Hoofdstuk 1. Definities en reikwijdte
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
-
besluit:
Besluit bemanning zeeschepen;
-
bestaand vissersvaartuig: vissersvaartuig waarvan de kiel is gelegd voor 12 mei 1977;
-
Caribische handelszone: Caribische handelszone (Caribbean Trading Area) als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 3,
onderdeel 6, van de SCV-code;
-
commercieel jacht: zeeschip van minder dan 3.000 GT met een loodlijnlengte van 24 meter of meer, dat
is ontworpen en gebouwd en uitsluitend wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer
van 12 of minder passagiers en waarop de LY2-code dan wel de LY3-code, bedoeld in
artikel 1 van de Regeling veiligheid zeeschepen kan worden toegepast;
-
crebo: centraal register beroepsopleidingen;
-
croho: centraal register opleidingen hoger onderwijs;
-
diensttijd zeilschepen minder dan 500 GT: diensttijd in een bepaalde functie aan boord van in de vaart zijnde zeilschepen van
minder dan 500 GT, uitgedrukt in seizoenen;
-
ETO: elektrotechnisch officier;
-
garnalenkotter: vissersvaartuig van 125 GT of minder, met een lengte van minder dan 24 meter met
een hoofdvoortstuwingsinstallatie van minder dan 750 kW, gebruikt voor de vangst van
garnalen waarvoor een bemanningscertificaat is afgegeven voor reizen die zich niet
verder uitstrekken dan beperkte wateren vissersvaartuigen en waarvoor een vergunning
als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling visserij voor het vangen van garnalen is afgegeven;
-
keuring: medisch onderzoek als bedoeld in artikel 3.6.2, eerste lid, van het besluit;
-
keurling: natuurlijke persoon die zich aan een keuring onderwerpt;
-
minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;
-
marof-N: maritiem officier als bedoeld in artikel 1 van het besluit, die gespecialiseerd is in het nautische vakgebied;
-
marof-T: maritiem officier als bedoeld in artikel 1.1 van het besluit, die gespecialiseerd is in het technische vakgebied;
-
onderofficier: gezel die dienst doet in een toezichthoudende functie of in een functie met bijzondere
verantwoordelijkheid en die door de zeewerkgever als zodanig wordt beschouwd;
-
passagiers: alle personen aan boord, met uitzondering van:
-
1°. de kapitein en de zeevarenden;
-
2°. andere personen, die in welke hoedanigheid ook, aan boord ten behoeve van het schip
in dienst of tewerkgesteld zijn;
-
3°. kinderen, die op de dag van inscheping de leeftijd van een jaar nog niet hebben bereikt;
-
referentielastlijn:
-
a. voor een zeeschip waarop het Uitwateringsverdrag van toepassing is, de lijn voor zomeruitwatering
als bedoeld in bijlage 1, voorschrift 6, tweede lid, onderdeel a, van het Uitwateringsverdrag;
of
-
b. voor een zeeschip waarop het Uitwateringsverdrag niet van toepassing is, de lijn parallel
aan de ontwerplastlijn gelegen op een afstand van 20 procent van de holte naar de
mal als bedoeld in bijlage 1, voorschrift 3, vijfde lid, van het Uitwateringsverdrag,
maar niet meer dan 1 meter onder het vrijboorddek als bedoeld in bijlage 1, voorschrift 3,
negende lid, van het Uitwateringsverdrag;
-
schelpdiervaartuig: vissersvaartuig met een lengte van minder dan 45 meter met een hoofdvoortstuwingsinstallatie
van minder dan 1.125 kW, gebruikt voor de vangst van schelpdieren waarvoor een bemanningscertificaat
is afgegeven voor reizen die zich niet verder uitstrekken dan beperkte wateren vissersvaartuigen;
-
seizoen: periode van 180 kalenderdagen, al dan niet aaneengesloten;
-
SCV-code: in februari 2001 onder auspiciën van de IMO opgestelde en bij circulaire SLS.14/Circ.396,
als voor het Koninkrijk der Nederlanden geldende equivalente regeling, aangemelde
Code voor de veiligheid van kleine commerciële zeeschepen waarmee reizen worden ondernomen
in het Caribisch gebied (Code of Safety for Small Commercial Vessels);
-
sleepboot: zeeschip, in hoofdzaak bestemd voor het slepen of bergen van vaartuigen, en waarmee
in de regel geen andere personen of goederen worden vervoerd dan die welke tot de
eigen bemanning en uitrusting of tot die van het gesleept wordende, te slepen of te
bergen object behoren, dan wel bij het bergingswerk nodig zijn;
-
Uitwateringsverdrag: op 5 april 1966 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de
uitwatering van zeeschepen (Trb. 1966, 275) en de bij dat verdrag behorende bindende
protocollen, aanhangsels en bijlagen;
-
vaargebied zeilvaart I: gebied dat zich uitstrekt van de monding van de Eems over de Duitse Wadden, begrensd
door de laagwaterlijn op het Noordzeestrand van de Duitse Waddeneilanden tot de oostpunt
van Spiekeroog, en vervolgens van de lijn van de oostpunt van Spiekeroog – Harleboei –
vuurschip Weser – vuurschip Elbe I en de Elbemonding tot Brunsbüttel, begrensd door
de rode boeienlijn, tevens omvattend het Noord-Oostzeekanaal, het Kielerfjord, de
westelijke Oostzee, Belten en Sont, begrensd door de lijn Grenaa – Kullen in het Noorden
en in het Oosten door de lijn Falster Bo – Cap Arkona, inclusief het bodden- en haffengebied
ten zuiden van Rügen;
-
vaargebied zeilvaart II: gebied kustwater van 25 mijl uit de kust te beginnen dwars van Nieuwpoort tot de
monding van de Elbe (Elbe I) en de Eider (Toenning), tevens omvattend het Noord-Oostzeekanaal
en de westelijke Oostzee, Belten en Sont en het Kattegat in het Noorden begrensd door
de lijn Skagen – Göteborg en in het Oosten door de lijn Simrishamn – oostkust Bornholm
-Stettin, met dien verstande dat Bornholm in het Oosten op maximaal 25 mijl gepasseerd
mag worden;
-
vaargebied zeilvaart III: gehele Oostzee, de Noordzee, in het Noorden begrensd door de lijn van 63° 30’ Noorderbreedte
(tot niet meer dan 25 mijl uit de Noorse kust) – 61° Noorderbreedte, 1° Westerlengte –
Strathie Head verbonden met de lijn van Barony Point – Mull – oostkust Colonsay -Islay
(Ardmore Point) – Inishowen Head (Noord-Ierland) en vervolgens in het Zuidwesten van
Old Head of Kinsale (Zuid-Ierland nabij Cork Harbour) naar 48° Noorderbreedte, 6°
Westerlengte (ca. 25 mijl west van Pointe du Raz) tot de zuidoever van de Gironde
(45° Noorderbreedte, 2° 35’ Westerlengte); tot vaargebied III behoort tevens de gehele
Middellandse Zee vanaf de Straat van Gibraltar;
-
vaargebied zeilvaart IIIA: zuidelijke Noordzee, in het noorden begrensd door de parallel van 53° Noorderbreedte
en in het zuiden begrensd door de lijn Calais-Dover, alsmede de wateren tot 30 mijl
uit de Europese kusten binnen het vaargebied zeilvaart III;
-
vaargebied zeilvaart IV: onbeperkt vaargebied;
-
verblijf: dag- of slaapverblijf en alle ruimten voor sanitaire doeleinden, voedselvoorziening,
ziekenverpleging en recreatie aan boord van een zeeschip, bestemd voor gebruik door
zeevarenden;
-
zeeschip voor bijzondere doeleinden: zeeschip waarop de SPS-code of de SPS-code 2008 van toepassing is.
Artikel 1.2. Personen niet aangemerkt als zeevarenden
De volgende categorieën van personen aan boord van een zeeschip, worden voor de toepassing
van het bepaalde bij of krachtens de wet niet aangemerkt als zeevarenden:
Artikel 1.4. Uitzondering zeeschepen niet-continue vaart
De artikelen 4.1.4 tot en met 4.1.7 zijn niet van toepassing op een zeeschip van minder dan 500 GT waarop de zeevarenden
ten hoogste 13 uur per etmaal en ten hoogste 84 uur in elke periode van 7 dagen aan
boord verblijven, indien:
-
a. per zeevarende een zitplaats in een dagverblijf beschikbaar is; en
-
b. per ten hoogste zes zeevarenden een toiletruimte, een wastafel en een bad of douche
beschikbaar is.
Artikel 1.5. Uitzondering zeeschepen ingezet door de politie of een organisatie belast
met toezicht op de naleving van regelgeving en belast met het opsporen van strafbare
feiten in de territoriale zone, met een lengte van minder dan 12 meter
De wet, met uitzondering van de artikelen 4, eerste lid, 8, 9 tot en met 18, en 41 tot en met 66, is niet van toepassing op een zeeschip met een lengte van minder dan 12 meter, ingezet
door de Nationale Politie of door een organisatie belast met toezicht op de naleving
van regelgeving en belast met het opsporen van strafbare feiten binnen de territoriale
zone, indien de bemanning in het bezit is van:
-
a. het door de Nationale Politie afgegeven vaarbekwaamheidsbewijs politie voor het besturen
van een klein politievaartuig op alle binnenwater of een kwalificatiecertificaat schipper
als bedoeld in artikel 14 van het Binnenvaartbesluit;
-
b. het door de Nationale Politie afgegeven getuigschrift vaartraining snelle motorboten
of het door Havenbedrijf Rotterdam N.V. afgegeven getuigschrift meerdaagse vaartraining
snelle motorboten op zee inclusief noodprocedures;
-
c. het getuigschrift levensreddend handelen afgegeven door de Nationale Politie of een
getuigschrift levensreddend handelen afgegeven volgens de eisen van het Nederlands
Instituut Publieke Veiligheid;
-
d. het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid; en
-
e. het beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie of het algemeen certificaat maritieme
radiocommunicatie.
Artikel 1.6. Vrijstelling garnalenkotters 48-uursregeling
Aan de scheepsbeheerder van een garnalenkotter wordt vrijstelling verleend van de
verplichting de garnalenkotter te bemannen overeenkomstig de in artikel 2.2.1 van het besluit voorgeschreven bemanningssamenstelling voor telkens een periode van ten hoogste 48 uur,
gerekend vanaf het tijdstip van uitvaren tot binnenkomst, indien:
-
a. de bemanning bestaat uit ten minste een schipper en een plaatsvervangend schipper;
-
b. bij aanwezigheid op het dek de opvarenden een opblaasbare reddinggordel dragen, die
is voorzien van een persoonlijk noodradiobaken, en die voldoet aan het bepaalde in
artikel 7.24 van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 of die is voorzien van een stuurwielmarkering als bedoeld in artikel 1 van de Wet scheepsuitrusting 2016; en
-
c. de garnalenkotter is voorzien van:
-
1°. een koppeling van het wachtalarm met de automatische stuurinrichting;
-
2°. een geautomatiseerde spoel- en sorteermachine voor de scheiding van garnalen en vis;
en
-
3°. een geautomatiseerde kookinrichting waarbij geen handmatige handelingen hoeven te
worden verricht.
Artikel 1.7. Vrijstelling garnalenkotters 12-uursregeling
Aan de scheepsbeheerder van een garnalenkotter wordt vrijstelling verleend van de
verplichting de garnalenkotter te bemannen overeenkomstig de in artikel 2.2.1 van het besluit voorgeschreven bemanningssamenstelling voor telkens een periode van ten hoogste 12 uur,
gerekend vanaf het tijdstip van uitvaren tot binnenkomst, en:
Artikel 1.8. Vrijstelling schelpdiervaartuigen voor de vaart tussen het Waddengebied
en de Oosterschelde
Aan de scheepsbeheerder van een schelpdiervaartuig wordt vrijstelling verleend van
de verplichting het schelpdiervaartuig te bemannen overeenkomstig de in artikel 2.2.1 van het besluit voorgeschreven bemanningssamenstelling, uitsluitend de vaart betreffend over zee
tussen het Waddengebied en de Oosterschelde, indien:
-
a. de bemanning bestaat uit ten minste een schipper en een plaatsvervangend schipper;
-
b. de opvarenden bij aanwezigheid op het dek een opblaasbare reddinggordel dragen die
is voorzien van een persoonlijk noodradiobaken, en die voldoet aan het bepaalde in
artikel 7.24 van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 of die is voorzien van een stuurwielmarkering als bedoeld in artikel 1 van de Wet scheepsuitrusting 2016;
-
c. niet wordt gevist; en
-
d. de tijdspanne tussen binnenkomst in en vertrek uit het gebied door het schelpdiervaartuig
ten minste 12 uren bedraagt.
Artikel 1.9. Vrijstelling schelpdiervaartuigen daglichtregeling
Aan de scheepsbeheerder van een schelpdiervaartuig wordt vrijstelling verleend van
de verplichting het schelpdiervaartuig te bemannen overeenkomstig de in artikel 2.2.1 van het besluit voorgeschreven bemanningssamenstelling voor telkens een periode gerekend vanaf het
tijdstip van zonsopgang tot zonsondergang, indien:
-
a. de bemanning bestaat uit ten minste een schipper, een plaatsvervangend schipper en
een wachtlopend gezel;
-
b. de opvarenden bij aanwezigheid op het dek een opblaasbare reddinggordel dragen die
is voorzien van een persoonlijk noodradiobaken, en die voldoet aan het bepaalde in
artikel 7.24 van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 of die is voorzien van een stuurwielmarkering als bedoeld in artikel 1 van de Wet scheepsuitrusting 2016;
-
c. het schelpdiervaartuig is voorzien van:
Hoofdstuk 2. Het bemannen van zeeschepen
Artikel 2.1.1. Gegevens bemanningsplan
Artikel 2.1.2. Gegevens bemanningscertificaat vissersvaartuig
De gegevens die bij de aanvraag voor een bemanningscertificaat voor een vissersvaartuig,
niet zijnde een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 2.2.5 van het besluit worden ingediend zijn, voor zover van toepassing:
-
a. de datum van de aanvraag;
-
b. de naam van de scheepsbeheerder;
-
c. het postadres van de scheepsbeheerder;
-
d. de contactpersoon van de scheepsbeheerder;
-
e. het telefoonnummer en het elektronisch postadres van de scheepsbeheerder;
-
f. de naam van het vissersvaartuig;
-
g. het letterteken en het nummer waaronder het vissersvaartuig is ingeschreven in het
visserijregister, bedoeld in artikel 4 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998;
-
h. de categorie waartoe het vissersvaartuig behoort;
-
i. het bouwjaar van het vissersvaartuig;
-
j. het voortstuwingsvermogen van het vissersvaartuig;
-
k. de lengte van het vissersvaartuig;
-
l. het vaargebied, waarbinnen met het vissersvaartuig zal worden gereisd;
-
m. indien een vrijstelling als bedoeld in artikel 2.2.3, tweede lid, van het besluit is verleend, de aan het vissersvaartuig opgelegde beperkingen; en
-
n. de handtekening van de scheepsbeheerder.
Artikel 2.1.3. Bemanningslijst
Met toepassing van artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht kan de scheepsbeheerder worden verplicht de bemanningslijsten over een bepaalde periode
van één of meer van zijn zeeschepen onverwijld aan de minister toe te sturen.
Paragraaf 2.2. Nationaliteit kapitein
Artikel 2.2.1. Vrijstelling buitenlandse kapiteins handelsvaart en zeegaande waterbouw
Vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet wordt verleend aan een houder van een vaarbevoegdheidsbewijs die de nationaliteit
bezit van Australië, Canada, Chili, China, Ethiopië, Filippijnen, Georgië, Ghana,
Hong Kong, India, Indonesië, Jamaica, Kaapverdië, Montenegro, Nieuw-Zeeland, Oekraïne,
Oman, Pakistan, Peru, de Russische Federatie, Singapore, Turkije, Verenigd Koninkrijk,
Verenigde Staten van Amerika, Vietnam of Zuid-Afrika.
Artikel 2.2.2. Bewijs van toestemming
De scheepsbeheerder die een persoon uit één van de in artikel 2.2.1 genoemde staten als kapitein op een zeeschip aanstelt, beschikt over een geldig,
aan deze scheepsbeheerder gerichte toestemming als bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de wet waarop de naam van die persoon is vermeld.
Artikel 2.2.3. Aanwezigheid bewijs van toestemming
Artikel 2.2.4. Vrijstelling nationaliteitseis schippers vissersvaartuigen
Vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet wordt verleend aan een houder van een vaarbevoegdheidsbewijs die de nationaliteit
bezit van een lidstaat van de Europese Unie, van een andere staat die partij is bij
de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.
Artikel 2.2.5. Informatie over de arbeidsmarkt voor Nederlandse zeevarenden
-
1 De commissies, bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van de wet, verstrekken informatie over de arbeidsmarkt voor Nederlandse zeevarenden in het
afgelopen jaar vóór 1 oktober aan de minister.
Artikel 2.2.6. Vervanging van privaatrechtelijke regelingen
-
1 Ingeval de privaatrechtelijke regelingen, bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de wet, zijn vervallen zonder dat de werkgevers- en werknemersorganisaties in de sector
koopvaardij en zeegaande waterbouw hebben voorzien in de vervanging hiervan, geeft
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat nog gedurende zes maanden na de vervaldatum
op aanvraag vaarbevoegdheidsbewijzen van erkenning af ten behoeve van scheepsbeheerders
die vallen onder deze sectoren, zonder dat een bewijs van toestemming is overgelegd.
Paragraaf 2.3. Monsterboekje of alternatieve diensttijdverklaring
Artikel 2.3.1. Afgifte monsterboekje
Artikel 2.3.2. Bewijsstukken bij verzoek monsterboekje
-
3 In plaats van het in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde burgerservicenummer kan,
indien de aanvrager zijn hoofdverblijf niet in Nederland heeft, worden volstaan met
bescheiden die in het land van herkomst gebruikelijk zijn.
Artikel 2.3.3. Aantekeningen monsterboekje of een alternatieve diensttijdverklaring
-
4 De kapitein tekent in het monsterboekje van de zeevarende aan, dan wel reikt een alternatieve
diensttijdverklaring als bedoeld in artikel 22, derde lid, van de wet uit aan een zeevarende, waarin is aangegeven:
-
a. de dag en plaats van aanmonstering;
-
b. de dag en plaats van afmonstering;
-
c. de functie waarin de zeevarende heeft dienstgedaan;
-
d. de naam en roepletters van het zeeschip en voor een passagiersschip van meer dan 100 GT
of meer of een zeeschip, niet zijnde een passagiersschip, van 300 GT of meer, het
IMO-nummer of ingeval het ontbreken daarvan het CFR-nummer;
-
e. het brutotonnage van het zeeschip of de scheepslengte in geval van een vissersvaartuig;
-
f. het vermogen van de hoofdvoortstuwingsinstallatie in kW;
-
g. het soort zeeschip, onderscheiden naar handelsvaartschip, vissersvaartuig, zeilschip,
alsmede werktuiglijke voortbeweging door middel van een inwendige verbrandingsmotor,
een elektrische voortstuwingsinstallatie of door een stoomturbine of gasturbine gedreven
voortstuwingsinstallatie;
-
h. het type zeeschip, indien van toepassing, onderscheiden naar olietankschip, chemicaliëntankschip,
vloeibaargastankschip, IGF-schip, hogesnelheidschip of passagiersschip.
Artikel 2.3.4. Verlies monsterboekje
-
1 Bij de aanvraag van een vervangend monsterboekje wegens verlies van het reeds afgegeven
monsterboekje overlegt de aanvrager naast de in artikel 2.3.2, eerste lid, genoemde bescheiden, een verklaring over inzake de vermissing van het monsterboekje.
Artikel 2.3.5. Personen naast de kapitein bevoegd tot het maken van aantekeningen
-
1 Het bevoegd gezag van een door de minister erkende training als bedoeld in artikel 24, vierde lid, of 25, vijfde lid, van de wet is bevoegd tot het maken van aantekeningen in het monsterboekje betreffende het door
de zeevarende met goed gevolg hebben afgerond van die training.
Artikel 2.3.6. Teruggave monsterboekje
-
2 Indien de kapitein het monsterboekje niet kan teruggeven aan de zeevarende, doet hij
het toekomen aan de scheepsbeheerder die het, onder vermelding van de reden voor het
niet teruggeven, zendt aan de minister.
Hoofdstuk 3. Vaarbevoegdheden en beroepseisen
Paragraaf 3.1. Algemene bepalingen
Artikel 3.1.1. Afgifte vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs
Artikel 3.1.2. Relevante diensttijd
-
1 Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie in de dekdienst
als bedoeld in de artikelen 3.2.2 en 3.2.3 van het besluit wordt de diensttijd in aanmerking genomen die is opgedaan in een functie als kapitein
of officier in de dekdienst aan boord van zeeschepen van 100 GT of meer niet zijnde
vissersvaartuigen, of vissersvaartuigen met een lengte van 45 meter of meer.
-
2 Indien diensttijd is opgedaan aan boord van zeeschepen van minder dan 100 GT, niet
zijnde vissersvaartuigen of vissersvaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter,
wordt bij vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie in de dekdienst
als bedoeld in de artikelen 3.2.2 en 3.2.3 van het besluit het vaarbevoegdheidsbewijs beperkt tot zeeschepen van minder dan 3.000 GT.
-
7 Indien de diensttijd is opgedaan aan boord van zeeschepen met een hoofdvoortstuwingsinstallatie
van minder dan 750 kW wordt bij de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor
een functie in de machinekamerdienst als bedoeld in de artikelen 3.2.11 tot en met 3.2.13 van het besluit, het vaarbevoegdheidsbewijs beperkt tot zeeschepen met een hoofdvoortstuwingsinstallatie
van minder dan 3.000 kW.
Artikel 3.1.3. Diensttijd maritiem officier
-
1 Aanvullend op artikel 3.1.2 wordt de diensttijd opgedaan in de functie van een maritiem officier, eerste maritiem
officier of stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen voor de helft daarvan in aanmerking
genomen voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs als officier in de dekdienst
en voor de helft daarvan voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs als officier
in de machinekamerdienst.
-
2 Aanvullend op artikel 3.1.2 komt voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs van een maritiem officier,
eerste maritiem officier of stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen de diensttijd,
opgedaan in een functie als kapitein of officier in de dekdienst en de diensttijd,
opgedaan in een functie als officier in de machinekamerdienst, in aanmerking.
Artikel 3.1.4. Diensttijd verschillende sectoren bij vernieuwing vaarbevoegdheidsbewijs
-
1 Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie als kapitein of
officier aan boord van een zeeschip in de dekdienst, wordt de diensttijd opgedaan
in een relevante functie aan boord van een zeeschip in de handelsvaart, zeevisvaart
of zeezeilvaartgelijkgesteld, met dien verstande dat er op het moment van de aanvraag
tot vernieuwing geen sprake is van ophoging van de vaarbevoegdheid.
-
2 Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie als officier aan
boord van een zeeschip in de dekdienst, waarbij er sprake is van ophoging van de vaarbevoegdheid,
wordt diensttijd opgedaan op zeeschepen in de handelsvaart, zeevisvaart of zeezeilvaart
gelijkgesteld, met dien verstande dat in de bedrijfstak waarvoor de vernieuwing van
het vaarbevoegdheidsbewijs is aangevraagd, ten minste drie maanden diensttijd is opgedaan
in een functie als officier waarvoor een vaarbevoegdheidsbewijs is vereist.
-
3 In afwijking van het tweede lid wordt voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs
voor een functie als officier aan boord van een zeeschip in de dekdienst, waarbij
er sprake is van ophoging van de vaarbevoegdheid, diensttijd opgedaan op vissersvaartuigen
met een lengte van 45 meter of meer gelijkgesteld aan diensttijd op zeeschepen in
de handelsvaart.
-
4 Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie aan boord van
een zeeschip als officier in de machinekamerdienst, wordt de diensttijd opgedaan in
een relevante functie aan boord van een zeeschip in de handelsvaart of zeevisvaart,
gelijkgesteld.
-
5 De diensttijd opgedaan als wachtofficier, navigatieofficier of commandant op zeeschepen
van de Koninklijke Marine van 500 GT of meer wordt gelijkgesteld met diensttijd als
bedoeld in het eerste lid. In het geval deze diensttijd wordt gebruikt voor het vernieuwen
van een vaarbevoegdheidsbewijs, waarbij er sprake is van ophoging van de vaarbevoegdheid,
dan is het tweede lid van toepassing.
-
6 De diensttijd opgedaan als wachtofficier of technisch officier van de technische dienst
op zeeschepen van de Koninklijke Marine met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van
750 kW of meer, voor zover daadwerkelijk diensttijd is opgedaan in de technische centrale
en machinekamer wordt gelijkgesteld met diensttijd als bedoeld in het vijfde lid.
-
7 Voor de berekening van de diensttijd, bedoeld in het eerste tot en met zesde lid,
wordt de diensttijd, opgedaan in één van de functies als maritiem officier en in de
functie stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen, herleid naar diensttijd, opgedaan
in de functies als stuurman of werktuigkundige, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.3.
Artikel 3.1.5. Diensttijd bij vernieuwing bekwaamheidsbewijs
Voor de vernieuwing van een bekwaamheidsbewijs, is artikel 3.1.1 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van onderdeel f, en met dien verstande
dat de in onderdeel h vereiste diensttijd is opgedaan:
-
a. aan boord van olie- of chemicaliëntankschepen, indien het betreft het bekwaamheidsbewijs
basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen;
-
b. aan boord van gastankschepen, indien het betreft het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling
gastankschepen;
-
c. aan boord van olie- en chemicaliëntankschepen, indien het betreft het bekwaamheidsbewijs
ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen voor gevorderden;
-
d. aan boord van gastankschepen, indien het betreft het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling
gastankschepen voor gevorderden.
Artikel 3.1.6. Vergelijkbare functies
Artikel 3.1.7. Erkenning van buitenlandse vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen
-
1 Bij de aanvraag om erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs
op grond van voorschrift I/10 van het STCW-verdrag of hoofdstuk I, voorschrift 7,
van het STCW F-verdrag, legt de aanvrager de volgende bescheiden over aan de minister:
-
a. een door hem ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
-
b. een geldig identiteitsbewijs waaruit zijn nationaliteit blijkt;
-
c. een recente pasfoto;
-
d. het vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs waarvan erkenning wordt gevraagd;
en
-
e. de geneeskundige verklaring zeevaart, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet.
-
2 Indien het vaarbevoegdheidsbewijs waarvan erkenning wordt gevraagd de functie kapitein
betreft en is afgegeven door de bevoegde autoriteit van een staat, niet zijnde een
lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte of de Bondsstaat Zwitserland, overlegt
de aanvrager tevens het bewijs van schriftelijke toestemming, bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de wet.
-
3 Een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs als bedoeld in het eerste lid
afgegeven door een staat als bedoeld in het tweede lid, heeft een geldigheidsduur
die gelijk is aan die van het door de bevoegde autoriteit van die staat afgegeven
oorspronkelijke bewijs, maar niet langer dan vijf jaar.
Artikel 3.1.8. Bewijs van aanvraag om erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs
Bij een aanvraag om afgifte van een bewijs van aanvraag om erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs
als bedoeld in artikel 27, vierde lid, van de wet overlegt de aanvrager naast de in artikel 3.1.7, eerste lid, bedoelde bescheiden, tevens een verklaring van:
-
a. de zeewerkgever omtrent het afgesloten zijn van een arbeidsovereenkomst, waarbij de
aanvrager zich heeft verbonden arbeid aan boord van een zeeschip te verrichten; en
-
b. de scheepsbeheerder omtrent de authenticiteit van de door de aanvrager overgelegde
bescheiden en de juistheid van de door deze verstrekte gegevens, voor zover dit door
hem kan worden beoordeeld.
Paragraaf 3.2. Vaarbevoegdheidsbewijzen zeeschepen, niet zijnde zeilschepen
Artikel 3.2.1. Vaarbevoegdheid zeeschepen, niet zijnde zeilschepen minder dan 500 GT
Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie aan boord van een
zeeschip, niet zijnde een zeilschip van minder dan 500 GT, is de aanvrager in het
bezit van de in bijlage 1 en 2 vastgestelde kennisbewijzen en bekwaamheidsbewijzen en wordt ten minste voldaan aan
de vastgestelde diensttijdvereisten.
Paragraaf 3.3. Bijzondere beroepseisen bepaalde scheepstypen en afgifte bekwaamheidsbewijzen
Artikel 3.3.1. Bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen,
bedoeld in artikel 3.3.1, eerste lid, van het besluit, is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid en heeft
de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet
aan sectie A-V/1-1, eerste lid, van de STCW-code.
Artikel 3.3.2. Bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling olietankschepen voor gevorderden
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs olietankschepen voor gevorderden, bedoeld
in artikel 3.3.1, tweede lid, van het besluit, is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling
olie- en chemicaliëntankschepen en heeft de aanvrager met goed gevolg een door de
minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-1, tweede lid, van
de STCW-code.
Artikel 3.3.3. Bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling chemicaliëntankschepen voor gevorderden
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling chemicaliëntankschepen
voor gevorderden, bedoeld in artikel 3.3.1, derde lid, van het besluit, is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling
olie- en chemicaliëntankschepen en heeft de aanvrager met goed gevolg een door de
minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-1, derde lid, van
de STCW-code.
Artikel 3.3.4. Bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling gastankschepen
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling gastankschepen,
bedoeld in artikel 3.3.2, eerste lid, van het besluit, is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid en heeft
de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet
aan sectie A-V/1-2, eerste lid, van de STCW-code.
Artikel 3.3.5. Bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling gastankschepen voor gevorderden
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling gastankschepen voor gevorderden,
bedoeld in artikel 3.3.2, tweede lid, van het besluit, is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling
gastankschepen en heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende
training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-2, tweede lid, van de STCW-code.
Artikel 3.3.6. Schriftelijk bewijs dienstverlening aan passagiers
Voor de afgifte van het schriftelijk bewijs dienstverlening aan passagiers, bedoeld
in artikel 3.3.3, tweede lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een training afgerond die voldoet aan sectie
A-V/2, tweede lid, van de STCW-code.
Artikel 3.3.7. Bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs groepsbegeleiding
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs groepsbegeleiding,
bedoeld in artikel 3.3.3, derde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een training afgerond die voldoet aan sectie
A-V/2, derde lid, van de STCW-code.
Artikel 3.3.8. Bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs crisisbeheersing en menselijk
gedrag
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs crisisbeheersing
en menselijk gedrag, bedoeld in artikel 3.3.3, vierde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-V/2, vierde lid, van de STCW-code.
Artikel 3.3.9. Bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs passagiersveiligheid, ladingveiligheid
en waterdichtheid van de scheepsromp
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs passagiersveiligheid,
ladingveiligheid en waterdichtheid van de scheepsromp, bedoeld in artikel 3.3.3, vijfde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-V/2, vijfde lid, van de STCW-code.
Artikel 3.3.10. Bekwaamheidsbewijs basistraining IGF-code
-
1 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs basistraining IGF-code, bedoeld in artikel 3.3.4, tweede lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-V/3, eerste lid, van de STCW-code.
Artikel 3.3.11. Bekwaamheidsbewijs gevorderdentraining IGF-code
-
1 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs gevorderdentraining IGF-code, bedoeld in
artikel 3.3.4, derde lid, van het besluit:
-
a. is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basistraining IGF-code;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-V/3, tweede lid, van de STCW-code; en
-
c. heeft de aanvrager ten minste een maand ervaring opgedaan met ten minste drie bunkeroperaties
aan boord van zeeschepen waarop de IGF-code van toepassing is. Twee van de drie bunkeroperaties
kunnen worden vervangen door simulatortraining als onderdeel van de in onderdeel b
genoemde training.
-
2 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs gevorderdentraining IGF-code komen tevens
in aanmerking kapiteins, werktuigkundigen, maritiem officieren en overige zeevarenden
die in het bezit zijn van het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling gastankschepen
voor gevorderden, bedoeld in artikel 3.3.2, tweede lid, van het besluit, mits zij tevens:
-
a. voldoen aan de voorschriften V/3, zesde lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;
-
b. voldoen aan voorschrift V/3, achtste lid, onderdeel 2, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993 of hebben deelgenomen aan ten minste drie ladingsoperaties aan boord van een gastankschip;
-
c. gedurende vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag ten minste drie maanden dienst hebben
gedaan aan boord van:
-
1°. zeeschepen waarop de IGF-code van toepassing is;
-
2°. tankschepen met als lading brandstoffen waarop de IGF-code van toepassing is; of
-
3°. zeeschepen die gas of brandstof met een laag vlampunt gebruiken als brandstof.
Artikel 3.3.12. Bekwaamheidsbewijs basistraining Polar-code voor zeeschepen die in
polaire wateren varen
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs basistraining Polar-code, bedoeld in artikel 3.3.5, eerste lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-V/4, eerste lid, van de STCW-code.
Artikel 3.3.13. Bekwaamheidsbewijs gevorderdentraining Polar-code voor zeeschepen
die in polaire wateren varen
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs gevorderdentraining Polar-code, bedoeld
in artikel 3.3.5, tweede lid, van het besluit:
-
a. is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basistraining Polar-code;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-V/4, tweede lid, onderdeel 1, van de STCW-code; en
-
c. heeft de aanvrager gedurende ten minste twee maanden dienstgedaan in een relevante
functie.
Artikel 3.3.14. Bekwaamheidsbewijs type rating HSC
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs type rating HSC, bedoeld in artikel 3.3.9, eerste lid, van het besluit heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan voorschrift 18.3.3 van de HSC-code.
Artikel 3.3.15. Bekwaamheidsbewijs stoomvoortstuwing
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs stoomvoortstuwing, bedoeld in artikel 3.2.14 van het besluit:
-
a. is de aanvrager in het bezit van ten minste een vaarbevoegdheidsbewijs als bedoeld
in artikel 3.2.11 van het besluit; en
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-III/2 van de STCW-code, voor wat betreft het aspect voortstuwing
door middel van stoomturbines.
Artikel 3.3.16. Bekwaamheidsbewijs gasturbinevoortstuwing
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs gasturbinevoortstuwing, bedoeld in artikel 3.2.15 van het besluit:
-
a. is de aanvrager in het bezit van ten minste het vaarbevoegdheidsbewijs als bedoeld
in artikel 3.2.11 van het besluit; en
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-III/2 van de STCW-code, voor wat betreft het aspect voortstuwing
door middel van gasturbines.
Paragraaf 3.4. Kennisbewijzen officieren en bekwaamheidsbewijzen gezel
Artikel 3.4.1. Kennisbewijs hoger maritiem officier alle zeeschepen of middelbaar
maritiem officier alle zeeschepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs hoger maritiem officier alle zeeschepen of middelbaar
maritiem officier alle zeeschepen:
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;
-
2°. voorschrift II/2, tweede lid, onderdeel 2;
-
3°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5; en
-
4°. voorschrift III/2, tweede lid, onderdeel 2;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid;
-
2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid bedoelde
kennisniveau de functie kapitein betreft en waarbij het in het vijfde lid bedoelde
niveau alle zeeschepen betreft;
-
3°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en
-
4°. sectie A-III/2, eerste tot en met zevende lid, met uitzondering van de aspecten voorstuwing
door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij
het in het vierde lid bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige alle zeeschepen
betreft; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden
op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een
door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.2. Kennisbewijs stuurman-werktuigkundige kleine zeeschepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman-werktuigkundige kleine zeeschepen:
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;
-
2°. voorschrift II/2, vierde lid, onderdeel 3;
-
3°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5; en
-
4°. voorschrift III/3, tweede lid, onderdeel 2;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot met zesde lid;
-
2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid, bedoelde
kennisniveau de functie kapitein betreft en het in vijfde lid bedoelde niveau zeeschepen
van minder dan 3.000 GT betreft;
-
3°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en
-
4°. sectie A-III/2, eerste tot en met zevende lid, met uitzondering van de aspecten voorstuwing
door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij
het in het vierde lid bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige zeeschepen
met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen betreft; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden
op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een
door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.3. Kennisbewijs stuurman alle zeeschepen en stuurman waterbouw
Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman alle zeeschepen of stuurman waterbouw:
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6; en
-
2°. voorschrift II/2, tweede lid, onderdeel 2;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en het tweede tot en met zesde lid; en
-
2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid bedoelde
kennisniveau de functie van kapitein betreft en waarbij het in het vijfde lid bedoelde
kennisniveau alle zeeschepen betreft; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, waarvan zes maanden gedurende wachtwerkzaamheden
op de brug, onder bijhouding van een door of namens de kapitein af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.4. Kennisbewijs wachtstuurman tot 3.000 GT
Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtstuurman tot 3.000 GT:
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6; en
-
2°. voorschrift II/2, vierde lid, onderdeel 3;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid; en
-
2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid bedoelde
kennisniveau de functie kapitein betreft en het in het vijfde lid, bedoelde niveau
zeeschepen van minder dan 3.000 GT betreft; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, waarvan zes maanden gedurende wachtwerkzaamheden
op de brug, onder bijhouding van een door of namens de kapitein af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.5. Kennisbewijs scheepswerktuigkundige alle zeeschepen en scheepswerktuigkundige
waterbouw
Voor de afgifte van het kennisbewijs scheepswerktuigkundige alle zeeschepen of scheepswerktuigkundige
waterbouw:
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5; en
-
2°. voorschrift III/2, tweede lid, onderdeel 2;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
1°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en
-
2°. sectie A-III/2, eerste tot en met zesde lid, met uitzondering van de aspecten voorstuwing
door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij
het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige alle zeeschepen
betreft; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, waarvan zes maanden gedurende wachtwerkzaamheden
in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de hoofdwerktuigkundige
af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.6. Kennisbewijs wachtwerktuigkundige tot 3.000 kW
Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtwerktuigkundige tot 3.000 kW:
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5; en
-
2°. voorschrift III/3, tweede lid, onderdeel 2;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
1°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en
-
2°. sectie A-III/3, eerste tot en met zevende lid, met uitzondering van de aspecten voorstuwing
door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij
het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige zeeschepen
met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen betreft; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, waarvan zes maanden gedurende wachtwerkzaamheden
in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de hoofdwerktuigkundige
af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.7. Kennisbewijs schipper-machinist beperkt werkgebied
Voor de afgifte van het kennisbewijs schipper-machinist beperkt werkgebied:
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift II/3, vierde lid, onderdelen 2.2.1, 3 tot en met 5; en
-
2°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdeel 4;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste zes maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden
op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een
door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.8. Kennisbewijs officier elektrotechniek alle zeeschepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs officier elektrotechniek alle zeeschepen:
-
a. voldoet de aanvrager aan voorschrift III/6, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 4,
van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan sectie A-III/6, eerste tot en met vijfde lid, van de STCW-code; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, waarvan zes maanden gedurende wachtwerkzaamheden
in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de hoofdwerktuigkundige
af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.9. Kennisbewijs gezel elektrotechniek alle zeeschepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs gezel elektrotechniek alle zeeschepen:
-
a. voldoet de aanvrager aan voorschrift III/7, tweede lid, onderdelen 2 en 3, van bijlage I
bij richtlijn (EU) 2022/993;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan sectie A-III/7, eerste tot en met derde lid, van de STCW-code; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste drie maanden diensttijd opgedaan, onder bijhouding van een door of namens
de hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.10. Kennisbewijs gekwalificeerd gezel dek alle zeeschepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs gekwalificeerd gezel dek alle zeeschepen:
-
a. voldoet de aanvrager aan voorschrift II/5, tweede lid, onderdelen 2 en 4, bijlage I
bij richtlijn (EU) 2022/993;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan sectie A-II/5, eerste tot en met derde lid, van de STCW-code; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste zes maanden diensttijd opgedaan, onder bijhouding van een door of namens
de kapitein af te tekenen stageboek, terwijl hij in het bezit is van de vaarbevoegdheid
wachtlopend gezel dek alle zeeschepen.
Artikel 3.4.11. Kennisbewijs gekwalificeerd gezel machinekamer alle zeeschepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs gekwalificeerd gezel machinekamer alle zeeschepen:
-
a. voldoet de aanvrager aan voorschrift III/5, tweede lid, onderdelen 2 en 4, van bijlage I
bij richtlijn (EU) 2022/993;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan sectie A-III/5, eerste tot en met derde lid, van de STCW-code; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste zes maanden diensttijd opgedaan, onder bijhouding van een door of namens
de hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek, terwijl hij in het bezit is van de
vaarbevoegdheid wachtlopend gezel machinekamer alle zeeschepen.
Artikel 3.4.12. Kennisbewijs gekwalificeerd gezel dek en machinekamer alle zeeschepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs gekwalificeerd gezel dek en machinekamer alle
zeeschepen:
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift II/5, tweede lid, onderdelen 2 en 4; en
-
2°. voorschrift III/5, tweede lid, onderdelen 2 en 4;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
1°. sectie A-II/5, eerste tot en met derde lid; en
-
2°. sectie A-III/5, eerste tot en met derde lid; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit werkzaamheden
op de brug en uit werkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door
of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek, terwijl hij
in het bezit is van de vaarbevoegdheid wachtlopend gezel dek en machinekamer alle
zeeschepen.
Artikel 3.4.13. Kennisbewijs wachtlopend gezel dek alle zeeschepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtlopend gezel dek alle zeeschepen:
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift II/4, tweede lid, onderdelen 2 en 3; en
-
2°. voorschrift II/4, derde lid;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan sectie A-II/4, eerste tot en met vierde lid, van de STCW-code; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twee maanden diensttijd opgedaan met betrekking tot het verrichten van
werkzaamheden op het gebied van de brugwacht, onder bijhouding van een door of namens
de kapitein af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.14. Kennisbewijs wachtlopend gezel machinekamer alle zeeschepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtlopend gezel machinekamer alle zeeschepen:
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift III/4, lid 2, onderdelen 2 en 3; en
-
2°. voorschrift III/4, derde lid;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan sectie A-III/4, eerste tot en met vierde lid, van de STCW-code; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twee maanden diensttijd opgedaan met betrekking tot het verrichten van
werkzaamheden op het gebied van de machinekamerwacht, onder bijhouding van een door
of namens de hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.15. Kennisbewijs wachtlopend gezel dek en machinekamer alle zeeschepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtlopend gezel dek en machinekamer alle zeeschepen:
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift II/4, tweede lid, onderdelen 2 en 3;
-
2°. voorschrift II/4, derde lid;
-
3°. voorschrift III/4, tweede lid, onderdelen 2 en 3; en
-
4°. voorschrift III/4, derde lid;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
1°. sectie A-II/4, eerste tot en met vierde lid; en
-
2°. sectie A-III/4, eerste tot en met vierde lid; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste vier maanden diensttijd opgedaan die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden
op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een
door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.16. Kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW4
Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW4:
-
a. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk II, voorschriften 1, 2 en 5, van de bijlage bij
het STCW F-verdrag;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding
overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW4; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste 12 maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden
op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder het bijhouden van een
door of namens de schipper af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.17. Kennisbewijs stuurman vissersvaartuigen S4
Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman vissersvaartuigen S4:
-
a. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk II, voorschriften 1 en 2, van de bijlage bij het
STCW F-verdrag;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding
overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie stuurman vissersvaartuigen S4; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, waarvan gedurende zes maanden wachtwerkzaamheden
op de brug, onder het bijhouden van een door of namens de schipper af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.18. Kennisbewijs werktuigkundige alle vissersvaartuigen W4
Voor de afgifte van het kennisbewijs werktuigkundige vissersvaartuigen W4:
-
a. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk II, voorschrift 5, van de bijlage bij het STCW
F-verdrag;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding
overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie werktuigkundige vissersvaartuigen W4; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, waarvan gedurende zes maanden wachtwerkzaamheden
in de machinekamer, onder het bijhouden van een door of namens de schipper af te tekenen
stageboek.
Artikel 3.4.19. Kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW5
Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW5:
-
a. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk II, voorschriften 1, 2 en 5, van de bijlage bij
het STCW F-verdrag;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding
overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie stuurman-werktuigkundige alle vissersvaartuigen SW5; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden
op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder het bijhouden van een
door of namens de schipper af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.20. Kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW6
Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW6:
-
a. voldoet de aanvrager aan de hoofdstuk II, voorschriften 2 tot en met 5, van de bijlage
bij het STCW F-verdrag;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding
overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW6; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste zes maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden
op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder het bijhouden van een
door of namens de schipper af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.21. Bekwaamheidsbewijs stuurman grote zeilvaart
-
2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, kan de aanvrager die in het bezit is
van het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart, bedoeld in artikel 3.2.22, volstaan met een diensttijd van ten minste zes maanden.
-
3 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, kan de aanvrager die in het bezit is
van een geldig vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie maritiem officier, stuurman
zeeschepen van minder dan 3.000 GT of stuurman alle zeeschepen, volstaan met een diensttijd
van ten minste twee maanden.
Artikel 3.4.22. Bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart:
-
a. voldoet de aanvrager aan:
-
1°. voorschrift II/3, vierde lid, onderdelen 1, 4 en 5, voor zover het sectie A-VI/1,
onderdeel 2, van de STCW-code betreft; en
-
2°. voorschrift VI/3 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die de aspecten materialen, tuigage, scheepsvormen, dynamische stabiliteit en behandeling
van zeilschepen omvat en voldoet aan sectie A-II/3, eerste tot en met zevende, van
de STCW-code, met uitzondering van de aspecten behandeling en stuwen van lading; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste zes maanden diensttijd opgedaan onder bijhouding van een door of namens
de kapitein af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.23. Kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom nautisch
Voor de afgifte van het kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom
nautisch (Crohonummer 34384):
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;
-
2°. voorschrift II/2, tweede lid, onderdeel 2; en
-
3°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en het tweede tot en met zesde lid;
-
2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid bedoelde
kennisniveau de functie kapitein betreft en waarbij het in het vijfde lid, bedoelde
niveau alle zeeschepen betreft; en
-
3°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste 12 maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden
op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een
door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.24. Kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom technisch
Voor de afgifte van het kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom
technisch (Crohonummer 34384):
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;
-
2°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5; en
-
3°. voorschrift III/2, tweede lid, onderdeel 2;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid;
-
2°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde en negende lid; en
-
3°. sectie A-III/2, eerste tot en met zevende lid, met uitzondering van de aspecten voorstuwing
door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij
het in het vierde lid bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige alle zeeschepen
betreft; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste 12 maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden
op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een
door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.25. Kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom technisch
en ETO
Voor de afgifte van het kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom
technisch en ETO (Crohonummer 34384):
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;
-
2°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5;
-
3°. voorschrift III/2, tweede lid, onderdeel 2; en
-
4°. voorschrift III/6, tweede lid, onderdeel 2;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid;
-
2°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid;
-
3°. sectie A-III/2, eerste tot en met zevende lid, met uitzondering van de aspecten voorstuwing
door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij
het in het vierde lid, bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige alle
zeeschepen betreft; en
-
4°. sectie A-III/6; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden
op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een
door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.26. Kennisbewijs middelbaar maritiem officier alle zeeschepen, semi-duaal –
uitstroom nautisch koopvaardij en waterbouw
Voor de afgifte van het kennisbewijs middelbaar maritiem officier alle zeeschepen,
Nautisch Koopvaardij of Waterbouw (Crebonummers 25680 en 25681):
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;
-
2°. voorschrift II/2, tweede lid, onderdeel 2; en
-
3°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid;
-
2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid, bedoelde
kennisniveau de functie kapitein betreft en waarbij het in onderdeel 5 bedoelde niveau
alle zeeschepen betreft; en
-
3°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden
op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een
door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.27. Kennisbewijs middelbaar maritiem officier alle zeeschepen, semi-duaal –
uitstroom nautisch visserij
Voor de afgifte van het kennisbewijs middelbaar maritiem officier alle zeeschepen,
semi-duaal – uitstroom nautisch visserij Nautisch Visserij (Crebonummer 25682):
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;
-
2°. voorschrift II/2, tweede lid, onderdeel 2; en
-
3°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5;
-
b. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk II, voorschrift 1 en 2, van de bijlage bij het
STCW F-verdrag;
-
c. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid;
-
2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid, bedoelde
kennisniveau de functie kapitein betreft en waarbij het in onderdeel 5 bedoelde niveau
alle zeeschepen betreft; en
-
3°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en
-
d. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel c bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden
op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een
door of namens de kapitein, schipper of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.28. Kennisbewijs middelbaar maritiem officier alle zeeschepen, semi-duaal –
uitstroom technisch
Voor de afgifte van het kennisbewijs middelbaar maritiem officier alle zeeschepen,
semi-duaal – uitstroom technisch (Crebonummer 25683):
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;
-
2°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5; en
-
3°. voorschrift III/2, tweede lid, onderdeel 2;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, tweede tot en met zesde lid;
-
2°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en
-
3°. sectie A-III/2, eerste tot en met zevende lid, met uitzondering van de aspecten voorstuwing
door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij
het in het vierde lid, bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige alle
zeeschepen betreft; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden
op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een
door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.29. Kennisbewijs maritiem officier kleine zeeschepen, semi-duaal – uitstroom
nautisch koopvaardij
Voor de afgifte van het kennisbewijs maritiem officier kleine zeeschepen, semi-duaal –
nautisch koopvaardij (Crebonummer 25677):
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;
-
2°. voorschrift II/2, vierde lid, onderdeel 3; en
-
3°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid;
-
2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid, bedoelde
kennisniveau de functie kapitein betreft en het in onderdeel 5 bedoelde niveau zeeschepen
van minder dan 3.000 GT betreft; en
-
3°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden
op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een
door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.30. Kennisbewijs maritiem officier kleine zeeschepen, semi-duaal – uitstroom
nautisch visserij
Voor de afgifte van het kennisbewijs maritiem officier kleine zeeschepen – uitstroom
nautisch visserij (Crebonummer 25678):
-
a. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk II, voorschriften 1, 2 en 5, van de bijlage bij
het STCW F-verdrag;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding
overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie Maritiem Officier Kleine zeeschepen, Nautisch, Visserij; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden
op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder het bijhouden van een
door of namens de schipper af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.31. Kennisbewijs maritiem officier kleine zeeschepen, semi-duaal – uitstroom
technisch
Voor de afgifte van het kennisbewijs maritiem officier kleine zeeschepen, technisch
(Crebonummer 25679):
-
a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij
richtlijn (EU) 2022/993:
-
1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;
-
2°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5; en
-
3°. voorschrift III/3, tweede lid, onderdeel 2;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding
die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:
-
1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid;
-
2°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en
-
3°. sectie A-III/2, eerste tot en met zevende lid, met uitzondering van de aspecten voorstuwing
door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij
het in het vierde lid, bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige zeeschepen
met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen betreft; en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden
op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een
door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.
Artikel 3.4.32. Kennisbewijs MBO-keuzedeel STCW ladingbehandeling en stuwage management
niveau
Voor de afgifte van het kennisbewijs MBO-keuzedeel STCW ladingbehandeling en stuwage
management niveau (K1212):
-
a. voldoet de aanvrager aan tabel A-II/2 van de STCW-code, voor wat betreft het kennisniveau
functie kapitein en het niveau zeeschepen van minder dan 3.000 GT;
-
b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van het keuzedeel
overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie STCW ladingbehandeling en stuwage management niveau (K1212);
en
-
c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende
ten minste drie maanden diensttijd opgedaan.
Artikel 3.4.33. Kennisbewijs MBO-keuzedeel visserij
Voor de afgifte van het kennisbewijs MBO-keuzedeel visserij (K1244):
-
a. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van het keuzedeel
overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in artikel 1.1.1 de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie keuzedeel visserij (K1244); en
-
b. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel a bedoelde opleiding gedurende
ten minste drie maanden diensttijd opgedaan.
Paragraaf 3.5. Aanvullende beroepseisen en afgifte bekwaamheidsbewijzen
Artikel 3.5.1. Bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
-
1 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid, bedoeld in artikel 3.5.1, eerste lid, van het besluit, of het bekwaamheidsbewijs van de passende herhalingstraining, bedoeld in artikel 3.5.1, vierde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-VI/1, tweede lid, van de STCW-code.
-
2 Sectie A-VI/1, vierde lid, van de STCW-code is van toepassing op de herhalingstraining,
bedoeld in het eerste lid.
Artikel 3.5.2. Bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers
-
1 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers, bedoeld in
artikel 3.5.2, eerste lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan voldoet aan sectie A-VI/1, tweede lid, van de STCW-code, en de eisen
met betrekking tot de module visserij zoals opgenomen in bijlage 3.
-
2 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs van de herhalingstraining basisveiligheid
voor vissers, bedoeld in artikel 3.5.2, vierde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan die voldoet aan sectie A-VI/1, tweede lid, van de STCW-code, en de
eisen met betrekking tot de module visserij zoals opgenomen in bijlage 3.
Artikel 3.5.3. Bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
-
1 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen, bedoeld in artikel 3.5.3, eerste lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-VI/2, eerste tot en met vierde lid, van de STCW-code.
-
2 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs van de herhalingstraining reddingmiddelen,
bedoeld in artikel 3.5.3, vierde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-VI/2, vijfde lid, van de STCW-code.
-
3 Sectie A-VI/2, zesde lid, van de STCW-code is van toepassing op de herhalingstraining,
bedoeld in het eerste en tweede lid.
-
5 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen zeilschepen van minder
dan 500 GT, bedoeld in het vierde lid, heeft de aanvrager met goed gevolg een door
de minister erkende training afgerond die de in bijlage 9 genoemde onderdelen beslaat.
Artikel 3.5.4. Bekwaamheidsbewijs snelle hulpverleningsboten
-
1 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs snelle hulpverleningsboten, bedoeld in
artikel 3.5.3, tweede lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-VI/2, zevende tot en met tiende lid, van de STCW-code.
-
2 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs van de herhalingstraining snelle hulpverleningsboten,
bedoeld in artikel 3.5.3, vierde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-VI/2, onderdeel 11, van de STCW-code.
-
3 Sectie A-VI/2, twaalfde lid, van de STCW-code is van toepassing op de herhalingstraining,
bedoeld in het eerste en tweede lid.
Artikel 3.5.5. Bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
-
1 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden, bedoeld
in artikel 3.5.4, eerste lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-VI/3, eerste tot en met vierde lid, van de STCW-code.
-
2 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs van de herhalingstraining brandbestrijding
voor gevorderden, bedoeld in artikel 3.5.4, derde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-VI/3, vijfde lid, van de STCW-code.
-
3 Sectie A-VI/3, zesde lid, van de STCW-code is van toepassing op de herhalingstraining,
bedoeld in het eerste en tweede lid.
Artikel 3.5.6. Bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord van een
zeeschip, bedoeld in artikel 3.5.5, eerste lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-VI/4, eerste tot en met derde lid, van de STCW-code.
Artikel 3.5.7. Bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord, bedoeld in artikel 3.5.5, tweede lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-VI/4, vierde tot en met zesde lid, van de STCW-code.
Artikel 3.5.8. Bekwaamheidsbewijs scheepsbeveiligingsfunctionaris
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs scheepsbeveiligingsfunctionaris, bedoeld
in artikel 3.5.6, eerste lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-VI/5, eerste tot en met vierde lid, van de STCW-code.
Artikel 3.5.9. Bekwaamheidsbewijs uitvoering beveiligingstaken
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs uitvoering beveiligingstaken, bedoeld in
artikel 3.5.6, tweede lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-VI/6, zesde tot en met achtste lid, van de STCW-code.
Artikel 3.5.10. Bekwaamheidsbewijs bewustwording scheepsbeveiliging
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs bewustwording scheepsbeveiliging, bedoeld
in artikel 3.5.6, derde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die voldoet aan sectie A-VI/6, vierde lid, van de STCW-code.
Artikel 3.5.11. Bekwaamheidsbewijs scheepskok
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs scheepskok, bedoeld in artikel 2.4.4, tweede lid, van het besluit:
-
a. is de aanvrager in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs als scheepskok, afgegeven
voor 1 februari 2002, en heeft hij na de verkrijging van dat vaarbevoegdheidsbewijs
een diensttijd behaald van ten minste 36 maanden als scheepskok bij een Nederlandse
zeewerkgever; of
-
b. heeft de aanvrager een diensttijd behaald van ten minste één maand in de kombuis van
een zeeschip en is hij in het bezit van een kennisbewijs van een opleiding tot kok
die ten minste de volgende aspecten bevat:
-
1°. praktische kookvaardigheden;
-
2°. voeding en persoonlijke hygiëne;
-
3°. opslag van levensmiddelen;
-
4°. voorraadcontrole;
-
5°. milieubescherming; en
-
6°. gezondheid en veiligheid met betrekking tot maaltijdverzorging.
Artikel 3.5.12. Bekwaamheidsbewijs wetgeving en openbaar gezag
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs wetgeving en openbaar gezag, bedoeld in
artikel 3.1.10, eerste lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die de in bijlage 4 genoemde onderdelen beslaat.
Artikel 3.5.13. Bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N
Voor de afgifte van een bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N, benodigd om in aanmerking
te komen voor een vaarbevoegdheidsbewijs kapitein als bedoeld in artikel 3.2.3 van het besluit heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die de in bijlage 5 genoemde onderdelen beslaat.
Artikel 3.5.14. Bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W
Voor de afgifte van een bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W, benodigd om in aanmerking
te komen voor een vaarbevoegdheidsbewijs hoofdwerktuigkundige als bedoeld in artikel 3.2.12 van het besluit heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die de in bijlage 6 genoemde onderdelen beslaat.
Artikel 3.5.15. Bekwaamheidsbewijs aanvulling-N voor reizen nabij de kust (EEZ)
Voor de afgifte van een bekwaamheidsbewijs aanvulling-N reizen nabij de kust in de
EEZ, om in aanmerking te komen voor een vaarbevoegdheidsbewijs kapitein als bedoeld
in artikel 3.2.8 van het besluit heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die de in bijlage 7 genoemde onderdelen beslaat.
Artikel 3.5.16. Bekwaamheidsbewijs aanvulling-W voor reizen nabij de kust (EEZ)
Voor de afgifte van een bekwaamheidsbewijs aanvulling-W reizen nabij de kust in de
EEZ, om in aanmerking te komen voor een vaarbevoegdheidsbewijs hoofdwerktuigkundige
als bedoeld in artikel 3.2.13 van het besluit heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond
die de in bijlage 8 genoemde onderdelen beslaat.
Paragraaf 3.6. Medische geschiktheid
Artikel 3.6.1. Eisen keuringsarts
Artikel 3.6.2. Bij keuring over te leggen en te controleren bescheiden
Artikel 3.6.3. Keuring en geneeskundig onderzoek
-
1 De keuring vindt plaats met inachtneming van de keuringsaanwijzingen en overeenkomstig
de medische maatstaven opgenomen in bijlage 12 en appendix A tot en met E van Guidelines
on the medical examinations of seafarers van de International Labour Office, Sectoral
Activities Programme van de International Migration Organization 2013 (ILO/IMO/JMS/2011/12).
-
3 Bij de keuring maakt de keuringsarts gebruik van het keuringsformulier, opgenomen
in bijlage 13. De keuringsarts bewaart het keuringsformulier en eventuele andere stukken die betrekking
hebben op het onderzoek gedurende de termijn en op de wijze, bepaald bij of krachtens
de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst.
-
4 De keuring van de algemene lichamelijke geschiktheid omvat een onderzoek naar de voorheen
doorgemaakte ziekten en overkomen ongevallen (anamnese), de in de familie voorkomende
erfelijke en chronische ziekten (familieanamnese), een algemene beoordeling van de
geestelijke gesteldheid van de keurling, chemisch onderzoek van urine, alsmede een
algemeen onderzoek van het lichaam, het gezichtsorgaan en het gehoororgaan op een
dusdanige wijze dat kan worden vastgesteld of de kandidaat voldoet aan de maatstaven,
bedoeld in het eerste lid.
Artikel 3.6.4. Specialistisch rapport of deelonderzoek
-
1 Indien op grond van de medische eisen, bedoeld in artikel 3.6.3, eerste lid, een specialistisch rapport is voorgeschreven of bij twijfel of wordt voldaan aan
de medische eisen, vraagt de keuringsarts informatie op bij de behandelend arts.
Artikel 3.6.5. Afgifte geneeskundige verklaring bij goedkeuring
Artikel 3.6.6. Verklaring van medische ongeschiktheid
-
5 Indien de keuringsarts bij een onderzoek op grond van artikel 33, tweede lid, van de wet bemerkt dat de keurling tijdelijk dan wel blijvend ongeschikt is voor de zeevaart,
handelt hij als beschreven in het eerste tot en met vijfde lid.
-
6 De keurling die een herkeuring wenst, richt zich daartoe tot een medisch scheidsrechter
als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de wet onder overlegging van diens exemplaar van het de verklaring van medische ongeschiktheid.
Artikel 3.6.7. Herkeuring
-
1 Indien de keuringsarts de geneeskundige verklaring zeevaart niet kan afgeven vanwege
tijdelijke ongeschiktheid kan herkeuring uitsluitend plaatsvinden door dezelfde keuringsarts
die de keurling ongeschikt heeft bevonden, tenzij de keurling gebruik wenst te maken
van het recht tot herkeuring door een aangewezen medisch scheidsrechter.
Artikel 3.6.8. Handelwijze medisch scheidsrechter bij herkeuring
Paragraaf 3.7. Erkenning maritieme trainingsinstituten en trainingen
Een training als bedoeld in deze regeling:
Artikel 3.7.2. De aanvraag tot erkenning van een instituut
Artikel 3.7.3. Beoordeling van de aanvraag
Een trainingsinstituut wordt door de minister erkend voor een periode van niet meer
dan vijf jaar:
-
a. indien de documentbeoordeling van het management- en kwaliteitssysteem op de volgende
onderdelen akkoord is bevonden door de Inspectie Leefomgeving en Transport:
-
1°. Het deelnemers inschrijving- en registratiesysteem;
-
2°. Het deelnemers competentie- of certificaat register;
-
3°. Het competentie management van docenten en instructeurs;
-
4°. Het kwaliteitsmanagement van de lesmiddelen en de faciliteiten;
-
5°. Het kwaliteitsmanagement van de afzonderlijke trainingen;
-
6°. Het vastgesteld beleid met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens op grond
van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming
van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende
het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2009/L 119), bij het gebruik van
computer en online registratie van de trainingen, Learning Management Systemen (LMS),
e-learning, les en assessment applicaties met het bijbehorende cursisten identificatie
systeem, indien van toepassing;
-
7°. het vastgestelde examenreglement; en
-
b. na een positieve documentbeoordeling, zo nodig nadat de werking van het management-
en kwaliteitssysteem van het trainingsinstituut op de locatie van het trainingsinstituut
door de Inspectie Leefomgeving en Transport positief is beoordeeld.
Artikel 3.7.4. Aanvullende eisen
-
2 De werking van het management- en kwaliteitssysteem van een trainingsinstituut als
bedoeld in artikel 3.7.3, eerste lid, onder a, wordt beoordeeld door een onafhankelijke certificerende instelling.
Artikel 3.7.5. Erkennen van een training
-
2 Indien een trainingsinstituut gebruik maakt van oefenobjecten op een locatie van derden
en dit onderdeel geheel zelf verzorgt, blijkt dit uit de opgave van het lesmateriaal
bedoeld in artikel 3.7.5, derde lid.
Artikel 3.7.7. Simulatoren
Indien een simulator deel uitmaakt van een training voldoet deze training/simulatie
aan de eisen opgenomen in sectie A-I/12, deel A, van de STCW-code en aan de eisen
die voortkomen uit de Leidraad Maritieme Simulator van de Inspectie Leefomgeving en
Transport.
Artikel 3.7.8. Reddingmiddelen en trainingsmiddelen
Artikel 3.7.9. Het intrekken van de erkenning
Artikel 3.7.10. Administratieve bepaling
Bij beëindiging van een trainingsinstituut of trainingen verzorgd door een trainingsinstituut
wordt het register, bedoeld in artikel 3.7.4, derde lid, overgedragen aan de minister, die dit register gedurende ten minste vijftig jaar
bewaart.
Paragraaf 3.8. Bemanning zeilschepen minder dan 500 GT
Artikel 3.8.1. Afgifte en vernieuwen vaarbevoegdheidsbewijs voor het dienstdoen op
zeilschepen van minder dan 500 GT
-
5 Een geldig vaarbevoegdheidsbewijs of een aanvulling daarop kan worden vernieuwd indien
de houder heeft dienstgedaan in een naar het oordeel van de minister relevante functie
waarvoor een vaarbevoegdheid is vereist en die door de houder op grond van de aan
hem toegekende vaarbevoegdheden mocht worden vervuld of in een andere, bij regeling
van de minister vastgestelde, daarmee vergelijkbare functie, gedurende ten minste:
-
a. diensttijd zeilschepen minder dan 500 GT van één seizoen in de periode van vijf jaar
voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing; of
-
b. diensttijd zeilschepen minder dan 500 GT van een half seizoen in de periode van zes
maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing.
Artikel 3.8.2. Vernieuwen vaarbevoegdheidsbewijs bij verstrijken geldigheid of onvoldoende
diensttijd
Artikel 3.8.3. Verloren gegaan vaarbevoegdheidsbewijs
Artikel 3.8.4. Bekwaamheidsbewijzen en diensttijd
[Toekomstige wijziging(en) op 01-07-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.]
Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie kapitein zeilvaart
met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden
zeilvaart III en IV, is ten minste vereist:
-
a. het bekwaamheidsbewijs stuurman grote zeilvaart;
-
b. het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid;
-
c. het bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord;
-
d. het bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord;
-
e.
[Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]
-
f. het algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie; en
-
g. een diensttijd zeilschepen minder dan 500 GT van twee seizoenen als wachtstuurman
zeilvaart.
Artikel 3.8.5. Vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie kapitein zeilvaart met de beperking
tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in vaargebied I
[Toekomstige wijziging(en) op 01-07-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.]
-
1 Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie kapitein zeilvaart
met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden
zeilvaart I, II en IIIA, is ten minste vereist:
-
a. het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart;
-
b. het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid;
-
c. het bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord;
-
d.
[Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]
-
e. het beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie; en
-
f. een diensttijd zeilschepen minder dan 500 GT van twee seizoenen als wachtstuurman
zeilvaart aan boord van zeilschepen, waarbij ten hoogste één seizoen op binnenwater
is behaald.
-
2 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel f, volstaat een diensttijd van
twee seizoenen als wachtstuurman zeilvaart aan boord van zeilschepen op binnenwater
voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs als kapitein zeilvaart met de beperking
tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden zeilvaart I en
II.
Artikel 3.8.6. Vaarbevoegdheidsbewijs als wachtstuurman zeilvaart met de beperking
tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden III en IV
[Toekomstige wijziging(en) op 01-07-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.]
Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs als wachtstuurman zeilvaart met de
beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden zeilvaart
III en IV, is ten minste vereist:
-
a. het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart;
-
b. het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid;
-
c. het bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord;
-
d.
[Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]
-
e. het algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie; en
-
f. de leeftijd van achttien jaar.
Artikel 3.8.7. Vaarbevoegdheidsbewijs als wachtstuurman zeilvaart
[Toekomstige wijziging(en) op 01-07-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.]
Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs als wachtstuurman zeilvaart met de
beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden zeilvaart
I, II en IIIA, is ten minste vereist:
-
a. het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart;
-
b. het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid;
-
c. het bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord;
-
d.
[Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]
-
e. het beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie; en
-
f. de leeftijd van achttien jaar.
Artikel 3.8.8. Vaarbevoegdheidsbewijs als gezel zeilvaart
Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs als gezel zeilvaart met de beperking
tot zeilschepen van minder dan 500 GT, is ten minste vereist:
-
a. een schriftelijke verklaring van de kapitein van een Nederlands zeilschip dat de aanvrager
heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van bekwaamheid, bedoeld in sectie A-II/4
van de STCW-code;
-
b. het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid;
-
c. een diensttijd van 1 seizoen als aankomend gezel zeilvaart, die op een zeilschip in
de zeevaart of de binnenvaart is behaald. In geval van de binnenvaart wordt minimaal
180 vaardagen, in de functie van deksman of hoger, geregistreerd in een dienstboekje
als bedoeld in artikel 5.11 van de Binnenvaartregeling; en
-
d. de leeftijd van zestien jaar.
Artikel 3.8.9. Landelijk Examenbureau voor de Beroepszeilvaart
-
5 Het College van Gecommitteerden bestaat ten minste uit één vertegenwoordiger van de
bedrijfstak, een vertegenwoordiger van de werknemers in de bedrijfstak, een vertegenwoordiger
van de bekwaamheidsbewijshouders en een vertegenwoordiger van het onderwijs voor de
beroepszeilvaart.
-
9 Het Landelijk Examenbureau zendt jaarlijks aan de minister een rapportage van kwaliteitscontroles
van het gehanteerde management- en kwaliteitssysteem, alsmede een afschrift van het
rapport betreffende het functioneren ervan opgemaakt door een van het Landelijk Examenbureau
onafhankelijke instantie of certificerende instelling.
-
11 De bevoegdheid van het Landelijke Examenbureau tot het afgeven van de bekwaamheidsbewijzen,
bedoeld in het eerste lid, kan worden ingetrokken, indien naar de mening van de minister
uit de kwaliteitscontrole blijkt dat er ernstige tekortkomingen zijn geconstateerd,
dan wel dat onvoldoende uitvoering wordt gegeven aan het implementeren van acties
ter verbetering, waardoor de kwaliteit van de examinering onvoldoende is gewaarborgd.
Paragraaf 3.9. Beroepsvereisten Caribisch-Nederlandse schepen
Artikel 3.9.1. Bemanningscertificaat internationaal varend Caribisch-Nederlands schip
Artikel 3.9.2. Bemanning internationaal varend Caribisch-Nederlands schip
-
1 De kapitein, diens plaatsvervanger of de werktuigkundige van een Caribisch-Nederlands
schip is, voor zover dat vereist is op grond van het bemanningscertificaat, bedoeld
in artikel 3.9.1, in het bezit van:
-
a. een geldig certificaat voor de op het bemanningscertificaat genoemde functie, afgegeven
volgens hoofdstuk 10, deel A, onderdelen 1 en 2, van de SCV-code;
-
b. een bekwaamheidsbewijs basisveiligheid;
-
c. een geldige geneeskundige verklaring zeevaart of een gelijkwaardige verklaring afgegeven
door een andere verdragspartij bij de SCV-code; en
-
d. een basiscertificaat marifonie, een beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie
of een algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie als bedoeld in artikel 12 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008.
-
3 Een geldig bemanningscertificaat, afgegeven door een andere verdragspartij bij de
SCV-code volgens hoofdstuk 10, deel A, artikelen 1 en 2, van de SCV-code, onderdeel a,
wordt door de minister vernieuwd indien de aanvrager:
-
a. met een door de scheepsbeheerder ondertekende verklaring als bedoeld in hoofdstuk 10,
deel A, artikel 13.1, van de SCV-code heeft aangetoond gedurende drie jaar voorafgaand
aan de vernieuwing ten minste 45 dagen te hebben dienstgedaan in een functie waarvoor
het te vernieuwen certificaat is vereist, of met goed gevolg een door de minister
erkende training heeft afgerond voor de op het bemanningscertificaat genoemde functie
die ten minste voldoet aan bijlage 11, paragraaf 1 of 2, van de SCV-code; en
-
b. in het bezit is van een geldige geneeskundige verklaring zeevaart of een gelijkwaardige
verklaring afgegeven door een andere verdragspartij bij de SCV-code.
Artikel 3.9.4. Kapitein lokaal varend Caribisch-Nederlands schip
-
1 De kapitein van een Caribisch-Nederlands schip is in het bezit van een geldig certificaat
Boatmaster Grade 3 als bedoeld in artikel 5, deel A, van hoofdstuk 10, van de SCV-code
of een ten minste gelijkwaardig certificaat afgegeven door een andere partij bij de
SCV-code, indien de schipper:
Artikel 3.9.5. Beoordeling door keuringsarts
-
1 Indien ten minste één van de vragen van de verklaring medische geschiktheid lokaal
varende Caribisch-Nederlandse schepen als bedoeld in artikel 3.9.4, tweede lid, onderdeel c, met ‘ja’ is beantwoord, is de aanvrager in eerste aanleg niet medisch geschikt.
-
3 Een geldige door een arts ingevulde verklaring medische geschiktheid lokaal varende
Caribisch-Nederlandse schepen als bedoeld in artikel 3.9.4, tweede lid, onderdeel c, heeft een geldigheid van ten hoogste drie jaar.
Artikel 3.9.6. Model SCV-certificaten
Het model van de certificaten, bedoeld in de artikelen 3.9.2 en 3.9.4, is opgenomen in bijlage 10 van de SCV-code.
Artikel 3.9.7. Model Verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse
zeeschepen
Het model van de verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse
schepen, bedoeld in artikel 3.9.4, tweede lid, onderdeel c, is opgenomen in bijlage 15.
Artikel 3.9.8. Buitenlandse certificaten
Een geldig certificaat dat op grond van hoofdstuk 10 van de SCV-code is afgegeven
door een andere verdragspartij bij de SCV-code dat ten minste gelijkwaardig is met
een certificaat als bedoeld in de artikelen 3.9.2 en 3.9.4 wordt daaraan gelijkgesteld.
Hoofdstuk 4. Werk- en leefomstandigheden
Paragraaf 4.1. Huisvesting en voorzieningen ten behoeve van zeevarenden aan boord
van een zeeschip met een kiellegdatum van op of na 20 augustus 2013, niet zijnde een
vissersvaartuig
Artikel 4.1.1. Reikwijdtebepaling
Artikel 4.1.2. Verblijven voor zeevarenden
Artikel 4.1.3. Ontheffingen verblijven
-
1 De minister kan, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en
zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1, zesde lid, onderdeel a, eerste volzin,
van het MLC-verdrag indien de verminderde hoogte van de desbetreffende verblijven
redelijk is, en niet tot ongemak voor de zeevarenden leidt.
-
3 Voor een zeeschip van minder dan 200 GT kan de minister, na overleg met de betrokken
organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden en met inachtneming van de grootte
van het zeeschip en het aantal opvarenden aan boord, ontheffing verlenen van norm
A3.1, zevende lid, onderdeel b, van het MLC-verdrag ten aanzien van airconditioning.
Artikel 4.1.4. Slaapverblijven
-
2 In aanvulling op norm A3.1, negende lid, onderdeel e, van het MLC-verdrag bedraagt
de binnenwerks gemeten lengte van een slaapplaats ten minste 2.000 mm.
Artikel 4.1.5. Wezenlijk gelijkwaardige bepalingen voor slaapverblijven op commerciële
jachten
-
1 In afwijking van artikel 4.1.4, eerste lid, zijn voor een commercieel jacht als wezenlijk gelijkwaardige bepalingen als bedoeld
in artikel VI, derde lid, van het MLC-verdrag de in de onderstaande tabel opgenomen
normen ten aanzien van de minimale vloeroppervlakte voor slaapverblijven, tezamen
met het tweede en derde lid, van toepassing:
|
Grootte commercieel jacht
|
Type slaapverblijf
|
Minimale vloeroppervlakte
|
|
tot 500 GT
|
eenpersoonsslaapverblijf zonder eigen sanitaire voorzieningen
|
3,6 vierkante meter
|
|
eenpersoonsslaapverblijf met eigen sanitaire voorzieningen
|
4,5 vierkante meter
|
|
tweepersoonsslaapverblijf met eigen sanitaire voorzieningen
|
6,2 vierkante meter
|
|
≥500 GT tot 1.250 GT
|
eenpersoonsslaapverblijf voor officieren met eigen sanitaire voorzieningen
|
van 4,5 vierkante meter bij 500 GT plus 0,004 vierkante meter per GT boven de 500 GT,
afgerond op decimalen
|
|
≥500 GT tot 1.150 GT
|
tweepersoonsslaapverblijf voor officieren met eigen sanitaire voorzieningen
|
6,2 vierkante meter bij 500 GT plus 0,1.354 vierkante meter per GT boven de 500 GT,
afgerond op decimalen
|
-
3 Voor zover het vloeroppervlak van slaapverblijven voor officieren ingevolge het eerste
lid minder dan 7,5 vierkante meter bedraagt, zijn in deze verblijven een tv en een
dvd-speler of gelijkwaardige apparatuur beschikbaar.
Artikel 4.1.6. Wezenlijk gelijkwaardige bepalingen voor slaapverblijven op een zeeschip
van minder dan 500 GT
-
1 In afwijking van artikel 4.1.4, eerste lid, kunnen, met het oog op de functionaliteit, de stabiliteit of anderszins de veiligheid
van een zeeschip van minder dan 500 GT, als wezenlijk gelijkwaardige bepaling als
bedoeld in artikel VI, derde lid, van het MLC-verdrag slaapverblijven onder de referentielastlijn
worden geplaatst, mits tevens wordt voldaan aan het tweede lid.
Artikel 4.1.7. Wezenlijk gelijkwaardige bepaling voor slaapverblijven op een passagierschip
of een zeeschip voor bijzondere doeleinden
-
1 Op een passagiersschip of een zeeschip voor bijzondere doeleinden is het overeenkomstig
norm A3.1, zesde lid, onderdeel d, van het MLC-verdrag toegestaan slaapverblijven
onder de referentielastlijn te plaatsen.
-
2 In afwijking van norm A3.1, zesde lid, onderdeel d, van het MLC-verdrag kunnen als
wezenlijk gelijkwaardige bepaling als bedoeld in artikel VI, derde lid, van het MLC-verdrag
slaapverblijven onder werkgangen worden geplaatst, indien deze slaapverblijven zodanig
zijn geïsoleerd dat wordt voldaan aan de normen voor geluidsisolatie tussen slaapverblijven
en dagverblijven van de bij resolutie A.468(12) door de Algemene Vergadering van de
Internationale Maritieme Organisatie aangenomen Code over geluidsniveaus op zeeschepen.
Voor een zeeschip van meer dan 1.600 GT en indien het betreffende zeeschip is gebouwd
op of na 1 juli 2014 is resolutie MSC.337 (91) van de Internationale Maritieme Organisatie
over geluidsniveaus op zeeschepen van toepassing.
Artikel 4.1.8. Ontheffingen en afwijkende voorschriften slaapverblijven
-
1 De minister kan ontheffing verlenen van norm A3.1, zesde lid, onderdeel c, van het
MLC-verdrag voor het plaatsen van slaapverblijven voor midscheeps, indien de grootte,
het type of de beoogde dienst van het zeeschip een andere ligging praktisch onmogelijk
maakt.
-
2 Voor een zeeschip voor bijzondere doeleinden kan de minister, na overleg met de betrokken
organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1,
zesde lid, onderdeel d, van het MLC-verdrag voor het plaatsen van slaapverblijven
zonder daglicht boven de lastlijn, indien de grootte, het type of de beoogde dienst
van het zeeschip een andere ligging praktisch onmogelijk maakt en de lichtsterkte
van de verlichting in de slaapverblijven variabel instelbaar is om het gebrek aan
daglicht naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren.
-
3 In afwijking van artikel 4.1.4, eerste lid, en in overeenstemming met norm A3.1, achtste lid, van het MLC-verdrag zijn op een
passagiersschip slaapverblijven toegestaan waar geen daglicht kan toetreden indien:
-
a. de lichtsterkte van de verlichting variabel instelbaar is om het gebrek aan daglicht
naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren; en
-
b. materialen en kleuren voor wand- en vloerbedekking worden toegepast die zijn gericht
op ruimtebeleving.
-
4 Voor een zeeschip van minder dan 3.000 GT, niet zijnde een passagiersschip of een
zeeschip voor bijzondere doeleinden, kan de minister, na overleg met de betrokken
organisaties vanscheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1,
negende lid, onderdeel a, van het MLC-verdrag dat voor elke zeevarende een individueel
slaapverblijf beschikbaar moet zijn.
-
5 Voor een zeeschip van minder dan 3.000 GT, een passagiersschip of voor een zeeschip
voor bijzondere doeleinden kan de minister in overeenstemming met norm A3.1, negende
lid, onderdeel g, van het MLC-verdrag ontheffing verlenen van norm A3.1, negende lid,
onderdeel f, van het MLC-verdrag met betrekking tot het minimale vloeroppervlak van
individuele slaapverblijven, indien daarmee kan worden voorzien in individuele slaapverblijven.
Deze individuele slaapverblijven zijn nooit kleiner dan 3,75 vierkante meter.
-
6 Voor een zeeschip van minder dan 3.000 GT kan de minister, na overleg met de betrokken
organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1,
negende lid, onderdeel m, van het MLC-verdrag met betrekking tot aan slaapverblijven
grenzende individuele verblijven.
-
7 Voor een zeeschip van minder dan 200 GT kan de minister, na overleg met de betrokken
organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden en met inachtneming van de grootte
van het zeeschip en het aantal opvarenden aan boord, ontheffing verlenen van norm
A.3.1, negende lid, onderdelen f en h tot en met l, van het MLC-verdrag met betrekking
tot het minimale vloeroppervlak, met dien verstande dat de vloeroppervlakte van individuele
slaapverblijven ten minste 3 vierkante meter is, de vloeroppervlakte van slaapverblijven
voor meer dan één persoon ten minste 2 vierkante meter per persoon is, en de vloeroppervlakte
van slaapverblijven voor officieren ten minste 4 vierkante meter.
Artikel 4.1.9. Dagverblijven
Artikel 4.1.10. Ontheffingen en afwijkende voorschriften dagverblijven
-
1 In afwijking van artikel 4.1.9, eerste lid, en in overeenstemming met norm A3.1, achtste lid, van het MLC-verdrag zijn op een
passagiersschip dagverblijven toegestaan waar geen daglicht kan toetreden indien:
-
a. de lichtsterkte van de verlichting variabel instelbaar is om het gebrek aan daglicht
naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren; en
-
b. materialen en kleuren voor wand- en vloerbedekking worden toegepast gericht op ruimtebeleving.
-
2 De minister kan, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en
zeevarenden en rekening houdend met de in leidraad B3.1.6, eerste lid, van het MLC-verdrag
genoemde factoren, ontheffing verlenen van artikel 4.1.9, derde tot en met vijfde lid, ten aanzien van de aanwezigheid van afzonderlijke dagverblijven.
-
3 Voor een zeeschip van minder dan 3.000 GT kan de minister, na overleg met de betrokken
organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1,
tiende lid, onderdeel a, van het MLC-verdrag ten aanzien van de plaatsing van dagverblijven.
Artikel 4.1.11. Sanitaire voorzieningen
Artikel 4.1.12. Ontheffingen en afwijkende voorschriften sanitaire voorzieningen
-
1 Voor een zeeschip van minder dan 3.000 GT kan de minister, na overleg met de betrokken
organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1,
elfde lid, onderdeel b, van het MLC-verdrag ten aanzien van de toegankelijkheid van
sanitaire ruimten vanaf de navigatiebrug, de machinekamer of het controlecentrum van
de machinekamer.
-
2 Voor een passagiersschip dat doorgaans geen reizen maakt van langer dan vier uur kan,
in afwijking van artikel 4.1.11, eerste lid, en in overeenstemming met norm A3.1, elfde lid, onderdeel e, van het MLC-verdrag,
het aantal sanitaire voorzieningen worden beperkt tot een toilet, een wasbak en een
badkuip of douche per tien zeevarenden indien aan de wal aanvullende sanitaire voorzieningen
aanwezig zijn en de sanitaire voorzieningen aan de wal en aan boord tezamen voldoen
aan norm A3.1, elfde lid, onderdeel c, van het MLC-verdrag.
-
3 Op zeeschip van minder dan 200 GT is norm A3.1, elfde lid, onderdeel d, van het MLC-verdrag
ten aanzien van wastafels in slaapverblijven, niet van toepassing.
Artikel 4.1.13. Ziekenverblijven
-
1 Op een zeeschip met een bemanning van 15 of meer zeevarenden aan boord dat reizen
van meer dan drie dagen maakt, is een afzonderlijk ziekenverblijf aanwezig dat voldoet
aan norm A3.1, twaalfde lid, van het MLC-verdrag.
-
2 Een ziekenverblijf voldoet aan de normering die is genoemde in leidraad B3.1.8, eerste,
tweede en vierde lid, van het MLC-verdrag ten aanzien van ontwerp en inrichting, met
dien verstande dat sanitaire voorzieningen die deel uitmaken van het ziekenverblijf
en uitsluitend vanuit dat verblijf toegankelijk zijn met een deur kunnen worden afgesloten.
-
5 Op een zeeschip dat een internationale reis van meer dan drie dagen maakt met een
bemanning en overig personeel van honderd personen of meer die, in welke hoedanigheid
ook, aan boord ten behoeve van het zeeschip in dienst of tewerkgesteld zijn, inclusief
stagiairs en leerlingen alsmede personen die werkzaam zijn als loods, is een verblijf
ingericht als apotheek en verbandkamer dat grenst aan het ziekenverblijf en dat kan
worden afgesloten.
-
6 Op een zeeschip waar, gelet op het eerste lid, geen ziekenverblijf aanwezig is, is
een eenpersoons slaapverblijf beschikbaar dat als ziekenkooi kan worden ingericht.
Op een zeeschip met minder dan zes zeevarenden, kan worden volstaan met een als ziekenkooi
ingerichte slaapplaats in een slaapverblijf. Dit slaapverblijf is gemakkelijk toegankelijk.
Artikel 4.1.14. Recreatieve voorzieningen
-
1 Aan boord zijn in overeenstemming met norm A3.1, zeventiende lid, van het MLC-verdrag
recreatieve voorzieningen die voldoen aan de normering van de in de onderstaande tabel
opgenomen onderdelen van leidraden van het MLC-verdrag:
|
boekenkast en meubilair voor lezen, schrijven en gezelschapsspellen
|
leidraad B3.1.11, tweede lid
|
|
televisie en radio
|
leidraad B3.1.11, vierde lid, onderdeel b
|
|
vertoning van films
|
leidraad B3.1.11, vierde lid, onderdeel c
|
|
bibliotheek
|
leidraad B3.1.11, vierde lid, onderdeel f
|
|
elektronische apparatuur
|
leidraad B3.1.11, vierde lid, onderdeel h
|
|
telefoon-, e-mail- en internetverbinding
|
leidraad B3.1.11, vierde lid, onderdeel j, en achtste lid
|
-
5 Op zeeschip van 8.000 GT of meer zijn voor de voorzieningen, bedoeld in het eerste
en tweede lid, naast een afzonderlijke ruimte voor het zwembad, ten minste twee verblijven
aanwezig waarin voldoende ruimte is voor het tegelijkertijd uitoefenen van verschillende
recreatieve bezigheden.
Artikel 4.1.15. Ontheffing zwembad
De minister kan, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en
zeevarenden, ontheffing verlenen van artikel 4.1.14, tweede lid, ten aanzien van de aanwezigheid van een zwembad, indien dit gelet op de inrichting
van het zeeschip niet goed te realiseren is.
Artikel 4.1.16. Diverse voorzieningen
-
2 Op een zeeschip van 1.600 GT of meer is een kleedruimte voor machinekamerpersoneel
aanwezig, die voldoet aan de normering van leidraad B3.1.9 van het MLC-verdrag, tenzij
al het machinekamerpersoneel de beschikking heeft over een slaapverblijf voor niet
meer dan twee personen met een bijbehorende sanitaire ruimte waar een bad of douche
aanwezig is. De kleedruimte voor machinekamerpersoneel is vanuit de machinekamer binnendoor
te bereiken.
Artikel 4.1.17. Ontheffingen kantoren en wasvoorzieningen
-
1 Voor een zeeschip van minder dan 3.000 GT kan de minister, na overleg met de betrokken
organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1,
vijftiende lid, van het MLC-verdrag ten aanzien van kantoren.
-
2 Voor een zeeschip van minder dan 200 GT kan de minister, na overleg met de betrokken
organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden en met inachtneming van de grootte
van het zeeschip en het aantal opvarenden aan boord, ontheffing verlenen van norm
A.3.1, dertiende lid, van het MLC-verdrag ten aanzien van wasvoorzieningen, indien
de zeevarenden van het desbetreffende zeeschip aan de wal voldoende toegang hebben
tot wasvoorzieningen.
Artikel 4.1.18. Ontheffing wegens gewoonten zeevarenden
Voor een zeeschip waarop zeevarenden werkzaam zijn met uiteenlopende gewoonten van
godsdienstige of sociale aard, kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties
van scheepsbeheerders en zeevarenden en onder daarbij te stellen voorschriften, ontheffing
verlenen van norm A3.1 van het MLC-verdrag, mits dit niet leidt tot situaties die
voor één of meer zeevarenden aan boord van het desbetreffende zeeschip minder gunstig
zijn dan zonder het verlenen van die ontheffing het geval zou zijn.
Artikel 4.1.19. Voorzieningen voor opslag en bereiding van voedsel en drinkwater
-
2 Op een zeeschip met een lengte van 35 meter of meer is voor het bereiden van voedsel
en warme dranken een afzonderlijk verblijf ingericht als kombuis, die voldoende uitgerust
is om goede, gevarieerde en voedzame maaltijden efficiënt te kunnen bereiden, in voldoende
aantallen en rekening houdend met verschillende godsdienstige en culturele gebruiken
van zeevarenden. De kombuis is aangesloten op een systeem van koud en warm drinkwater.
-
4 Een zeeschip is uitgerust met drinkwatertanks die door cofferdammen zijn gescheiden
van olietanks en verzameltanks voor vuil water, en zodanig zijn geconstrueerd dat
bij het leegpompen geen restanten achterblijven en de hygiëne van het drinkwater wordt
gewaarborgd. Pijpleidingen, van welke aard ook, mogen niet door drinkwatertanks lopen.
Artikel 4.1.20. Gebruikte materialen
-
1 Materialen en producten die voldoen aan de in leidraad B3.1.1, vijfde lid, B3.1.5,
negende lid, B3.1.7, tweede en derde lid, onderdeel b, en B3.1.10, eerste lid, onderdeel b,
van het MLC-verdrag genoemde omschrijving worden aangemerkt als goedgekeurde materialen
en producten.
Artikel 4.1.21. Gebruiksvoorschriften verblijven
-
2 Ten minste eenmaal per maand worden de verblijven ten behoeve van de naleving van
het eerste lid door de kapitein of een door hem aangewezen officier, in aanwezigheid
van één of meer leden van de bemanning, geïnspecteerd. De bevindingen van deze inspectie
worden vermeld in het scheepsdagboek.
-
3 Zolang zeevarenden aan boord zijn, wordt met betrekking tot de verwarming van de verblijven
aan boord voldaan aan leidraad B3.1.3, eerste lid, van het MLC-verdrag.
Artikel 4.1.22. Gebruik van recreatieve voorzieningen
-
1 De scheepsbeheerder draagt er zorg voor dat voor de verzending van e-mail aan boord
aanwezige internetfaciliteiten voor alle zeevarende toegankelijk zijn en dat postverzending
geschiedt in overeenstemming met leidraad B3.1.11, vijfde lid, van het MLC-verdrag.
-
2 Voor het gebruik van telefoon-, e-mail- en internetverbindingen kan de scheepsbeheerder
een vergoeding voor de gebruikskosten vragen, in overeenstemming met leidraad B3.11,
achtste lid, van het MLC-verdrag. De overige in artikel 4.1.14 bedoelde voorzieningen staan kosteloos ter beschikking van de zeevarenden.
-
4 De in artikel 4.1.14 bedoelde voorzieningen worden overeenkomstig de in leidraad B3.1.11, eerste lid,
van het MLC-verdrag genoemde doelstellingen ten minste eenmaal per drie jaar door
of namens de kapitein geïnspecteerd.
Artikel 4.1.23. Raadplegen richtlijn
-
1 Aan boord zijn de nodige voorzieningen voor het elektronisch of op andere wijze raadplegen
van de overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA)
en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (European Transport Workers' Federation –
ETF) inzake het Verdrag betreffende maritieme arbeid (PbEG 2009, L124).
Artikel 4.1.24. Afwijking op basis van wezenlijke gelijkwaardigheid
-
1 De minister kan ontheffing verlenen van de artikelen 4.1.2, 4.1.4, eerste en vierde lid, 4.1.9, 4.1.11, 4.1.13, 4.1.14., eerste tot en met vijfde lid, en 4.1.16, eerste en tweede lid, voor:
-
a. een buitenlands zeeschip dat op grond van voor Nederland geldende rechtsregels gerechtigd
is de vlag van het Koninkrijk te gaan voeren en waarvan de kiel is gelegd op of na
20 augustus 2013;
-
b. een zeeschip met een innovatief ontwerp of een innovatieve bouwwijze.
-
2 Een afwijking als bedoeld in het eerste lid wordt slechts toegestaan na overleg met
de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden en onder daarbij te
stellen wezenlijk gelijkwaardige voorschriften als bedoeld in artikel VI, derde lid,
van het MLC-verdrag.
Artikel 4.1.25. Procedure bij bouw of verbouw zeeschip
Paragraaf 4.2. Huisvesting en voorzieningen ten behoeve van zeevarenden aan boord
van een zeeschip van voor 20 augustus 2013 of een traditioneel zeeschip
Artikel 4.2.1. Reikwijdte
Deze paragraaf is van toepassing:
-
a. een zeeschip, niet zijnde een vissersvaartuig, waarvan de kiel is gelegd of de bouw
in een overeenkomstige fase van ontwikkeling was voor 20 augustus 2013; en
-
b. een zeeschip, niet zijnde een vissersvaartuig, dat ontworpen is om traditionele vaardigheden
en zeemanschap aan te moedigen en te bevorderen en dat als levend cultuurmonument
volgens de traditionele beginselen van zeemanschap en techniek wordt bestuurd.
Artikel 4.2.2. Plaats en algemene inrichting van de verblijven
-
2 In bijzondere gevallen kan de minister, indien de in het eerste lid voorgeschreven
ligging in verband met de grootte, het type, de vaart of de beoogde dienst van het
zeeschip niet wenselijk of praktisch onmogelijk wordt geacht, ontheffing verlenen
van het eerste lid en toestaan dat verblijven in het voorschip achter het aanvaringsschot
zijn gelegen.
-
6 De minister kan ontheffing verlenen van het vijfde lid voor een passagiersschip, een
sleepboot, aannemersmaterieel of zeeschepen van minder dan 500 GT mits maatregelen
zijn getroffen voor voldoende verlichting en ventilatie en het verblijf niet onder
dienstgangen zijn gelegen.
Artikel 4.2.3. Algemene eisen dag- en slaapverblijven
-
1 Luiken, deuren en kappen in of op een dag- of slaapverblijf, uitkomende in de vrije
lucht, zijn zodanig van een waterkering voorzien en kunnen gesloten worden, dat geen
regen of overkomend zeewater kan binnendringen. De plaats en het aantal van de toegangen
tot een dag- of slaapverblijf is zo gekozen dat de veiligheid voldoende verzekerd
is. Een toegang kan aan beide zijden gemakkelijk en snel worden geopend en heeft een
voldoende doorgang.
-
3 Een houten vloerdek is behoorlijk gebreeuwd en gepekt. Een stalen vloerdek is bedekt
met hout of ander materiaal, dat warmte slecht geleidt en van voldoende dikte is.
Indien de vloeren van samengesteld materiaal zijn vervaardigd, zijn de verbindingen
met de wanden naar boven afgerond.
-
6 Een aangebracht plafond als bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en b, aansluitend
tegen de dekbalken, is geheel of gedeeltelijk wegneembaar.
-
7 Een ruimte die als slaapverblijf dient, is door goed afsluitende schotten gescheiden
van alle andere ruimten die niet uitsluitend voor verblijf zijn aangewezen. Indien
de inrichting van het zeeschip dit noodzakelijk maakt, kunnen één of meer deuren in
die schotten zijn aangebracht. De slaapverblijven staan niet rechtstreeks in verbinding
met dagverblijven, ruimten voor sanitaire doeleinden, ziekenverpleging en ontspanning,
bestemd voor gebruik door de zeevarenden, noch met de kombuis of de bakkerij.
-
11 Een schot van een machinekamerschacht, van een kombuis en andere een ruimte waarin
warmte wordt ontwikkeld, is zo nodig met een isolerende laag bedekt, opdat geen warmte-uitstraling
naar de aangrenzende verblijven of gangen naar die verblijven plaatsvindt.
-
14 De hoogte tussen de dekken van een verblijf is zodanig dat de bemanning zich daarin
vrij kan bewegen. Gemeten vanaf de onderkant van de in het verblijf doorlopende dekbalken,
dan wel van de onderkant van het plafond tot de bovenkant van de vloerbedekking is
deze hoogte ten minste 2 meter. Indien naar het oordeel van de minister hierdoor geen
vermindering van het comfort van de bemanning ontstaat, kan hij van deze hoogte ontheffing
verlenen maar niet minder dan 1,9 meter.
-
16 Indien leidingen, andere dan bedoeld in het vijftiende lid, door een dag- of slaapverblijf
of door een gang naar een zodanig verblijf lopen, zijn deze zo nodig afdoende geïsoleerd.
Flenskoppelingen van leidingen zijn slechts bij hoge uitzondering in een dag- of slaapverblijf
aangebracht. Lucht- en overvloeileidingen van tanks mogen niet in een dag- of slaapverblijf
of in een gang in een zodanig verblijf uitmonden.
-
20 In een dag- of slaapverblijf zijn de huid en de eindschotten van de bovenbouw met
hout bekleed of op soortgelijke wijze bekleed met ander deugdelijk materiaal. Indien
de ruimte tussen wand en wegering niet voor ratten ontoegankelijk is gemaakt, is zij
op een aantal plaatsen toegankelijk voor onderzoek en reiniging.
Artikel 4.2.4. Algemene eisen ten aanzien ruimten voor sanitaire doeleinden, ziekenverpleging
en ontspanning, bestemd voor gebruik door de zeevarenden
Artikel 4.2.3 is van overeenkomstige toepassing op een ruimte voor sanitaire doeleinden, ziekenverpleging
of ontspanning, bestemd voor gebruik door een zeevarende, met dien verstande, dat
de bekleding en de isolatie van wanden slechts daar behoeft te worden aangebracht
waar dit door de minister nodig wordt geoordeeld.
Artikel 4.2.5. Luchtbehandelingsinstallatie
Artikel 4.2.6. Verwarming en ventilatie
-
1 Op een zeeschip dat ingevolge het bepaalde in artikel 4.2.5, eerste lid, niet behoeft te zijn uitgerust met een luchtbehandelingsinstallatie, zijn de in
de volgende leden genoemde voorzieningen getroffen teneinde te voorzien in verwarming
en ventilering van de verblijven.
-
2 Een verblijf is aangesloten op een doeltreffende verwarmingsinrichting die buiten
het verblijf is opgesteld en die is aangepast aan de klimaatomstandigheden. De verwarming
geschiedt door toevoer van stoom, heet water, warme lucht, of een ander geschikt middel,
dan wel door middel van elektriciteit.
-
9 Een zeeschip dat regelmatig wordt gebruikt voor reizen in de tropen of in andere gebieden
met vergelijkbare klimaatomstandigheden, is uitgerust met mechanische ventilatiemiddelen
of met elektrisch aangedreven waaiers, met dien verstande dat slechts één van deze
middelen is aangebracht in een ruimte waar dit een voldoende ventilatie verzekert.
-
12 Het vermogen dat nodig is om de ventilatiemiddelen, bedoeld in het zesde en zevende
lid, aan te drijven is, wanneer dit praktisch mogelijk is, beschikbaar zolang leden
van de bemanning aan boord verblijven en de omstandigheden dit vereisen.
Artikel 4.2.7. Verlichting
Artikel 4.2.8. Slaapverblijven
-
1 Aan boord van een zeeschip, niet zijnde een passagiersschip, beschikt iedere zeevarende
over een eigen slaapverblijf. Wanneer de grootte en indeling van het zeeschip en de
werkzaamheden waarvoor het wordt gebruikt, dit niet toelaten kan de minister hiervan
ontheffing verlenen.
-
3 Indien zich niet een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 4.2.17, tweede lid, kan de minister ontheffing van het tweede lid verlenen, met dien verstande dat ten
hoogste twee officieren in één slaapverblijf worden ondergebracht.
-
4 In een slaapverblijf voor onderofficieren worden ten hoogste twee personen ondergebracht.
Van de overige zeevarenden maken ten hoogste twee zeevarenden van hetzelfde slaapverblijf
gebruik, met uitzondering van aan boord van een passagiersschip, waar het maximaal
toegestane aantal zeevarenden in één slaapverblijf vier bedraagt.
-
5 Voor slaapverblijven aan boord van een zeilschip, een zeeschip van minder dan 400 GT,
een sleepboot of aannemersmaterieel, kan de minister ontheffing verlenen van het vierde
lid.
-
7 Op een zeeschip van 500 GT of meer zijn de slaapverblijven voor de leden van het dekpersoneel,
het machinekamerpersoneel en het personeel van de civiele dienst per categorie gescheiden
zijn, een en ander naar het oordeel van de minister.
-
8 Het onderbrengen van de bemanning geschiedt zodanig dat de wachten gescheiden zijn
en vrije wachtsgasten (daglieden) geen slaapverblijf met wachtdoenden delen. Wanneer
de grootte en indeling van het zeeschip en de werkzaamheden waarvoor het wordt gebruikt,
dit niet toelaten kan de minister hiervan ontheffing verlenen.
Artikel 4.2.9. Eisen slaapverblijven en slaapplaatsen
-
7 In een slaapverblijf voor elke zeevarende een kledingkast aanwezig met een hoogte
van ten minste 1,75 meter en met een dwarsdoorsnede van ten minste 0,2 meter. De kledingkast
is voorzien van een legplank en van een roe waaraan kleding op kleerhangers kan worden
gehangen, alsmede van een slot of van lippen voor een hangslot.
-
19 Een slaapplaats is vervaardigd van hout, of van deugdelijk hard materiaal, dat niet
gemakkelijk roest. De constructie is zodanig dat er zich geen ongedierte in kan nestelen
en deze gemakkelijk kan worden schoongemaakt.
Artikel 4.2.10. Dagverblijven
-
3 In het tweede lid, onderdeel b, onder 2 en 3, is tevens van toepassing op ‘onderofficieren’
onderscheidenlijk ‘overige gezellen’.
-
4 De minister kan na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en
zeevarenden ontheffing verlenen van het tweede lid, onder b, en toestaan dat voor
de gezellen één gezamenlijk dagverblijf is ingericht.
-
6 De grootte en inrichting en het aantal tafels en zitbanken of stoelen, vastgezet of
verplaatsbaar, van een dagverblijf zijn voldoende voor het grootste aantal personen
dat gelijktijdig van het verblijf gebruik kan maken.
-
11 De bovenkanten van tafels, banken en stoelen zijn vervaardigd van vochtwerend materiaal,
zonder barsten, dat gemakkelijk is schoon te houden.
Artikel 4.2.11. Ontspanningsruimten
-
3 Wanneer buiten de dagverblijven niet is voorzien in afzonderlijke ontspanningsruimten,
zijn deze dagverblijven op zodanige wijze ingericht, gemeubileerd en uitgerust, dat
zij als ontspanningsruimte kunnen dienstdoen.
-
5 Op een zeeschip van 8.000 GT of meer is een bibliotheek aanwezig, waar films kunnen
worden vertoond en naar televisie kan worden gekeken. Er is tevens voorzien in een
ruimte waar men kan knutselen of gezelschapsspelen kan beoefenen. Er is een zwembad
aanwezig tenzij, naar het oordeel van de minister, de inrichting van het zeeschip
daartoe onvoldoende mogelijkheid biedt.
Artikel 4.2.12. Badkuipen, douches, wastafels en toiletten
-
1 Op een zeeschip zijn op een geschikte plaats voor officieren en gezellen sanitaire
voorzieningen aanwezig, bestaande uit ten minste een toilet, een badkuip of douche
en een wastafel met warm en koud stromend zoet water voor iedere zes personen of minder,
die niet beschikken over de sanitaire voorzieningen als bedoeld in het vierde, vijfde
en zesde lid, met dien verstande dat het aantal toiletten op een zeeschip ten minste
bedraagt:
|
400 tot 500 GT
|
ten minste 2
|
|
500 tot 800 GT
|
ten minste 3
|
|
800 tot 3.000 GT
|
ten minste 4
|
|
3.000 GT of meer
|
ten minste 6
|
-
6 Op een zeeschip van 5.000 GT of meer, en niet meer dan 15.000 GT, zijn ten minste
vijf éénpersoons slaapverblijven voor officieren aanwezig met een eigen badkamer,
die is voorzien van een toilet, een badkuip of douche en een wastafel met warm en
koud stromend zoet water. De wastafel mag zich in het slaapverblijf bevinden.
-
7 Op een zeeschip van 10.000 GT of meer en niet meer dan 15.000 GT zijn de slaapverblijven
van alle overige officieren voorzien van een daaraan verbonden eigen badkamer, dan
wel van een badkamer die op dezelfde wijze is uitgerust en is gelegen in een ruimte
tussen twee slaapverblijven en die vanuit deze slaapverblijven direct bereikbaar is.
-
8 Op een zeeschip van 15.000 GT of meer zijn de éénpersoons slaapverblijven voor de
officieren voorzien van een daaraan verbonden eigen badkamer. De badkamer is uitgerust
van een toilet, een badkuip of douche en een wastafel met warm en koud stromend zoet
water. De wastafel mag zich in het slaapverblijf bevinden.
-
9 Op een zeeschip van 25.000 GT of meer, met uitzondering van een passagiersschip, is
per twee gezellen een badkamer aanwezig in een ruimte tussen twee aangrenzende slaapverblijven
en van daaruit rechtstreeks te bereiken, of een badkamer gelegen tegenover deze verblijven.
De badkamer is uitgerust met een toilet, een badkuip of douche en een wastafel met
warm en koud stromend zoet water.
-
10 Op een zeeschip van 5.000 GT of meer, met uitzondering van een passagiersschip, is
een slaapverblijf voor gezellen voorzien van een wastafel met koud en warm stromend
zoet water die is aangesloten op een afvoer, met uitzondering van een wastafel die
aanwezig is in een badkamer overeenkomstig het zesde lid.
-
11 Een zeeschip van 1.600 GT of meer, met uitzondering van een zeeschip waarop het gehele
machinekamerpersoneel de beschikking heeft over een eigen slaapverblijf en een badkamer
per één of twee slaapverblijven, zijn kleedruimten aanwezig, die:
-
a. buiten de machinekamer zijn gelegen, en gemakkelijk bereikbaar zijn vanuit de machinekamer.
Deze ruimten kunnen door het machinekamerpersoneel vanuit de machinekamer worden bereikt
zonder dat men in de open lucht komt; en
-
b. zijn voorzien van een kledingkast voor een zeevarende alsmede van badkuipen of douches
en wastafels met warm en koud stromend zoet water.
Artikel 4.2.13. Eisen sanitaire voorzieningen
-
2 Een toilet staat niet rechtstreeks in verbinding met slaapverblijven, en met een doodlopende
gang tussen de slaapverblijven en de toiletten, met dien verstande, dat dit niet geldt
voor een toilet tussen twee slaapverblijven, welke tezamen voor niet meer dan vier
personen zijn bestemd.
Artikel 4.2.14. Wassen en drogen van kleding, opbergen van oliegoed
-
1 Er zijn voldoende voorzieningen voor het wassen, drogen en strijken van kleding, in
een mate die in overeenstemming is met het aantal bemanningsleden en de normale duur
van de reis. Deze voorzieningen zijn aangebracht op een gemakkelijk vanuit de hutten
te bereiken plaats.
Artikel 4.2.15. Ziekenverblijf en ziekenkooi
-
6 Indien het aantal zeevarenden dat niet beschikt over een eigen slaapverblijf minder
dan 30 bedraagt, is het ziekenverblijf voorzien van één slaapplaats. Bedraagt dat
aantal zeevarenden 30 of meer, is het ziekenverblijf voorzien van twee slaapplaatsen,
of zoveel meer als in verband met de omstandigheden van de reis door de minister wordt
vastgesteld.
-
12 Op een zeeschip dat krachtens het eerste lid niet van een ziekenverblijf is voorzien,
kan voor een zieke of gewonde een éénpersoonsslaapverblijf beschikbaar worden gesteld,
waarin de slaapplaats als ziekenkooi is ingericht. Is het aantal zeevarenden minder
dan zes, kan worden volstaan met een als ziekenkooi ingerichte slaapplaats in een
slaapverblijf.
-
13 Indien iemand aan een ernstige of aan een besmettelijke ziekte lijdt, wordt getracht
deze, afgezonderd van alle anderen, te verplegen.
-
2 Aan boord van een zeeschip dat niet is voorzien van een luchtbehandelingsinstallatie
en dat geregeld havens aandoet waar malaria voorkomt of kan voorkomen, zijn de dag-,
nacht- en ziekenverblijven tegen binnendringen van muggen beschermd door het aanbrengen
van passende horren voor patrijspoorten, luchtkokers, en deuren die toegang geven
tot het open dek.
Artikel 4.2.17. Ontheffing of vrijstellingen
-
1 Onverminderd het tweede lid kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties
van scheepsbeheerders en zeevarenden, hetzij in een incidenteel geval, hetzij algemeen,
ontheffing of vrijstelling verlenen van de artikelen 4.2.2 tot en met 4.2.16, onder zo nodig door hem te stellen voorwaarden of beperkingen.
-
2 De minister kan voor een zeeschip aan boord waarvan vanwege de samenstelling van de
bemanning rekening wordt gehouden met de belangen van bemanningsleden die verschillende
gewoonten van godsdienstige en maatschappelijke aard hebben, na overleg met de betrokken
organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden ontheffing verlenen van het bepaalde
in de artikelen 4.2.8, eerste en vierde lid, onder d, 4.2.9, tweede en derde lid, en 4.2.12, eerste tot en met het derde en negende lid, onder zo nodig door hem te stellen voorwaarden of beperkingen, mits de hiervoor
bedoelde organisaties ter zake overeenstemming hebben bereikt. Op oude schepen blijft
van toepassing het bepaalde in de artikelen 46 tot en met 64 van het koninklijk besluit van 15 mei 1937, Stb. 242, zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 5 juni 1975,
Stb. 327.
Artikel 4.2.18. Uitsluiting oude zeeschepen
Onverminderd artikel 4.2.19, eerste lid, zijn de artikelen 4.2.2 tot en met 4.2.16 niet van toepassing op een zeeschip, niet zijnde een vissersvaartuig, waarvan de
kiel is gelegd of de bouw zich in een overeenkomstige fase van ontwikkeling bevond
voor 1 augustus 1983.
Artikel 4.2.19. Bijzondere voorzieningen voor oude zeeschepen
-
1 De minister kan na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en
zeevarenden, bepalen, dat geheel of gedeeltelijk wordt voldaan aan de artikelen 4.2.2 tot en met 4.2.16 door een zeeschip als bedoeld in artikel 4.2.17, eerste lid, dat:
-
a. hetzij de Nederlandse nationaliteit verkrijgt;
-
b. hetzij ingrijpende veranderingen in de bouw of grote reparaties ondergaat volgens
een tevoren ontworpen plan, echter niet ten gevolge van een ongeval of ramp.
Paragraaf 4.3. Voeding en drinkwater ten behoeve van zeevarenden aan boord van een
zeeschip, niet zijnde een vissersvaartuig
Artikel 4.3.1. Reikwijdte
Deze paragraaf is niet van toepassing op een vissersvaartuig.
-
1 Voor de bevoorrading van een zeeschip met levensmiddelen die voldoen aan de in artikel 4, derde lid, van de wet bedoelde eisen, worden de soorten en hoeveelheden mee te nemen levensmiddelen bepaald
op basis van:
-
a. het aantal zeevarenden aan boord;
-
b. de duur van de reis;
-
c. de aard van de reis;
-
d. de mogelijkheid tot het aanvullen van voorraden in aanloophavens; en
-
e. de religieuze achtergrond en de culturele gewoonten van de zeevarenden.
Artikel 4.3.3. Drinkwater
-
1 Voor de bevoorrading van een zeeschip met drinkwater wordt de benodigde hoeveelheid
vastgesteld op basis van de in artikel 4.3.2, eerste lid, genoemde criteria, alsmede op basis van de mogelijkheid van aanvulling gedurende
de reis met behulp van een voorziening om drinkwater te maken.
-
5 Een drinkwatertank die voor inspectie, onderhoud, of anderszins is betreden, wordt
gereinigd door de tank te vullen met drinkwater waarin 10 gram vrij chloor per ton
drinkwater is gemengd.
Artikel 4.3.4. Peilen van drinkwatertanks
Artikel 4.3.5. Zout- en zoetwaterkranen
-
2 Na vertrek uit een haven wordt de zoutwaterleiding, welke voor afwas van keuken- en
eetgerei dient, buiten de driemijlsgrens geruime tijd doorgespoeld, voordat deze voor
afwasdoeleinden gebruikt mag worden.
Artikel 4.3.6. Maximale hoeveelheid sterke drank
-
2 Het aantal reisdagen wordt vastgesteld gerekend vanaf de dag van vertrek tot en met
de dag van aankomst in de eerstvolgende haven waar het zeeschip weer zal worden bevoorraad
als vastgesteld overeenkomstig artikel 4.3.2, eerste lid, onderdeel d.
Paragraaf 4.4. Huisvesting, voorzieningen, voeding en drinkwater ten behoeve van vissers
aan boord van een vissersvaartuig van na 15 november 2019
Artikel 4.4.1. Reikwijdte
Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op een van een dek voorzien vissersvaartuig:
-
a. waarvoor het bouwcontract of het contract voor ingrijpende verbouwing op of na 15 november
2019 is gegund;
-
b. waarvoor het bouwcontract of het contract voor ingrijpende verbouwing voor 15 november
2019 is gegund en dat drie of meer jaar na die datum wordt opgeleverd; of
-
c. waarvan, bij gebrek aan een bouwcontract, op of na 15 november 2019:
-
1°. de kiel is gelegd;
-
2°. de bouw als een herkenbaar specifiek type vaartuig begint; of
-
3°. de assemblage is begonnen, die ten minste 50.000 kilogram of 1 procent van de geschatte
massa van alle constructiemateriaal omvat, waarbij de kleinste van de twee hoeveelheden
bepalend is.
Artikel 4.4.3. Openingen naar en tussen verblijfsruimten
-
2 Directe openingen naar slaapverblijven vanuit kombuizen, opslagruimten, droogkamers
of gemeenschappelijke sanitaire ruimten worden, waar redelijk en uitvoerbaar, vermeden,
tenzij uitdrukkelijk elders anders is bepaald.
-
3 In afwijking van het eerste en tweede lid zijn in een vissersvaartuig met een lengte
van 24 meter of meer geen directe openingen naar slaapverblijven vanuit visruimen,
machineruimten, kombuizen, opslagruimten, droogkamers of gemeenschappelijke sanitaire
ruimten, met uitzondering van nooduitgangen.
Artikel 4.4.4. Isolatie verblijfsruimten
-
2 Materialen die zijn gebruikt voor de constructie van interne wanden, lambrisering
en bekleding, evenals vloeren en verbindingselementen zijn geschikt voor het beoogde
doel en dragen bij tot een gezonde omgeving.
-
4 Aan het gestelde in het eerste tot en met derde lid wordt in ieder geval voldaan indien
norm A3.1, zesde lid, onderdelen b en g, van het MLC-verdrag, zoals die luidde op
15 november 2019, is toegepast.
Artikel 4.4.5. Maatregelen tegen vliegen en andere insecten
Alle praktische maatregelen worden getroffen om verblijven voor de bemanning van vissersvaartuigen
te beschermen tegen vliegen en andere insecten, met name wanneer het vissersvaartuig
actief is in door muggen geteisterde gebieden.
Artikel 4.4.6. Ventilatie
-
3 Aan het gestelde in het eerste en tweede lid wordt in ieder geval voldaan indien norm
A3.1, zevende lid, onderdeel b, en leidraad B3.1.2 van het C188-verdrag, zoals die
luidde op 15 november 2019, is toegepast.
Artikel 4.4.7. Verwarming en airconditioning
-
2 Onverminderd het eerste lid wordt een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter
of meer, met uitzondering van een vissersvaartuig dat uitsluitend in tropische gebieden
actief is, voldoende verwarmd door middel van een geschikt verwarmingssysteem.
-
3 Het verwarmingssysteem, bedoeld in het tweede lid, zorgt, voor zover nodig, onder
alle omstandigheden voor warmte en is operationeel wanneer vissers aan boord zijn.
-
4 Een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer is, voorzien van airconditioning
in verblijven, op de brug, in de radiokamer en in de gecentraliseerde machinecontrolekamer,
met uitzondering van een vissersvaartuig dat regelmatig actief is in gebieden waar
de gematigde klimatologische omstandigheden geen airconditioning vereisen.
-
5 Aan het gestelde in het eerste tot en met vierde lid wordt in ieder geval voldaan
indien norm A3.1, zevende lid, onderdelen b en d, en leidraad B3.1.3, tweede en derde
lid, van het MLC-verdrag, zoals die luidde op 15 november 2019, is toegepast.
Artikel 4.4.8. Verlichting
-
5 Aan het gestelde in het eerste tot en met vierde lid wordt in ieder geval voldaan
indien leidraad B3.1.4, eerste lid, van het MLC-verdrag, zoals die luidde op 15 november
2019, is toegepast.
Artikel 4.4.9. Noodverlichting
-
3 Een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer is in alle delen van de verblijven
waar de bemanning zich vrij kan bewegen, voorzien van verlichting die ten minste zodanig
is dat een persoon met een normaal gezichtsvermogen in staat is een normaal gedrukte
krant op een heldere dag te lezen.
Artikel 4.4.10. Effecten bewegingen vissersvaartuig op slaapverblijven
-
1 Indien het ontwerp, de afmetingen of het gebruik van het vissersvaartuig dat toelaat,
zijn slaapverblijven zodanig geplaatst dat de gevolgen van bewegingen en versnellingen
van het vissersvaartuig tot een minimum beperkt blijven.
Artikel 4.4.11. Vloeroppervlak slaapverblijven
-
1 Het aantal personen per slaapverblijf en het vloeroppervlak per persoon, exclusief
de ruimte ingenomen door kooien en kasten, is zodanig dat, rekening houdend met het
gebruik van het vissersvaartuig, de vissers aan boord beschikken over voldoende ruimte
en comfort.
-
2 Aan het gestelde in het eerste lid wordt in ieder geval voldaan indien het vloeroppervlak
per persoon in een slaapverblijf voor gezellen of in een gecombineerd slaapverblijf
voor officieren en gezellen, exclusief de ruimte ingenomen door kooien en kasten,
ten minste bedraagt:
-
a. op een vissersvaartuig met een lengte van 13 tot 19 meter: 0,75 vierkante meter;
-
b. op een vissersvaartuig met een lengte van 19 tot 24 meter: 1 vierkante meter.
-
3 In aanvulling op het eerste en tweede lid is op een vissersvaartuig met een lengte
van 24 meter of meer maar minder dan 45 meter, het vloeroppervlak per persoon in een
slaapverblijf, exclusief de ruimte ingenomen door kooien en kasten, ten minste 1,5 vierkante
meter.
-
4 In aanvulling op het eerste en tweede lid is op een vissersvaartuig met een lengte
van 45 meter of meer het vloeroppervlak per persoon in een slaapverblijf, exclusief
de ruimte ingenomen door kooien en kasten, ten minste 2 vierkante meter.
Artikel 4.4.12. Aantal personen per slaapverblijf
Artikel 4.4.13. Slaapverblijven voor officieren
-
1 Op een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer beschikken officieren,
waar mogelijk, over een apart slaapverblijf. In geen geval zal het slaapverblijf voor
officieren meer dan twee kooien bevatten.
-
2 De minister kan in bepaalde gevallen ontheffing verlenen van het eerste lid, indien
het vereiste vanwege de grootte, het type of het beoogde gebruik van het vissersvaartuig
naleving onredelijk of niet uitvoerbaar is.
Artikel 4.4.15. Comfort slaapverblijven
Artikel 4.4.16. Eetverblijven
Artikel 4.4.17. Afmetingen en uitrusting eetverblijven
Artikel 4.4.18. Aanwezigheid sanitaire voorzieningen
-
1 Voor alle personen zijn sanitaire voorzieningen aanwezig, bestaande uit toiletten,
wastafels, en baden of douches al naar gelang het gebruik van het vissersvaartuig.
Deze voorzieningen voldoen ten minste aan de minimumnormen op het gebied van gezondheid
en hygiëne en aan redelijke kwaliteitsnormen.
-
4 Aan het gestelde in het eerste tot en met derde lid wordt in ieder geval voldaan indien
norm A3.1, elfde lid, onderdelen a tot en met c, van het MLC-verdrag, zoals die luidde
op 15 november 2019, is toegepast.
Artikel 4.4.19. Eisen sanitaire voorzieningen
-
4 Onverminderd het eerste tot en met derde lid zijn op een vissersvaartuig met een lengte
van 24 meter of meer voor vissers, die niet beschikken over een eigen slaapverblijf
met bijbehorende sanitaire voorzieningen, ten minste een bad of douche, een toilet
en een wasbak per vier of minder vissers aanwezig.
-
5 Aan het gestelde in het eerste tot en met vierde lid wordt in ieder geval voldaan
indien norm A3.1, zevende lid, onderdeel c, en elfde lid, onderdelen a tot en met
d en f, en leidraad B3.1.7, eerste lid tot en met derde lid, van het MLC-verdrag,
zoals die luidde op 15 november 2019, is toegepast.
Artikel 4.4.20. Wasvoorzieningen
-
3 Onverminderd het eerste lid zijn op een vissersvaartuig met een lengte van 45 meter
of meer toereikende voorzieningen voor het wassen, drogen en strijken van kleding
beschikbaar die zijn gelegen in een van de slaapverblijven, eetverblijven en toiletten
afgescheiden ruimte, die voldoende is geventileerd en verwarmd en is voorzien van
waslijnen of andere middelen voor het drogen van kleding.
Artikel 4.4.21. Voorzieningen voor zieke en gewonde vissers
-
2 Op een vissersvaartuig van meer dan 950 GT die met een bemanning van 15 vissers of
meer een reis van meer dan drie dagen maakt, of een vissersvaartuig met een lengte
van 45 meter of meer ongeacht het aantal bemanningsleden en de duur van de reis, is
een apart ziekenverblijf aanwezig waar medische zorg kan worden verleend.
Artikel 4.4.22. Overige voorzieningen
Op een gemakkelijk bereikbare plaats buiten de slaapverblijven is een ruimte beschikbaar
voor het ophangen van spullen voor gebruik bij slecht weer en andere persoonlijke
beschermingsmiddelen.
Artikel 4.4.23. Beddengoed, eetgerei en overige verstrekkingen
-
2 De kosten van het in het eerste lid bedoelde linnengoed kunnen worden ingehouden als
exploitatiekosten indien daartoe is voorzien in de zee-arbeidsovereenkomst in de zeevisserij,
de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst of de maatschapsovereenkomst op grond
waarvan de vissers werk verrichten.
Artikel 4.4.24. Recreatievoorzieningen
Artikel 4.4.25. Communicatievoorzieningen
Vissers aan boord krijgen, voor zover mogelijk en binnen redelijke grenzen, toegang
tot communicatievoorzieningen tegen een redelijke kostprijs die de totale kostprijs
voor de eigenaar van het vissersvaartuig niet overstijgt.
-
2 Een kombuis of de kookplaats indien geen afzonderlijke kombuis aanwezig is, is van
voldoende afmetingen, goed verlicht, geventileerd en naar behoren uitgerust en onderhouden.
Artikel 4.4.27. Opslag butaan-propaan voor het koken
Tanks of flessen met butaan- of propaangas voor het koken in een kombuis zijn geplaatst
op het open dek en afdoende beschermd tegen externe hittebronnen en andere externe
invloeden.
Artikel 4.4.28. Opslagvoorzieningen voor levensmiddelen
Artikel 4.4.29. Voeding en drinkwater
-
2 Voeding en drinkwater zijn voor wat betreft de voedingswaarde, kwaliteit, kwantiteit
en variatie geschikt, waarbij ook rekening is gehouden met de voorschriften en gebruiken
omtrent voeding die voortvloeien uit de religie en cultuur van de vissers.
Artikel 4.4.30. Hygiëne en netheid
Artikel 4.4.31. Inspectie
Artikel 4.4.32. Uitzonderingen
De minister kan na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en
vissers ontheffing verlenen van de artikelen van deze paragraaf waardoor, zonder discriminatie, rekening kan worden gehouden met de belangen van
vissers met onderling verschillende en bijzondere religieuze en sociale gewoonten,
op voorwaarde dat deze ontheffing niet ertoe leidt dat de algemene algehele omstandigheden
minder gunstig zijn dan die welke voortvloeien uit de toepassing van deze paragraaf.
Paragraaf 4.5. Huisvesting, voorzieningen, voeding en drinkwater ten behoeve van vissers
aan boord van een vissersvaartuig gebouwd voor 15 november 2019
Artikel 4.5.1. Reikwijdte
Deze paragraaf is van toepassing op een vissersvaartuig, niet zijnde een vissersvaartuig
als bedoeld in artikel 4.4.1.
Artikel 4.5.2. Plaats en algemene inrichting van de verblijven
-
3 Er zijn voldoende dagverblijven aanwezig, gescheiden van de slaapverblijven en zo
dicht mogelijk bij de kombuis gelegen. Indien op een vissersvaartuig met een lengte
van minder dan 24 meter een afzonderlijk dagverblijf niet mogelijk is, kan worden
volstaan met een gecombineerd dag- en slaapverblijf.
Artikel 4.5.3. Algemene eisen dag- en slaapverblijven
-
1 De plaats, de toegangen, de constructie en de indeling van een dag- of slaapverblijf
ten opzichte van een andere ruimte is zodanig dat de veiligheid, de bescherming tegen
weersinvloeden en overkomend zeewater en de isolatie tegen hitte en kou, overmatig
lawaai of tegen uitwaseming van andere ruimten, voldoende zijn verzekerd.
-
6 Indien het stalen bovendek van een dag- of slaapverblijf aan de buitenlucht of aan
de invloed van enige warmtebron aan boord is blootgesteld, wordt deze aan de bovenzijde
met hout ter dikte van ten minste 5 centimeter of met ander deugdelijk en gelijkwaardig
isolatiemateriaal bekleed, dan welis aan de onderzijde een bekleding met even groot
isolerend vermogen aangebracht.
-
8 Een slaapverblijf staat niet rechtstreeks in verbinding met visruimen, opslagplaatsen
voor vismeel, ruimten waarin werktuigen zijn opgesteld, kombuizen, lampenhutten, verfhutten,
bergruimten, droogkamers, gemeenschappelijke wasplaatsen en toiletten.
-
10 Buitenschotten van een dag- of slaapverblijf zijn doelmatig geïsoleerd. Schotten van
een machinekamerschacht, een kombuis en van een andere ruimte waarin warmte wordt
ontwikkeld, zijn doelmatig geïsoleerd dat geen warmteuitstraling plaatsvindt naar
aangrenzende verblijven of gangen van de verblijven. Tevens vindt bescherming plaats
tegen warmteuitstraling van stoom of warmwaterleidingen.
-
13 De hoogte van een dag- of slaapverblijf tussen de dekken, gemeten van de onderkant
van het plafond tot de bovenkant van de vloerbedekking, bedraagt op alle plaatsen
waar de bemanning zich vrij moet kunnen bewegen, 2 meter of meer.
-
15 Waar de leidingen, bedoeld in het dertiende de lid, door de gangen lopen, zijn deze
voorzien van een doelmatige isolatie en omkasting.
Artikel 4.5.4. Algemene eisen ten aanzien van ruimten voor sanitaire ruimten en verblijven
voor ziekenverpleging en ontspanning
De bepalingen van artikel 4.5.3 zijn van overeenkomstige toepassing op sanitaire ruimten, verblijven voor ziekenverpleging
en ontspanning, bestemd voor gebruik door de vissers met dien verstande dat de bekleding
en de isolatie van wanden slechts daar is aangebracht, waar dit door de minister nodig
wordt geoordeeld.
Artikel 4.5.5. Ventilatie
-
3 Een vissersvaartuig dat regelmatig wordt ingezet voor reizen in de tropen of in andere
gebieden met vergelijkbare klimatologische omstandigheden, is uitgerust met mechanische
ventilatiemiddelen of met elektrisch aangedreven waaiers, met dien verstande dat slechts
één van deze middelen behoeft te zijn aangebracht in ruimten waar dit een voldoende
ventilatie verzekert.
-
6 Het vermogen dat nodig is om de ventilatiemiddelen, bedoeld in het tweede en derde
lid, aan te drijven, is beschikbaar gedurende de gehele tijd dat er vissers aan boord
verblijven of werken en de omstandigheden dit vereisen.
Artikel 4.5.6. Verwarming
Artikel 4.5.7. Verlichting
Artikel 4.5.8. Aantal personen per slaapverblijf
Artikel 4.5.9. Comfort slaapverblijven
-
2 Het vloeroppervlak per persoon in een slaapverblijf voor gezellen of in een gecombineerd
slaapverblijf voor officieren en gezellen als bedoeld in artikel 4.5.8, tweede lid, met uitzondering van de ruimte ingenomen door slaapplaatsen en kasten, bedraagt
ten minste op een vissersvaartuig:
|
(i)
|
met een lengte van 13 tot 19 meter:
|
0,5 vierkante meter
|
|
(ii)
|
met een lengte van 19 tot 26 meter:
|
0,75 vierkante meter
|
|
(iii)
|
met een lengte van 26 tot 35 meter:
|
0,9 vierkante meter
|
|
(iv)
|
met een lengte van 35 meter en meer:
|
1,0 vierkante meter
|
-
4 In een slaapverblijf is voor iedere visser een kledingkast aanwezig met een hoogte
van ten minste 1,75 meter en een dwarsdoorsnede van ten minste 0,2 vierkante meter,
voorzien van een legplank en een roede waaraan kleding op kleerhangers kan worden
gehangen. De kast is voorzien van een slot of van lippen voor een hangslot.
-
8 Een slaapverblijf voor officieren is voorzien van een wastafel, de nodigelegkasten
of laden, gordijnen, handdoek- en deurhaken en doelmatige vloerbedekking.
Artikel 4.5.10. Dagverblijven
-
1 De grootte en inrichting en het aantal tafels en zitbanken of stoelen, vastgezet of
verplaatsbaar, van een dagverblijf zijn voldoende voor het grootste aantal personen
dat gelijktijdig van het verblijf gebruik kan maken.
-
2 Tenzij pantry’s aanwezig zijn die in rechtstreekse verbinding staan met een dagverblijf,
is in deze voldoende kastruimte aanwezig voor het opbergen van eetgerei, alsmede een
geschikte gelegenheid voor het schoonmaken daarvan.
-
3 De bovenkanten van tafels, zitbanken of stoelen zijn vervaardigd van vochtwerend materiaal,
zonder barsten, dat gemakkelijk is schoon te houden.
Artikel 4.5.11. Sanitaire voorzieningen
Artikel 4.5.12. Eisen sanitaire inrichtingen
-
2 Een toilet staat niet rechtstreeks in verbinding met slaapverblijven, en met een doodlopende
gang tussen de slaapverblijven en de toiletten, met dien verstande, dat dit niet geldt
voor een toilet tussen twee slaapverblijven, welke tezamen voor niet meer dan vier
personen zijn bestemd.
-
5 Het eerste lid, onderdelen a, b, d, e en f, is mede van toepassing op wastafels in
slaapverblijven en op sanitaire ruimten die rechtstreeks in verbinding staan met slaapverblijven.
Artikel 4.5.13. Wassen en drogen van kleding
-
5 Onverminderd het eerste lid zijn toereikende voorzieningen voor het wassen, drogen
en strijken van kleding beschikbaar die zijn gelegen in een van de slaapverblijven,
eetverblijven en toiletten afgescheiden ruimte, die voldoende is geventileerd en verwarmd
en is voorzien van waslijnen of andere middelen voor het drogen van kleding.
Artikel 4.5.14. Wassen en drogen van kleding, opbergen van oliegoed
Buiten, nabij de slaapverblijven is voldoende behoorlijk geventileerde bergruimte
om oliegoed en natte of vuile kleding op te hangen.
Artikel 4.5.15. Ziekenverblijf en ziekenkooi
-
5 Indien een visser aan een ernstige of aan een besmettelijke ziekte lijdt, wordt getracht
deze, afgezonderd van alle anderen, te verplegen.
Artikel 4.5.16. Reinheid van de verblijven
Artikel 4.5.17. Plichten van de schipper
Indien tijdens de reis gebreken ontstaan aan de in deze paragraaf omschreven voorzieningen,
is de schipper verantwoordelijk om deze zo spoedig mogelijk te verhelpen.
Artikel 4.5.18. Toepasselijkheid en ontheffingen
-
1 De minister kan, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en
vissers ontheffing verlenen van de artikelen 4.5.2 tot en met 4.5.15, indien deze afwijkingen voordelen meebrengen welke tot resultaat hebben dat de inrichting
over het geheel genomen niet minder gunstig is dan die welke het gevolg zou zijn van
volledige toepassing van deze paragraaf.
-
2 Voor een vissersschip dat voor 12 mei 1977 was afgebouwd, kan de minister, na overleg
met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en vissers, wanneer het vissersvaartuig
wordt ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 4 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 of wanneer ingrijpende veranderingen in de bouw of grote reparaties aan het vissersvaartuig
worden uitgevoerd volgens een tevoren ontworpen plan en niet ten gevolge van een ongeval
of ramp, ontheffing verlenen om het vissersvaartuig te laten voldoen aan de eisen
gesteld in de artikelen 4.5.2 tot en met 4.5.15, voor zover hij dit mogelijk acht, daarbij rekening houdende met alle praktische
problemen welke zich bij de toepassing voordoen.
-
3 Was een vissersvaartuig voor 12 mei 1977 in aanbouw of werd het op of voor die datum
verbouwd, dan kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders
en vissers, ontheffingen verlenen, welke nodig zijn om het vissersvaartuig te laten
voldoen aan de eisen gesteld in de artikelen 4.5.3 tot en met 4.5.15, voor zover hij dit mogelijk acht, daarbij rekening houdende met alle praktische
problemen welke zich bij de toepassing voordoen.
Paragraaf 4.6. Certificaat maritieme arbeid en verklaring naleving maritieme arbeid
Artikel 4.6.1. Aanvraag certificaat maritieme arbeid en voorlopig certificaat maritieme
arbeid
-
1 Een aanvraag voor een certificaat maritieme arbeid of een voorlopig certificaat maritieme
arbeid wordt schriftelijk ingediend bij een op grond van artikel 39, eerste lid, van de wet aangewezen ambtenaar of rechtspersoon.
-
3 Op basis van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, ontvangt de scheepsbeheerder
een verklaring naleving maritieme arbeid deel I, aan de hand waarvan de scheepsbeheerder
een verklaring naleving maritieme arbeid deel II opstelt die in overeenstemming is
met de artikelen 4.6.3 en 4.6.8, vierde lid, en, voor zover van toepassing, artikel 4.6.6, derde lid.
-
4 Nadat de in het eerste lid bedoelde ambtenaar of rechtspersoon de verklaring naleving
maritieme arbeid deel II heeft ontvangen, worden de onderzoeken, bedoeld in artikel 4.6.4 of artikel 4.6.6, vierde lid, uitgevoerd.
Artikel 4.6.2. Inhoud verklaring naleving maritieme arbeid deel I
-
1 Een verklaring naleving maritieme arbeid deel I bevat de elementen, bedoeld in norm
A5.1.3, tiende lid, onderdeel a, van het MLC-verdrag, en wordt opgesteld met inachtneming
van leidraad B5.1.3, eerste en vierde lid, van het MLC-verdrag met betrekking tot
onder meer:
-
a. minimumleeftijd gesteld bij of krachtens de Arbeidstijdenwet;
-
b. geneeskundige verklaringen zeevaart gesteld bij of krachtens artikel 31 van de wet;
-
c. de kwalificaties van zeevarenden gesteld bij of krachtens de artikelen 23, 24 of 25 van de wet;
-
d. arbeidsovereenkomsten gesteld bij de artikelen 4, derde lid, en 7, eerste lid, van de wet;
-
e. arbeidsbemiddeling en het ter beschikking stellen van arbeidskrachten gesteld bij
of krachtens de hoofdstukken 2 en 3 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;
-
f. arbeids- en rusttijden gesteld bij paragraaf 5.2 en krachtens artikel 5:12, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet;
-
g. bemanningssamenstelling gesteld bij of krachtens artikel 20 van de wet;
-
h. huisvesting en voorzieningen voor zeevarenden aan boord van een zeeschip gesteld krachtens
artikel 4, derde lid, van de wet;
-
i. voeding en drinkwater, gesteld krachtens artikel 4, derde lid, van de wet;
-
j. gezondheid, veiligheid en ongevallenpreventie gesteld bij of krachtens artikel 4, eerste en tweede lid, van de wet, de artikelen 3, vierde lid, 5, 6, 8, 12 en 16 van de Arbeidsomstandighedenwet en de artikelen 3, 3a, 4 en 9 van de Schepenwet;
-
k. medische zorg aan boord gesteld bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, onderdeel b,
en tweede lid, en 9, eerste lid, van de zeeschepenwet;
-
l. klachtenprocedures aan boord gesteld bij of krachtens artikel 6 van de wet;
-
m. betaling van lonen gesteld bij de artikelen 4, derde lid, en 7, eerste lid, van de wet;
-
n. verzekeringen, als bedoeld in de artikelen 7:738a, vierde lid, of 738d van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; en
-
o. verzekeringen, als bedoeld in de artikelen 7:738e, tweede lid, of 738f van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
-
2 Het model, bedoeld in artikel 4.6.8, derde lid, bevat een opsomming van de eisen, bedoeld in het eerste lid, die op het desbetreffende
zeeschip van toepassing zijn. Daarbij wordt voor wat betreft de voorschriften met
betrekking tot huisvesting en voorzieningen voor zeevarenden onderscheid gemaakt tussen
de verschillende typen zeeschepen, bedoeld in paragraaf 4.1 en 4.2.
Artikel 4.6.3. Inhoud verklaring naleving maritieme arbeid deel II
Artikel 4.6.4. Inspectie, geldigheid en verlenging certificaat maritieme arbeid
-
6 Indien het onderzoek ter verlenging wordt afgerond binnen drie maanden voor de vervaldatum
van het bestaande certificaat, is het nieuwe certificaat maritieme arbeid geldig vanaf
de datum waarop de verlengingsinspectie is afgerond voor een tijdvak dat ten hoogste
loopt tot vijf jaar na de vervaldatum van het bestaande certificaat.
Artikel 4.6.5. Inspectierapport
-
1 De uitkomsten van een inspectie als bedoeld in artikel 4.6.4, tweede en vierde lid, worden door de betrokken ambtenaar of degene die namens een rechtspersoon de inspectie
heeft uitgevoerd, opgenomen in een inspectierapport, waarbij alle eventuele zwaarwegende
tekortkomingen uitdrukkelijk worden vermeld.
-
3 Een afschrift van het inspectierapport wordt in de werktaal van het zeeschip en in
het Engels, indien de werktaal geen Engels is en het zeeschip internationale reizen
maakt, verstrekt aan de kapitein.
-
4 De kapitein verstrekt op verzoek een afschrift van het inspectierapport alsmede van
het certificaat maritieme arbeid en de verklaring naleving maritieme arbeid in het
Engels of in de werktaal van het zeeschip aan krachtens artikel 39, eerste lid, van de wet aangewezen ambtenaren, aan inspecteurs van een havenstaat of aan vertegenwoordigers
van scheepsbeheerders of zeevarenden.
Artikel 4.6.6. Voorwaarden afgifte voorlopige certificaten
Artikel 4.6.7. Vervallen certificaat bij onttrekken van zeeschip aan oorspronkelijke
bestemming
Onverminderd artikel 4.2.2 van het besluit vervalt een voor dat zeeschip afgegeven certificaat maritieme arbeid indien:
-
a. het zeeschip wordt onttrokken aan zijn oorspronkelijke bestemming, waardoor het niet
meer als zeeschip wordt gebruikt;
-
b. het zeeschip van bestemming wijzigt zonder dat een verbouwing of wijziging van de
inrichting als bedoeld in artikel 4.2.2, eerste lid, onderdeel a, van het besluit plaatsvindt.
-
5 De documenten, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, zijn slechts geldig indien
ze zijn opgesteld overeenkomstig de in de bijlagen bij deze regeling opgenomen modellen
en naar waarheid zijn ingevuld.
Artikel 4.6.9. Erkenning van organisaties
-
3 Rechtspersonen die zijn erkend op grond van verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke
voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties
(PbEU 2009, L 131), worden geacht te voldoen aan de erkenningscriteria, bedoeld in
het eerste lid, onderdeel c, en het tweede lid.
Artikel 4.6.10. Aanwijzing erkende rechtspersonen
-
3 Een aanwijzing kan worden ingetrokken indien de aangewezen rechtspersoon handelt in
strijd met een voorschrift dat is verbonden aan de aanwijzing of in strijd met de
overeenkomst, bedoeld in artikel 4.6.9, tweede lid.
Paragraaf 4.7. Visserij-arbeidscertificaat
Artikel 4.7.1. Opsomming voorschriften C 188-verdrag
De minister geeft op aanvraag een visserij-arbeidscertificaat als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de wet af indien na onderzoek blijkt dat voor dat vissersvaartuig ten minste wordt voldaan
aan:
-
a. de minimumleeftijd, gesteld bij of krachtens artikel 3.2, eerste en tweede lid, van de Arbeidstijdenwet;
-
b. het geneeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 31 van de wet;
-
c. de bemanningssamenstelling, bedoeld in artikel 20 van de wet, alsmede de rusttijden, gesteld bij of krachtens paragraaf 5.2 en krachtens artikel 5:12, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet;
-
d. de bemanningslijst, bedoeld in artikel 21 van de wet;
-
e. de overeenkomst op grond waarvan een visser aan boord werkzaam is, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet;
-
f. de repatriëring, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet;
-
g. de betaling aan vissers, bedoeld in 7, tweede lid, van de wet;
-
h. het verblijf, voeding en drinkwater, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de wet;
-
i. de voorzieningen voor zieke zeevarenden aan boord en medische zorg, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet;
-
j. de arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie aan boord, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet; en
-
k. de bescherming tegen beroepsgerelateerde ziekte, ongeval of overlijden, bedoeld in
artikel 7, tweede lid, van de wet.
Artikel 4.7.2. Model visserij-arbeidscertificaat
Het model voor het visserij-arbeidscertificaat voor vissersvaartuigen is opgenomen
in bijlage 20.
Artikel 4.7.3. Geldigheidsduur visserij-arbeidscertificaat
Het visserij-arbeidscertificaat heeft een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaar.
Artikel 4.7.4. Afgifte en verlenging visserij-arbeidscertificaat
De artikelen 4.6.3 tot en met 4.6.7 zijn van overeenkomstige toepassing op het visserij-arbeidscertificaat.
Artikel 4.8. Gegevensregistratie Centraal inspectieregister
-
1 Na het uitvoeren van een inspectie als bedoeld in artikel 4.6.3, tweede, derde of vierde lid, worden door de betrokken ambtenaar of degene die namens een rechtspersoon de inspectie
heeft uitgevoerd, de volgende gegevens in het register, bedoeld in artikel 77 van de wet, geregistreerd:
-
a. naam van het zeeschip;
-
b. IMO-nummer van het zeeschip;
-
c. naam van de scheepsbeheerder van het zeeschip;
-
d. naam van de op grond van artikel 39, eerste lid, van de wet aangewezen ambtenaar of degene die namens een rechtspersoon de inspectie heeft uitgevoerd;
-
e. datum en plaats van de inspectie;
-
f. de resultaten van vraaggesprekken met zeevarenden aan boord;
-
h. informatie betreffende eventuele inbreuken op de wetgeving, opgelegde sancties en
aanhouding van het zeeschip; en
-
i. gerapporteerde arbeidsongevallen.
-
2 Rechtspersonen die zijn aangewezen op grond van artikel 39, eerste lid, van de wet, dragen er zorg voor dat de in het eerste lid bedoelde inspectiegegevens in het register
worden geregistreerd op de door de minister bij die aanwijzing voorgeschreven wijze.
Paragraaf 4.9. Klachtenprocedures
Artikel 4.9.2. Klachtenprocedure aan boord
Artikel 4.9.3. Klachtbehandeling aan de wal
-
1 Een klacht als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de wet wordt ingediend bij de voor de klachtenbehandeling door de Inspecteur-Generaal van
de Inspectie Leefomgeving en Transport aangewezen ambtenaren van die inspectie. De
Inspecteur-Generaal draagt zorg voor een vertrouwelijke behandeling van de klacht.
Hoofdstuk 5. Tuchtrechtspraak
Artikel 5.1. Eed of belofte
De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de leden, de plaatsvervangende leden,
de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen van het tuchtcollege voor de scheepvaart
leggen voor de aanvang van hun werkzaamheden ten overstaan van de president van het
College van Beroep voor het bedrijfsleven de eed of belofte af overeenkomstig het
volgende formulier:
‘Ik zweer/verklaar dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel
ook, voor het verkrijgen van mijn benoeming tot voorzitter/plaatsvervangend voorzitter/
lid/plaatsvervangend lid/secretaris/plaatsvervangend secretaris van het tuchtcollege
voor de scheepvaart aan iemand iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven;
ik zweer/verklaar dat ik nimmer enige giften of geschenken hoegenaamd zal aannemen
of ontvangen van enig persoon van wie ik weet of vermoed dat hij een zaak heeft of
zal krijgen bij het tuchtcollege voor de scheepvaart;
ik zweer/beloof dat ik mij niet op enige wijze zal inlaten met partijen of hun raadslieden
of gemachtigden over enige zaak die bij het tuchtcollege voor de scheepvaart aanhangig
is, of waarvan ik weet of kan vermoeden dat deze bij het tuchtcollege voor de scheepvaart
aanhangig zal worden gemaakt;
ik zweer/beloof dat ik geheim zal houden de gegevens waarover ik bij de uitoefening
van mijn taak de beschikking krijg en waarvan ik het vertrouwelijk karakter ken of
redelijkerwijs moet vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift mij
tot mededeling verplicht of uit mijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit,
alsmede al hetgeen in de raadkamer over aanhangige zaken is geuit;
ik zweer/beloof dat ik mijn taak in het tuchtcollege voor de scheepvaart met eerlijkheid,
nauwgezetheid en onpartijdigheid, zonder aanzien van personen, zal uitoefenen en dat
ik niets zal doen dat het aanzien van het tuchtcollege voor de scheepvaart kan schaden.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! / Dat verklaar en beloof ik!’
Op .......... heeft .......... (1) ten overstaan van de president van het College
van Beroep voor het bedrijfsleven (2) te .......... de bovenstaande eed/belofte afgelegd.
(1) ..........
(2) ..........
Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.1. Gelijkstelling certificaten en bekwaamheidsbewijzen
-
1 Een certificaat uitvoering beveiligingstaken, afgegeven op grond van sectie A-VI/6,
negende lid, van de STCW-code, wordt gelijkgesteld met een bekwaamheidsbewijs uitvoering
beveiligingstaken, afgegeven op grond van artikel 3.5.9.
-
2 Een certificaten bewustwording scheepsbeveiliging, afgegeven op grond van sectie A-VI/6,
vijfde lid, van de STCW-code, wordt gelijkgesteld met een bekwaamheidsbewijs uitvoering
beveiligingstaken, afgegeven op grond van artikel 3.5.10.
Artikel 6.2. Erkenning trainingen
Artikel 6.3. Uitsluiting oude zeeschepen
Artikel 6.4. Intrekkingen
De volgende regelingen worden ingetrokken:
[Red: Wijzigt de Binnenvaartregeling.]
[Red: Wijzigt de Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties zeevisserij.]
[Red: Wijzigt de Nadere regeling kinderarbeid.]
[Red: Wijzigt de Regeling aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Inspectie Leefomgeving
en Transport op het domein scheepvaart.]
[Red: Wijzigt de Regeling tarieven transportsectoren.]
[Red: Wijzigt de Regeling veiligheid zeeschepen.]
[Red: Wijzigt de Regeling inzage gegevens en bescheiden Zeebrievenwet.]
[Red: Wijzigt de Regeling zorgverzekering.]
[Red: Wijzigt de Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering.]
[Red: Wijzigt de Uitvoeringsregeling zeevisserij.]
[Red: Wijzigt het Aanwijzingsbesluit erkende rechtspersonen voor onderzoek certificering
Wet zeevarenden.]
[Red: Wijzigt het Besluit aanwijzing toezichthouders Wet zeevarenden.]
[Red: Wijzigt het Besluit terbeschikkingstelling scheepvaartinspecteurs Rijksdienst
Caribisch Nederland inzake toezicht ex Wet havenstaatcontrole en Wet zeevarenden in
Bonaire, Sint Eustatius en Saba.]
[Red: Wijzigt het Besluit mandaat en machtiging certificering zeeschepen 2012.]
[Red: Wijzigt het Besluit mandaat en machtiging Kiwa N.V. (I).]
Artikel 6.20. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bemanning zeeschepen.
Artikel 6.21. Inwerkingtreding
Bijlage 1. behorend bij artikel 3.2.1: tabellen vaarbevoegdheid zeeschepen, niet zijnde zeilschepen minder dan 500 GT op
basis van opleidingen gevolgd vanaf het collegejaar 2021–2022
Kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom nautisch
| |
Crohonummer. 34384
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring
|
|
Kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom nautisch
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de
visserij bevoegdheden
|
Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT
Wachtstuurman alle schepen
Maritiem officier alle schepen1
Maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT2
Wachtwerktuigkundige alle schepen
Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
|
(In de functie (wacht)stuurman)
Eerste stuurman alle schepen
|
(In de functie (wacht)stuurman waarvan ten minste 12 maanden als eerste stuurman +
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg
aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)
Kapitein alle schepen
(In de functie Maritiem officier)
Eerste maritiem officier nautisch alle schepen3
|
(In de functie (wacht)stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord +
bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)
Kapitein alle schepen
|
1
De maritiem officier alle schepen betreft de functie wachtstuurman alle schepen en
wachtwerktuigkundige alle schepen
2
De maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT betreft de functie eerste
stuurman schepen van minder dan 3.000 GT en wachtwerktuigkundige alle schepen
3
De eerste maritiem officier nautisch alle schepen betreft de functie eerste stuurman
alle schepen en wachtwerktuigkundige alle schepen
Kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom technisch (minor ETO*)
| |
Crohonummer. 34384
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring
|
|
Kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom technisch (minor ETO*)
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de
visserij bevoegdheden
|
Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
Wachtwerktuigkundige alle schepen
Maritiem officier alle schepen 1
Maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen2
Wachtstuurman alle schepen
Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
(indien in bezit van minor ETO*)
Officier elektrotechniek alle schepen
|
(in de functie werktuigkundige)
Tweede werktuigkundige alle schepen
Tweede werktuigkundige alle vissersvaartuigen
Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
(+ bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
|
(in de functie van (wacht)werktuigkundige waarvan minimaal 12 maanden in de functie
van tweede werktuigkundige + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige alle schepen
(in de functie van (wacht)werktuigkundige waarvan minimaal 12 maanden in de functie
van tweede werktuigkundige)
Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
(in de functie van Maritiem officier)
Eerste maritiem officier technisch
alle schepen3
(+ bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)
Eerste Maritiem Officier Technisch
schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen4
|
(in de functie van werktuigkundige + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige alle schepen
|
1
De maritiem officier alle schepen betreft de functie wachtstuurman alle schepen en
wachtwerktuigkundige alle schepen
2
De maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen
betreft de functie als tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen
en wachtstuurman alle schepen
3
De eerste maritiem officier technisch alle schepen betreft de functie tweede werktuigkundige
alle schepen en wachtstuurman alle schepen
4
De eerste maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
betreft de functie hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
en wachtstuurman alle schepen
Kennisbewijs stuurman alle zeeschepen
| |
Crohonummer. 34384
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring
|
|
Kennisbewijs stuurman alle zeeschepen
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
|
Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT
Wachtstuurman alle schepen
|
(In de functie (wacht)stuurman)
Eerste stuurman alle schepen
|
(In de functie (wacht)stuurman waarvan ten minste 12 maanden als eerste stuurman +
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg
aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)
Kapitein alle schepen
|
(In de functie (wacht)stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord +
bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)
Kapitein alle schepen
|
Kennisbewijs scheepswerktuigkundige alle zeeschepen (minor ETO*)
| |
Crohonummer. 34384
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring
|
|
Kennisbewijs scheepswerktuigkundige alle zeeschepen
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de
visserij bevoegdheden
|
Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
Wachtwerktuigkundige alle schepen
Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
(indien in bezit van minor ETO*)
Officier elektrotechniek alle schepen
|
(in de functie werktuigkundige)
Tweede werktuigkundige alle schepen
Tweede werktuigkundige alle vissersvaartuigen
Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
(+ bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
|
(in de functie van werktuigkundige waarvan minimaal 12 maanden in de functie tweede
werktuigkundige)
Hoofdwerktuigkundige alle vissersvaartuigen
(+ bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige alle schepen
|
(in de functie van werktuigkundige + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige alle schepen
|
Kennisbewijs hoger maritiem officier
| |
Crohonummer. 34384
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring
|
|
Kennisbewijs hoger maritiem officier
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de
visserij bevoegdheden
|
Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT
Wachtstuurman alle schepen
Maritiem officier alle schepen1
Maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT2
Maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen3
Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
Wachtwerktuigkundige alle schepen
Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
(indien in bezit van minor ETO*)
Officier elektrotechniek alle schepen
|
(In de functie (wacht)stuurman)
Eerste stuurman alle schepen
(in de functie werktuigkundige)
Tweede werktuigkundige alle schepen
Tweede werktuigkundige alle vissersvaartuigen
Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
(+ bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
|
(In de functie (wacht)stuurman waarvan ten minste 12 maanden als eerste stuurman +
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg
aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)
Kapitein alle schepen
(in de functie van werktuigkundige waarvan minimaal 12 maanden in de functie tweede
werktuigkundige)
Hoofdwerktuigkundige alle vissersvaartuigen
(+ bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige alle schepen
(in de functie van Maritiem officier)
Eerste Maritiem Officier alle schepen4
(+ bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)
Eerste Maritiem Officier Technisch
schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen5
|
(In de functie (wacht)stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord +
bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)
Kapitein alle schepen
(in de functie van werktuigkundige + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige alle schepen
|
1
De maritiem officier alle schepen betreft de functie wachtstuurman alle schepen en
wachtwerktuigkundige alle schepen
2
De maritiem officier alle schepen betreft de functie wachtstuurman alle schepen en
wachtwerktuigkundige alle schepen
3
De maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen
betreft de functie als tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen
en wachtstuurman alle schepen
4
De eerste maritiem officier alle schepen betreft de functie eerste stuurman alle schepen
en tweede werktuigkundige alle schepen
5
De eerste maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
betreft de functie hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
en wachtstuurman alle schepen
Officier Electrotechniek alle schepen (HBO Minor)
| |
Crohonummer 34384
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
|
Officier Electrotechniek alle schepen1
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
|
Officier elektrotechniek alle schepen
|
1 De minor moet zijn gevolgd in het kader van een HBO maritiem officier kennisbewijs.
Opleidingen op MBO 4 niveau
Maritiem officier alle schepen (semi-duaal) – uitstroomrichting nautisch koopvaardij
| |
Crebonummer. 25680
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring
|
|
Maritiem officier alle schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch koopvaardij
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de
visserij bevoegdheden
|
Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT
Wachtstuurman alle schepen
Maritiem officier alle schepen1
Maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT2
Wachtwerktuigkundige alle schepen
Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
|
(In de functie (wacht)stuurman)
Eerste stuurman alle schepen
|
(In de functie (wacht)stuurman waarvan ten minste 12 maanden als eerste stuurman +
bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan
boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg)
Kapitein alle schepen
(In de functie maritiem officier)
Eerste maritiem officier nautisch alle schepen3
|
(In de functie (wacht)stuurman + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg)
Kapitein alle schepen
|
1
De maritiem officier alle schepen betreft de functie wachtstuurman alle schepen en
wachtwerktuigkundige alle schepen
2
De maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT betreft de functie eerste
stuurman schepen van minder dan 3.000 GT en wachtwerktuigkundige alle schepen
3
De eerste maritiem officier nautisch betreft de functie als eerste stuurman alle schepen
en wachtwerktuigkundige alle schepen
Maritiem officier alle schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch waterbouw
| |
Crebonummer. 25681
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring
|
|
Maritiem officier alle schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch waterbouw
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de
visserij bevoegdheden
|
Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT
Wachtstuurman alle schepen
Maritiem officier alle schepen1
Maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT2
Wachtwerktuigkundige alle schepen
Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
|
(In de functie (wacht)stuurman)
Eerste stuurman op alle schepen
|
(In de functie (wacht)stuurman waarvan ten minste 12 maanden als eerste stuurman +
bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement N + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan
boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg)
Kapitein alle schepen
(In de functie Maritiem officier)
Eerste maritiem officier nautisch alle schepen3
|
(In de functie (wacht)stuurman + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement N + bekwaamheidsbewijs
medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg)
Kapitein alle schepen
|
1
De maritiem officier alle schepen betreft de functie wachtstuurman alle schepen en
wachtwerktuigkundige alle schepen
2
De maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT betreft de functie eerste
stuurman schepen van minder dan 3.000 GT en wachtwerktuigkundige alle schepen
3
De eerste maritiem officier nautisch betreft de functie als eerste stuurman alle schepen
en wachtwerktuigkundige alle schepen
Maritiem officier alle schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch visserij
| |
Crebonummer. 25682
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring
|
|
Maritiem officier alle schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch visserij
leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de
visserij bevoegdheden
|
Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT
Wachtstuurman alle schepen
Maritiem officier alle schepen1
Maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT2
Wachtwerktuigkundige alle schepen
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart tot 60 meter
Stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen3
Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
|
(in de functie (wacht)stuurman)
Eerste stuurman alle schepen
(in de functie plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen
tot zestig meter of stuurman zeevisvaart)
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen
(in de functie van plaatsvervangend schipper + bekwaamheidsbewijs medische eerste
hulp aan boord)
(Leeftijd ≥ 20 jaar)
Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter
in beperkt vaargebied vissersvaartuigen
|
(24 maanden in de functie van (wacht)stuurman waarvan 12 maanden in de functie van
eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs
medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)
Kapitein alle schepen
(24 maanden in de functie van maritiem officier nautisch alle schepen)
Eerste Maritiem Officier Nautisch alle schepen4
(24 maanden in de functie van Stuurman zeevisvaart waarvan 12 maanden in de functie
van plaatsvervangend Schipper stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan
boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg)
Schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen
|
(36 maanden in de functie van wachtstuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp
aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)
Kapitein alle schepen
(36 maanden in de functie van stuurman zeevisvaart + bekwaamheidsbewijs medische zorg +
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord)
Schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen
|
1
De maritiem officier alle schepen betreft de functie wachtstuurman alle schepen en
wachtwerktuigkundige alle schepen
2
De maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT betreft de functie eerste
stuurman schepen van minder dan 3.000 GT en wachtwerktuigkundige alle schepen
3
De stuurman-werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen betreft de functie
stuurman zeevisvaart en werktuigkundige zeevisvaart
4
De eerste maritiem officier nautisch betreft de functie als eerste stuurman alle schepen
en wachtwerktuigkundige alle schepen
Maritiem officier alle schepen (semi-duaal) – uitstroom technisch
| |
Crebonummer. 25683
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring
|
|
Maritiem officier alle schepen (semi-duaal) – uitstroom technisch
leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de
visserij bevoegdheden
|
Wachtstuurman alle schepen
Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
Wachtwerktuigkundige alle schepen
Maritiem officier alle schepen1
Maritiem officier Technisch op schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen2
Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
|
(in de functie van (wacht)werktuigkundige)
Tweede werktuigkundige alle schepen
Tweede werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
(in de functie van (wacht)werktuigkundige + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
|
(in de functie van (wacht)werktuigkundige waarvan minimaal 12 maanden in de functie
van tweede werktuigkundige + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige alle schepen
(in de functie van (wacht)werktuigkundige waarvan minimaal 12 maanden in de functie
van tweede werktuigkundige)
Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
(in de functie van maritiem officier)
Eerste Maritiem Officier Technisch
alle schepen3
(in de functie van maritiem officier + scheepsmanagement-W)
Eerste Maritiem Officier Technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen4
|
(in de functie van wachtwerktuigkundige +bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige alle schepen
(in de functie van (wacht)werktuigkundige)
Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
|
1
De maritiem officier alle schepen betreft de functie wachtstuurman alle schepen en
wachtwerktuigkundige alle schepen
2
De maritiem officier technisch op schepen met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen
betreft de functie als tweede werktuigkundige tot 3.000 kW en wachtstuurman alle schepen
3
De eerste maritiem officier technisch alle schepen betreft de functie als tweede werktuigkundige
alle schepen en wachtstuurman alle schepen
4
De eerste maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
betreft de functie als hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
en wachtstuurman alle schepen
Officier Electrotechniek alle schepen
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
|
Officier Electrotechniek alle schepen
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
|
Officier elektrotechniek alle schepen
|
Opleidingen op MBO 3 niveau
Maritiem officier kleine schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch koopvaardij
|
Crebonummer. 25677
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring
|
|
Maritiem officier kleine schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch koopvaardij
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de
visserij bevoegdheden
|
Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT
Maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT en minder dan 3.000 kW
voortstuwingsvermogen1
Wachtwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
|
|
(in de functie van (wacht)stuurman waarvan 12 maanden in de functie van eerste stuurman +
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg.+
bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)
Kapitein schepen van minder dan 3.000 GT
|
(in de functie van (wacht)stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord +
bekwaamheidsbewijs medische zorg +
bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)
Kapitein schepen van minder dan 3.000 GT
|
1
De maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT en minder dan 3.000 kW
voortstuwingsvermogen betreft de functie eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT
en wachtwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
Maritiem officier kleine schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch visserij
|
Crebonummer. 25678
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring
|
|
Maritiem officier kleine schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch visserij zonder
de module ladingbehandeling
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de
visserij bevoegdheden
|
Wachtwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart tot 60 meter
Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen1
|
(in de functie van plaatsvervangend schipper zeevisvaart + bekwaamheidsbewijs medische
eerste hulp aan boord)
(Leeftijd ≥ 20 jaar)
Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter
in beperkt vaargebied
|
(Minimaal 12 maanden van deze 24 maanden moeten zijn opgedaan in de functie van plaatsvervangend
schipper zeevisvaart op vissersvaartuigen < 60 meter. De overige 12 maanden mogen
zijn opgedaan als stuurman zeevisvaart + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan
boord bekwaamheidsbewijs medische zorg)
Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen tot 60 meter
|
(Minimaal 36 maanden in de functie van stuurman zeevisvaart alle schepen of plaatsvervangend
schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen tot 60 meter + bekwaamheidsbewijs
medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg)
Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen tot 60 meter
|
1
De stuurman-werktuigkundige alle vissersvaartuigen betreft de functie wachtstuurman
zeevisvaart alle vissersvaartuigen en wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Maritiem officier kleine schepen (semi-duaal) – uitstroom Technisch
|
Crebonummer. 25679
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring
|
|
Maritiem officier kleine schepen (semi-duaal) – uitstroom Technisch
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de
visserij bevoegdheden
|
Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
Wachtstuurman schepen van minder dan 3.000 GT
Maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
en van minder dan 3.000 GT1
Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
|
|
(in de functie van (wacht)werktuigkundige waarvan 12 in de functie van Tweede werktuigkundige
tot 3.000 kW +bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
Eerste Maritiem Officier Technisch schepen met minder dan 3.000 KW voorstuwingsvermogen
en van minder dan 3.000 GT2
(Vaartijd moet opgedaan zijn in de functie van werktuigkundige zeevisvaart alle schepen
of tweede werktuigkundige)
Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
|
(in de functie van (wacht)werktuigkundige + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
|
1
De maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
en van minder dan 3.000 GT betreft de functie tweede werktuigkundige schepen met minder
dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen en wachtstuurman schepen van minder dan 3.000 GT
2
De eerste maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
en van minder dan 3.000 GT betreft de functie hoofdwerktuigkundige schepen met minder
dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen en Wachtstuurman schepen van minder dan 3.000 GT
Opleidingen op MBO 2 niveau
Schipper-machinist beperkt werkgebied (TZ + AZ1)
|
Crebonummer. 25519
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
|
Schipper-machinist beperkt werkgebied
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-B)
bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de
visserij bevoegdheden
|
Eerste stuurman schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de
Nederlandse kust (TZ + AZ)
Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de
beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)
Maritiem Officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)2
Werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan
3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied
|
(In de functie van eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord)
Leeftijd ≥20 jaar
Kapitein schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse
kust (TZ + AZ)
(In de functie van tweede werktuigkundige)
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de
beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)
(In de functie van maritiem officier)
Eerste maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW
voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ +
AZ)3
|
1
Nederlandse territoriale zee en de aansluitende zone van het Koninkrijk grenzend aan
de Nederlandse territoriale zee.
2
De maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ) betreft de functie eerste
stuurman van schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse
kust (TZ + AZ) en tweede werktuigkundige op schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)
3
De eerste maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW
voorstuwingsvermogen de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ) betreft
de functie eerste stuurman van schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot
reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ) en hoofdwerktuigkundige op schepen met
minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse
kust (TZ + AZ)
Schipper-machinist beperkt werkgebied (TZ+EEZ1)
|
Crebonummer. 25519
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
|
Schipper-machinist beperkt werkgebied
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de
visserij bevoegdheden
|
Eerste stuurman van schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij
de Nederlandse kust (TZ + EEZ).
Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de
beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).
Maritiem Officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).2
Werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan
3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied
|
(In de functie van eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord,
bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor
gevorderden + bekwaamheidsbewijs aanvulling-N).
Leeftijd ≥20 jaar
Kapitein schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse
kust (TZ + EEZ).
(In de functie van tweede werktuigkundige+ bekwaamheidsbewijs aanvulling-W)
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de
beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).
(In de functie van maritiem officier + bekwaamheidsbewijs aanvulling-W)
Eerste maritiem officier schepen3 van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking
tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).
|
1 De Nederlandse territoriale zee en de Nederlandse exclusieve economische zone
2
De maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
(TZ + EEZ) betreft de functie eerste stuurman tot 500 GT met de beperking tot reizen
nabij de Nederlandse kust (TZ+EEZ en tweede werktuigkundige tot 3.000 kW met de beperking
tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ)
3
De eerste maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW
voorstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse (TZ + EEZ) betreft
de functie eerste stuurman van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij
de Nederlandse kust (TZ+EEZ) en hoofdwerktuigkundige op schepen met minder dan 3.000 kW
voorstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ+EEZ)
Stuurman werktuigkundige zeevisvaart SW6 – Marcom-A
|
Crebonummer. 25640
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
|
Stuurman werktuigkundige zeevisvaart SW6
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheidstraining vissersvaartuigen
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
|
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder
dan 24 meter
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder
dan 45 meter met minder dan 1.125 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied
Werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan
3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied
Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen tot 3.000 kW
Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de
beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust1
|
(in de functie van plv-schipper + in bezit van bekwaamheidsbewijs medische eerste
hulp aan boord)
Leeftijd ≥20 jaar
schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter
in beperkt vaargebied
(in de functie van plv-schipper of stuurman-werktuigkundige)
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder
dan 45 meter en met minder dan 1.500 kW voorstuwingsvermogen
(in de functie van tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust)
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de
beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust1
|
(in de functie van plv-schipper + in bezit van bekwaamheidsbewijs medische eerste
hulp aan boord)
schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 45 meter
en een voortstuwingsvermogen van minder dan 1.125 kW in beperkt vaargebied
(in de functie van plv-schipper + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
en medische zorg aan boord)
Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter.
|
1
Er wordt in de koopvaardij onderscheid gemaakt tussen het varen in de Nederlandse
territoriale zee en de aansluitende zone van het Koninkrijk grenzend aan de Nederlandse
territoriale zee en het varen in de Nederlandse EEZ, zie voor de relevante bekwaamheidsbewijzen
de eerder genoemde Schipper-machinist beperkt werkgebied tabellen.
Stuurman werktuigkundige zeevisvaart SW6 – Marcom-B
|
Crebonummer. 25640
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
|
Stuurman werktuigkundige zeevisvaart SW6
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheidstraining vissersvaartuigen
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-B)
|
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder
dan 24 meter met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder
dan 45 meter met minder dan 1.125 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied
Werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan
3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied
Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder
dan 24 meter met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied
Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de
beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust1
|
(in de functie van plv-schipper + in bezit van bekwaamheidsbewijs medische eerste
hulp aan boord)
Leeftijd ≥20 jaar
schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter
in beperkt vaargebied
(in de functie van tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust of)
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de
beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust1
|
(in de functie van plv-schipper + in bezit van bekwaamheidsbewijs medische eerste
hulp aan boord)
schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 45 meter
en een voortstuwingsvermogen van minder dan 1.125 kW in beperkt vaargebied
|
1
Er wordt in de koopvaardij onderscheid gemaakt tussen het varen in de Nederlandse
territoriale zee en de aansluitende zone van het Koninkrijk grenzend aan de Nederlandse
territoriale zee en het varen in de Nederlandse EEZ, zie voor de relevante bekwaamheidsbewijzen
de eerder genoemde Schipper-machinist beperkt werkgebied tabellen.
Opleiding Grote Zeilvaart
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 6 maanden (1 seizoen) ervaring
|
Ophoging na: 12 maanden (2 seizoenen) ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden (4 seizoenen) ervaring
|
|
Bekwaamheidsbewijs grote zeilvaart
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
|
geen.
|
(in de functie van wachtlopend gezel zeilvaart)
Wachtstuurman alle zeilschepen
|
(in de functie van wachtstuurman zeilvaart)
Eerste stuurman alle zeilschepen
|
(waarvan 12 maanden als eerste stuurman alle zeilschepen + in bezit van medische eerste
hulp aan boord en medische zorg aan boord)
Kapitein alle zeilschepen
|
Overzicht Keuzedelen
|
Crebonummer. K1244 Visserij
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring
|
|
MBO-keuzedeel K1244 Visserij (kotters)
1
bekwaamheidsbewijs basisveiligheidstraining vissersvaartuigen
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
|
Stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Stuurman werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart tot 60 meter
|
n.v.t.
|
(minimaal 12 maanden van deze 24 maanden moeten zijn opgedaan in de functie van plaatsvervangend
schipper zeevisvaart op vissersvaartuigen < 60 meter. De overige 12 maanden mogen
zijn opgedaan als stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen. + bekwaamheidsbewijs
medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord)
Schipper zeevisvaart tot 60 meter
|
(minimaal 36 maanden in de functie van stuurman zeevisvaart alle schepen of plaatsvervangend
schipper zeevisvaart tot 60 meter + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
bekwaamheidsbewijs medische zorg)
Schipper zeevisvaart tot 60 meter
|
1
De functies zijn alleen aan te vragen met het aanvullende MBO keuzedeel indien de
zeevarende reeds in bezit is van een relevant kennisbewijs op ten minste MBO 3 niveau
of een geldig vaarbevoegdheidsbewijs dat op basis hiervan is afgegeven. Het kennisbewijs
mag niet ouder zijn dan vier jaar op het moment van aanvraag.
|
Crebonummer. K1212: STCW Cargo handling and stowage management level
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring
|
|
MBO-keuzedeel K1212: STCW Cargo handling and stowage management level
1
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
|
Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT
Maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT en minder dan 3.000 kW
voortstuwingsvermogen1,2,
|
n.v.t.
|
(waarvan 12 maanden in de functie van eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs medische
eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)
Kapitein schepen van minder dan 3.000 GT
|
(in de functie van (wacht)stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord +
certificaat medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)
Kapitein schepen van minder dan 3.000 GT
|
1
De functies zijn alleen aan te vragen met het aanvullende MBO keuzedeel indien de
zeevarende reeds in bezit is van een relevant kennisbewijs op ten minste MBO 3 niveau
of een geldig vaarbevoegdheidsbewijs dat op basis hiervan is afgegeven. Het kennisbewijs
mag niet ouder zijn dan vier jaar op het moment van aanvraag.
2
De functies zijn alleen aan te vragen met het aanvullende MBO keuzedeel indien de
zeevarende reeds in bezit is van een relevant kennisbewijs op ten minste MBO 3 niveau
of een geldig vaarbevoegdheidsbewijs dat op basis hiervan is afgegeven. Het kennisbewijs
mag niet ouder zijn dan vier jaar op het moment van aanvraag.
Vaarbevoegdheidsbewijzen gezel
Wachtlopend gezel dek alle schepen
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 18 maanden ervaring
|
|
kennisbewijs wachtlopend gezel dek1
Leeftijd ≥16 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
|
wachtlopend gezel dek alle schepen
|
(in de functie van wachtlopend gezel dek alle schepen + het bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen +
een schriftelijke verklaring van de kapitein2)
gekwalificeerd gezel dek alle schepen
|
1
Het kennisbewijs wachtlopend gezel kan worden vervangen door een schriftelijke verklaring
van de kapitein dat de betrokkene heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van bekwaamheid,
bedoeld in sectie A-II/4 van de STCW-Code. Hierbij dient men wel 6 maanden ervaring
aan te tonen als aankomend gezel dek.
2
Een door de kapitein opgestelde schriftelijke verklaring waarin is verklaard dat de
betrokkene heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van bekwaamheid, bedoeld in sectie
A-II/5 van de STCW-Code
Wachtlopend gezel machinekamer alle schepen
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
|
kennisbewijs wachtlopend gezel machinekamer1
Leeftijd ≥16 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
|
wachtlopend gezel machinekamer alle schepen
|
(in de functie van wachtlopend gezel machinekamer alle schepen + een schriftelijke
verklaring van de hoofdwerktuigkundige2)
gekwalificeerd gezel machinekamer alle schepen
|
1
Het kennisbewijs wachtlopend gezel machinekamer kan worden vervangen door een schriftelijke
verklaring van de hoofdwerktuigkundige dat de betrokkene heeft aangetoond te voldoen
aan de eisen van bekwaamheid, bedoeld in sectie A-III/4 van de STCW-Code. Hierbij
dient men wel 6 maanden ervaring aan te tonen als aankomend gezel machinekamer.
2
Een door de hoofdwerktuigkundige opgestelde schriftelijke verklaring waarin is verklaard
dat de betrokkene heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van bekwaamheid, bedoeld
in sectie A-III/5 van de STCW-Code
Gezel elektrotechniek alle schepen
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
|
Schriftelijke verklaring van de kapitein of hoofdwerktuigkundige1
Leeftijd ≥16 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheidstraining
|
Gezel elektrotechniek alle schepen
|
1
Een door de kapitein of de hoofdwerktuigkundige schriftelijke verklaring waarin is
verklaard dat de betrokkene heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van bekwaamheid,
bedoeld in sectie A-III/7 van de STCW-Code en de betrokkene een ervaring heeft van
ten minste 12 maanden als aankomend gezel elektrotechniek.
Gezel zeevisvaart
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
|
kennisbewijs wachtlopend gezel dek1
Leeftijd ≥16 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheidstraining vissersvaartuigen
|
wachtlopend gezel zeevisvaart alle schepen
|
1
Het kennisbewijs wachtlopend gezel kan worden vervangen door een schriftelijke verklaring
van de schipper dat de betrokkene heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van bekwaamheid,
bedoeld in sectie A-II/4 van de STCW-Code. Hierbij dient men wel 6 maanden ervaring
aan te tonen als aankomend gezel dek.
Bijlage 2. behorend bij artikel 3.2.1: tabellen vaarbevoegdheid zeeschepen, niet zijnde zeilschepen minder dan 500 GTop
basis van opleidingen gevolgd in of voor 2022
Opleidingen op MBO 2 niveau
Schipper-machinist beperkt werkgebied (TZ+AZ1)
|
Crebonummer. 25519
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
|
Schipper-machinist beperkt werkgebied
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-B)
bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de
visserij bevoegdheden
|
Eerste stuurman schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de
Nederlandse kust (TZ + AZ)
Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de
beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)
Maritiem Officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ) 2
Werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan
3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied
|
(In de functie van eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord)
Kapitein schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse
kust (TZ + AZ)
(In de functie van tweede werktuigkundige)
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de
beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)
(In de functie van maritiem officier)1
Eerste maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW
voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ +
AZ)3
|
1
Nederlandse territoriale zee en de aansluitende zone van het Koninkrijk grenzend aan
de Nederlandse territoriale zee.
2
De functie maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW
voortstuwingsvermogen (TZ + AZ) betreft de functie eerste stuurman van schepen van
minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)
en tweede werktuigkundige op schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)
3
De functie eerste maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan
3.000 kW voorstuwingsvermogen (TZ + AZ) betreft de functie eerste stuurman van schepen
van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ +
AZ) en hoofdwerktuigkundige op schepen met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen
met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)
Schipper-machinist beperkt werkgebied (TZ + EEZ1)
|
Crebonummer. 25519
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
|
Schipper-machinist beperkt werkgebied
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de
visserij bevoegdheden
|
Eerste stuurman van schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij
de Nederlandse kust (TZ + EEZ).
Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de
beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).
Maritiem Officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).2
Werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan
3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied
|
(In de functie van eerste stuurman
+ bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord, bekwaamheidsbewijs medische zorg
aan boord en bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden + bekwaamheidsbewijs
aanvulling-N).
Leeftijd ≥20 jaar
Kapitein schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse
kust (TZ + EEZ).
(In de functie van tweede werktuigkundige+ bekwaamheidsbewijs aanvulling-W)
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de
beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).
(In de functie van maritiem officier)
Eerste maritiem officier schepen3 van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking
tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).
|
1
De Nederlandse territoriale zee en de Nederlandse exclusieve economische zone
2
De functie maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW
voortstuwingsvermogen (TZ + EEZ) betreft de functie eerste stuurman tot 500 GT en
tweede werktuigkundige tot 3.000 kW met de beperking tor reizen nabij de Nederlandse
kust (TZ + EEZ)
3
De functie eerste maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan
3.000 kW voorstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse (TZ +
EEZ) betreft de functie eerste stuurman van minder dan 500 GT met de beperking tot
reizen nabij de Nederlandse kust (TZ+EEZ) en hoofdwerktuigkundige op schepen met minder
dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen.
Stuurman werktuigkundige zeevisvaart SW6 – Marcom-A
|
Crebonummer. 25640
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
|
Stuurman werktuigkundige zeevisvaart SW6
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheidstraining vissersvaartuigen
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
|
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder
dan 24 meter
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder
dan 45 meter met minder dan 1.125 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied
Werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan
3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied
Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen tot 3.000 kW
Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de
beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust1
|
(in de functie van plv-schipper + in bezit van bekwaamheidsbewijs medische eerste
hulp aan boord)
Leeftijd ≥20 jaar
Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter
in beperkt vaargebied
(in de functie van plv-schipper of stuurman-werktuigkundige en in bezit van het algemeen
certificaat radio communicatie)
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder
dan 45 meter en met minder dan 1.500 kW voorstuwingsvermogen
(in de functie van tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust)
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de
beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust1
|
(in de functie van plv-schipper + in bezit van bekwaamheidsbewijs medische eerste
hulp aan boord)
Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 45 meter
en een voortstuwingsvermogen van minder dan 1.125 kW in beperkt vaargebied
(in de functie van plv-schipper en in bezit van het algemeen certificaat radio communicatie
en bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)
Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter.
|
1
De functie eerste maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan
3.000 kW voorstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse (TZ +
EEZ) betreft de functie eerste stuurman van minder dan 500 GT met de beperking tot
reizen nabij de Nederlandse kust (TZ+EEZ) en hoofdwerktuigkundige op schepen met minder
dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen.
Stuurman werktuigkundige zeevisvaart SW6 – Marcom-B
|
Crebonummer. 25640
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring
|
Ophoging na: 24 maanden ervaring
|
|
Stuurman werktuigkundige zeevisvaart SW6
Leeftijd ≥18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheidstraining vissersvaartuigen
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
Beperkt Certificaat Maritieme Radiocommunicatie (MARCOM-B)
|
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder
dan 24 meter met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder
dan 45 meter met minder dan 1.125 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied
Werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan
3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied
Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder
dan 24 meter met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied
Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de
beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust1
|
(in de functie van plv-schipper + in bezit van bekwaamheidsbewijs medische eerste
hulp aan boord)
Leeftijd ≥20 jaar
Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter
in beperkt vaargebied
(in de functie van tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust of)
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de
beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust1
|
(in de functie van plv-schipper + in bezit van bekwaamheidsbewijs medische eerste
hulp aan boord)
Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 45 meter
en een voortstuwingsvermogen van minder dan 1.125 kW in beperkt vaargebied
|
1
Er wordt in de koopvaardij onderscheid gemaakt tussen het varen in de Nederlandse
territoriale zee en de aansluitende zone van het Koninkrijk grenzend aan de Nederlandse
territoriale zee en het varen in de Nederlandse EEZ, zie voor de relevante bekwaamheidsbewijzen
de eerder genoemde Schipper-machinist beperkt werkgebied tabellen.
|
Besluit zeevarenden artikel 17
|
Crebonummer. 25515 of 93130
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)
|
Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen
|
|
Diploma koopvaardij officier kleine schepen (scheepswerktuigkundige kleine schepen)
of diploma SW5
Leeftijd ≥ 18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
|
Wachtwerktuigkundige alle schepen
Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
|
N.v.t.
|
(In de functie: (wacht)werktuigkundige, waarvan minimaal 12 maanden in de functie
van tweede werktuigkundige + scheepsmanagement-W)
hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
|
(In de functie: (wacht)werktuigkundige + scheepsmanagement-W)
hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
|
|
Besluit zeevarenden artikel 16
|
Crebonummer: 25638 of 95729 of 95734 of 95739
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)
|
Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen
|
|
Diploma koopvaardij officier alle schepen (scheepswerktuigkundige alle schepen) of
maritiem waterbouwer (scheepswerktuigkundige waterbouw of het diploma SW4)
Leeftijd ≥ 18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
|
Wachtwerktuigkundige alle schepen
Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
|
Tweede werktuigkundige alle schepen
(in de functie van tweede werktuigkundige + scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
|
(In de functie: (wacht)werktuigkundige, waarvan minimaal 12 maanden in de functie
van tweede werktuigkundige + scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige alle schepen
|
(In de functie: (wacht)werktuigkundige + scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige alle schepen
|
|
Besluit zeevarenden artikel 15
|
Crebonummer: 25514
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)
|
Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen
|
|
Diploma koopvaardij officier kleine schepen (stuurman kleine schepen
Leeftijd ≥ 18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
|
Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT
Wachtstuurman alle schepen
|
na 12 maanden vaartijd als eerste stuurman kan er een kapiteinsbevoegdheid reizen
nabij de kust aangevraagd worden; zie voor de vereisten de betreffende tabellen.
|
(In de functie (wacht)stuurman waarvan ten minste 12 maanden als 1e stuurman + scheepsmanagement
N + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische
zorg aan boord)
Kapitein schepen van minder dan 3.000 GT
|
(In de functie van eerste stuurman + scheepsmanagement N + bekwaamheidsbewijs medische
eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord)
Kapitein schepen van minder dan 3.000 GT
|
|
Besluit zeevarenden artikel 14
|
Crebonummer: 25517
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)
|
Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen
|
|
Diploma koopvaardij officier alle schepen (stuurman alle schepen) of maritiem waterbouwer
(stuurman waterbouw)
Leeftijd ≥ 18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
|
Eerste stuurman schepen tot 3.000 GT
Wachtstuurman alle schepen
|
na 12 maanden vaartijd als eerste stuurman kan er een kapiteinsbevoegdheid reizen
nabij de kust aangevraagd worden; zie voor de vereisten de betreffende tabellen.
(In de functie wachtstuurman)
Eerste stuurman alle schepen
|
(In de functie wachtstuurman waarvan ten minste 12 maanden als 1e stuurman + het certificaat
scheepsmanagement N + het certificaat medische eerste hulp aan boord + het certificaat
medische zorg)
Kapitein alle schepen
|
(In de functie wachtstuurman + het certificaat scheepsmanagement N + het certificaat
medische eerste hulp aan boord + het certificaat medische zorg)
Kapitein alle schepen
|
|
Besluit zeevarenden artikel 13
|
Crebonummer: 25517
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)
|
Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen
|
|
Diploma koopvaardij officier kleine schepen (stuurman werktuigkundige kleine schepen)
SWK
Leeftijd ≥ 18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
|
Eerste stuurman schepen tot 3.000 GT
Maritiem Officier alle schepen
Wachtstuurman alle schepen
Tweede werktuigkundige tot 3.000 kW
Wachtwerktuigkundige alle schepen
|
na 12 maanden vaartijd als eerste stuurman kan er een kapiteinsbevoegdheid reizen
nabij de kust aangevraagd worden; zie voor de vereisten de betreffende tabellen.
|
(In de functie wachtstuurman waarvan ten minste 12 maanden als 1e stuurman + het certificaat
scheepsmanagement N + het certificaat medische eerste hulp aan boord + het certificaat
medische zorg)
Kapitein schepen van minder dan 3.000 GT
Wachtstuurman alle schepen
(In de functie maritiem officier)
Eerste maritiem officier tot 3.000 GT/KW
Maritiem Officier alle schepen
(waarvan minimaal 12 maanden in de functie van tweede werktuigkundige + het certificaat
scheepsmanagement-W)
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
Wachtwerktuigkundige alle schepen
|
(In de functie wachtstuurman + het certificaat scheepsmanagement N + het certificaat
medische eerste hulp aan boord + het certificaat medische zorg)
Kapitein schepen van minder dan 3.000 GT
Wachtwerktuigkundige alle schepen
|
|
Besluit zeevarenden artikel 12
|
Crebonummer: 25517
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)
|
Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen
|
|
Diploma koopvaardij officier alle schepen (maritiem officier alle schepen) of kennisbewijs
maritiem officier (middelbaar of hoger)
Leeftijd ≥ 18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
|
Eerste stuurman schepen tot 3.000 GT
Maritiem Officier alle schepen
Wachtstuurman alle schepen
Tweede werktuigkundige tot 3.000 kW
Wachtwerktuigkundige alle schepen
|
na 12 maanden vaartijd als eerste stuurman kan er een kapiteinsbevoegdheid reizen
nabij de kust aangevraagd worden; zie voor de vereisten de betreffende tabellen.
(In de functie wachtstuurman)
Eerste stuurman alle schepen
(In de functie: maroff) Maritiem Officier alle schepen
(In de functie wachtwerktuigkundige + scheepsmanagement (W))
Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
(In de functie: wachtwerktuigkundige)
Tweede werktuigkundige alle schepen
|
(In de functie wachtstuurman waarvan tenminste 1 jaar als 1e stuurman + scheepsmanagement
(N) + medische zorg aan boord + scheepsmanagement (N))
Kapitein alle schepen
(In de functie maritiem officier)
Eerste maritiem officier alle schepen
(In de functi: wachtwerktuigkundige waarvan tenminste 1 jaar in als 2e WTK + scheepsmanagement
(W))
Hoofdwerktuigkundige alle schepen
|
(In de functie wachtstuurman + scheepsmanagement (N) + medische zorg aan boord)
Kapitein alle schepen
(In de functie wachtwerktuigkundige + scheepsmanagement (W))
Hoofdwerktuigkundige alle schepen
|
|
Artikel 28 F
|
Crebonummer: 25517 + 95734
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)
|
Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen
|
|
Diploma scheepswerktuigkundige alle schepen, wachtwerktuigkundige tot 3.000 kW of
scheepswerktuigkundige waterbouw
Leeftijd ≥ 18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
|
Wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle schepen
Tweede werktuigkundige zeevisvaart < 3.000 kW
|
n.v.t.
|
(In de functie wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle schepen of tweede werktuigkundige
zeevisvaart < 3.000 kW)
Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart < 3.000 kW
|
n.v.t.
|
|
Artikel 28 E
|
Crebonummer: 25522 + 91910 + 95738
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)
|
Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen
|
|
Diploma stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW5
Leeftijd ≥ 18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
|
Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Plv schipper zeevisvaart < 60 meter
Wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Tweede werktuigkundige zeevisvaart < 3.000 kW
|
n.v.t.
|
(Minimaal 12 maanden van deze 24 maanden in de functie plaatsvervangend schipper zeevisvaart
vissersvaartuigen < 60 meter. De overige 12 maanden mogen in de functie stuurman zeevisvaart
alle vissersvaartuigen
+ In het bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)
Schipper zeevisvaart < 60 meter
(in de functie wachtwerktuigkundige alle vissersvaartuigen of tweede werktuigkundige
zeevisvaart < 3.000 kW)
Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen < 3.000 kW
|
(in de functie stuurman zeevisvaart alle schepen of plv schipper zeevisvaart < 60 meter
+ In bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)
Schipper zeevisvaart < 60 meter
|
|
Artikel 28 E
|
Crebonummer: 25522 + 91910 + 95738
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)
|
Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen
|
|
Diploma stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW5
Leeftijd ≥ 18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
|
Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Stuurman zeevisvaart alle vissersvaar- tuigen
Plv schipper zeevisvaart < 60 meter
Wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Tweede werktuigkundige zeevisvaart < 3.000 kW
|
n.v.t.
|
(Minimaal 12 maanden van deze 24 maanden in de functie plaatsvervangend schipper zeevisvaart
vissersvaartuigen < 60 meter. De overige 12 maanden mogen in de functie stuurman zeevisvaart
alle vissersvaartuigen.
+ In het bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)
Schipper zeevisvaart < 60 meter
|
(in de functie stuurman zeevisvaart alle schepen of plaatsvervangend schipper zeevisvaart
< 60 meter
+ In bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)
Schipper zeevisvaart < 60 meter
(Minimaal 24 maanden vaartijd in de functie wachtwerktuigkundige alle vissersvaartuigen
of tweede werktuigkundige zeevisvaart < 3.000 kW)
Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen < 3.000 kW
|
|
Artikel 28 D
|
Crebonummer: 93101 + 95734
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)
|
Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen
|
|
Diploma werktuigkundige alle vissersvaartuigen W4, maritiem officier alle schepen,
scheepswerktuigkundige alle schepen of scheepswerktuigkundige waterbouw
Leeftijd ≥ 18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
|
Wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle schepen
Tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen < 3.000 kW
|
(In de functie wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen of tweede werktuigkundige
zeevisvaart < 3.000 kW)
Tweede werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen < 3.000 kW
|
(In de functie wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen of tweede werktuigkundige
zeevisvaart < 3.000 kW)
Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
|
n.v.t.
|
|
Artikel 28 C
|
Crebonummer: 95737
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)
|
Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen
|
|
Diploma stuurman vissersvaartuigen S4
Leeftijd ≥ 18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
|
Stuurman zeevisvaart alle vissers- vaartuigen
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart < 60 meter
|
(In de functie stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen of plaatsvervangend schipper
zeevisvaart vissersvaartuigen < 60 meter)
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen
|
(Minimaal 24 maanden waarvan 12 maanden in de functie stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen
plaatsvervangend schipper < 60 meter en minimaal 12 maanden in de functie plaatsvervangend
schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen
+ In het bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)
Schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen
|
Schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen
(in de functie stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen
+ In het bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)
|
|
Artikel 28 B
|
Crebonummer: 95737 + 25223 + 95739
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)
|
Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen
|
|
Diploma stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW4
Leeftijd ≥ 18 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers
bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen
bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden
bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)
|
Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Stuurman zeevisvaart alle vissers- vaartuigen
Plv schipper zeevisvaart < 60 meter
Wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen tot 3.000 kW
|
(In de functie stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen of plaatsvervangend schipper
zeevisvaart vissersvaartuigen < 60 meter)
Plaatsvervangend schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen
(Minimaal 12 maanden in de functie wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
of tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen tot 3.000 kW)
Tweede werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
Hoofdwerkwerktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen tot 3.000 kW
|
(Minimaal 12 maanden vaartijd in de functie stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen
of plaatsvervangend schipper < 60 meter EN 12 maanden in de functie plaatsvervangend
schipper alle vissersvaartuigen
+ In het bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)
Schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen
(Minimaal 12 maanden in de functie wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
of tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen tot 3.000 kW EN 12 maanden
in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie tweede werktuigkundige
alle vissersvaartuigen)
Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
|
(In de functie stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen of als plaatsvervangend
schipper zeevisvaart < 60 meter
+ In het bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)
of Minimaal 36 maanden waarvan minimaal 24 maanden in de functie stuurmanwerktuigkundige
alle vissersvaartuigen EN 12 maanden in de functie plaatsvervangend schipper zeevisvaart
alle vissersvaartuigen
Schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen
(In de functie wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen of tweede werktuigkundige
zeevisvaart vissersvaartuigen tot 3.000 kW)
Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen
|
|
Artikel 28 H
|
|
|
Vereist kennisbewijs en trainingen
|
Aanvangsbevoegdheden
|
Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)
|
Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)
|
Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen
|
|
Kennisbewijs wachtlopend gezel dek alle schepen of verklaring eisen van vakbekwaamheid
Leeftijd ≥ 16 jaar
bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers
6 maanden vaartijd als aankomend wachtlopend gezel dek (deze functie kan eventueel
ook worden afgegeven op basis van SW4, SW5 en SW6)
|
Wachtlopend gezel zeevisvaart
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
Bijlage 3. behorend bij artikel 3.5.2: basisveiligheidstraining voor alle bemanningsleden op vissersvaartuigen – module
visserij
1. Persoonlijke overlevingstechnieken, inclusief het aantrekken van reddingsvesten
en, indien van toepassing, overlevingspakken (STCW-tabel A-VI/1-1)
|
Kolom 1
|
Kolom 2
|
Kolom 3
|
Kolom 4
|
|
Competentie
|
Kennis, inzicht en bekwaamheid
|
Methoden om competentie aan te tonen
|
Criteria om competentie te beoordelen
|
|
Overleven op zee wanneer het schip verlaten moet worden
|
Type reddingsmiddelen die specifiek op vissersvaartuigen aanwezig zijn
Overlevingsbeginselen zoals:
.1 te ondernemen acties bij reddingsoperaties door een helikopter
.2 het reddingsvaartuig snel bij het vissersvaartuig en het vistuig weghalen
.3 anderen helpen aan boord van een reddingsvaartuig te komen.
Basiskennis van de man-overboord procedures.
|
Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens
het bijwonen van een goedgekeurde cursus
|
De acties die zijn ondernomen op grond van de herkenning van signalen passen bij de
aangegeven noodsituatie en komen overeen met vastgelegde procedures
Hijsmethoden, beschrijf de hand- en armsignalen die worden gebruikt om iemand veilig
omhoog te hijsen, beschrijf hoe een lid van de helikopterbemanning kan helpen bij
het hijsen, legt uit waarom het belangrijk is gehoor te geven aan de instructies van
de helikopterpiloot of zijn assistent
Beschrijf hoe je anderen helpt aan boord te komen van een reddingsvaartuig
Eerste handelingen na het vaststellen van een man-overboord situatie
|
2. Brandpreventie en brandbestrijding (STCW-tabel A-VI/1-2)
|
Kolom 1
|
Kolom 2
|
Kolom 3
|
Kolom 4
|
|
Competentie
|
Kennis, inzicht en bekwaamheid
|
Methoden om competentie aan te tonen
|
Criteria om competentie te beoordelen
|
|
Het brandgevaar zo klein mogelijk houden en een staat van paraatheid in stand houden
zodat kan worden gereageerd op noodsituaties waarin sprake is van brand
|
Brandgevaar en verspreiding van vuur door, maar niet beperkt tot:
.1 straling
.2 convectie
.3 geleiding
met de nadruk op gevaren die samenhangen met diepvriesapparatuur.
Praktische kennis van de procedure voor het opnieuw betreden van een ruimte.
Brandpreventiemaatregelen zoals:
.1 rookverbod
.2 zodanige plaatsing van warmtebronnen dat contact met brandbaar materiaal wordt
voorkomen
.3 controle op het gebruik van branders, snij- of lasapparatuur.
.4 risicobeoordeling en -beheersing bij de aanschaf van artikelen en stoffen om, waar
mogelijk, brandgevaar te voorkomen
.5 risicobeoordeling en -beheersing bij het gebruik van brandgevaarlijke artikelen
en stoffen om brand te voorkomen
.6 het goed schoonmaken van werkgebieden
.7 passend toezicht op kookvoorzieningen
|
Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens
het bijwonen van een goedgekeurde cursus
|
Eerste handelingen na het ontstaan van een noodsituatie in overeenstemming met geaccepteerde
praktijken en procedures
De ondernomen actie na instructie tot verzamelen is passend gelet de aangegeven noodsituatie
en komt overeen met de vastgelegde procedures
Actie ondernomen vóór terugkeer in een ruimte
|
|
Brand bestrijden en blussen
|
Instructie met betrekking tot het effect van het gebruik van het verkeerde blusmiddel
|
Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens
het bijwonen van een goedgekeurde cursus
|
Beschrijf wat het effect zou kunnen zijn van het gebruik van het verkeerde blusmiddel
|
3. Noodprocedures (STCW-tabel A-VI/1-4)
|
Kolom 1
|
Kolom 2
|
Kolom 3
|
Kolom 4
|
|
Competentie
|
Kennis, inzicht en bekwaamheid
|
Methoden om competentie aan te tonen
|
Criteria om competentie te beoordelen
|
|
Voldoen aan noodprocedures
|
Andere typen noodsituaties die kunnen voorkomen, zoals een gasalarm
Te ondernemen actie bij het horen van een gasalarm
Gevolgen van paniek
Inzicht in de onmiddellijke en juiste actie die nodig is om een schip in nood te helpen.
|
Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens
het bijwonen van een goedgekeurde cursus
|
Eerste handelingen na het ontdekken van een noodsituatie, waaronder een gasalarm,
zijn in overeenstemming met de vastgelegde noodrespons procedures
Bij afgaan van het alarm wordt snel, accuraat, volledig en helder informatie verschaft
Licht toe waarom paniek moet worden voorkomen
Definieer besloten ruimtes en de gevaren die daaraan verbonden zijn.
Beschrijf welke voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen alvorens een besloten ruimte
in te gaan. Zo moeten de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm) worden gebruikt,
moeten waakzaamheid en alertheid worden betracht en moet toezichthoudend personeel
buiten de afgesloten ruimte worden gestationeerd
Vermeld de verantwoordelijkheid die men heeft om andere zeevarenden en vissers in
nood te helpen en hulp te bieden bij zoek- en reddingsoperaties.
Beschrijf de onmiddellijke en juiste actie die nodig is om een schip in nood te helpen.
|
4. Elementaire eerste hulp (STCW A-VI/1-3)
|
Kolom 1
|
Kolom 2
|
Kolom 3
|
Kolom 4
|
|
Competentie
|
Kennis, inzicht en bekwaamheid
|
Methoden om competentie aan te tonen
|
Criteria om competentie te beoordelen
|
|
Onmiddellijk actie ondernemen wanneer zich een ongeval of een andere medische noodsituatie
voordoet
|
Op de hoogte zijn van de beschikbaarheid van radio medisch advies.
Basiskennis van de methoden om radio medisch advies te verkrijgen.
|
Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens
het bijwonen van een goedgekeurde cursus
|
Licht het doel van radio medisch advies toe evenals de manieren om dergelijk advies
te verkrijgen.
|
5. Voorkoming van verontreiniging van de zee
|
Kolom 1
|
Kolom 2
|
Kolom 3
|
Kolom 4
|
|
Competentie
|
Kennis, inzicht en bekwaamheid
|
Methoden om competentie aan te tonen
|
Criteria om competentie te beoordelen
|
|
Voorzorgsmaatregelen nemen om verontreiniging van de zee te voorkomen
|
Herkennen van en het nemen van maatregelen om verontreiniging door verloren vistuig
en visverpakkingsmateriaal te voorkomen.
|
Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens
het bijwonen van een goedgekeurde cursus
|
Organisatorische procedures die zijn bedoeld om het mariene milieu te beschermen,
worden te allen tijde nageleefd
|
6. Preventie van ongevallen aan boord van het schip (STCW-tabel A-VI/1-4)
|
Kolom 1
|
Kolom 2
|
Kolom 3
|
Kolom 4
|
|
Competentie
|
Kennis, inzicht en bekwaamheid
|
Methoden om competentie aan te tonen
|
Criteria om competentie te beoordelen
|
|
Veiligheidsbewustzijn, risicobeoordeling en preventie van ongevallen aan boord van
het schip
|
Op de hoogte zijn van de wettelijke regels met betrekking tot veiligheid in de visserij
Op de hoogte zijn van de gevaren en risico's voor de gezondheid en veiligheid
Basiskennis van risicobeoordelingen door:
.1 het vaststellen van gevaren
.2 het vaststellen van daaraan verbonden risico's voor de gezondheid en veiligheid
.3 het beslissen over passende beheersmaatregelen
.4 het voorspellen van mogelijke uitkomsten
.5 het bepalen van het risiconiveau
Basiskennis van risicobeperkende methoden, zoals:
.1 eliminatie
.2 gevaar inperken en personen beschermen
.3 procedures en training
.4 persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm)
.5 veiligheidssymbolen
.6 onderhoud
De methoden kennen voor veiligheidsbeheer die geschikt zijn voor vissersvaartuigen,
zoals:
.1 beleidsverklaring
.2 risico-inventarisatie/evaluatie
.3 introductie voor de bemanning
.4 training aan boord
.5 werkprocedures
.6 onderhoudsschema's
.7 het ontwerp van vissersvaartuigen
.8 checklists
.9 gezondheidscontroles
.10 afspraken over de te gebruiken taal
In staat zijn om deel te nemen aan een voortdurend toezicht op verbetering van de
veiligheid door:
.1 begrip van redenen voor het herzien van bestaande veiligheidsmethoden, zoals:
(i) preventieve actie
(ii) corrigerende actie
.2 begrip van richtlijnen ter ondersteuning van het herzieningsproces, waaronder:
(i) bestaande methoden
(ii) wetgeving
(iii) rapportage van ongevallen, incidenten en bijna-ongevallen
.3 beoordeling van in ieder geval de volgende opties die noodzakelijk zijn voor de
geslaagde implementatie van veranderingen:
(i) haalbaarheid van voorgestelde veranderingen
(ii) de doeltreffendheid van de implementatie
(iii) huidige gedrag/cultuur aan boord.
|
Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens
het bijwonen van een goedgekeurde cursus
|
Leg uit wat de begrippen gevaar en risico inhouden
Beschrijf risico beheers methoden met inbegrip van risico-inventarisatie en -evaluatie
en de last-minute risicobeoordeling
Kan de volgorde van maatregelen voor het elimineren en beperken van risico’s bepalen
Kan het proces van voortdurende verbetering van de veiligheid en gezondheid toelichten.
|
|
Bijna-ongevallen, ongevallen en incidenten
|
In staat zijn om een bijna-ongeval, ongeval en incident te herkennen
Basiskennis van de elementen van een bijna-ongeval, ongeval of incident, zoals:
.1 de hoofdoorzaak vaststellen
.2 de factoren die hierbij een rol spelen herkennen
.3 mogelijke gevolgen evalueren
.4 het verschil tussen een bijna-ongeval, een ongeval en een incident kunnen vaststellen
In staat zijn om te voorkomen dat een bijna-ongeval, ongeval of incident zich verder
ontwikkelt, onder meer door de veilige scheiding van apparatuur, machines en systemen.
In staat zijn om een ongeval, incident of bijna-ongeval te rapporteren omwille van;
.1 wettelijke verplichtingen
.2 interne veiligheidsredenen
.3 vertrouwelijkheidsredenen
|
Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens
het bijwonen van een goedgekeurde cursus
|
De identificatie van elementen van een bijna-ongeval, ongeval of incident
Het rapporteren van een bijna-ongeval, ongeval of incident
|
|
Veiligheid van visserij-activiteiten
|
Bewustzijn van risico's aan boord van trawlers en kotters tijdens visserij-activiteiten
als:
.1 het uitzetten en binnenhalen van vistuig
.2 het overladen van de vangst
Bewustzijn van risico’s aan boord van vissersvaartuigen met betrekking tot onder andere:
.1 vallen
.2 beknellen
.3 schommelende en losse lading
.4 kabelbreuk
Begrip van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
|
Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens
het bijwonen van een goedgekeurde cursus
|
Veilige werkpraktijken worden nageleefd, en er wordt te allen tijde gebruik gemaakt
van passende veiligheids- en beschermende middelen.
Kunnen benoemen van risico’s m.b.t.:
.1 het uitzetten en halen van vistuig
2. overladen van de vangst
3. vallen
4. beknellen
5. schommelende en losse lading en
6. kabelbreuk
|
|
Visserijuitrusting
|
Basiskennis van visserijuitrusting aan boord van vissersvaartuigen en van het veilige
gebruik daarvan
|
Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens
het bijwonen van een goedgekeurde cursus
|
Beschrijf visserijuitrusting, de gevaren en het veilige gebruik
|
|
Communicatie
|
Basiskennis van mondelinge mededelingen en handsignalen tijdens visserijactiviteiten
als:
.1 het uitzetten en binnenhalen van vistuig
.2 het overladen van de vangst
.3 het werken met dekuitrusting en vistuig
.4 hijsactiviteiten
|
|
Beschrijf de hand- en armsignalen tijdens visserijactiviteiten als:
.1 het uitzetten en binnenhalen van vistuig
.2 het overladen van de vangst
.3 het werken met dekuitrusting en vistuig
.4 hijsactiviteiten
|
|
Operationele veiligheid
|
Bewustzijn van risico's, gevaren en veilige werkprocedures tijdens:
.1 afmeren
.2 ontmeren
.3 werken op hoogte
.4 heet werk
.5 werken met gevaarlijke stoffen
|
|
Beschrijf gevaren, risico's en veilige werkprocedures tijdens:
.1 afmeren
.2 ontmeren
.3 werken op hoogte
.4 heet werk
.5 werken met gevaarlijke stoffen
|
Bijlage 4. behorend bij artikel 3.5.12: bekwaamheidsbewijs wetgeving en openbaar gezag
Eisen Bekwaamheidsbewijs wetgeving en openbaar gezag
-
1. Kennis van de hoofdlijnen en de structuur van de onderstaande wetten en de daarop
gebaseerde regelgeving op het terrein van:
-
a. Veiligheid en beveiliging van zeeschepen:
-
b. Voorkoming van verontreiniging van het milieu door zeeschepen:
-
c. Het bemannen van zeeschepen:
-
d. Werk- en leefomstandigheden aan boord van zeeschepen:
-
e. Zeearbeidsrecht:
-
f. Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee:
-
2. Voor kapiteins naast de in punt 1 genoemde regelgeving tevens kennis van onderstaande
wetten en de daarop gebaseerde regelgeving op het terrein van:
-
a. Nationaliteit en registratie van zeeschepen:
-
b. Positie en verantwoordelijkheden van de kapitein:
-
c. Strafrecht m.b.t. misdrijven en overtredingen in de scheepvaart:
-
d. Geboorte en overlijden aan boord:
-
e. Opmaken aan boord van uiterste wil:
-
f. Oorlog en buitengewone omstandigheden:
Bijlage 5. behorend bij artikel 3.5.13: bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N
Eisen Bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N
Onderdelen van tabel A-II/2, behorende bij sectie A-II/2 van de STCW-code:
-
1. Coordinate search and rescue operations;
-
2. Respond to navigational emergencies;
-
3. Monitor and control compliance with legislative requirements and measures to ensure
safety of life at sea, security and the protection of the marine environment;
-
4. Maintain safety and security of the ship’s crew and passengers and the operational
condition of life-saving, fire-fighting and other safety systems, only:
-
a. Actions to be taken to protect and safeguard all persons on board in emergencies;
-
b. Actions to limit damage and salve the ship following a fire, explosion, collision
or grounding;
-
5. Develop emergency and damage control plans and handle emergency situations;
-
6. Use of leadership and managerial skill.
Bijlage 6. behorend bij artikel 3.5.14: bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W
Eisen Bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W
Onderdelen van tabel A-III/2, behorende bij sectie A-III/2 van de STCW-code:
-
1. Ensure safe working practices;
-
2. Monitor and control compliance with legislative requirements and measures to ensure
safety of life at sea, security and protection of the marine environment;
-
3. Maintain safety and security of the vessel, crew and passengers and the operational
condition of life-saving, fire-fighting and other safety systems, only:
-
a. Actions to be taken to protect and safeguard all persons on board in emergencies;
-
b. Actions to limit damage and salve the ship following fire, explosion, collision or
grounding;
-
4. Develop emergency and damage control plans and handle emergency situations;
-
5. Use leadership and managerial skill.
Bijlage 7. behorend bij artikel 3.5.15: bekwaamheidsbewijs aanvulling-N voor reizen nabij de kust (EEZ)
Onderdelen van tabel A-II/3, behorende bij sectie A-II/3 van de STCW-code:
-
1. Maintain a safe navigational watch, alleen het onderdeel Reporting in accordance with
general principles for ship reporting systems and with VTS procedures.
-
2. Respond to emergencies, de onderdelen:
-
a. emergency steering;
-
b. arrangements for towing and for being taken in tow;
-
c. rescuing persons from sea;
-
d. assisting a vessel in distress;
-
e. appreciation of the action to be taken when emergencies arise in port.
-
3. Ensure compliance with pollution-prevention requirements.
-
4. Maintain seaworthiness of the ship, de onderdelen:
-
5. Monitor compliance with legislative requirements.
Het onderdeel ‘Use of leadership and managerial skill’ van tabel A-II/2, behorende
bij sectie A-II/2 van de STCW-code, te beheersen op het niveau van reizen nabij de
kust, de onderdelen:
-
1. knowledge of shipboard personnel management and training;
-
2. knowledge and ability to apply effective resource management, de onderdelen:
-
a. allocation, assignment, and prioritization of resources;
-
b. effective communication on board and ashore;
-
c. obtaining and maintaining situation awareness.
-
3. knowledge and ability to apply decision-making techniques.
Bijlage 8. behorend bij artikel 3.5.16: bekwaamheidsbewijs aanvulling-W voor reizen nabij de kust (EEZ)
Onderdelen van tabel A-III/2, behorende bij sectie A-III/3 van de STCW-code:
-
1. Plan and schedule operations, alleen het onderdeel ‘Propulsion characteristics of
diesel engines including speed, output and fuel consumption’;
-
2. Operation, surveillance, performance assessment and maintaining safety of diesel propulsion
plant and auxiliary machinery, de onderdelen:
-
a. start up and shut down main propulsion and auxiliary machinery, including associated
systems;
-
b. operating limits of propulsion plant;
-
c. the efficient operation, surveillance, performance assessment and maintaining;
-
d. safety of propulsion plant and auxiliary machinery;
-
e. functions and mechanism of automatic control for main engine;
-
f. functions and mechanism of automatic control for auxiliary machinery including but
not limited to:
-
a. oil purifier;
-
b. refrigeration system;
-
c. pumping and piping systems;
-
d. steering gear system;
-
e. cargo-handling equipment and 3.7deck machinery.
-
3. Manage operation of electrical and electronic control equipment, de onderdelen:
-
a. automatic control engineering and safety devices;
-
b. design features and system configurations of automatic control equipment and safety
devices for the generator and distribution system;
-
c. design features and system configuration of operational control equipment for electrical
motors;
-
d. features of hydraulic and pneumatic control equipment.
-
4. Manage troubleshooting restoration of electrical and electronic control equipment
to operating condition, alleen het onderdeel ‘Troubleshooting of electrical and electronic
control equipment’.
-
5. Manage safe and effective maintenance and repair procedures, de onderdelen:
-
a. marine engineering practice;
-
b. manage safe and effective maintenance and repair procedures;
-
c. planning maintenance, including statutory and class verifications.
-
6. Detect and identify the cause of machinery malfunctions and correct faults, de onderdelen:
-
a. detection of machinery malfunction, location of faults and action to prevent damage;
-
b. inspection and adjustment of equipment.
-
7. Ensure safe working practices;
-
8. Control trim, stability and stress, de onderdelen:
-
a. knowledge of the effect on stability of a ship in the event of damage to and consequent
flooding of a compartment and countermeasures to be taken;
-
b. knowledge of IMO recommendations concerning ship stability.
-
9. Monitor and control compliance with legislative measures to ensure safety of life
at sea and protection of the marine environment, alleen het onderdeel ‘Knowledge of
relevant international maritime law embodied in international agreements and conventions’.
-
10. Use of leadership and managerial skill, de onderdelen:
-
a. knowledge of shipboard personnel management and training;
-
b. knowledge and ability to apply effective resource management, de onderdelen:
-
1. allocation, assignment, and prioritization of resources;
-
2. effective communication on board and ashore;
-
3. obtaining and maintaining situation awareness.
-
c. knowledge and ability to apply decisionmaking techniques.
Bijlage 9. behorend bij artikel 3.5.3, vijfde lid: bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen zeilschepen van minder dan 500 GT
|
Competences
|
Knowledge, understanding and proficiency
|
|
Take charge of survival craft or rescue boat after launch
|
Construction, outfit, characteristics and facilities of survival craft, launching
in rough seas, recovering. Leaving the ship
|
|
Manage survivors and survival craft after abandoning ship
|
Handling survival craft in rough weather, use of equipment, food & water, detectability,
helicopter rescue, hypothermia (prevention), use of TPA’s and immersion suits, beaching
|
|
Use of locating devices incl communication and signaling apparatus and pyrotechnics
|
Radio life saving appliances carried in sutrvival craft, including EPIRB’s and SARTs,
pyrotechnics
|
|
Apply first aid to survivors
|
Use of first Aid kit, resuscitation techniques, management of injured persons
|
|
Organize Shipboard Emergency procedures
|
Design and layout ship; Safety regulations; emergency plans and procedures; drills
of different emergency scenarios; escalation of emergencies;
|
|
Optimize the use of resources
|
Limitations of resources; delegating of tasks; taking over tasks; applying of short-term
strategies; organizing realistic drills; debriefing; lessons learnt; points of improvement
|
|
Control response to emergencies
|
Leadership skills; situational awareness; demonstrate grace under pressure; make use
of resources; decision making; stick to the plan; motivate, reassure and encourage
crew and pax; give (relevant) information; Recognize and understanding stress symptoms;
Passenger Safety
|
|
Control passengers and other personnel during Emergency situations
|
Control pax and personnel in emergency situations: reactions pax to emergencies, group
support Awareness of reactionsduring emergency; impact of emergency; stress; behavioral
response of pax; different assumptions on pax behaviour; categories of response
|
|
Establish and maintain effective communications
|
Clear and concise instructions and reports; relevant information to pax; exchange
of information; different means of communication; identify languages
|
Algemeen
Het handhaven en bevorderen van de veiligheid op zee houdt onder andere in een zorgvuldig
periodiek geneeskundig onderzoek van zeevarenden. Om in aanmerking te komen voor een
geneeskundige verklaring is de betrokkene vrij van enige afwijking, ziekte of verwonding
die een veilige uitoefening van de werkzaamheden belemmert of waarvan het aannemelijk
is dat die door werkzaamheden op zee dusdanig wordt verergerd dat hij (zij) daardoor
ongeschikt wordt voor deze werkzaamheden. Zijn (haar) aanwezigheid aan boord mag geen
gevaar opleveren voor de gezondheid van de andere opvarenden. Van groot belang daarbij
is vooral het tijdig herkennen en (laten) behandelen van die aandoeningen die een
duidelijke risico verhogende factor zijn.
Een zeevarende die een functie uitoefent (of gaat uitoefenen) als bedoeld in artikel 23, eerste en tweede lid, van de wet is daarnaast te allen tijde in staat om adequaat te handelen in geval van nood. Hij
moet daarbij niet alleen in staat zijn zichzelf in veiligheid te stellen, maar moet
kunnen assisteren bij het bestrijden van brand en het lanceren van reddingmiddelen
en moet medebemanningsleden en overige opvarenden kunnen assisteren.
Aanwijzingen
-
1. Geschiktheid:
De keurling is geschikt, indien hij op het tijdstip van de keuring op alle punten
volledig voldoet aan de medische maatstaven, met inachtneming van de algemene keuringsaanwijzingen,
opgenomen in deze bijlage.
-
2. Ongeschiktheid:
-
a. de keurling is tijdelijk ongeschikt, indien op medische gronden wordt verwacht dat
hij niet langer dan drie jaar ongeschikt zal zijn.
-
b. de keurling is blijvend ongeschikt, indien op medische gronden wordt verwacht dat
hij langer dan drie jaar ongeschikt zal zijn.
-
3. Indien een specialistisch rapport is voorgeschreven, kan soms worden volstaan met
het opvragen van informatie bij de behandelend specialist. Bij het ontbreken van voldoende
informatie wordt verwezen naar een niet-behandelend specialist.
Algemene lichamelijke conditie en fysieke vaardigheden
Zeevarenden moeten voldoende lichamelijke conditie en fysieke vaardigheid hebben om
hun functie naar behoren te kunnen uitoefenen.
Zeevarenden die een functie uitoefenen of gaan uitoefenen als bedoeld in artikel 23, eerste en tweede lid, van de wet moeten bovendien voldoende lichamelijke conditie en fysieke vaardigheid hebben om
te allen tijde adequaat te kunnen handelen aan boord (ref. STCW-code, tabel B-I/9-2).
Hiertoe is vereist dat de zeevarende:
-
1. voldoende en zonder assistentie ladders en trappen kan op- en afgaan;
-
2. voldoende en zonder assistentie over een 60 centimeter hoge drempel kan stappen;
-
3. voldoende kan grijpen en tillen, alsmede veilig gereedschap kan hanteren, afsluiters
kan open- en dichtdraaien, en kan werken met lijnen en trossen;
-
4. voldoende kan reiken boven schouderhoogte;
-
5. voldoende kan bukken, hurken, knielen en kruipen;
-
6. voldoende kan staan en lopen tenminste, gedurende een wachtperiode;
-
7. zonder assistentie zich door een opening van 60 bij 60 centimeter kan bewegen.
Uitgangspunten voor goedkeuring onder beperking
De keuringsarts laat zich bij een beslissing tot een goedkeuring onder beperkingen
voortvloeiend uit de toepassing van appendix A tot en met E van de Guidelines on the
medical examinations of seafarers/ International Labour Office, Sectoral Activities
Programme, International Migration Organization 2013 (ILO/IMO/JMS/2011/12) leiden
door de navolgende algemene richtlijnen.
Medisch geschikt voor de zeevaart onder beperkingen is de persoon, die lijdt aan een
ziekte, afwijking of verwonding:
-
a. met een in de tijd toenemende kans op het ontwikkelen van complicaties waardoor een
beperking van de geldigheidstermijn vereist is;
-
b. met een verhoogde kans op afhankelijkheid van medische zorg waardoor een beperking
van het vaargebied vereist is;
-
c. met een dusdanige beperking dat niet al de taken volledig uitgevoerd kunnen worden
waardoor een beperking van de taken vereist is;
-
d. met een dusdanige aandoening dat een adequaat hulpmiddel of specifieke voorziening
vereist is.
Indien goedkeuring onder beperkingen plaatsvindt wordt dit aangetekend op de daarvoor
bestemde plaats op de geneeskundige verklaring.
Beoordeling van ervaren zeevarende
Bij het beoordelen van de geschiktheid van diegenen die al geruime tijd een zeevarend
beroep hebben uitgeoefend, is het in een aantal gevallen billijk om enige soepelheid
te betrachten.
Voor het incidenteel en in een individueel geval toch afgeven van een geneeskundige
verklaring van geschiktheid bij een reden van ongeschiktheid, is vereist dat daarover
tevoren overeenstemming is bereikt met de Medisch Adviseur Scheepvaart.
Overleg met de medisch adviseur
Indien er bij de beoordeling van de geschiktheid of van de mate van ongeschiktheid
twijfels rijzen, wordt daarover overlegd met de Medisch Adviseur Scheepvaart.
Specifieke werkzaamheden aan boord
Bij de keuring is men zich terdege bewust te zijn van de specifieke werkomstandigheden
aan boord, die overigens afhankelijk van het soort zeeschip en vaargebied sterk kunnen
variëren:
-
a. het werk aan boord vertoont onregelmatige fysieke en psychische piekbelastingen;
-
b. het werk aan boord vindt niet zelden plaats in situaties met slecht weer of veel wind,
en wisselende koude of warme omstandigheden;
-
c. afhankelijk van het type zeeschip wordt gewerkt in een min of meer onrustige omgeving
met veel achtergrondgeluid en beweging;
-
d. het werk aan boord brengt een forse lichamelijke belasting met zich mee, waarbij veel
traplopen, het manoeuvreren rond obstakels en beperkte bewegingsruimte met soms een
ongunstige werkhouding extra belasting van het bewegingsapparaat met zich meebrengen;
-
e. door de aard van de werkzaamheden is er niet altijd gelegenheid om op regelmatige
tijden te eten en te slapen; en
-
f. het aantal bemanningsleden aan boord is sterk afgenomen ten opzichte van vroeger.
Indien een opvarende door ziekte wordt uitgeschakeld, moeten zijn taken worden overgenomen
door collega’s.
Waakzaamheid en concentratievermogen
Met betrekking tot de keuring van een zeevarende die een functie uitoefent (of gaat
uitoefenen) als bedoeld in artikel 23, eerste en tweede lid, van de wet moet men zich realiseren dat er aan boord vele werkzaamheden zijn waarbij langdurige
concentratie is vereist:
-
a. het navigeren, waarbij vooral voortdurende aandacht is geboden tijdens het varen ’s
nachts, bij mist en onder slechte weersomstandigheden;
-
b. het wacht houden in de machinekamer, vooral in zgn. ‘stand-by’-situaties, waarbij
extra oplettendheid is vereist om op ieder gewenst moment te kunnen manoeuvreren;
-
c. het werken met en het verantwoordelijk zijn voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
-
d. het werken aan en in de buurt van werktuigen met bewegende delen, zoals kranen, lieren,
ankerspillen e.d.;
-
e. het uitvoeren van werkzaamheden aan elektrische leidingen en stoomleidingen; en
-
f. het verrichten van werkzaamheden op grote hoogte of in en om diepe ruimen.
Beperkte medische zorg aan boord
Men moet zich realiseren dat, wanneer ten gevolge van een onzorgvuldige keuring bij
een zeevarende bijvoorbeeld een maagzweer of een liesbreuk over het hoofd wordt gezien,
dit voor betrokkene een levensgevaarlijke situatie kan opleveren wanneer hij op volle
zee een ernstige maagbloeding krijgt, of wanneer zijn liesbreuk ingeklemd raakt. Adequate
medische hulp is op dat moment ver verwijderd. Het is daarom belangrijk, dat bij de
keuring aandoeningen waarvoor een behandeling voorspelbaar is, worden herkend. Zo
moet er bijvoorbeeld ook rekening worden gehouden met de beperkte – en vaak late –
mogelijkheden voor tandheelkundige hulp.
Gevaar voor besmetting
Zeevarenden leven gedurende langere tijd dicht op elkaar. Besmettelijke aandoeningen
zijn daarom een serieus probleem en kunnen de veiligheid van het zeeschip in gevaar
brengen. Vooral bij het keuren van personeel dat betrokken is bij de voedselbereiding
en catering, moet hieraan extra aandacht worden geschonken.
Veiligheid
Met betrekking tot de keuring van een zeevarende die een functie uitoefent (of gaat
uitoefenen) als bedoeld in artikel 23, eerste en tweede lid, van de wet is het volgende van belang:
Het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen moet zonder bezwaar mogelijk zijn
en niet worden belemmerd door lichamelijke aandoeningen of beperkingen. Hierbij moet
worden gedacht aan veiligheidshelmen en -brillen, maskers, gehoorbescherming, veiligheidsschoenen
en beschermende kleding. Het dragen van een persluchttoestel van 15 kg gedurende minimaal
20 minuten vereist een goede lichamelijke conditie. Hierbij wordt speciale beschermende
kleding gedragen. Tijdens het bestrijden van een brand wordt onder grote spanning
gewerkt in een warme omgeving, waarbij mogelijk door nauwe openingen of gangen gemanoeuvreerd
moet worden.
Uitgangspunten voor afkeuring
De geneeskundige laat zich bij een beslissing tot afkeuring leiden door de navolgende
algemene richtlijnen. Medisch ongeschikt voor de zeevaart is de persoon, die lijdt
aan een ziekte, afwijking of verwonding:
-
a. waardoor een veilige uitoefening van de werkzaamheden belemmerd kan worden;
-
b. waardoor de zeevarende niet te allen tijde in staat is om adequaat te handelen in
geval van nood;
-
c. die tijdens de functie-uitoefening aan boord kan verergeren, in die zin dat daardoor
een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid of veiligheid van hemzelf of de overige
opvarenden ontstaat, of ernstige hinder voor andere personen aan boord;
-
d. die een behandeling behoeft, waarbij voortdurend medisch toezicht is vereist of waarbij
acuut ingrijpen door een medicus noodzakelijk kan worden; of
-
e. die de gezondheid van andere opvarenden in gevaar kan brengen.
Aanwijzingen ten aanzien van zeevarenden, niet zijnde zeevarenden die een functie
uitoefenen (of gaan uitoefenen) als bedoeld in artikel 23, eerste en tweede lid, van
de wet met uitkijk- of wachtfunctie of veiligheid- of beveiligingstaken, in afwijking
van Appendix A en B van de Guidelines bedoeld in artikel 3.6.3, eerste lid.
Oog en gezichtsvermogen
-
1. De gezichtsscherpte wordt bepaald met behulp van de kaart van Landolt TNO, de Snellen
letterkaart of een andere test die geacht mag worden gelijkwaardig te zijn.
Met beide ogen gelijktijdig wordt, zo nodig met behulp van eigen (reserve)bril of
contactlenzen, een gezichtsscherpte bereikt van 0,1.
-
2. Indien bij de keuring gebruik moet worden gemaakt van optische correctiemiddelen,
moet aan de keurend arts een adequate reservebril worden getoond.
Oor en gehoor
-
1. Eenmaal in de 2 jaar wordt een onderzoek gedaan met de toon-audiometer. Een gehoorverlies
van gemiddeld 40 dB(HL) voor het beste oor is een reden voor ongeschiktheid. Als criterium
geldt het rekenkundig gemiddelde van de ongemaskeerde luchtgeleidingsdrempels bij
500, 1.000, 2.000 en 3.000 Hz. Indien de apparatuur een meting bij 3.000 Hz niet toelaat,
mag de drempel bij 3.000 Hz per oor worden berekend op basis van het gemiddelde van
de drempels bij 2000 en 4.000 Hz voor hetzelfde oor.
-
2. Indien de gemiddelde waarde van 40 dB (HL) wordt overschreden, is het gehoorvermogen
toch als voldoende aan te merken, als de conversatiespraak, met of zonder gebruikmaking
van een hoortoestel, op 2 meter met elk oor afzonderlijk duidelijk wordt verstaan.
Bijlage 13. behorend bij artikel 3.6.3, tweede lid:model keuringsformulier
Bijlage 15. behorend bij artikel 3.9.7: model verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse zeeschepen
Naam keurling:
Geboortedatum:
Adres:
Woonplaats:
Door de keurling samen met een BIG-geregistreerde arts naar keuze (bijvoorbeeld een
huisarts of bedrijfsarts) in te vullen vragenlijst
-
1. Hebt u een verminderd gezichtsvermogen, met of zonder optische hulpmiddelen, die het
veilig varen kan beïnvloeden? Met één oog zien is toegestaan.
-
2. Is uw kleurenzien voor de kleuren rood en groen gestoord?
-
3. Hebt u aan één of beide oren een zodanig verminderd gehoor dat u conversatiespraak,
al dan niet met een hoortoestel, op 2 meter met elk oor afzonderlijk niet kunt verstaan?
-
4. Is uw uithoudingsvermogen als gevolg van een chronische ziekte, zoals hartfalen of
een ziekte van de luchtwegen, sterk verminderd?
-
5. Is uw concentratievermogen of het vermogen om de aandacht vast te houden als gevolg
van een chronische ziekte, zoals hersenletsel of terugkerende depressies, sterk beperkt?
-
6. Lijdt u aan een chronische ziekte waardoor de kans op acute uitval vergroot is, zoals
een hartritmestoornis, niet goed te reguleren suikerziekte of epilepsie?
-
7. Hebt u een lichamelijke beperking waardoor het normaal gebruik van een arm, hand,
been of voet beperkt of afwezig is?
-
8. Gebruikt u alcohol, drugs of andere verslavende middelen in die mate dat het leidt
tot onveilig gedrag?
-
9. Gebruikt u regelmatig medicijnen die volgens de bijsluiter de rijvaardigheid kunnen
aantasten, zoals antidepressiva, pijnstillers, slaaptabletten en dergelijke?
-
10. Hebt u een andere aandoening of lichamelijke beperking die het veilig varen kan beïnvloeden?
Als al de vragen met NEE zijn beantwoord kan dit formulier door de arts ondertekend
worden.
Als één of meerdere vragen met JA beantwoord zijn moet u dit voorleggen aan een daartoe
aangewezen keuringsarts voor de scheepvaart om te beoordelen of u alsnog voldoet en
in aanmerking komt voor een geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart.
Verklaring arts
Ondergetekende verklaart dat bovengenoemde vragenlijst naar waarheid is ingevuld en
dat de betrokkene medisch geschikt is voor de functie als kapitein op lokaal varende
Caribisch-Nederlandse zeeschepen.
Naam arts:
BIG-nummer:
Adres:
Datum:
Handtekening arts:
Voor vragen en overleg kunt u zich wenden tot de medisch adviseur scheepvaart van
de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) mas@ilent.nl
Bijlage 19. behorend bij artikel 4.6.8, vierde lid: model van de verklaring naleving maritieme arbeid, deel II
Model Declaration of Maritime Labour Compliance part II
The following measures have been drawn up by the shipowner, named in the Maritime
Labour Certificate to which this Declaration is attached, to ensure ongoing compliance
between inspections:
(State below, in accordance with article 5.1 of this Regulation, the measures drawn up to ensure compliance with each of the items in Part I)
-
• 1.Minimum age (Regulation 1.1)
-
• 2.Medical certification (Regulation 1.2)
-
• 3.Qualification of seafarers (Regulation 1.3)
-
• 4.Seafarers’ employment agreements (Regulation 2.1)
-
• 5.Use of any licensed or certified or regulated private recruitment and placement
service (Regulation 1.4)
-
• 6.Hours of work or rest (Regulation 2.3)
-
• 7.Manning levels for the ship (Regulation 2.7)
-
• 8.Accommodation (Regulation 3.1)
-
• 9.On-board recreational facilities (Regulation 3.1)
-
• 10.Food and catering (Regulation 3.2)
-
• 11.Health and safety and accident prevention (Regulation 4.3)
-
• 12.On-board medical care (Regulation 4.1)
-
• 13.On-board complaint procedures (Regulation 5.1.5)
-
• 14.Payment of wages (Regulation 2.2)
-
• 15.Financial security due to abandonment (Regulation 2.5)
-
• 16.Financial security relating to ship owners’ liability concerning compensation in
the event of a seafarers’ death or long term disability due to an operational injury,
illness or hazard (Regulation 4.2)
I hereby certify that the above mentioned measurements have been drawn up to ensure
ongoing compliance between inspections, with the requirements listed in part I.
Name shipowner:
Company address:
Name of the authorized signatory:
Title:
Signature competent signatory:
Date:
(Stamp or seal of the shipowner1)
The above mentioned measurements have been reviewed by (insert name of the competent
authority or duly authorized official based on article 36 of the Seagoing vessels
crew Act) and following inspection of the ship, it has been determined that the purposes
set out under Standard A5.1.3 paragraph 10(b), regarding the measurements to ensure
initial and ongoing compliance as stated in part I of the declaration, have been met.
Name:
Title:
Signature duly authorized official:
Place:
Date:
(Stamp of the duly authorized official based on article 39 of the Seagoing vessels
crew Act)
Bijlage 20. behorend bij artikel 4.7.2: model visserij-arbeidscertificaat voor vissersvaartuigen
|
The Netherlands
|
Work in Fishing Convention, 2007
Declaration of Work in Fishing Convention Compliance
|
Issued under the authority of the Government of the Netherlands
by
the Minister of Infrastructure and Water Management
With respect to the provisions of the Work in Fishing Convention, 2007 (hereinafter
C188) of the International Labour Organization, which has been ratified by the Netherlands
on November 15th 2019, the following referenced fishing vessel:
|
Name of Fishing Vessel
|
IMO number
|
|
Scheepsnaam
|
IMO nummer of CFR nummer?
|
|
Gross Tonnage (GT)
|
Length according to ICLL ‘66
|
|
STON_BRUTO_TONNAGE_69
|
Lengte oa WIOB
|
|
Port of Registry
|
Category
|
|
Thuishaven
|
New vessel or Existing vessel
|
|
Name fishing vessel owner
|
Address fishing vessel owner
|
|
Naam
|
Adres
|
is maintained in accordance with Part VII of the Convention.
The undersigned declares, on behalf of the abovementioned competent authority, that:
-
a. the fishing vessel has been inspected on compliance with the following matters relating
to the provisions on living and working conditions on board fishing vessels of C188:
-
(i) responsibilities of fishing vessel owners, skippers and fishers
-
(ii) minimum age
-
(iii) medical certification
-
(iv) manning, including qualifications of the skipper
-
(v) hours of rest
-
(vi) crew list
-
(vii) fishers work agreement, including, inter alia, social security and protection in cases of work-related sickness, injury or death,
as set out in Annex II to C188
-
(viii) repatriation
-
(ix) recruitment and placement of fishers, including private employment agencies
-
(x) payment of fishers
-
(xi) accommodation
-
(xii) food and water
-
(xiii) medical care
-
(xiv) occupational safety and health
-
b. the Netherlands
-
(i) has ratified the Private Employment Agencies Convention, 1997 (hereinafter C181) of the International Labour Organization
-
(ii) allows private employment agencies, that provide the services referred to in paragraph
1(b) of Article 1 of C181, to operate in its fishing sector, and
-
(iii) has allocated the following fishing vessel owner responsibilities under C188 to such
agencies: sign the fisher’s work agreement as the fisher’s contracting party and fulfil
that party’s obligations under the agreement while the fishing vessel owner shall
be liable should the agency default on these obligations;
-
c. the Netherlands has allowed the following flexibility if any: vrije tekst veld; and
-
d. the vessel was found in compliance with the provisions of C188 concerning living and
working conditions on board fishing vessels.
|
Name:
|
X. Xxxxx
|
|
Title:
|
The Unitmanager of Maritime Shipping Permits
|
|
Place:
|
Zwijndrecht, the Netherlands
|
|
Date:
|
CERT_DATUM_INGANG
|
|
Valid until:
|
|
(Seal or stamp of the authority, as appropriate)
|