Specifieke uitkering realisatiepacten goederenvervoercorridors Oost, Zuidoost en Zuid

[Regeling vervalt per 31-12-2027.]
Geraadpleegd op 26-12-2025.
Geldend van 03-12-2025 t/m heden.

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 1 december 2025, nr. IENW/BSK-2025/105165, houdende regels voor de verstrekking van een specifieke uitkering in verband met de aanleg en verbetering van openbare havenfaciliteiten op de goederenvervoercorridors Oost, Zuidoost en Zuid of maatregelen gericht op het versterken van multimodaal en duurzaam gebruik van goederenvervoer op de multimodale knooppunten (Regeling specifieke uitkering realisatiepacten bovengemiddelde knooppunten goederenvervoercorridors Oost, Zuidoost en Zuid 2025–2027) [KetenID WGK027873]

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • bovengemiddelde logistieke multimodale knooppunten op de goederenvervoercorridors: de zeehavens Amsterdam, Rotterdam, Moerdijk en North Sea Port (fysieke havens Terneuzen en Vlissingen) de bovengemiddelde achterlandknooppunten/binnenhavens Tilburg, Venlo, Sittard/Geleen-Stein, Tiel en Nijmegen;

  • de minister: de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • gemeenten: de gemeenten Rotterdam, Tilburg, Venlo, Nijmegen en Tiel;

  • goederenvervoercorridors: corridor Oost (corridor Rotterdam – Arnhem/Nijmegen – Duitsland), corridor Zuidoost (corridor Rotterdam – Noord-Brabant/Limburg – Duitsland/België) en corridor Zuid (corridor Amsterdam – Rotterdam – Zeeland Seaports – Seine-Nord);

  • multimodaal goederenvervoer: goederenvervoer dat gebruik maakt van meerdere transportmodaliteiten zoals wegvervoer, binnenvaart, spoorgoederenvervoer of buisleidingen;

  • ontvanger: de provincie of gemeente die uitvoering geeft aan het realisatiepact en waarin het bovengemiddeld multimodaal knooppunt geografisch is gelegen en waar een afgestemd realisatiepact voor is vastgesteld dat in het BO-MIRT GVC is bekrachtigd;

  • provincies: de provincies Limburg, Noord-Brabant, Zuid-Holland, Gelderland, Noord-Holland en Zeeland;

  • realisatiepact: een door het Rijk, provincie en gemeente overeengekomen visiedocument met een lijst van infrastructurele en flankerende opgaven die in de daaropvolgende jaren daar waar mogelijk adaptief zullen worden opgepakt om de multimodale ontwikkeling en economische en duurzame meerwaarde van het logistieke bovengemiddelde knooppunt te versterken;

  • regionale logistieke netwerken: regionaal georganiseerde goederenvervoerverbindingen buiten de corridorgebieden.

Artikel 3. Doel van de regeling

Vanuit deze regeling stelt de minister een specifieke uitkering beschikbaar aan provincies of gemeenten als bijdrage in de kosten van de uitvoering van de binnen de realisatiepacten afgesproken acties. Hiermee wordt de rol van bovengemiddelde logistieke multimodale knooppunten op de goederenvervoercorridors bij het multimodale goederenvervoer op die corridors, alsmede de aansluiting van de regionale logistieke netwerken op die corridors via deze knooppunten, versterkt.

Artikel 4. Voor uitkering in aanmerking komende kosten en de hoogte van de uitkering

  • 1 Voor een specifieke uitkering komen de kosten voor de in het realisatiepact afgestemde opgaven in aanmerking, hieronder kunnen ook kosten vallen die voor inwerkingtreding van deze regeling zijn gemaakt in verband met de eerdere start van de uitvoering van een overeengekomen realisatiepact.

  • 2 Een specifieke uitkering bedraagt ten hoogste 50% van het totaal van de in aanmerking komende kosten als bedoeld in het eerste lid:

    • a. met een maximum van € 2.500.000,– inclusief omzetbelasting, voor het realisatiepact Rotterdam en omgeving;

    • b. met een maximum van € 1.000.000,– inclusief omzetbelasting, voor de overige realisatiepacten.

  • 3 Het uitkeringsplafond bedraagt € 10.500.000,–.

Artikel 5. Aanvraag

  • 1 Een gemeente of provincie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de maatregelen en acties binnen een realisatiepact waarvan de co-financiering voor maximaal 50% bestuurlijk is geaccordeerd, kan bij de minister een specifieke uitkering aanvragen.

  • 2 De aanvraag dient een opgave te bevatten van:

    • a. de kosten van de uitvoering van het realisatiepact en de maatregelen en acties waarvoor de specifieke uitkering wordt gevraagd met een toelichting hoe deze passen binnen het overeengekomen realisatiepact;

    • b. het tijdspad voor de uitvoering van de maatregelen en acties; en

    • c. de bestuurlijk geaccordeerde financiering van de maatregelen en acties waaruit blijkt dat de gevraagde specifieke uitkering niet meer dan 50% van de totale kosten van de in onderdeel a bedoelde maatregelen en acties bedraagt.

  • 3 Aanvragen voor verlening kunnen tot uiterlijk 30 september 2027 bij de minister worden ingediend.

Artikel 6. Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag om een specifieke uitkering, indien:

  • a. de 50% decentrale publieke cofinanciering niet bestuurlijk is geformaliseerd;

  • b. de aanvraag afzonderlijk of cumulatief het in artikel 4, tweede lid, bedoelde maximum bedrag overschrijdt;

  • c. de opgevoerde kosten zijn gemaakt vóór het moment van afsluiten van het realisatiepact.

Artikel 7. Verlening

  • 1 De beschikking tot verlening van de specifieke uitkering bevat het bedrag dat betrekking heeft op de compensabele BTW-component die wordt toegevoegd aan het BTW-compensatiefonds.

  • 2 Een specifieke uitkering ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 8. Voorschotverlening

  • 1 De minister verstrekt een voorschot van 75% bij verlening van de specifieke uitkering.

  • 2 De minister verstrekt het resterende bedrag bij de vaststelling van de specifieke uitkering.

  • 3 Het voorschot bedoeld in het eerste lid wordt uitbetaald binnen zes weken na bekendmaking van de beschikking tot verlening.

Artikel 9. Verplichtingen ontvanger

  • 1 De implementatie van het realisatiepact dient binnen zes maanden na de verlening van de specifieke uitkering te zijn gestart en binnen vier jaar voltooid te zijn, te rekenen vanaf het moment van de verlening van de specifieke uitkering.

  • 2 De minister kan op voorafgaand gemotiveerd verzoek van de ontvanger afwijken van de in het eerste lid genoemde termijnen.

Artikel 11. Vaststelling

  • 1 De minister stelt de specifieke uitkering ambtshalve vast op 31 december van het jaar waarin de laatste verantwoording, bedoeld in artikel 10, heeft plaatsgevonden.

  • 2 De specifieke uitkering kan op een lager bedrag worden vastgesteld als:

    • a. de werkelijke kosten lager zijn dan het verleende bedrag;

    • b. de specifieke uitkering anderszins niet of niet volledig overeenkomstig het doel van deze regeling is besteed; of

    • c. niet of niet volledig is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 9, of de verantwoording, bedoeld in artikel 10.

  • 3 De minister kan onverschuldigd betaalde specifieke uitkeringen en voorschotten terugvorderen voor zover na de dag waarop de beschikking waarbij de specifieke uitkering is vastgesteld, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 12. Evaluatieverslag

De minister publiceert voor 31 december 2028 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de specifieke uitkeringen in de praktijk.

Artikel 13. Inwerkingtreding en horizonbepaling

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 De regeling vervalt uiterlijk op 31 december 2027 met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op een specifieke uitkering die voor die datum krachtens deze regeling is verstrekt.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Specifieke uitkering realisatiepacten goederenvervoercorridors Oost, Zuidoost en Zuid.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

R. Tieman