overslaginstallatie het waswater heeft overgenomen, of

    • aan de schipper een ontvangstinrichting is toegewezen en

    • de schipper heeft meegedeeld of hij tijdens de vaart de laadruimen of ladingtanks al dan niet zal wassen.

  • 7 Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op schepen die gebruikt worden voor:

    • a. het vervoer van containers,

    • b. het vervoer van verrijdbare lading (Ro-Ro), stukgoed, bijzonder- of zwaar transport, of grote apparaten.

    Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op schepen die uitsluitend gebruikt worden voor:

    • a. de levering van brandstoffen, drinkwater en boordvoorraden aan zee- en binnenschepen (bevoorradingsschepen),

    • b. de verzameling van olie- en vethoudend afval van zee- en binnenschepen,

    • c. het vervoer van vloeibare gassen (ADN, type G),

    • d. het vervoer van zwavel in vloeibare toestand (bij 180°C), cementpoeder, vliegas, en daarmee vergelijkbare goederen die als stortgoed of als verpompbare lading worden vervoerd en waarbij gebruik wordt gemaakt van een systeem voor het laden, lossen en opslaan aan boord dat uitsluitend voor de betreffende goederensoort geëigend is;

    • e. het vervoer van zand, grind en/of baggerspecie vanaf de baggerput of winlocatie naar een loslocatie.

    Deze bepaling vindt geen toepassing wanneer het schip meerdere soorten lading tegelijkertijd vervoert.

    In individuele gevallen kan de bevoegde autoriteit in vergelijkbare omstandigheden een schip in het kader van het uitvoeren van specifiek vervoer ontheffen van de toepassing van het eerste en het vierde lid. Het bewijs van deze ontheffing dient aan boord aanwezig te zijn.

  • 8 Het eerste en het vierde lid zijn eveneens niet van toepassing in het geval van een lossing van de lading in een zeeschip. De schipper dient de hier bedoelde lossing te kunnen staven met desbetreffende vervoersdocumenten en moet deze op verzoek aan toezichthoudende autoriteiten tonen.

HOOFDSTUK VII. VERPLICHTINGEN VAN DE VERVOERDER, DE VERLADER, DE LADINGONTVANGER EN DE EXPLOITANT VAN DE OVERSLAGINSTALLATIE

Artikel 7.01. Bevestiging van de inname

Gewijzigd door Besluiten CDNI 2017-I-4 en CDNI 2017-I-5

  • 1 De ladingontvanger geeft ten aanzien van het schip in de losverklaring bedoeld in artikel 6.03, de bevestiging inzake het lossen, het nalossen en, voor zover hij daartoe verplicht is, het wassen van de laadruimen of ladingtanks of het ontgassen van de ladingtanks, alsmede de inname van afval van de lading dan wel eventueel de toewijzing van een ontvangstinrichting. Hij dient een kopie van de door hem en de schipper ingevulde en ondertekende losverklaring gedurende ten minste zes maanden na afgifte te bewaren.

  • 2 Voor zover de ladingontvanger het waswater, dat niet in de vaarweg geloosd mag worden, niet zelf aanneemt, bevestigt de exploitant van de ontvangstinrichting het schip de inname van het waswater. Hij dient een kopie van de door hem, de ladingontvanger en de schipper ingevulde en ondertekende losverklaring gedurende ten minste zes maanden na afgifte te bewaren.

  • 3 Voor zover het schip aan een ontvangstinrichting voor het ontgassen werd doorverwezen, bevestigt de exploitant van deze inrichting de ontgassing van het schip in de losverklaring. De exploitant dient een kopie van de door hem en de schipper ingevulde en ondertekende losverklaring gedurende ten minste zes maanden na afgifte te bewaren.

Artikel 7.02. Beschikbaarstelling van het schip

Gewijzigd door Besluiten CDNI 2015-II-3 en 2017-I-4

  • 1 De vervoerder stelt de verlader het schip met een zodanige losstandaard ter beschikking dat de lading onbelemmerd vervoerd en afgeleverd kan worden. Dat is in de regel het geval met een losstandaard “laadruim bezemschoon” of “nagelensde ladingtank” en wanneer het schip vrij van overslagresten is.

  • 2 Een hogere losstandaard, het wassen of het ontgassen kan vooraf schriftelijk worden overeengekomen. Een kopie van deze overeenkomst moet ten minste tot de losverklaring is ingevuld na het lossen en het reinigen van het schip aan boord van het schip bewaard worden.

  • 3 Bij aanvang van het laden wordt het schip geacht door de vervoerder ter beschikking te zijn gesteld in de toestand welke overeenkomt met de eisen van het eerste of tweede lid.

Artikel 7.03. Laden en lossen

Gewijzigd door Besluit 2017-I-4

  • 1 Tot het laden en lossen van een schip behoren ook de maatregelen tot nalossen alsmede

    • a. bij wassen, voor het wassen en

    • b. bij ontgassen, voor het ontgassen

    die ingevolge dit Deel B zijn vereist. De restlading behoort zo veel mogelijk aan de lading te worden toegevoegd.

  • 2 Bij het laden draagt de verlader er zorg voor dat het schip vrij van overslagresten blijft. Zijn echter toch overslagresten ontstaan, dan draagt de verlader na het laden zorg voor de verwijdering van deze overslagresten, tenzij iets anders is overeengekomen.

  • 3 Bij het lossen draagt de ladingontvanger er zorg voor dat het schip vrij van overslagresten blijft. Zijn echter toch overslagresten ontstaan, dan draagt de ladingontvanger zorg voor de verwijdering. Overslagresten behoren zo veel mogelijk aan de lading te worden toegevoegd.

Artikel 7.04. 4Oplevering van het schip

Gewijzigd door Besluit CDNI 2016-I-5, CDNI 2017-I-4, CDNI 2023-I-5 en CDNI 2023-II-5

  • 1 Bij droge lading dient de ladingontvanger ervoor te zorgen dat na het lossen, overeenkomstig de losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften bedoeld in Aanhangsel III, het laadruim bezemschoon dan wel vacuümschoon ter beschikking wordt gesteld. Hij is verplicht aanwezige restlading alsmede overslagresten van het geloste schip in ontvangst te nemen.

    Bij vloeibare lading dient de verlader ervoor te zorgen dat na het lossen de ladingtank nagelensd ter beschikking wordt gesteld. Het lossen met inbegrip van het nalossen met behulp van een nalenssysteem wordt door de schipper uitgevoerd, tenzij in de vervoersovereenkomst iets anders is overeengekomen. De leiding voor de inname van restlading dient van een aansluiting overeenkomstig model 1 van Aanhangsel II te zijn voorzien. Bij gebruik van het nalenssysteem aan boord van het schip mag vóór het moment van nalenzen de tegendruk in het buizenstelsel van de ladingontvanger 3 bar niet overschrijden. De exploitant van de overslaginstallatie is verplicht de restlading in ontvangst te nemen.

  • 2 In geval van:

    • a. droge lading is de ladingontvanger verplicht voor een wasschoon laadruim te zorgen, indien het schip goederen heeft vervoerd waarvan de ladingrestanten overeenkomstig de losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften van Aanhangsel III niet met het waswater in het water geloosd mogen worden;

    • b. vloeibare lading is de verlader verplicht voor een

      • aa. wasschone ladingtank te zorgen, indien het schip goederen heeft vervoerd waarvan de ladingrestanten overeenkomstig de losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften van Aanhangsel III niet met het waswater in het water geloosd mogen worden,

      • bb. ontgaste ladingtank te zorgen, indien het schip goederen heeft vervoerd waarvan de dampen overeenkomstig de ontgassingsstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften van Aanhangsel IIIa niet in de atmosfeer geventileerd mogen worden.

    Voorts moeten de verantwoordelijke personen krachtens de eerste zin voor een wasschoon laadruim respectievelijk een wasschone en/of ontgaste ladingtank zorgen wanneer dit laadruim of deze ladingtank krachtens een overeenkomst vóór de belading overeenkomstig artikel 7.02, tweede lid, gewassen of ontgast was.

  • 3

    • a. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op laadruimen en ladingtanks van schepen die eenheidstransporten uitvoeren voor zover bij een volgende belading de dampen overeenkomstig Aanhangsel IIIa door de overslaginstallatieworden opgevangen en niet in de atmosfeer terechtkomen. De vervoerder dient dit schriftelijk te kunnen aantonen. In dit geval moet in de losverklaring het vakje 6a) worden aangekruist. Het bewijs dient aan boord aanwezig te zijn.

    • b. Het tweede lid is niet van toepassing op (na)ladingtanks van schepen die verenigbare transporten uitvoeren voor zover bij een volgende belading de dampen overeenkomstig Aanhangsel IIIa door de overslaginstallatie worden opgevangen en niet in de atmosfeer terechtkomen. De vervoerder dient dit schriftelijk te kunnen aantonen. In dit geval moet in de losverklaring het vakje 6 b) worden aangekruist. Het bewijs dient tot en met het lossen van de verenigbare vervolglading aan boord aanwezig te zijn.

      De bepalingen van Aanhangsel IIIa zijn niet meer van toepassing als de schipper kan aantonen dat na belading en voor vertrek bij de overslaginstallatie:

      • voor iedere afzonderlijke ladingtank de drie opvolgende ladingen bestonden uit een product dat niet onder de verbodsbepaling van Aanhangsel IIIa valt en waarbij deze tanks voor ten minste 50% waren beladen, of

      • iedere afzonderlijke ladingtank voor ten minste 95% gevuld was met een product dat niet onder de verbodsbepaling van Aanhangsel IIIa valt,

      • of indien de dampen aantoonbaar overeenkomstig de voorwaarden van Aanhangsel IIIa zijn opgevangen.

    • c. Indien op het ogenblik van het lossen de vervolglading niet bekend is, maar verwacht wordt dat die verenigbaar zal zijn, kan de toepassing van het tweede lid worden uitgesteld. De verlader (bij vloeibare lading) of de ladingontvanger (bij droge lading) dient ten voorlopige titel een ontvangstinrichting voor waswater of voor het ontgassen aan te wijzen, die in de losverklaring aangegeven dient te worden. Bovendien moet in de losverklaring het vakje 6 c) worden aangekruist. Indien aantoonbaar vaststaat, alvorens de in de losverklaring aangegeven ontvangstinstallatie wordt aangelopen door de vervoerder/schipper, dat de vervolglading verenigbaar is, en bij een volgende belading dampen kunnen worden opgevangen die niet in de atmosfeer mogen worden uitgestoten volgens aanhangsel IIIa (tabel I tot en met III) vermeldt de schipper dit in vak 13 van deel 2 b) van de losverklaring. In dit geval hoeft niet gewassen of ontgast te worden. In alle andere gevallen zijn de bepalingen voor het wassen of ontgassen onverkort van toepassing.

      Het bewijs van de verenigbare vervolglading dient tot en met het lossen van de verenigbare vervolglading aan boord aanwezig te zijn.

      De bepalingen van Aanhangsel IIIa zijn niet meer van toepassing als de schipper kan aantonen dat na belading en voor vertrek bij de overslaginstallatie:

      voor iedere afzonderlijke ladingtank de drie opvolgende ladingen bestonden uit een product dat niet onder de verbodsbepaling van Aanhangsel IIIa valt en waarbij deze tanks voor ten minste 50% waren beladen, of

      iedere afzonderlijke ladingtank voor ten minste 95% gevuld was met een product dat niet onder de verbodsbepaling van Aanhangsel IIIa valt,

      of indien de dampen aantoonbaar overeenkomstig de voorwaarden van Aanhangsel IIIa zijn opgevangen.

  • 4 Indien de ladingontvanger of de verlader het schip na de overeengekomen lostijd of de overeengekomen ligdagen niet overeenkomstig de bepalingen van dit artikel alsmede van artikel 7.03 aflevert, kan de vervoerder het schip in de voorgeschreven toestand brengen dan wel laten brengen. De kosten hiervoor, met inbegrip van de daardoor ontstane liggelden, voor zover deze niet op een toerekenbare tekortkoming van de vervoerder terug te voeren zijn, komen ten laste van de ladingontvanger of de verlader.

Artikel 7.05. Ladingrestanten en waswater

Gewijzigd door Besluit 2017-I-4

  • 1 Bij droge lading is de ladingontvanger verplicht het waswater in ontvangst te nemen dat na het wassen overeenkomstig artikel 7.04, tweede lid, is ontstaan, dan wel na overleg met de vervoerder de schipper een ontvangstinrichting toe te wijzen.

  • 2 Bij vloeibare lading is de verlader verplicht de vervoerder in de vervoersovereenkomst een ontvangstinrichting toe te wijzen voor het waswater, dat na het wassen overeenkomstig artikel 7.04, tweede lid, ontstaat.

  • 2a Bij vloeibare lading, waarbij dampen ontstaan die een ontgassing vereisen overeenkomstig artikel 7.04 tweede lid is de verlader verplicht de vervoerder in de vervoersovereenkomst een ontvangstinrichting toe te wijzen, waar het schip na het lossen (met inbegrip van het nalossen en de verwijdering van de overslagresten) ontgast moet worden.

  • 3 Deze ontvangstinrichting behoort zich in de nabijheid van de overslaginstallatie of langs de weg naar de volgende door het schip aan te lopen overslaginstallatie te bevinden.

Artikel 7.06. Kosten

Gewijzigd door Besluit 2017-I-4

  • 1 Bij droge lading draagt de ladingontvanger de kosten van het nalossen en het wassen van het laadruim ingevolge artikel 7.04 en de kosten van inname van waswater ingevolge artikel 7.05, eerste lid, met inbegrip van de daardoor ontstane kosten voor wachttijden en omwegen. Dat geldt ook voor regenwater dat in de laadruimen is geraakt nadat met het laden is begonnen doch voordat het lossen overeenkomstig artikel 7.03, eerste lid, is beëindigd, indien niet was overeengekomen dat het vervoer afgedekt zou plaatsvinden.

    Bij eenheidstransporten voor dezelfde verlader neemt deze op eigen kosten vóór het beladen het regenwater in ontvangst, dat na beëindiging van de voorafgaande lossing in het laadruim terecht is gekomen.

  • 2 Bij vloeibare lading draagt de verlader de kosten van het nalossen en bij

    met inbegrip van de eventueel daardoor ontstane kosten voor wachttijden en omwegen.

  • 3 De kosten van afgifte van waswater uit laadruimen en ladingtanks of van de ontgassing van ladingtanks die niet met de voorgeschreven standaarden overeenstemmen, komen ten laste van de vervoerder.

Artikel 7.07. Overeenkomst tussen de verlader en de ladingontvanger

Verlader en ladingontvanger kunnen onderling ook een verdeling van hun verplichtingen overeenkomen, die afwijkt van de in deze bijlage beschreven verdeling van verplichtingen, zonder dat dit gevolgen mag hebben voor de vervoerder.

Artikel 7.08. Overgang van rechten en verplichtingen van de verlader of de ladingontvanger op de exploitant van de overslaginstallatie

Indien de verlader of de ladingontvanger bij het laden of het lossen van het schip gebruik maakt van een overslaginstallatie, gaan de rechten en verplichtingen van de verlader of de ladingontvanger, zoals neergelegd in de artikelen 7.01, eerste lid, alsmede 7.03, 7.04 en 7.05, over op de exploitant van de overslaginstallatie. Met betrekking tot de kosten bedoeld in artikel 7.06 geldt dit slechts voor de verwijdering en inname van de overslagresten.

Artikel 7.09. Vervoersdocumenten

Gewijzigd door Besluit CDNI 2023-I-5

De verlader vermeldt in de vervoersovereenkomst en vervoersdocumenten de volgende informatie:

  • de naam en het viercijferige nummer overeenkomstig Aanhangsel III van elke goederensoort die hij voor vervoer heeft aangeboden en,

  • het UN-nummer overeenkomstig Aanhangsel IIIa en,

  • de variabele AVFL-waarde (afhankelijk van de samenstelling van het mengsel) indien deze niet is vermeld in kolom 3 van de tabellen I tot en met III van Aanhangsel IIIa.

DEEL C. VERZAMELING, AFGIFTE EN INNAME VAN OVERIG SCHEEPSBEDRIJFSAFVAL

HOOFDSTUK VIII. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 8.01. Begripsbepalingen

In dit deel wordt verstaan onder:

  • a) „huishoudelijk afvalwater”: afvalwater uit keukens, eetruimten, wasruimten en bijkeukens, alsmede toiletwater;

  • b) „huisvuil”: organisch en anorganisch afval afkomstig uit het huishouden en van restaurants, echter zonder bestanddelen van het overig gedefinieerde scheepsbedrijfsafval;

  • c) „zuiveringsslib”: restanten, die bij gebruik van een zuiveringsinstallatie aan boord van het schip ontstaan;

  • d) „slops”: verpompbaar of niet verpompbaar mengsel bestaande uit ladingrestanten met waswaterrestanten, roest of slib;

  • e) „klein gevaarlijk afval”: scheepsbedrijfsafval, met uitzondering van het olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval en de in de onderdelen a tot en met d genoemde afvalsoorten;

  • f) „hotelschip”: een passagiersschip met hutten voor de overnachting van passagiers.

Artikel 8.02. Verplichtingen van de Verdragsluitende Staten

  • 1 De Verdragsluitende Staten zijn verplicht ontvangstinrichtingen voor huisvuil ter beschikking te stellen of ter beschikking te laten stellen:

    • a) bij de overslaginstallaties of in havens,

    • b) aan de aanlegplaatsen voor passagiersschepen voor de daar aanleggende passagiers schepen,

    • c) bij bepaalde ligplaatsen en sluizen voor de doorgaande scheepvaart.

  • 2 De Verdragsluitende Staten zijn verplicht, binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag, voor slops en klein gevaarlijk afval ontvangstinrichtingen in havens in te richten of te laten inrichten.

  • 3 De Verdragsluitende Staten verplichten zich overeenkomstig de voorschriften van artikel 4, eerste lid, van dit Verdrag ontvangstinrichtingen voor huishoudelijk afvalwater in te richten of te laten inrichten bij bepaalde als vaste of voor overnachting dienende ligplaatsen.

    Bij ligplaatsen voor schepen als bedoeld in artikel 9.01, derde lid, moeten vóór het in artikel 9.01, derde lid, genoemde tijdstip ontvangstinrichtingen worden ingericht.

HOOFDSTUK IX. VERPLICHTINGEN VAN DE SCHIPPER

Artikel 9.01. Verbod tot inbrengen en lozen

  • 1 Het is verboden huisvuil, slops, zuiveringsslib en klein gevaarlijk afval vanaf schepen in de vaarweg te brengen of te lozen.

  • 2 Indien het in het eerste lid genoemde afval vrijkomt of dreigt vrij te komen, moet de schipper onverwijld de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit waarschuwen. Daarbij moet hij de plaats van het voorval alsmede de hoeveelheid en de aard van de stof zo nauwkeurig mogelijk aangeven.

  • 3 De lozing van huishoudelijk afvalwater is verboden voor passagiersschepen met meer dan 12 passagiers en voor hotelschepen met meer dan 12 slaapplaatsen. Dit verbod geldt met ingang van 1 januari 2025 voor hotelschepen met minder dan 50 slaapplaatsen en voor passagiersschepen, die toegelaten zijn voor het vervoer van minder dan 50 passagiers.

  • 4 Dit verbod is niet van toepassing op passagiersschepen die

    • niet vallen onder de technische voorschriften met betrekking tot de verplichting om uitgerust te zijn met verzameltanks voor huishoudelijk afvalwater of met boordzuiveringsinstallaties, of

    • op individuele basis zijn vrijgesteld van deze verplichting,

    overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn of Richtlijn (EU) 2016/16295.

  • 5 Het in het derde lid genoemde verbod geldt niet voor passagiersschepen die beschikken over toegelaten boordzuiveringsinstallaties die voldoen aan de grens- en controlewaarden zoals opgenomen in Aanhangsel V.

Artikel 9.02. Afwijkingen van het lozingsverbod voor huishoudelijk afvalwater

De Verdragsluitende Staten kunnen voor schepen als bedoeld in artikel 9.01, derde lid, voor welke de nakoming van het lozingsverbod voor huishoudelijk afvalwater praktisch moeilijk uitvoerbaar is of onredelijk hoge kosten met zich meebrengt, een passend regime voor uitzonderingsmogelijkheden overeenkomen en de voorwaarden vastleggen waaronder deze uitzonderingen als gelijkwaardig kunnen worden aangemerkt.

Artikel 9.03. Verzameling en behandeling aan boord, afgifte aan ontvangstinrichtingen

  • 1 De schipper dient zeker te stellen dat het in artikel 9.01, eerste lid, genoemde afval gescheiden wordt verzameld en afgegeven. Huisvuil dient, indien mogelijk, gescheiden naar de categorieën papier, glas, harde (plastic) kunststoffen, verpakkingsafval (plastic, metaal en drankkartons), restafval en overig afval te worden afgegeven.

  • 3 De exploitanten van passagiersschepen die over boordzuiveringsinstallaties beschikken welke voldoen aan Aanhangsel V, dienen zelf op passende wijze te zorgen voor de correcte afgifte van het zuiveringsslib tegen ontvangstbewijs volgens de nationale voorschriften.

  • 4 De schipper van een passagiersschip dat krachtens artikel 9.01, derde lid, onder het lozingsverbod voor huishoudelijk afvalwater valt, dient zeker te stellen dat het huishoudelijk afvalwater op een passende wijze aan boord van het schip wordt verzameld en overeenkomstig artikel 8.02, derde lid, bij een installatie of inzamelstation wordt afgegeven, voor zover het passagiersschip niet over een boordzuiveringsinstallatie overeenkomstig artikel 9.01, vijfde lid, beschikt.

  • 5 De in het eerste lid bedoelde ingezamelde afvalstoffen dienen aan boord opgeslagen te worden in daarvoor geschikte verzamelreservoirs die voorzien zijn van geëigende pictogrammen.

HOOFDSTUK X. VERPLICHTINGEN VAN DE EXPLOITANT VAN DE ONTVANGSTINRICHTING

Artikel 10.01. Inname door de ontvangstinrichtingen

  • 1 De exploitant van de ontvangstinrichting dient zeker te stellen dat het in artikel 9.01, eerste lid, genoemde afval gescheiden afgegeven kan worden.

  • 2 De exploitant van de ontvangstinrichting geeft de schipper overeenkomstig de nationale voorschriften een verklaring inzake de afgifte van slops.

DEEL D. OVERGANGSBEPALINGEN EN AFWIJKINGEN

HOOFDSTUK XI. OVERGANGSBEPALINGEN EN AFWIJKINGEN

Artikel 11.01. Overgangsbepalingen

Voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage die het gevolg zijn van de wijziging van het Verdrag om er het verbod tot het uitstoten van dampen in de atmosfeer in op te nemen gelden volgende overgangsbepalingen:

  • a) voor de dampen van de goederen vermeld in de tabel I in Aanhangsel IIIa geldt het verbod met ingang van de datum van in werking treden van de wijziging vastgesteld overeenkomstig artikel 19, vierde lid, van het Verdrag;

  • b) voor de dampen van de goederen vermeld in de tabel II in Aanhangsel IIIa geldt het verbod na een periode van twee jaar na de in onderdeel a vermelde datum;

  • c) voor de dampen van de goederen vermeld in de tabel III in Aanhangsel IIIa geldt het verbod na een periode van drie jaar na de in onderdeel a vermelde datum6.

Artikel 11.02. Afwijkingen

De Verdragsluitende Partijen kunnen in individuele gevallen afwijkingen van de bepalingen van deze bijlage overeenkomen mits deze als gelijkwaardig kunnen worden beschouwd. De afwijkingen moeten door de Conferentie van Verdragsluitende Partijen worden goedgekeurd en kunnen voor het vastgelegde toepassingsgebied en onder de vastgestelde voorwaarden door de bevoegde autoriteiten met onmiddellijke ingang worden toegestaan.

Aanhangsel I. Behorende bij de Uitvoeringsregeling

Model voor het olie-afgifteboekje

OLIE-AFGIFTEBOEKJE 7

Bladzijde 1

 

Volgnummer: ....................

..............................

Aard van het schip

.................................................

Naam van het schip

Uniek Europees scheepsidentificatienummer:

..........................

Plaats van afgifte:

...........................

Datum van afgifte:

...........................

Dit boekje telt

...... bladzijden.

Stempel en ondertekening van de autoriteit die het boekje heeft afgegeven

...........................

Bladzijde 2

Afgifte van het olie-afgifteboekje

Het eerste olie-afgifteboekje, daartoe op bladzijde 1 voorzien van het volgnummer 1, wordt door een bevoegde autoriteit op vertoon van het geldige certificaat van onderzoek of van een gelijkwaardig erkend bewijs afgegeven. Deze autoriteit vult tevens de gegevens op bladzijde 1 in.

Alle volgende olie-afgifteboekjes worden door een bevoegde autoriteit afgegeven nadat deze daarop het aansluitende volgnummer heeft aangebracht. Ieder volgend olie-afgifteboekje mag echter slechts na overleggen van het vorige boekje worden afgegeven. Het vorige boekje wordt op onuitwisbare wijze als „ongeldig” gemerkt. Na het verkrijgen van een nieuw olie-afgifteboekje moet het voorgaande boekje gedurende ten minste zes maanden na de laatste daarin vermelde datum van afgifte aan boord worden bewaard.

Bladzijde 3 en volgende

1. Geaccepteerde olie- en vethoudende scheepsbedrijfsafvalstoffen:

1.1 afgewerkte olie

........................ l

1.2 Bilgewater van

 
  • machinekamer achter

  • machinekamer voor

  • andere ruimten

  • ........................ l

  • ........................ l

  • ........................ l

1.3 Overige olie- of vethoudende afvalstoffen:

 
  • gebruikte poetslappen

  • afgewerkt vet

  • gebruikte filter

  • verpakkingen

  • ................kg

  • .............kg

  • ..............stuk

  • .................stuk

2. Opmerkingen:

 

2.1 niet geaccepteerd afval ..........................................................................................................................................................................................................................................................

2.2 overige opmerkingen: ...................................................................................................................................................................................

Plaats ......................................................

Datum .....................................................

 

Ondertekening en stempel van de ontvangstinrichting

.........................................

______________

Aanhangsel II. Behorende bij de Uitvoeringsregeling (Artikel 5.01, onderdeel d)

Eisen aan het nalenssysteem
  • 1. Het nalenssysteem moet vast op het schip geïnstalleerd zijn.

  • 2. De walaansluiting van de laad- en losleiding, waarmee geladen of gelost wordt, moet voorzien zijn van een inrichting voor de afgifte van restlading overeenkomstig model 1.

  • 3. Het nalenssysteem moet voor de ingebruikname met water als beproevingsmiddel door een door de bevoegde autoriteiten toegelaten onderzoeksbureau worden beproefd. Beproeving en vaststelling van de resthoeveelheden moeten geschieden overeenkomstig model 2. Wordt het systeem later omgebouwd dan dient voor de hernieuwde ingebruikname dezelfde beproeving uitgevoerd te worden. De volgende resthoeveelheden mogen niet worden overschreden:

    • i. bij dubbelwandige schepen:

      • a. 5 liter gemiddeld per ladingtank;

      • b. 15 liter per pijpleidingsysteem;

    • ii. bij enkelwandige schepen:

      • a. 20 liter gemiddeld per ladingtank;

      • b. 15 liter per leidingsysteem.

De als uitkomst van de beproeving van het nalenssysteem vastgestelde resthoeveelheden moeten in het bewijs overeenkomstig model 3 worden vermeld. Dit bewijs moet aan boord van het schip worden meegevoerd.

Aanhangsel II. Model 1

Inrichting voor de afgifte van resthoeveelheden
Bijlage 10000053078.png
  • 1. Aansluiting voor de afgifte van resthoeveelheden. Aansluiting conform CEFIC.

  • 2. Aansluiting voor de walinstallatie om de resthoeveelheden door middel van gas aan land te persen. Aansluiting conform CEFIC.

Aanhangsel II. Model 2

Beproeving van het nalenssysteem
  • 1. Voor de aanvang van de beproeving moeten de ladingtanks en de bijbehorende pijpleidingen schoon zijn. De ladingtanks moeten zonder risico betreden kunnen worden.

  • 2. Tijdens de beproeving mogen slagzij en trim van het schip niet boven de normale operationele waarden liggen.

  • 3. Tijdens de beproeving moet een tegendruk worden gegarandeerd van ten minste 300 kPa (3 bar) ter plaatse van de inrichting voor de afgifte aan de losleiding.

  • 4. De beproeving moet inhouden:

    • a) het met water vullen van de ladingtank totdat de zuigmond in de ladingtank onder water staat;

    • b) het leeg pompen en het met behulp van het nalenssysteem ledigen van de ladingtanks en de bijbehorende pijpleidingen;

    • c) het op de volgende plaatsen verzamelen van waterrestanten:

      • in de nabijheid van de zuigmond;

      • op de bodem van de ladingtank waarop water is achtergebleven;

      • op het laagste punt van de lospomp;

      • op alle laagste punten van de bijbehorende pijpleidingen tot aan de inrichting voor de afgifte.

  • 5. De hoeveelheid, overeenkomstig punt 4, onder c, verzameld water moet nauwkeurig worden vastgesteld en in de verklaring van de beproeving van het nalenssysteem overeenkomstig model 3 worden vermeld.

  • 6. De bevoegde autoriteit of het erkende classificatiebureau moet alle voor de beproeving vereiste operationele handelingen in de verklaring van de beproeving vastleggen. Deze verklaring moet ten minste de volgende gegevens bevatten:

    • trim van het schip tijdens de beproeving;

    • slagzij van het schip tijdens de beproeving;

    • volgorde waarin de ladingtanks gelost werden;

    • tegendruk aan de inrichting voor de afgifte;

    • resthoeveelheid per ladingtank;

    • resthoeveelheid per pijpleidingsysteem;

    • duur van het nalenzen;

    • ingevuld ladingtankplan.

Aanhangsel III. van de Uitvoeringsregeling

Losstandaarden en afgifte-/innamevoorschriften met betrekking tot het geoorloofd lozen van waswater8 met ladingrestanten

(Versie 2018)

Aanwijzingen voor de toepassing van de tabel

Voor het lozen van waswater9 met ladingrestanten uit laadruimen of ladingtanks die voldoen aan de gedefinieerde losstandaarden in artikel 5.01 van Deel B van de Uitvoeringsregeling, worden in de volgende tabel, afhankelijk van de soort lading en de losstandaard van de laadruimen en ladingtanks, de afgifte-/innamevoorschriften aangegeven. De kolommen in de tabel hebben de volgende betekenis:

  • 1. Kolom 1: vermeldt het goederennummer volgens NSTR (goederennaamlijst voor de vervoersstatistiek) met een beperkte wijziging in de toewijzing van stoffen aan het goederennummer op grond van de chemische kwaliteit en de milieurisicobeoordeling.

  • 2. Kolom 2: aard van de goederen, omschrijving volgens NSTR met enkele verwisselingen op grond van de chemische kwaliteit en de milieurisicobeoordeling.

  • 3. Kolom 3: lozing van waswater in het water toegestaan, mits voor het wassen is voldaan aan de voorgeschreven losstandaard, te weten

    A: bezemschoon of nagelensd in de laadruimen of ladingtanks

    of

    B: vacuümschoon in de laadruimen.

  • 4. Kolom 4: afgifte van waswater

    • a) door lozing op een daarvoor geschikte riolering (naar een zuiveringsinstallatie) of

    • b) door afvoer naar een zuiveringsinstallatie of

    • c) door afgifte in een waterbehandelingsinstallatie bij de ladingontvanger, de overslaginstallatie of de ontvangstinrichting voor waswater door middel van de daartoe bestemde aansluitingen,

    mits voor het wassen is voldaan aan de per geval voorgeschreven losstandaard, te weten

    A: bezemschoon of nagelensd in de laadruimen of ladingtanks

    of

    B: vacuümschoon in de laadruimen.

    Bevat het waswater sedimenteerbare stoffen (zoals deeltjes of zand) die de riolering kunnen verstoppen, dan moeten deze stoffen voorafgaand aan de lozing op de openbare riolering voor zover mogelijk met geschikte middelen en technieken worden afgescheiden (bijvoorbeeld in een bezinktank of via een coalescentieafscheider).

    De onder a tot en met c genoemde ontvangstinrichtingen (zuiveringsinstallatie of waterbehandelingsinstallatie) moeten – voor zover de nationale bepalingen van de verdragsluitende partijen dit voorzien – zijn toegelaten.

  • 5. Kolom 5: afgifte van waswater aan ontvangstinrichtingen voor bijzondere behandeling S. De behandelwijze hangt af van de aard van de soort lading, in de regel afvoer van het waswater naar een geschikte verwerkingsinstallatie (geen afgifte aan een waterzuivering). Voor zover dit wordt aangegeven door een overeenkomstige opmerking in kolom 6, is ook een alternatieve behandeling zoals over de opgeslagen lading spuiten mogelijk.

    Ook bij een bijzondere behandeling van het waswater moet – voor zover dit technisch mogelijk is – voorafgaand aan het wassen ten minste de losstandaard A (bezemschoon of nagelensd) worden aangehouden.

  • 6. Kolom 6: verwijzingen naar opmerkingen in de voetnoten.

  • 7. De afgifte van het waswater na toepassing van de losstandaarden moet overeenkomstig de vermeldingen in de kolommen 3 tot en met 6 plaatsvinden.

    Een „X” in kolom 3 of 4 betekent dat het verboden is waswater op deze wijze te verwijderen.

    Indien in kolom 4 geen vermelding staat, kan de afgifte van het waswater toch op deze wijze plaatsvinden, voor zover ten minste de losstandaard uit kolom 3 wordt aangehouden (een strengere losstandaard is altijd toegestaan).

  • 8. Verdere aanwijzingen voor de toepassing van de tabel

    • a) Indien de laadruimen of ladingtanks voorafgaand aan het wassen niet ten minste voldoen aan de voorgeschreven losstandaard A of B, is afgifte van het waswater voor bijzondere behandeling S verplicht.

    • b) Betreft het ladingrestanten van verschillende goederen dan is het goed met het strengste afgifte-/innamevoorschrift in de tabel voor de verwijdering bepalend. Hierbij moet tevens rekening worden gehouden met de hulpstoffen (zoals reinigingsmiddelen) die aan het waswater zijn toegevoegd. Waswater dat reinigingsmiddelen bevat mag niet in het water worden geloosd.

    • c) Bij goederen uit aanhangsel III, die met minerale olie of andere stoffen zijn besmeurd die krachtens aanhangsel III een bijzondere behandeling vereisen, is bij de reiniging van de ladingtank of van het laadruim een bijzondere behandeling S van het waswater vereist.

    • d) Bij vervoer van stukgoed zoals voertuigen, containers, grootverpakkingsmateriaal, verpakte goederen, goederen op pallets, wordt het afgifte-/innamevoorschrift bepaald door de hierin aanwezige losse of vloeibare goederen die als gevolg van beschadigingen of lekkages zijn vrijgekomen.

    • e) Regenwater en ballastwater uit wasschone laadruimen en ladingtanks mag in het water geloosd worden. Regenwater en ballastwater uit niet wasschone laadruimen en ladingtanks mag in het water geloosd worden, mits na het lossen van het laatst vervoerde product is voldaan aan de in kolom 3 voorgeschreven losstandaard.

    • f) Waswater van bezemschone gangboorden en van andere licht vervuilde oppervlakken bijv. luiken, dekken etc. mag in het water geloosd worden.

    • g) De afgifte van waswater voor een bijzondere behandeling (kolom 5) is – ook wanneer dit niet vereist is in kolom 5 – in principe mogelijk. Ook bij een bijzondere behandeling van het waswater moet voorafgaand aan het wassen – voor zover dit technisch mogelijk is – ten minste de losstandaard A (bezemschoon of nagelensd) worden aangehouden.

1

2

3

4

5

6

Nummer ladinggoed

Goederensoort

Lozing in de vaarweg

Afgifte aan ontvangstinrichting ten behoeve van:

Opmerkingen

lozen op het riool

bijzondere behandeling

0

LAND- EN BOSBOUWPRODUCTEN EN SOORTGELIJKE PRODUCTEN (inclusief levende dieren)

       
           

00

LEVENDE DIEREN

       

001

Levende dieren (uitgezonderd vissen)

       

0010

Levende dieren (uitgezonderd. vissen)

X

A

   
           

01

GRANEN

       

011

Tarwe

       

0110

Tarwe

A

     

012

Gerst

       

0120

Gerst

A

     

013

Rogge

       

0130

Rogge

A

     

014

Haver

       

0140

Haver

A

     

015

Maïs

       

0150

Maïs

A

     

016

Rijst

       

0160

Rijst

A

     

019

Overige granen

       

0190

Boekweit, gierst, granen, niet nader gespecificeerd, granenmengsels

A

     
           

02

AARDAPPELEN

       

020

Aardappelen

       

0200

Aardappelen

A

     
           

03

VERS FRUIT, VERSE EN BEVROREN GROENTEN

       

031

Citrusvruchten

       

0310

Citrusvruchten

A

     

035

Overig vers fruit

       

0350

Vruchten en fruit, vers

A

     

039

Verse en bevroren groenten

       

0390

Groenten, vers of bevroren

A

     
           

04

TEXTIELGRONDSTOFFEN EN -AFVAL

       

041

Wol en ander dierlijk haar

       

0410

Wol en ander dierlijk haar

A

     

042

Katoen

       

0421

Katoen, katoenvezels, watten

A

     

0422

Katoenafval, katoenpluis

A

     

043

Kunstmatige en synthetische textielvezels

       

0430

Kunstmatige en synthetische textielvezels, bijv. chemievezels, celwol

B

A

   

045

Andere plantaardige textielvezels, zijde

       

0451

Vlas, hennep, jute, kokosvezels, sisal, ongesponnen vlas

A

     

0452

Afval van vezels

B

A

   

0453

Zijde

A

     

0459

Textielvezels, niet nader gespecificeerd

B

A

   

049

Lompen en afval van textiel

       

0490

Lompen, poetskatoen, textielafval

B

A

   
           

05

HOUT EN KURK

       

051

Papier- en ander vezelig hout

       

0511

Vezelig hout, papierhout

A

     

0512

Hout voor destillatie

A

     

052

Mijnhout

       

0520

Mijnhout

A

   

1)

055

Ander rondhout

       

0550

Rondhout, stamhout

A

   

1)

056

Dwarsbalken en ander bewerkt hout (uitgezonderd mijnhout)

       

0560

Balken, hout voor vloeren, voor parket, baddingen, planken, daksparren, masten, palen, stangen, kanthout, latten, parketplanken, bestekhout, dwarsbalken

X

A

   

057

Brandhout, houtskool, kurk, hout- en kurkafval

       

0571

Brandhout, houtafval, verontreinigd afvalhout, houtspaanders, schaaldelen, houtsplinters

X

A

   

0572

Rijshout

A

     

0573

Houtskool, houtskoolbriketten

A

     

0574

Kurk, onbewerkt, kurkafval, kurkschorsafval

A

     
           

06

SUIKERBIETEN

       

060

Suikerbieten

       

0600

Suikerbieten

A

     
           

09

ANDERE PLANTAARDIGE, DIERLIJKE EN SOORTGELIJKE GRONDSTOFFEN

       

091

Ruwe huiden en vellen

       

0911

Huiden en vellen, ruw

X

X

S

 

0912

Lederafval, ledermeel

B

A

   

092

Natuurlijk en synthetisch rubber, ruw en geregenereerd

       

0921

Gutta percha, ruw, rubber, natuurlijk of synthetisch, rubbermelk, latex

B

A

   

0922

Rubberregeneraat

B

A

   

0923

Rubberafval, rubberproducten, oud, versleten

B

A

   

099

Andere plantaardige en dierlijke grondstoffen, niet zijnde voedingsstoffen (uitgezonderd celstof en oud papier)

       

0991

Plantaardige grondstoffen zoals bamboe, bast, alfagras, verfhout, hars, kopal, kussenvulling, schors voor het kleuren, voor het looien, niet gebeitste zaden, zaaisel, zaden, zaadgoed, niet nader gespecificeerd, riet, zeewier

A

 

S

3)

0992

Dierlijke grondstoffen, bijv. bloedkoek, -meel, veren, beendermeel

B

A

   

0993

Afval van plantaardige grondstoffen

A

     

0994

Afval van dierlijke grondstoffen

X

A

   
           

1

ANDERE LEVENSMIDDELEN EN VOEDERMIDDELEN

       
           

11

SUIKER

       

111

Ongeraffineerde suiker

       

1110

Ongeraffineerde suiker (rietsuiker, beetwortelsuiker)

X

A

   

112

Geraffineerde suiker

       

1120

Suiker, geraffineerd, kandijsuiker

X

A

   

113

Melasse, stroop, kunsthoning

       

1130

Melasse, stroop, kunsthoning

X

A

   

114

Glucose, fructose, maltose

       

1140

Glucose (= dextrose = druivensuiker), fructose, maltose

X

A

   

115

Suikerwaren

       

1150

Suikerwaren

X

A

   
           

12

DRANKEN

       

121

Wijn en most uit druiven

       

1210

Wijn en most uit druiven

A

     

122

Bier

       

1220

Bier

A

     

125

Overige alcoholische dranken

       

1250

Alcoholische dranken, bijv. brandewijn, ongedenatureerd, vruchtenwijn, most, cider, spiritualiën

A

     

128

Non-alcoholische dranken

       

1281

Non-alcoholische dranken, bijv. limonade

A

     

1282

Water, natuurlijk, mineraalwater, water, niet nader gespecificeerd

A

     
           

13

GENOTMIDDELEN EN BEREIDE VOEDINGSMIDDELEN, NIET NADER GESPECIFICEERD

       

131

Koffie

       

1310

Koffie

A

     

132

Cacao en cacaoproducten

       

1320

Cacao en cacaoproducten

A

     

133

Thee en kruiden

       

1330

Thee en kruiden

A

     

134

Ruwe tabak en tabaksproducten

       

1340

Ruwe tabak, tabak, tabakswaren

A

     

136

Honing

       

1360

Honing

X

A

   

139

Bereide voedingsmiddelen, niet nader gespecificeerd

       

1390

Azijn, gist, koffievervangingsmiddel, mosterd, geconcentreerde soep, bereide voedingsmiddelen, niet nader gespecificeerd

X

A

   
           

14

VLEES, VIS, VLEES- EN VISWAREN, EIEREN, MELK EN MELKPRODUCTEN, SPIJSVETTEN

       

141

Vlees, vers of bevroren

       

1410

Vlees, vers of bevroren

X

A

   

142

Vis, schaal- en weekdieren, vers, bevroren, gedroogd, gezouten en gerookt

       

1420

Vis, visproducten

X

A

   

143

Verse melk en room

       

1430

Karnemelk, yoghurt, kefir, taptemelk, melkproducten, wei, room (slagroom)

A

     

144

Andere melkproducten

       

1441

Boter, kaas, kaasbereidingen

A

     

1442

Melk, gecondenseerd

A

     

1449

Melkproducten, niet nader gespecificeerd

A

     

145

Margarine en andere spijsvetten

       

1450

Margarine, spijsvetten, spijsoliën

X

A

   

146

Eieren

       

1460

Eieren

A

     

1461

Eipoeder

B

A

   

147

Vlees, gedroogd, gezouten, gerookt, vleesconserven en andere vleeswaren

       

1470

Vleeswaren, vlees, gedroogd, gezouten, gerookt, en andere vleeswaren

X

A

   

1471

Vleesconserven

A

     

148

Vis- en weekdierproducten van allerlei aard

       

1480

Vismarinades, vissalades, vis- en weekdierproducten, niet nader gespecificeerd

X

A

   

1481

Visconserven

A

     
           

16

GRAAN-, FRUIT- EN GROENTEPRODUCTEN, HOP

       

161

Meel, gries en grutten uit granen

       

1610

Graanmeel, graanmeelmengsels, bruinmeel, gries, grutten, sojameel

B

A

   

162

Mout

       

1620

Mout, moutextract

A

     

163

Andere graanproducten (inclusief bakproducten)

       

1631

Bakproducten, deegwaren van allerlei aard

A

     

1632

Graanvlokken, gerst, graanproducten, niet nader gespecificeerd

B

A

   

1633

Stijfsel, aardappelzetmeel, zetmeel, -producten, dextrine (oplosbaar zetmeel), kleefstoffen (gluten)

X

A

   

164

Gedroogd fruit, fruitconserven en andere fruitproducten

       

1640

Fruit, gedroogd, fruitconserven, fruitsappen, confituren, marmelade, fruitproducten, niet nader gespecificeerd

A

     

165

Gedroogde peulvruchten

       

1650

Peulvruchten, gedroogd

A

     

166

Gedroogde groenten, groenteconserven en andere groenteproducten

       

1661

Groenten, gedroogd, groenteconserven, groentesappen

A

     

1662

Groenteproducten, niet nader gespecificeerd, bijv. aardappelmeel, sago, tapiocameel

B

A

   

167

Hop

       

1670

Hop

A

     
           

17

VOEDER

       

171

Stro en hooi

       

1711

Hooi, -haksel, stro, -haksel

A

     

1712

Grasmeel, klavermeel, luzernemeel, ook gepelletiseerd

B

A

   

172

Veekoeken en andere residuen van plantaardige oliën

       

1720

Expeller, extractiemeel en -schroot, veekoeken, soyaschroot, ook gepelletiseerd

A, B

A

 

14)

179

Overig voeder inclusief voedingsmiddelresten

       

1791

Voeder, mineraal, bijv. calciumfosfaat, dicalciumfosfaat (fosforiet), kalkmengsels

X

A

   

1792

Voeder, plantaardig, bijv. voedervruchten, voedermelasse, voederwortelen, graanvoedermeel, glutenfeed, aardappelpulp, aardappelsnippers, gluten, zemelen, maniokwortelen

A, B

A

 

14)

1793

Voeder, dierlijk, bijv. vismeel, garnalen, mosselschalen, ook gepelletiseerd

X

A

S

16)

1794

Suikerbietensnippers, na extractie van suikers en droog, ook gepelletiseerd

A

     

1795

Voeder, plantaardig, overig afval en restanten van de levensmiddelenindustrie, ook gepelletiseerd

X

X

S

 

1799

Voeder, -toevoegingen, niet nader gespecificeerd, ook gepelletiseerd

X

X

S

 
           

18

OLIEZADEN, OLIEHOUDENDE VRUCHTEN, PLANTAARDIGE EN DIERLIJKE OLIËN EN VETTEN (uitgezonderd spijsvetten)

       

181

Oliezaden en oliehoudende vruchten

       

1811

Katoenzaad, aardnoten, kopra, palmpit, koolzaad, sojabonen, zonnebloemzaad, oliehoudende vruchten, -zaden, niet nader gespecificeerd

A

     

1812

Oliehoudende vruchten, -zaden voor gebruik als erkend zaadgoed

A

     

1813

Meel van oliehoudende vruchten

B

A

   

182

Plantaardige en dierlijke oliën en vetten (uitgezonderd spijsvetten)

       

1821

Oliën en vetten, plantaardig, bijv. aardnootolie, palmpitolie, sojaolie, zonnebloemolie

X

A

   

1822

Oliën en vetten, dierlijk, bijv. van vissen en zeedieren, traan, talg

X

A

   

1823

Industriële plantaardige en dierlijke oliën en vetten, bijv. vernis, vetzuren, oliezuren (oleïnen), palmitinezuur, stearine, stearinezuur

X

A

   
           

2

VASTE MINERALE BRANDSTOFFEN

       
           

21

STEENKOOL EN STEENKOOLBRIKETTEN

       

211

Steenkool

       

2110

Antraciet, fijne mijnstoffen, vette steenkool, vlamkool, gaskool, magere kolen, steenkool, niet nader gespecificeerd

A

   

18)

213

Steenkoolbriketten

       

2130

Antracietbriketten, steenkoolbriketten

A

   

18)

           

22

BRUINKOOL, BRUINKOOLBRIKETTEN EN TURF

       

221

Bruinkool

       

2210

Bruinkool, git

A

   

18)

223

Bruinkoolbriketten

       

2230

Bruinkoolbriketten

A

   

18)

224

Turf

       

2240

Turf voor verwarming, turf voor bemesting, turfbriketten, turfstro, turf, niet nader gespecificeerd

A

   

18)

           

23

COKES VAN STEENKOOL EN BRUINKOOL

       

231

Cokes van steenkool

       

2310

Cokes van steenkool, cokes voor gas, cokes voor de gieterij (carbon- cokes), cokesbriketten, smeulcokes

A

   

18)

233

Cokes van bruinkool

       

2330

Cokes van bruinkool, bruinkoolcokesbriketten, bruinkoolsmeulcokes

A

   

18)

           

3

AARDOLIE, MINERALE OLIE, -PRODUCTEN, GASSEN

       
           

31

RUWE AARDOLIE, MINERALE OLIE

       

310

Ruwe aardolie, minerale olie

       

3100

Aardolie, ruw, minerale olie, ruw (ruwe nafta)

X

X

S

 
           

32

BRANDSTOFFEN EN STOOKOLIE

       

321

Benzine voor motoren en andere lichte oliën

       

3211

Benzine, benzine-benzeenmengsel

X

X

S

 

3212

Lichte minerale olie, nafta, motorbrandstof, niet nader gespecificeerd

X

X

S

 

323

Petroleum, brandstof voor turbines

       

3231

Petroleum, huisbrandpetroleum, lamppetroleum

X

X

S

 

3232

Kerosine, brandstof voor turbines, brandstof voor straalmotoren, niet nader gespecificeerd

X

X

S

 

325

Gasolie, dieselolie en lichte huisbrandolie

       

3251

Dieselbrandstof, dieselolie, gasolie

X

X

S

 

3252

Huisbrandolie, licht, extra licht

X

X

S

 

3253

Vetzuurmethylester (FAME, Biodiesel)

X

X

S

 

327

Zware stookolie

       

3270

Stookolie, middel, middelzwaar, zwaar

X

X

S

 
           

33

NATUURLIJKE, GERAFFINEERDE EN AANVERWANTE GASSEN

       

330

Natuurlijke, geraffineerde en aanverwante gassen

       

3301

Butadieen

X

X

S

 

3302

Acetyleen, cyclohexaan, gasvormige koolwaterstoffen, methaan, overige natuurlijke gassen

X

X

S

 

3303

Ethyleen (= etheen), butaan, butyleen, isobutaan, isobutyleen, koolwaterstofmengsels, propaan, propaan-butaanmengsels, propyleen, raffinaderijgas, niet nader gespecificeerd

X

X

S

 
           

34

MINERALE OLIEPRODUCTEN, NIET NADER GESPECIFICEERD

       

341

Smeerolie en vetten

       

3411

Minerale smeerolie, motorolie, smeervet

X

X

S

 

3412

Afgewerkte oliën

X

X

S

 

343

Bitumen en bitumineuze mengsels

       

3430

Bitumen, bitumenemulsies,-oplossingen, bitumenkleefmassa, koudteer, koudasfalt, pekemulsies (koude bitumen), pekoplossingen, teeremulsies, teeroplossingen, bitumineuze mengsels, niet nader gespecificeerd

X

X

S

 

349

Minerale olieproducten, niet nader gespecificeerd

       

3491

Acetyleencokes, petroleumcokes (petcokes)

X

X

S

4)

3492

Koolstofolie (carbon black), paraffinegatsch, pyrolyse-olie, pyrolyse- olieresiduen (pyrotar), zware olie, niet voor verwarming

X

X

S

 

3493

Paraffine, transformatorolie, was, minerale olieproducten, niet nader gespecificeerd

X

X

S

 
           

4

ERTSEN EN METAALAFVAL

       
           

41

IJZERERTS (uitgezonderd geroost ijzerkies)

       

410

IJzererts en -concentraten (uitgezonderd geroost ijzerkies)

       

4101

IJzererts, hematietconcentraten, zodenerts, ijzersteen

A

 

S

5), 18)

4102

Afval en halfproducten die tijdens de voorbereiding van ertsen voor de metaalwinning ontstaan zijn

X

A

S

4), 5)

           

45

NON-FERROMETAALERTSEN, -RESIDUEN, AFVAL EN -SCHROOT

       

451

Non-ferrometaalafval, -residuen, -as en -schroot

       

4511

Afval, as, residuen, slakken en schroot van aluminium en aluminiumlegeringen

A, B

A

S

5), 15)

4512

Afval, as, residuen, slakken en schroot van lood en loodlegeringen

X

X

S

 

4513

Afval, as, residuen, slakken en schroot van koper en koperlegeringen (messing)

B

A, B

S

5), 15)

4514

Afval, as, residuen, slakken en schroot van zink en zinklegeringen

B

A

S

5)

4515

Afval, as, residuen, slakken en schroot van tin en tinlegeringen

B

A

S

4), 5)

4516

Afval, as, residuen, slakken en schroot van vanadium en vanadiumlegeringen

B

 

S

4), 5)

4517

Afval, as, residuen, slakken en schroot van non-ferrometalen en non- ferrolegeringen, niet nader gespecificeerd

X

X

S

 

4518

Residuen van non-ferrometalen

X

X

S

 

452

Koperertsen en -concentraten

       

4520

Koperertsen, -concentraten

X

A

S

4), 5)

453

Bauxiet, aluminiumertsen en -concentraten

       

4530

Bauxiet, ook gecalcineerd, aluminiumertsen, -concentraten, korund, lepidolieterts

A

   

18)

455

Mangaanertsen en -concentraten

       

4550

Bruinsteen, natuurlijk, mangaancarbonaat, natuurlijk, mangaandioxide, natuurlijk, mangaanertsen, mangaanertsconcentraten

A

   

18)

459

Andere non-ferrometaalertsen en -concentraten

       

4591

Loodertsen, -concentraten

X

X

S

 

4592

Chroomertsen, -concentraten

X

X

S

4), 5)

4593

Zinkertsen (galmei), -concentraten

X

A

 

18)

4599

Non-ferrometaalertsen, -concentraten, niet nader gespecificeerd, bijv. ilmieniet (titaanijzererts), kobalterts, monaziet, nikkelerts, rutil (titaanerts), tinerts, zirkoonerts, zirkoonzand

X

X

S

4)

           

46

IJZER- EN STAALAFVAL EN-SCHROOT, GEROOST IJZERKIES

       

462

IJzer- en staalschroot voor herverwerking

       

4621

Afval, vijlsel, schroot, voor herverwerking, bijv. van ijzer- en staalplaten/blikken, largets, vormstaal

X

A

 

18)

4622

Overig ijzer- en staalschroot, voor herverwerking, bijv. assen, oud blik, autowrakken, ijzer, oud, versleten, ijzerresten afkomstig van sloopwerkzaamheden, gietijzerafval, -stukken, restblokken, spoorstukken, bielsen, roestvrijstaalschroot

X

A

 

18)

4623

IJzerpellets, voor herverwerking

X

A

 

18)

463

IJzer- en staalschroot niet voor herverwerking

       

4631

Afval, afvalstukken van ijzer- en staalblik, -platen, vormstaal, afvalijzervijlsel, pletterijafval, geen van alle voor herverwerking

X

A

 

18)

4632

IJzer- en staalschroot, niet voor herverwerking, bijv. assen, ijzer- en staalmassa, wielbanden, wielstellen, wielen, spoorstaven, dwarsliggers, staalstukken uit sloopwerkzaamheden, aandrijfassen

X

A

 

18)

465

IJzerslakken en -assen voor de herverwerking

       

4650

Hamerslag, walsslakken, walssintels, ijzerslakken, niet nader gespecificeerd

X

X

S

 

466

Hoogovenstof

       

4660

Vliegstof, hoogovenstof

X

X

S

 

467

Geroost ijzerkies

       

4670

IJzerpyriet, geroost, pyrietresiduen, ijzerkiesresiduen, ijzerkies, geroost

X

X

S

 
           

5

IJZER, STAAL EN NON-FERROMETALEN (inclusief halffabricaten)

       
           

51

GIETIJZER, METAALLEGERINGEN, RUWSTAAL

       

512

Gietijzer, spiegelijzer en koolstofrijk ferromangaan

       

5121

Gietijzer in vormen, in vormstukken, bijv. metaalfosfor, hematietgietijzer, gietijzer, fosforhoudend, spiegelijzer

A

 

S

6)

5122

Ferromangaan met een koolstofgehalte van meer dan 2 %, in vormen, in vormstuk

A

 

S

6)

5123

IJzerpoeder, staalpoeder

B

 

S

6)

5124

IJzerspons, staalspons, ijzerslakken (staalstaven, ruwijzerstaven)

A

 

S

6)

513

Ferrolegeringen(uitgezonderd koolstofrijk ferromangaan)

       

5131

IJzerlegeringen, niet nader gespecificeerd

A

 

S

6)

5132

Ferromangaan met een koolstofgehalte tot 2 %, ferromangaanlegeringen, niet nader gespecificeerd

A

 

S

6)

5133

Ferrosilicium (siliconmangaan), ferromangaansilicium

A

 

S

6)

515

Ruwstaal

       

5150

Ruwstaal in blokken, in brammen, in vormstukken, in knuppels

A

 

S

6)

           

52

STAALHALFFABRICATEN

       

522

Staalhalffabricaten

       

5221

Staalhalffabricaten in blokken, in brammen (staven), in knuppels, in largets

A

 

S

6)

5222

Breedbandstaal in rollen (coils)

A

 

S

6)

5223

Breedbandstaal in rollen (coils), om uit te walsen

A

 

S

6)

523

Andere staalhalffabricaten

       

5230

Blokken staal, rollen, buizen

A

 

S

6)

           

53

STAAF- EN VORMSTAAL, DRAAD, SPOORWEGBOVENBOUWMATERIAAL

       

531

Staaf- en vormstaal

       

5311

Staaf- en vormstaal, bijv. H-, I-,T-, U- en andere speciale profielen, rond- en vierkant staal

A

 

S

6)

5312

Damwandstaal

A

 

S

6)

5313

Betonstaal, bijv. monierstaal, geribbeld torstaal, torstaal

A

 

S

6)

535

Staaldraad

       

5350

Staaldraad uit ijzer of staal

A

 

S

6)

537

Spoorstaven en spoorwegbovenbouwmateriaal uit staal

       

5370

Spoorwegbovenbouwmateriaal uit staal, bijv. spoorstaven, bielsen, stroomspoorstaven uit staal met delen van non-ferrometaal

A

 

S

6)

           

54

STAALPLAAT, BLIK EN BLIKBAND, BANDSTAAL, OOK VOORZIEN VAN OPPERVLAKTELAGEN

       

541

Staalplaat en breedplaatstaal

       

5411

Breedplaatstaal (universaalstaal)

A

 

S

6)

5412

Platen of rollen (bijv. coils) uit staal, bijv. dynamostaal, elektrostaal, elektrostaalband, fijn, extra fijn, middelstaal, dik-, geribbeld-, wafel-, gegolfd- en geperforeerd plaatstaal, -band, traanplaat, pantserplaten

A

 

S

6)

544

Bandstaal, ook voorzien van oppervlaktelagen, blikband, blik

       

5441

Blikband, blik

A

 

S

6)

5442

Bandstaal, staalstrip, ook voorzien van oppervlaktelagen

A

 

S

6)

           

55

BUIZEN E.D. VAN STAAL, RUWE GIETERIJPRODUCTEN EN SMEEDSTUKKEN VAN IJZER EN STAAL

       

551

Buizen, buisafsluiting- en verbindingsstukken van staal en gietijzer

       

5510

Buizen, buisafsluiting- en verbindingsstukken, buisslangen van staal, van gietijzer

A

 

S

6)

552

Ruwe gieterijproducten en smeedstukken van staal, van gietijzer

       

5520

Vorm-, pers-, smeed-, stansstukken van staal, van gietijzer

A

 

S

6)

           

56

NON-FERROMETALEN EN NON- FERROHALFFABRICATEN

       

561

Koper en koperlegeringen

       

5611

Anodekoper, ruwe koper (converter-, zwartkoper)

A

 

S

6)

5612

Koper (elektrolytkoper, raffinage koper), koperlegeringen, bijv. brons, messing

A

 

S

6)

562

Aluminium en aluminiumlegeringen

       

5620

Aluminium, aluminiumlegeringen

A

 

S

6)

563

Lood en loodlegeringen

       

5630

Lood (elektrolyt-, smelt-, walslood), loodlegeringen, loodstof (gemalen ruw lood)

X

X

S

 

564

Zink en zinklegeringen

       

5640

Zink (ruw, elektrolyt-, fijn, gegalvaniseerd zink), zinklegeringen

A

 

S

6)

565

Overige non-ferrometalen en legeringen daarvan

       

5651

Magnesium, magnesiumlegeringen

A

 

S

6)

5652

Nikkel, nikkellegeringen

B

A

S

6)

5653

Tin, tinlegeringen

B

A

S

6)

5659

Non-ferrometalen, de legeringen daarvan, niet nader gespecificeerd

X

X

S

 

568

Non-ferro-metaalhalffabricaten

       

5681

Banden, blikken, platen, stroken van non-ferrometalen en van de legeringen daarvan

A

 

S

6)

5682

Draad van non-ferrometalen en van de legeringen daarvan

A

 

S

6)

5683

Folies van non-ferrometalen en van de legeringen daarvan

A

 

S

6)

5684

Profielen en staven van non-ferrometalen en van de legeringen daarvan

A

 

S

6)

5689

Non-ferrometaalhalffabricaten, niet nader gespecificeerd

A

 

S

6)

           

6

STENEN EN GRONDSOORTEN (inclusief bouwstoffen)

       
           

61

ZAND, GRIND, PUIM, KLEI, SLAKKEN

       

611

Industriezand

       

6110

Vormzand, gieterijzand, glaszand, kleefzand, kwartszand, kwartsietzand, industriezand, niet nader gespecificeerd

A

     

612

Overig natuurlijk zand en grind

       

6120

Grind, ook gebroken, zand, overig

A

     

613

Puimsteen, -zand en -grind

       

6131

Puimsteen, puimsteenmeel

A

     

6132

Puimgrind, -zand

A

     

614

Leem, klei en kleihoudende aarde

       

6141

Bentoniet, gezwollen klei, kleischalie, kaolien, leem, porseleinaarde, klei, vollersaarde, ruw en onverpakt, chamotte (vuurvast materiaal van gebakken leem), -breuk (silicabrokken, -breuk)

A

     

6142

Bentoniet, gezwollen klei, kleischalie, kaolien, leem, porseleinaarde, klei, vollersaarde, ruw en verpakt, chamotte, chamottepoeder

A

     

615

Slakken en assen niet voor metaalverwerking

       

6151

Hoogovenas, afvalas, assen uit zinkovens (moffelresten), assen van brandstoffen, vliegas, ketelas, bodemas, niet nader gespecificeerd

X

X

S

 

6152

IJzerslakken, hoogovenslakken, kolen-, cokesslakken, slakken, ijzerhoudend, mangaanhoudend, soldeerslakken, split (fijne steenslag) van hoogovenslakken, slakken van niet nader gespecificeerde brandstoffen

X

A

 

18)

6153

Hoogovenpuim

A

     

6154

Slakkenzand (hoogovenzand)

A

     

6155

Houtas, kolen-, cokesas (ook vliegas of ketelas daarvan)

X

A

 

18)

6156

Slakken uit lood- en koperovens, afvalslakken, slakken, niet nader gespecificeerd

X

X

S

 
           

62

ZOUT, IJZERKIES, ZWAVEL

       

621

Steenzout en ziederijzout

       

6210

Natriumchloride (chloornatrium), gladheidsbestrijdingszout, geraffineerd zout, keukenzout, steenzout, zout voor vee, zout, ook gedenatureerd, niet nader gespecificeerd

A

     

622

IJzerkies, niet geroost

       

6220

IJzerkies, niet geroost

A

     

623

Zwavel

       

6230

Zwavel, ruw

A

     
           

63

OVERIGE STENEN, GRONDSOORTEN EN AANVERWANTE RUWE MATERIALEN

       

631

Zwerfsteen, steenslag en andere kleingemaakte stenen

       

6311

Veldstenen, zwerfstenen, lavaslakken, steenslag, stenen, steenblokken, ruw, uit steengroeven

A

     

6312

Mijnsteen, puingesteente, steenafval, -gruis, -meel, -zand, fijne steenslag, tot 32 mm doorsnede, lava steenslag, ruwe perliet

A

     

6313

Lavagrind

A

     

632

Marmer, graniet en ander natuurwerksteen, leisteen

       

6321

Basaltblokken, -platen, marmerblokken, -platen, fonoliet (klinksteen), leisteenblokken, -platen, tufsteenmateriaal, quadersteen en overige stenen, ruw bewerkt,

A

     

6322

Fonolietgruis, -steenslag, gesmolten basalt, -breuk, -stenen, leisteen, gebrand, gemalen, verkleind, tot 32 mm doorsnede

A

     

633

Gipssteen en kalksteen

       

6331

Dolomiet (calcium-magnesiumcarbonaat), duniet, kalkspaat, olivijn

A

     

6332

Dolomiet (calciummagnesiumcarbonaat), duniet, kalkspaat, olivijn, allen verkleind, gemalen, tot 32 mm doorsnede

A

     

6333

Gipssteen

A

     

6334

Gipssteen, verkleind, gemalen, tot 32 mm doorsnede

A

     

6335

Mestkalk, meststof, kalkhoudend, (fosfaatvrij), kalkresiduen, mergel

A

     

634

Krijt

       

6341

Krijt, ruw (calciumcarbonaat, natuurlijk)

A

     

6342

Krijt, voor het mesten

A

     

639

Overige ruwe mineralen

       

6390

Asbest, ruw (-aarde, -gesteente, -meel, -vezels, -generaat), asbestafval

X

X

S

 

6391

Asfalt (asfaltite), asfaltaarde, -stenen, asfaltproducten voor wegenbouw

X

X

S

 

6392

Bariet (bariumsulfaat), zwaarspaat, witheriet

A

     

6393

Borax, boormineralen, veldspaat, kristalspaat

X

B

   

6394

Bitteraarde, -spaat, magnesiet, ook gebrand, gesinterd, talkaarde (magnesium)

A

     

6395

Grondsoorten, niet verontreinigd slib, bijv. Zuiveringsslib van gemeentelijke zuiveringsinstallaties, afgegraven grond, brak water, tuinaarde, humus, infusorieënaarde, kiezelaarde, molerklei„slik

X

A

 

18)

6396

Verontreinigd slib, bijv. Zuiveringsslib van industriële zuiveringsinstallaties bouwpuin, verontreinigde afgegraven grond, huisvuil, hoogovenpuin, afval

X

X

S

 

6397

Wassteen

A

     

6398

Kalizout, niet voor bemesting, bijv. kainiet, carnalliet, kieseriet, sylviniet, montanal

A

     

6399

Overige ruwe mineralen, bijv. verfaarden, vulzout (natriumsulfaat), mica, kerniet, kryoliet, kwarts, kwartsiet, speksteen, steatiet, talksteen, tras, steenbrokken, steenbreuk, vloeispaat (fluoriet)

A

     
           

64

CEMENT EN KALK

       

641

Cement

       

6411

Cement

B

     

6412

Cementklinker

A

     

642

Kalk

       

6420

Kalk, in brokken, ook gebrand, kalkhydraat, gebluste kalk

A

     
           

65

GIPS

       

650

Gips

       

6501

Gips, gebrand

A

     

6502

Gips, ruw, voor het mesten

A

     

6503

Gips uit rookgasontzwavelingsinrichtingen, overig industriegips

A

     
           

69

OVERIGE MINERALE BOUWSTOFFEN (uitgezonderd glas)

       

691

Bouwstoffen en andere producten uit natuursteen, puim, gips, cement en dergelijke stoffen

       

6911

Vezelcementproducten, bijv. bouwstenen en -delen, tegels, vaten, platen

A

     

6912

Beton- en cementproducten, kunststeenproducten, bijv. bouwstenen, bouwdelen, trottoirstenen, gerede bouwdelen, tegels, lichte bouwplaten, muurstenen, platen, drempels, stelwanden, werkstukken

A

     

6913

Puimproducten, bijv. bouwstenen, -delen

A

     

6914

Gipsproducten, bijv. bouwplaten, -stenen, -delen

A

     

6915

Minerale en plantaardige isoleermiddelen, bijv. bouwdelen uit schuimstoffen, isolatieplaten, vormstukken, stapelweefselvlies, matten en platen van vezelcement, glaszijde, glaswatten, glaswol, perliet, vermiculiet, warmtewerende massa

A

     

6916

Natuursteen (fabriekssteen), bewerkt en producten daarvan, bijv. trottoirstenen, mozaïekstenen, straatplaten, straatsteen, platen, stootstenen, sierstenen, werkstukken van steen

A

     

6917

Asfaltproducten

X

X

S

 

6918

Houtgranietproducten, houtgranietmassa

B

     

6919

Producten uit andere minerale stoffen, slakkenwol

A

     

692

Grofkeramische en vuurvaste bouwstoffen

       

6921

Dak- en muurbaksteen van gebrande klei, bijv. bakstenen, bouwstenen, dakpannen, holle bouwstenen, klinkerstenen, parementstenen

A

     

6922

Vuurvaste bouwdelen en stenen, keramische vloer- en wandplaten, bijv. vloer en muurtegels, platen, chamottecapsules, chamotteplaten, - stenen, -producten, silicaatstenen, greswaren

A

     

6923

Vuurvaste mortel en vormzand, bijv. vormstukken, gietzand, giethulpstoffen, mortelmengsels

A

     

6924

Stukken van vuurvaste keramische producten, chamotteblokken, - breuk

A

     

6929

Overige bouwkeramiek van gebrande klei, bijv. drainbuizen, kabeldekplaten, vloerplaten, -stenen

A

     
           

7

MESTSTOFFEN

       
           

71

NATUURLIJKE MESTSTOFFEN

       

711

Natuurlijk natronsalpeter

       

7110

Natriumnitraat (natronsalpeter)

X

A

   

712

Ruwe fosfaten

       

7121

Aluminiumcalciumfosfaat, calciumfosfaat, -superfosfaat

X

A

 

11)

7122

Apatiet, fosforiet, ruwe fosfaten, niet nader gespecificeerd

X

A

 

11)

713

Ruwe kalizouten en meststoffen van minerale oorsprong, niet nader gespecificeerd

       

7131

Ruw kalizout, bijv. kainiet, carnalliet, kieseriet, sylviniet, meststoffen van minerale oorsprong, niet nader gespecificeerd

X

A

 

11)

7132

Magnesiumsulfaat

A

     

719

Natuurlijke niet-minerale meststoffen

       

7190

Meststoffen van plantaardige en dierlijke oorsprong, bijv. guano, hoornafval, compost, -aarde, mest, stalmest

X

B

 

11)

           

72

CHEMISCHE MESTSTOFFEN

       

721

Fosfaatslakken en Thomasmeel

       

7210

Convertorkalk, convertorslakken, Martinslakken, fosfaatslakken, Siemens-Martinslakken, -meel, Thomasmeel, Thomasfosfaat, Thomasfosfaatmeel, Thomasslakken

X

B

 

11)

722

Andere fosfaatmeststoffen

       

7221

Ammoniaksuperfosfaat, boorsuperfosfaat, superfosfaat, triplesuperfosfaat

X

A

 

11)

7222

Dicalciumfosfaat (fosforzure kalk)

X

A

 

11)

7223

Diammoniumfosfaat (diammonfosfaat)

X

A

 

11)

7224

Gloeifosfaat, mestfosfaten, fosfaatgloeimeststoffen, fosfaten, chemische, fosfaatmeststoffen, niet nader gespecificeerd

X

A

 

11)

723

Kalimeststoffen

       

7231

Kaliumchloride (chloorkalium), kaliumsulfaat (zwavelzure kali)

B

     

7232

Kaliummagnesiumsulfaat (zwavelzuur kaliummagnesium), Korn-Kali

B

     

724

Stikstofhoudende meststoffen

       

7241

Ammoniakgas

X

X

S

 

7242

Ammoniumbicarbonaat, ammoniumchloride (salmiak, zoutzure ammoniak), ammoniumnitraat, ammoniumnitraatureumoplossing, ureum (urea), kalisalpeter, kaliumnitraat, kalkammonsalpeter, kalkstikstof, natronsalpeter, stikstofmagnesium, stikstofhoudende meststoffen, niet nader gespecificeerd

X

A

 

11)

7243

Ammoniumsulfaat (zwavelzure ammoniak), ammonsulfaatloog, ammonsulfaatsalpeter

X

A

 

11)

729

Mengmeststoffen en andere chemisch bereide meststoffen

       

7290

Samengestelde minerale meststoffen en wel: NPK-meststoffen, NP-meststoffen, NK-meststoffen, PK-meststoffen, handelsmeststoffen, mengmeststoffen, niet nader gespecificeerd

X

A

 

11)

           

8

CHEMISCHE PRODUCTEN

       
           

81

CHEMISCHE GRONDSTOFFEN (uitgezonderd aluminiumoxide en -hydroxide)

       

811

Zwavelzuur

       

8110

Zwavelzuur (oleum), afvalzwavelzuur

X

X

S

 

812

Natriumhydroxide

       

8120

Natriumhydroxide, vast, natronhydroxideloog, natronloog, sodaloog

A

     

813

Natriumcarbonaat

       

8130

Natriumcarbonaat (koolzuurhoudend natrium), natron, soda

A

     

814

Calciumcarbide

       

8140

Calciumcarbide (opgelet: bij contact met water gevaar voor explosie!)

X

X

S

 

819

Overige chemische grondstoffen (uitgezonderd aluminiumoxide en -hydroxide)

       

8191

Acrylonitril, aluin, aluminiumfluoride, ethyleenoxide, vloeibaar, bariumcarbonaat, bariumchloride (chloorbarium), bariumnitraat, bariumnitriet, bariumsulfaat, bariumsulfiet, benzeenkoolwaterstofderivaat (bijv. ethylbenzeen), loodglit, loodoxide, loodwit (loodcarbonaat), calciumhypochloride (chloorkalk), caprolactam, chloor, vloeibaar gemaakt (chloorloog), chloorbenzeen, chloorazijnzuur, chloorkoolwaterstof, niet nader gespecificeerd, chloormethylglycol, chloroform (trichloormethaan), chlorotheen, chloorparaffine, chroomaluin, chroomloog, chroomsulfaat, cumeen, cyanide (cyaanzout), dimethylether (methylether), dichloorethyleen, EDTA (ethyleendiaminetetra-azijnzuur), ETBE (ethyl-tertbutylether), fluorwaterstofzuur, glycolen, niet nader gespecificeerd, hexachloorethaan, hexamethylendiamine, kaliumchloraat, kaliumhypochlorietloog (kalibleekloog), kaliumsilicaat (waterglas), kalkstikstof (calciumcyanamide), kooldioxide (koolzuur), verdicht, vloeibaar gemaakt, cresol, mangaansulfaat, melamine, methylchloride (chloormethyl), methyleenchloride, monochloorbenzeen, MTBE (methyl-tertbutylether), natriumchloraat, natriumfluoride, natriumnitriet (salpeterzuurhoudend natrium), natriumnitrietloog, natriumsilicaat (waterglas), natriumsulfide (zwavelnatrium), natriumsulfiet (zwavelzuurhoudend natrium), natronbleekloog, NTA (nitrilotri-azijnzuur), perchloorethyleen, fenol, fosforzuur, naftaleenanhydride, retortengrafiet, roet, salpeterzuur, -afvalzuur, zoutzuur, -afvalzuur, zwavel, gereinigd, zwaveldioxide, zwavelige zuren, zwavelkoolstof, styreen, surfynol (TMDD = 2,4,7,9-tetramethyldec-5-in-4,7-diol), tallolie, tallolieproducten, terpentineolie, tetrachloorbenzeen, tetrachloorkoolstof, trichloorethyleen, trichloorbenzeen, trifenylfosfine, vinylchloride, wasgrondstoffen, zinkoxide, zinksulfaat

X

X

S

 

8192

Aceton, adipinezuur, alcohol, puur (spiritus), aluminiumacetaat (azijnzuurhoudende kleiaarde), aluminiumformiaat (mierenzuurhoudende kleiaarde), aluminiumsulfaat (zwavelzuurhoudende kleiaarde), mierenzuur, ammoniakgas (ammonia), ammoniumchloride (salmiak), ammonsalpeter (ammoniumnitraat, salpeterzuurhoudende ammoniak), ammoniumfosfaat, ammoniumfosfaatoplossing, ethylacetaat, bijtende kali (kaliumhydroxide, kaliloog), brandewijn (spiritus), gedenatureerd, butanol, butylacetaat, calciumchloride (chloorcalcium), calciumformiaat (mierenzuurhoudende kalk), calciumnitraat (kalksalpeter), calciumfosfaat, calciumsulfaat (anhydriet, synthetisch), citroenzuur, ijzeroxide, ijzersulfaat, azijnzuur, azijnzuuranhydride, vetalcohol, glycolen (ethyleenglycol, butyleenglycol, propyleenglykol), glycerine, glycerineloog, glycerinewater, ureum, kunstmatig (carbamide), houtazijn, isopropylalcohol (isopropanol), kaliumcarbonaat (potas), kaliumnitraat, kaliumsulfaatloog, magnesiumcarbonaat, magnesiumsulfaat (bitterzout), methanol (houtgeest, methylalcohol), methylacetaat, natriumacetaat, (azijnzuurhoudend natrium), natriumbicarbonaat (dubbelkoolzuurhoudend natrium), natriumbisulfaat (dubbelzwavelhoudend natrium), natriumformiaat, natriumnitraat (natronsalpeter), natriumfosfaat, propylacetaat, titaandioxide (bijv. kunstrutiel)

X

A

   

8193

grafiet, grafietproducten, silicium, siliciumcarbide (carborundum)

A

     

8199

Overige chemische grondstoffen en mengsels, niet nader gespecificeerd

X

X

S

 
           

82

ALUMINIUMOXIDE EN -HYDROXIDE

       

820

Aluminiumoxide en -hydroxide

       

8201

Aluminiumoxide

A

     

8202

Aluminiumhydroxide (aluminiumhydraat)

A

     
           

83

BENZEEN, TEREN EN DERGELIJKE DERIVATEN

       

831

Benzeen

       

8310

Benzeen

X

X

S

 

839

Pek, teer, teeroliën en dergelijke derivaten

       

8391

Nitrobenzeen, benzeenderivaten, niet nader gespecificeerd

X

X

S

 

8392

Oliën en andere derivaten van steenkoolteer, bijv. antraceen, atraceenslib, decaline, naftaline, geraffineerd, tetraline, xyleen, solventnafta, tolueen, xylol (ortho-, meta- en para-xyleen, mengsels daarvan)

X

X

S

 

8393

Pek en teerpek uit steenkool- en andere minerale teren, bijv. bruinkoolteerpek, houtteerpek, mineraalteerpek, petroleumpek, steenkoolteerpek, teerpek, turfpek, turfteerpek, creosoot

X

X

S

 

8394

Pek- en teercokes van steenkool- en andere minerale teren, bijv. bruinkoolteercokes, steenkoolpekcokes, steenkoolteercokes, teercokes

X

X

S

 

8395

Gasreinigingsstof

X

X

S

 

8396

Steenkool-, bruinkool- en turfteer, houtteer, houtteerolie, bijv. impregneerolie, carboleum, kreosootolie, mineraalteer, naftaline, ruw

X

X

S

 

8399

Overige derivaten, bijv. resten van zware olie van bruinkool- en steenkoolteer

X

X

S

 
           

84

CELSTOF EN OUD PAPIER

       

841

Houtslijpsel en celstof

       

8410

Houtstof (houtslijpsel), houtcellulose, cellulose, -afval

X

A

   

842

Oud papier en papierafval

       

8420

Oud papier, oud karton

X

A

   
           

89

ANDERE CHEMISCHE PRODUCTEN (inclusief zetmeel)

       

891

Kunststoffen

       

8910

Kunsthars, kunstharslijm, mengpolimeer van acrylonitraat, van butadieen, van styreen, polyester, polyvinylacetaat, polyvinylchloride

X

X

S

 

8911

Kunststofafval, kunststofgrondstoffen, niet nader gespecificeerd

X

X

S

 

892

Verf-, kleur- en looistoffen

       

8921

Kleurstoffen, verven, lakken, bijv. ijzeroxide voor het aanmaken van verven, email, aardkleuren, bereid, lithopone, menie, zinkoxide

X

X

S

 

8922

Stopverf, kit

X

X

S

 

8923

Looistoffen, geconcentreerd, looistofextracten

X

X

S

 

893

Farmaceutische producten, etherische oliën, reinigings- en lichaamsverzorgingsmiddelen

       

8930

Apothekerproducten (geneesmiddelen), farmaceutische producten

X

X

S

 

8931

Cosmetische producten, reinigingsmiddelen, zeep, wasmiddelen, waspoeder

X

A

   

894

Munitie en springstoffen

       

8940

Munitie en springstoffen

X

X

S

 

896

Andere chemische producten

       

8961

Afval van kunstdraad, -vezels, -garens, van kunststoffen, ook geschuimd, ook thermoplastisch, niet nader gespecificeerd, afvalmengzuren van zwavel- en salpeterzuur, elektrodenkoolstofafval, -resten, koolstofbasisstof

X

X

S

 

8962

Afval en residuen van de chemische industrie, van de glasindustrie, ijzeroxidehoudend, sulfietloog

X

X

S

 

8963

Andere chemische grondstoffen, hardingsmiddelen voor ijzer, voor staal, ontkalkingsmiddel voor de lederbereiding, hardingsmengsels voor kunststoffen, kabelwas, lijm, oplosmiddel, plantbeschermingsmiddelen, niet nader gespecificeerd, radioactieve stoffen, niet nader gespecificeerd, weekmakermengsels voor kunststoffen

X

X

S

 

8969

Chemicaliën, chemische producten, niet nader gespecificeerd

X

X

S

 
           

9

VOERTUIGEN, MACHINES, ANDERE HALF- EN EINDPRODUCTEN, BIJZONDERE TRANSPORTGOEDEREN

     

12)

           

91

VOER- EN VAARTUIGEN

     

12)

           

92

LANDBOUWMACHINES

     

12)

           

93

ELEKTROTECHNISCHE PRODUCTEN, ANDERE MACHINES

       

931

Elektrotechnische producten

     

12)

9314

Elektroafval (elektronicaschroot)

X

X

S

 

939

Andere machines, niet nader gespecificeerd (inclusief voertuigmotoren)

     

12)

           

94

METAALPRODUCTEN

     

12)

           

95

GLAS, GLASPRODUCTEN, KERAMISCHE EN ANDERE MINERALE PRODUCTEN

     

12)

9512

Glas, gemalen, glasafval, -breuk, -scherven

A

     
           

96

LEDER, LEDERWAREN, TEXTIEL, BEKLEDING

     

12)

961

Leder, bewerkte huiden, lederwaren

       

9610

Pelzen, huiden, leder, bontwerk

X

A

   

962

Garens, weefsel en aanverwante artikelen

       

9620

Chemiedraden, -garens, draden en garens van plantaardige spinstoffen van dierenharen, van wol, vilt, -waren, weefsels en stoffen, jute zakken dekzeilen, touwwerk, tapijten, watten

X

A

   

963

Kleding, schoenen, reisartikelen

       

9630

Kleding, lederwaren, pelswaren, textiel

X

A

   
           

97

ANDERE HALF- EN EINDPRODUCTEN

     

12)

972

Papier en karton

       

9721

Bitumenvilt, -papier, -karton, dakvilt, viltkarton, teervilt, -papier teerkarton

X

X

S

 

9722

Karton, behangpapier, perkamentpapier, golfkarton, celstofwatte (papierwatten)

X

A

   

9723

Kaftpapier, (in)pakpapier, papier in rollen, krantenpapier

X

A

   

973

Papier- en kartonproducten

       

9730

Papier- en kartonproducten

X

A

   
           

99

BIJZONDERE TRANSPORTGOEDEREN (inclusief groepage- en stukgoed)

     

12)

9999

Goederen, niet nader gespecificeerd

X

X

S

12)

Opmerkingen:

1) Gegarandeerd onbehandeld

3) voor gebeitst zaad: S

4) Als alternatief bij „S” is sproeien over opslag op de wal mogelijk voor zover nationale bepalingen dit niet verbieden. Indien nationale bepalingen het sproeien over opslag op de wal verbieden, moet het waswater worden vervoerd naar een installatie voor het veilig verwijderen van afvalwater.

5) S: voor in water oplosbare metaalzouten verplicht; sluit sproeien over opslag op de wal uit.

6) Indien met minerale olie besmeurd: S

11) Alternatief voor lozen op het riool: verspreiding van het waswater op landbouwgrond in overeenstemming met de nationale wettelijke regelingen.

12) Zie de bepalingen onder 8, onderdeel d, voor stukgoed.

14) Bij meel: B

15) Wanneer afval en schroot: A, overig B.

16) Bij afval: S

18) Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.

AANHANGSEL IIIa. ONTGASSINGSSTANDAARDEN

A. Algemene bepalingen

  • 1 De dampen van de goederen vermeld in Tabellen I tot en met III van dit Aanhangsel mogen niet in de atmosfeer uitgestoten worden, tenzij aan de voorwaarden betreffende de AVFL-waarden10 in onderstaande tabellen voldaan is. De dampen van deze goederen moeten worden ontgast, tenzij anders wordt bepaald in artikel 7.04 of dit Aanhangsel.

  • 2 Het ontgassen moet plaatsvinden bij een ontvangstinrichting die is toegelaten krachtens de nationale bepalingen.

  • 3 De dampen van alle goederen die niet in de onderstaande tabellen van de ontgassingsstandaarden voorkomen, mogen worden geventileerd.

  • 4 Het ventileren is niet toegestaan:

    • a) bij sluizen, met inbegrip van hun voorhavens, onder bruggen of in dichtbevolkte gebieden,

    • b) in gebieden met een overeenkomstige bescherming door nationale voorschriften.

  • 5 De procedure inzake het ontgassen of ventileren moet worden onderbroken tijdens onweer en indien ten gevolge van ongunstige windomstandigheden gerekend moet worden met de aanwezigheid van gevaarlijke dampen buiten de zone van de lading, vóór de woonruimte, het stuurhuis of de bedrijfsruimten. De kritieke toestand is bereikt zodra door meting met draagbare meetapparatuur een dampconcentratie van meer dan 20% van de onderste explosiegrens (LEL) in deze zones is aangetoond.

  • 6 Het ontgassen mag alleen door gekwalificeerde personen worden uitgevoerd. Dit betreft tevens de vereiste werkzaamheden aan boord van het schip11.

B. Toelaatbare waarde voor vrij ventileren (AVFL)

  • 1 De toelaatbare waarde voor vrij ventileren (AVFL) van een ladingtank is gedefinieerd als de dampconcentratie in de ladingtank waaronder het vrijkomen van de dampen in de atmosfeer toelaatbaar is12.

  • 2 De dampconcentratie wordt overeenkomstig de in het ADN voorziene methoden, meettechnieken en meetapparatuur gemeten op een representatief punt in de leiding die loopt van de ladingtank naar de ontvangstinrichting voor dampen of op de punten in de ladingtank die door de deskundige13 als geëigend worden beschouwd. De meting vindt plaats bij standaardomstandigheden en wordt na 30 minuten herhaald. In de losverklaring wordt onder nummer 21 bevestigd dat de aldus gemeten waarde onder de grenswaarde lag.

C. Vervoer waarbij een ontgassing van de ladingtanks na het lossen niet noodzakelijk is

  • 1 Transporten van goederen die in schepen van het type N-open of N-open met vlamkerende inrichtingen mogen worden vervoerd. Dit geldt ook voor goederen die in de navolgende tabellen genoemd worden.

  • 2 Eenheidstransporten.

  • 3 Transporten met verenigbare vervolglading overeenkomstig artikel 7.04, derde lid, onderdelen b en c.

  • 4 Transporten van goederen met een dampdruk van minder dan 5 kPa bij 20 °C.

D. Betekenis van de kolommen in de onderstaande Tabellen I tot en met III

  • 1 „UN-nummer”: nummer bestaande uit vier cijfers dat goederen of voorwerpen identificeert overeenkomstig de UN-modelvoorschriften.

  • 2 „Goederennaam”: omschrijving van de vervoerde lading.

  • 3 „AVFL”: waarde van de concentratie van de dampen in de ladingtank (in vol.-%) waaronder vrij ventileren is toegestaan.

  • 4 „Opmerkingen”: aanvullingen inzake de behandeling van bepaalde goederen.

    Tabel I

    1

    2

    3

    4

    UN-NUMMER

    Goederennaam

    AVFL (vol.- %)

    Opmerkingen

    UN 1114

    Benzeen

    0.12

    1)

    UN 1203

    Benzine of motorbrandstof

    0.14

    2)

    UN 1268

    Aardoliedestillaten, aardolieproducten, N.E.G. 1)

    -

    3)

    UN 3475

    Ethanol en benzine, mengsel van ethanol en motorbrandstof, mengsel met meer dan 10% ethanol

    0.14

    2)

           

    1) De AVFL wordt gelijkgesteld aan die van benzeen.

    2) De AVFL wordt gelijkgesteld aan die van benzine.

    3) De AVFL (gelijk aan 10% van de onderste explosiegrens) moet worden meegedeeld door de verlader aangezien de LEL afhankelijk is van de samenstelling van het mengsel.

    1)N.E.G.: Niet Elders Genoemd

    Tabel II

    1

    2

    3

    4

    UN-NUMMER

    Goederennaam

    AVFL

    Opmerkingen

    UN 1267

    Ruwe aardolie (met meer dan 10% benzeen)

    0.12

    1)

    UN 1993

    Ontvlambare vloeistof, N.E.G met meer dan 10% benzeen

    0.12

    1)

    UN 3295

    Koolwaterstoffen, vloeibaar, N.E.G., met meer dan 10% benzeen

    0.12

    1)

    1) De AVFL wordt gelijkgesteld aan die van benzeen.

    Tabel III

    1

    2

    3

    4

    UN-NUMMER

    Goederennaam

    AVFL

    Opmerkingen

    UN 1090

    Aceton

    0.26

     

    UN 1145

    Cyclohexaan

    0.10

     

    UN 1170

    Ethanol (ethylalcohol) of ethanol, oplossing (ethylalcohol, oplossing), waterige oplossing met meer dan 70 volumeprocent alcohol

    0.31

     

    UN 1179

    Ethyl-tert-butylether

    0.16

     

    UN 1216

    Isooctenen

    0.08

     

    UN 1230

    Methanol

    0.60

     

    UN 1267

    Ruwe aardolie (met minder dan 10% benzeen)

    0.12

    1)

    UN 1993

    Ontvlambare vloeistof, N.E.G., met minder dan 10% benzeen

    3)

    UN 2398

    Methyl-tert-butylether

    0.16

     

    UN 3257

    Verwarmde vloeistof, N.E.G., bij een temperatuur gelijk aan of hoger dan 100 °C en lager dan haar vlampunt (met inbegrip van gesmolten metaal, gesmolten zout, enz.)

    3)

    UN 3295

    Koolwaterstoffen, vloeibaar, N.E.G., met minder dan 10% benzeen

    3)

    9001

    Stoffen met een vlampunt van meer dan 60 °C, die binnen een grenswaarde van 15 K onder het vlampunt verwarmd of stoffen met vp > 60 °C, binnen minder dan 15 K onder het vp, ter vervoer worden aangeboden of vervoerd worden

    3), 4)

    9003

    Stoffen met een vlampunt van meer dan 60 °C en ten hoogste 100 °C of stoffen met 60 °C < vp ≤ 100 °C, die niet in andere klassen of in klasse 9 ingedeeld kunnen worden

    3), 4)

    1) De AVFL wordt gelijkgesteld aan die van benzeen.

    3) De AVFL (gelijk aan 10% van de onderste explosiegrens) moet worden meegedeeld door de verlader aangezien de LEL afhankelijk is van de samenstelling van het mengsel.

    4) Aanwijzing: 9001 en 9003 zijn geen UN-nummers overeenkomstig de modelvoorschriften. Het zijn zogenaamde stofnummers, die uitsluitend met het oog op het ADN en de tankvaart werden ingevoerd.

Aanhangsel IV. behorende bij de Uitvoeringsregeling

Gewijzigd door Besluiten CDNI 2016-I-5, 2019-II-5 en 2023-I-5

Losverklaring

(Uitgave 2017)

Modellen

Drogeladingvaart (Uitgave 2017)

Tankvaart (Uitgave 2023)

Uitgave 2017 buiten werking gesteld door Besluit CDNI 2023-I-5

[...]

Bijlage 10000057769.png
Bijlage 10000057770.png

Bijlage losverklaring tankvaart

Aanwijzingen om de losverklaring tankvaart 2024 in te vullen

Deel 1: Verklaring ladingontvanger / overslaginstallatie

Opmerking bij A: naam en adres onderneming verplicht (volledige contactgegevens)

Opmerking bij nummer 2:

  • * UN-nummer invullen verplicht volgens tabel I, II en III van aanhangsel IIIa;

  • * AVFL-waarde (variabel): invullen indien er sprake is van een mengsel en geen waarde is vermeld in kolom 3 van genoemde tabellen in aanhangsel IIIa;

Opmerking bij nummer 6a:

  • * eenheidstransport toewijzen op verklaring schipper, schriftelijk aantonen tijdens de vaart verplicht in verband met rechtmatigheid toekennen eenheidstransport (artikel 7.04, derde lid, onderdeel a);

    (vak 8 invullen) in verband met verplichting overname overslagresten door overslaginstallatie.

Opmerking bij nummer 6b:

  • * verenigbaar transport toewijzen op verklaring schipper, schriftelijk aantonen tijdens de vaart verplicht i.v.m. rechtmatigheid toekennen verenigbaarheid (artikel 7.04, derde lid, onderdeel b);

    (vak 7 a invullen), nalenzen verplicht voor vertrek, losstandaard A;

    (vak 8 invullen), verplichting overname overslagresten door overslaginstallatie.

Opmerking bij nummer 6 c:

  • * uitstel van de verplichting om het schip te wassen of te ontgassen na lossen mogelijk (artikel 7.04, derde lid, onderdeel c) indien verwacht wordt dat er een verenigbaar transport volgt; en onder voorwaarde dat;

    • 1) de overslaginstallatie voorlopig een ontvangstvoorziening voor wassen of ontgassen toewijst (vak 9 of 10 invullen) op basis van artikel 7.05 of 7.08; en

    • 2) het schip na het lossen tenminste nagelensd (vak 7 a invullen, losstandaard A) ter beschikking wordt gesteld.

Opmerking bij nummer 7:

  • * reinigen ladingtanks bij overslaginstallatie na lossen:

    • 7a: nalenzen (losstandaard A) altijd verplicht, tenzij eenheidstransport;

    • 7b: bij wassen op loslocatie vermelding van hoeveelheid waswater, invullen 9b verplicht indien waswater wordt ingenomen;

    • 7c: ontgast op loslocatie, invullen 10a verplicht.

Opmerking bij nummer 8:

Opmerking bij nummer 9:

  • * 9b wordt aangekruist als waswater wordt ingenomen door de overslaginstallatie (zie 7b);

  • * 9c wordt aangekruist indien de verlader de ontvangstinrichting heeft aangewezen in de vervoersovereenkomst;

  • * 9d wordt aangekruist als de verlader geen ontvangstinrichting heeft aangewezen in de vervoersovereenkomst; toewijzing ontvangstvoorziening verplicht door overslaginstallatie (verplichting volgens artikel 7.08);

  • * 9c of 9d dient -op verklaring van de schipper- te worden ingevuld (6.03, zesde lid).

Opmerking bij nummer 10:

  • * 10a indien ontgassing na lossen binnen de overslaginstallatie plaatsvindt, moet deel 4 worden ingevuld;

  • * 10b wordt aangekruist indien de verlader een ontvangstinrichting voor dampen heeft aangewezen in de vervoersovereenkomst (7.05, tweede lid, onderdeel a);

  • * 10c wordt aangekruist als de verlader geen ontvangstinrichting voor dampen heeft aangewezen in de vervoersovereenkomst; toewijzing ontvangstvoorziening verplicht door overslaginstallatie (verplichting volgens artikel 7.08).

G: ondertekening verplicht, naam verantwoordelijke overslaginstallatie in blokletters

...

Deel 2 a) verklaring van de schipper na lossen bij vertrek van de overslaginstallatie

Opmerking bij DEEL 2a):

  • * De schipper ondertekent de losverklaring bij vertrek en bevestigt daarmee de vermeldingen in de vakken 1 tot en met 10.

...

Deel 2 b): verklaring van de schipper tijdens het transport

Opmerking bij nummer 11:

  • * De schipper is verplicht (artikel 6.03, vierde lid, onderdeel b) om in de losverklaring schriftelijk of digitaal te registreren of het waswater is ontstaan bij het wassen tijdens de vaart.

Opmerking bij nummer 12:

Opmerking bij nummer 13:

  • * De schipper is verplicht (artikel 7.04, derde lid, onderdeel c) om verenigbaar transport te vermelden in vak 13 in verband met rechtmatigheid toepassing artikel 7.04, derde lid, onderdeel c, zodat niet gewassen of ontgast hoeft te worden.

Opmerking bij nummer 14:

Vak voor opmerkingen

Ondertekening door de schipper verplicht bij gebeurtenissen tijdens transport, naam van de schipper in blokletters

...

Deel 3: Verklaring afgifte en inname waswater bij ontvangstinrichting

Opmerking bij nummer 15:

  • * De ontvangstinrichting (vaste of mobiele inzamelaar) vermeldt hier op de losverklaring de hoeveelheden door het schip aangeboden waswater. Een exemplaar of kopie van losverklaring wordt bewaard in de administratie van de ontvangstinrichting (artikel 7.01, tweede lid). Een exemplaar van de losverklaring moet weer aan het schip geretourneerd worden (artikel 7.01, tweede lid).

  • * Toegestane Euralcodes (6-cijferig) voor afgifte waswater (EG Verordening nr. 1013/2006):

Euralcodes

Omschrijving

16 07

afval van de reiniging van transport- en opslagtanks en vaten (exclusief 05 en 13)

16 07 081)

afval dat olie bevat

16 07 091)

afval dat andere gevaarlijke stoffen bevat

16 10

waterig vloeibaar afval dat bestemd is om elders te worden verwerkt

16 10 011)

waterig vloeibaar afval dat gevaarlijke stoffen bevat

16 10 02

niet onder 16 10 01 vallend waterig vloeibaar afval

1) Gevaarlijk afval

...

Deel 4: Verklaring afgifte en inname van dampen bij ontvangstinrichting

Opmerking bij nummer 18:

  • * De ontvangstinrichting voor dampen vermeldt hier op de losverklaring de gemeten dampconcentratie overeenkomstig de voorschriften in aanhangsel IIIa. Metingen vinden plaats in de leiding naar de ontvangstinrichting en op punten van de ladingtanks die door de deskundige aan boord als geëigend worden beschouwd.

...

Aanhangsel V. behorende bij de Uitvoeringsregeling

(Versie 2010)

Grens- en controlewaarden voor zuiveringsinstallaties aan boord van passagiersschepen

  • 1. Boordzuiveringsinstallaties moeten bij de typekeuring aan de volgende grenswaarden voldoen:

    Tabel 1: Grenswaarden bij de afvoer van boordzuiveringsinstallatie (testinstallatie) waar tijdens de typekeuring aan moet worden voldaan

    Parameter

    Zuurstofconcentratie

    Bemonstering

    Fase I

    Fase II vanaf 1.1.2011

    Biochemische zuurstofbehoefde (BZB5)

    25 mg/l

    20 mg/l

    24u-mengmonster, gehomogeniseerd

    ISO 5815-1 en 5815-2 (2003)1)

    40 mg/l

    25 mg/l

    Steekproef, gehomogeniseerd

    Chemische zuurstofbehoefte (CZB)2)

    125 mg/l

    100 mg/l

    24u-mengmonster, gehomogeniseerd

    ISO 6060 (1989)1)

    180 mg/l

    125 mg/l

    Steekproef, gehomogeniseerd

    Totaal organisch gebonden koolstof (TOC)

    ---

    35 mg/l

    24u-mengmonster, gehomogeniseerd

    EN 1484 (1997)1)

    ---

    45 mg/l

    Steekproef, gehomogeniseerd

    • 1) De Verdragsluitende Staten kunnen gelijkwaardige procedés voorzien.

    • 2) In plaats van de chemische zuurstofbehoefte (CZB) kan voor de typekeuring ook van het totaal organisch gebonden koolstof (TOC) worden uitgegaan.

  • 2. Bij gebruik moet aan de volgende controlewaarden worden voldaan:

    Tabel 2: Grenswaarden bij de afvoer van de boordzuiveringsinstallatie tijdens gebruik aan boord van passagiersschepen

    Parameter

    Zuurstofconcentratie

    Bemonstering

    Fase I

    Fase II vanaf 1.1.2011

    Biochemische zuurstofbehoefte (BZB5)

    40 mg/l

    25 mg/l

    Steekproef, gehomogeniseerd

    ISO 5815-1 en 5815-2 (2003)1)

         

    Chemische zuurstofbehoefte (CZB)2)

    180 mg/l

    125 mg/l

    Steekproef, gehomogeniseerd

    ISO 6060 (1989)1)

    ---

    150 mg/l

    Steekproef

    Totaal organisch gebonden koolstof (TOC)

    ---

    45 mg/l

    Steekproef, gehomogeniseerd

    EN 1484 (1997)1)

    • 1) De Verdragsluitende Staten kunnen gelijkwaardige procedés voorzien.

    • 2) In plaats van de chemische zuurstofbehoefte (CZB) kan voor de typekeuring ook van het totaal organisch gebonden koolstof (TOC) worden uitgegaan.

    De steekproef moet aan de desbetreffende waarde voldoen. De bevoegde instanties moeten met onregelmatige tussenpozen steekproeven nemen.

  • 3. Procedés die gebruikmaken van chloorhoudende stoffen zijn niet toegestaan.

    Het is evenmin toegelaten, het huishoudelijk afvalwater te verdunnen om de specifieke belasting te verminderen en daardoor lozing mogelijk te maken.

  1. Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstinrichtingen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116-142). ^ [1]
  2. Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) ^ [2]
  3. Verordening (EU) Nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG ^ [3]
  4. Zie Besluit CDNI 2016-I-4. ^ [4]
  5. Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG. ^ [5]
  6. Mits uit een evaluatie uitgevoerd vanaf de in onderdeel a vermelde datum kan worden geconcludeerd dat dit geen problemen oplevert. In het tegengestelde geval geldt het verbod na een periode van vier jaar na de in onderdeel a vermelde datum. ^ [6]
  7. geldig vanaf 1 december 2019. Reeds gedrukte formulieren van de modellen voor het olie-afgifteboekje kunnen verder worden gebruikt tot de voorraden zijn uitgeput. ^ [7]
  8. Aanwijzing met betrekking tot de toepassing van de losstandaarden: tot het waswater hoort ook het regen- of ballastwater dat uit het laadruim of de ladingtank afkomstig is (zie de definitie in artikel 5.01, onderdeel l). ^ [8]
  9. Aanwijzing met betrekking tot de toepassing van de losstandaarden: tot het waswater hoort ook het regen- of ballastwater dat uit het laadruim of de ladingtank afkomstig is (zie de definitie in artikel 5.01, onderdeel l). ^ [9]
  10. Accepted Vent Free Level: toelaatbare waarde voor vrij ventileren. ^ [10]
  11. Aan de kant van de ontvangstinrichting: deskundige personen van de ontvangstinrichting voor dampen. Aan scheepszijde: deskundige persoon volgens de bepalingen van het ADN. ^ [11]
  12. Deze waarde is gelijk aan 10% van de onderste explosiegrens (Lower Explosive Limit of LEL). ^ [12]
  13. Deskundige in de zin van de bepalingen van het ADN. ^ [13]