De lidstaten van de Raad van Europa die dit Verdrag hebben ondertekend,
Overwegende dat het doel van de Raad van Europa het tot stand brengen van een grotere
eenheid tussen zijn leden is, ten einde de idealen en beginselen die hun gemeenschappelijk
erfgoed zijn te beschermen en te verwezenlijken en hun economische en sociale vooruitgang
te bevorderen onder eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
Opnieuw hun gehechtheid bevestigend aan de universele en ondeelbare aard van de rechten
van de mens en de fundamentele vrijheden, gebaseerd op de waardigheid van alle mensen;
Gelet op de artikelen 10, 11, 16 en 60 van het Verdrag tot bescherming van de rechten
van de mens en de fundamentele vrijheden;
Overwegende dat het verblijf van buitenlanders op het nationale grondgebied thans
een blijvend kenmerk van de Europese samenlevingen is;
Overwegende dat buitenlandse ingezetenen op plaatselijk niveau in het algemeen dezelfde
plichten hebben als staatsburgers;
Zich bewust van de actieve deelneming van buitenlandse ingezetenen aan het leven en
de ontwikkeling van de welvaart van de plaatselijke gemeenschap, en overtuigd van
de noodzaak hun integratie in de plaatselijke gemeenschap te verbeteren, met name
door verruiming van de mogelijkheden om deel te nemen aan plaatselijke openbare aangelegenheden,
Zijn als volgt overeengekomen: