Waarschuwing! Er is op dit moment een verstoring waardoor u soms een foutmelding te zien krijgt. Probeer het later opnieuw. Onze excuses voor het ongemak, wij werken hard aan een oplossing.

Regeling bemanning zeeschepen

Toekomstige wijziging(en) op 01-07-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.
Geraadpleegd op 03-11-2025. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2025.
Geldend van 01-07-2025 t/m heden.

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 25 april 2025, nr. IENW/BSK-2025/91091, houdende nadere regels over het bemannen van zeeschepen (Regeling bemanning zeeschepen)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, derde, vierde, zesde en zevende lid, 4, derde en zesde lid, 6, tweede lid, 7, derde lid, 9, zesde lid, 18, tweede lid, 19, eerste en zevende lid, 20, zesde lid, 21, vijfde lid, 22, vierde en vijfde lid, 23, vierde lid, 24, derde en vijfde lid, 25, derde, vierde en zesde lid, 26, tweede en derde lid, 27, derde en vijfde lid, 29, 30, vierde lid, 31, achtste lid, 32, 35, tweede lid, 36, derde lid, 37, vierde lid, 38, vierde lid, 39, derde tot en met vijfde lid, 40, tweede lid, 43, tweede lid, 45, 76, tweede lid, 77, tweede lid, 79, eerste en tweede lid, van de Wet bemanning zeeschepen, de artikelen 1.2, derde lid, 2.1.2, derde en vierde lid, 2.1.3, zesde lid, 2.1.10, eerste lid, aanhef en onderdeel c, 2.2.2, 2.2.3, eerste lid, 2.2.4, vierde lid, 2.3.1, vijfde lid, 2.3.2, 2.4.7, zesde lid, 3.1.1, derde lid, 3.1.3, tweede en derde lid, 3.1.6, eerste en tweede lid, 3.1.7, eerste en derde lid, 3.1.8, 3.1.9, vijfde lid, 3.1.10, derde lid, 3.2.1, tweede lid, 3.2.7, tweede lid, 3.2.8, tweede lid, 3.2.23, 3.3.1, vierde lid, aanhef en onderdeel a, 3.3.2, derde lid, aanhef en onderdeel a, 3.3.4, vijfde lid, 3.3.10, 3.4.14, 3.5.7, 3.6.1, 3.6.3, eerste en tweede lid, 3.6.7, zevende lid, 4.1.1, eerste tot en met vierde lid, 4.2.1, eerste en tweede lid, 4.2.2, eerste lid, aanhef en onderdeel d, en derde lid, en 4.2.3, derde lid, van het Besluit bemanning zeeschepen, en artikel 33, eerste en tweede lid, van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Definities en reikwijdte

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • besluit: Besluit bemanning zeeschepen;

  • bestaand vissersvaartuig: vissersvaartuig waarvan de kiel is gelegd voor 12 mei 1977;

  • Caribische handelszone: Caribische handelszone (Caribbean Trading Area) als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 3, onderdeel 6, van de SCV-code;

  • commercieel jacht: zeeschip van minder dan 3.000 GT met een loodlijnlengte van 24 meter of meer, dat is ontworpen en gebouwd en uitsluitend wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van 12 of minder passagiers en waarop de LY2-code dan wel de LY3-code, bedoeld in artikel 1 van de Regeling veiligheid zeeschepen kan worden toegepast;

  • crebo: centraal register beroepsopleidingen;

  • croho: centraal register opleidingen hoger onderwijs;

  • diensttijd zeilschepen minder dan 500 GT: diensttijd in een bepaalde functie aan boord van in de vaart zijnde zeilschepen van minder dan 500 GT, uitgedrukt in seizoenen;

  • ETO: elektrotechnisch officier;

  • garnalenkotter: vissersvaartuig van 125 GT of minder, met een lengte van minder dan 24 meter met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van minder dan 750 kW, gebruikt voor de vangst van garnalen waarvoor een bemanningscertificaat is afgegeven voor reizen die zich niet verder uitstrekken dan beperkte wateren vissersvaartuigen en waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling visserij voor het vangen van garnalen is afgegeven;

  • keuring: medisch onderzoek als bedoeld in artikel 3.6.2, eerste lid, van het besluit;

  • keurling: natuurlijke persoon die zich aan een keuring onderwerpt;

  • minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • marof-N: maritiem officier als bedoeld in artikel 1 van het besluit, die gespecialiseerd is in het nautische vakgebied;

  • marof-T: maritiem officier als bedoeld in artikel 1.1 van het besluit, die gespecialiseerd is in het technische vakgebied;

  • onderofficier: gezel die dienst doet in een toezichthoudende functie of in een functie met bijzondere verantwoordelijkheid en die door de zeewerkgever als zodanig wordt beschouwd;

  • passagiers: alle personen aan boord, met uitzondering van:

    • 1°. de kapitein en de zeevarenden;

    • 2°. andere personen, die in welke hoedanigheid ook, aan boord ten behoeve van het schip in dienst of tewerkgesteld zijn;

    • 3°. kinderen, die op de dag van inscheping de leeftijd van een jaar nog niet hebben bereikt;

  • referentielastlijn:

    • a. voor een zeeschip waarop het Uitwateringsverdrag van toepassing is, de lijn voor zomeruitwatering als bedoeld in bijlage 1, voorschrift 6, tweede lid, onderdeel a, van het Uitwateringsverdrag; of

    • b. voor een zeeschip waarop het Uitwateringsverdrag niet van toepassing is, de lijn parallel aan de ontwerplastlijn gelegen op een afstand van 20 procent van de holte naar de mal als bedoeld in bijlage 1, voorschrift 3, vijfde lid, van het Uitwateringsverdrag, maar niet meer dan 1 meter onder het vrijboorddek als bedoeld in bijlage 1, voorschrift 3, negende lid, van het Uitwateringsverdrag;

  • schelpdiervaartuig: vissersvaartuig met een lengte van minder dan 45 meter met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van minder dan 1.125 kW, gebruikt voor de vangst van schelpdieren waarvoor een bemanningscertificaat is afgegeven voor reizen die zich niet verder uitstrekken dan beperkte wateren vissersvaartuigen;

  • seizoen: periode van 180 kalenderdagen, al dan niet aaneengesloten;

  • SCV-code: in februari 2001 onder auspiciën van de IMO opgestelde en bij circulaire SLS.14/Circ.396, als voor het Koninkrijk der Nederlanden geldende equivalente regeling, aangemelde Code voor de veiligheid van kleine commerciële zeeschepen waarmee reizen worden ondernomen in het Caribisch gebied (Code of Safety for Small Commercial Vessels);

  • sleepboot: zeeschip, in hoofdzaak bestemd voor het slepen of bergen van vaartuigen, en waarmee in de regel geen andere personen of goederen worden vervoerd dan die welke tot de eigen bemanning en uitrusting of tot die van het gesleept wordende, te slepen of te bergen object behoren, dan wel bij het bergingswerk nodig zijn;

  • Uitwateringsverdrag: op 5 april 1966 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van zeeschepen (Trb. 1966, 275) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen;

  • vaargebied zeilvaart I: gebied dat zich uitstrekt van de monding van de Eems over de Duitse Wadden, begrensd door de laagwaterlijn op het Noordzeestrand van de Duitse Waddeneilanden tot de oostpunt van Spiekeroog, en vervolgens van de lijn van de oostpunt van Spiekeroog – Harleboei – vuurschip Weser – vuurschip Elbe I en de Elbemonding tot Brunsbüttel, begrensd door de rode boeienlijn, tevens omvattend het Noord-Oostzeekanaal, het Kielerfjord, de westelijke Oostzee, Belten en Sont, begrensd door de lijn Grenaa – Kullen in het Noorden en in het Oosten door de lijn Falster Bo – Cap Arkona, inclusief het bodden- en haffengebied ten zuiden van Rügen;

  • vaargebied zeilvaart II: gebied kustwater van 25 mijl uit de kust te beginnen dwars van Nieuwpoort tot de monding van de Elbe (Elbe I) en de Eider (Toenning), tevens omvattend het Noord-Oostzeekanaal en de westelijke Oostzee, Belten en Sont en het Kattegat in het Noorden begrensd door de lijn Skagen – Göteborg en in het Oosten door de lijn Simrishamn – oostkust Bornholm -Stettin, met dien verstande dat Bornholm in het Oosten op maximaal 25 mijl gepasseerd mag worden;

  • vaargebied zeilvaart III: gehele Oostzee, de Noordzee, in het Noorden begrensd door de lijn van 63° 30’ Noorderbreedte (tot niet meer dan 25 mijl uit de Noorse kust) – 61° Noorderbreedte, 1° Westerlengte – Strathie Head verbonden met de lijn van Barony Point – Mull – oostkust Colonsay -Islay (Ardmore Point) – Inishowen Head (Noord-Ierland) en vervolgens in het Zuidwesten van Old Head of Kinsale (Zuid-Ierland nabij Cork Harbour) naar 48° Noorderbreedte, 6° Westerlengte (ca. 25 mijl west van Pointe du Raz) tot de zuidoever van de Gironde (45° Noorderbreedte, 2° 35’ Westerlengte); tot vaargebied III behoort tevens de gehele Middellandse Zee vanaf de Straat van Gibraltar;

  • vaargebied zeilvaart IIIA: zuidelijke Noordzee, in het noorden begrensd door de parallel van 53° Noorderbreedte en in het zuiden begrensd door de lijn Calais-Dover, alsmede de wateren tot 30 mijl uit de Europese kusten binnen het vaargebied zeilvaart III;

  • vaargebied zeilvaart IV: onbeperkt vaargebied;

  • verblijf: dag- of slaapverblijf en alle ruimten voor sanitaire doeleinden, voedselvoorziening, ziekenverpleging en recreatie aan boord van een zeeschip, bestemd voor gebruik door zeevarenden;

  • zeeschip voor bijzondere doeleinden: zeeschip waarop de SPS-code of de SPS-code 2008 van toepassing is.

Artikel 1.2. Personen niet aangemerkt als zeevarenden

De volgende categorieën van personen aan boord van een zeeschip, worden voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens de wet niet aangemerkt als zeevarenden:

Artikel 1.3. Niet commercieel gebruikte zeeschepen

Een niet commercieel gebruikt zeeschip als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de wet is in ieder geval een schip dat wordt gebezigd voor het aan boord nemen van drenkelingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Regeling veiligheid zeeschepen.

Artikel 1.4. Uitzondering zeeschepen niet-continue vaart

De artikelen 4.1.4 tot en met 4.1.7 zijn niet van toepassing op een zeeschip van minder dan 500 GT waarop de zeevarenden ten hoogste 13 uur per etmaal en ten hoogste 84 uur in elke periode van 7 dagen aan boord verblijven, indien:

  • a. per zeevarende een zitplaats in een dagverblijf beschikbaar is; en

  • b. per ten hoogste zes zeevarenden een toiletruimte, een wastafel en een bad of douche beschikbaar is.

Artikel 1.5. Uitzondering zeeschepen ingezet door de politie of een organisatie belast met toezicht op de naleving van regelgeving en belast met het opsporen van strafbare feiten in de territoriale zone, met een lengte van minder dan 12 meter

De wet, met uitzondering van de artikelen 4, eerste lid, 8, 9 tot en met 18, en 41 tot en met 66, is niet van toepassing op een zeeschip met een lengte van minder dan 12 meter, ingezet door de Nationale Politie of door een organisatie belast met toezicht op de naleving van regelgeving en belast met het opsporen van strafbare feiten binnen de territoriale zone, indien de bemanning in het bezit is van:

  • a. het door de Nationale Politie afgegeven vaarbekwaamheidsbewijs politie voor het besturen van een klein politievaartuig op alle binnenwater of een kwalificatiecertificaat schipper als bedoeld in artikel 14 van het Binnenvaartbesluit;

  • b. het door de Nationale Politie afgegeven getuigschrift vaartraining snelle motorboten of het door Havenbedrijf Rotterdam N.V. afgegeven getuigschrift meerdaagse vaartraining snelle motorboten op zee inclusief noodprocedures;

  • c. het getuigschrift levensreddend handelen afgegeven door de Nationale Politie of een getuigschrift levensreddend handelen afgegeven volgens de eisen van het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid;

  • d. het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid; en

  • e. het beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie of het algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie.

Artikel 1.6. Vrijstelling garnalenkotters 48-uursregeling

Aan de scheepsbeheerder van een garnalenkotter wordt vrijstelling verleend van de verplichting de garnalenkotter te bemannen overeenkomstig de in artikel 2.2.1 van het besluit voorgeschreven bemanningssamenstelling voor telkens een periode van ten hoogste 48 uur, gerekend vanaf het tijdstip van uitvaren tot binnenkomst, indien:

  • a. de bemanning bestaat uit ten minste een schipper en een plaatsvervangend schipper;

  • b. bij aanwezigheid op het dek de opvarenden een opblaasbare reddinggordel dragen, die is voorzien van een persoonlijk noodradiobaken, en die voldoet aan het bepaalde in artikel 7.24 van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 of die is voorzien van een stuurwielmarkering als bedoeld in artikel 1 van de Wet scheepsuitrusting 2016; en

  • c. de garnalenkotter is voorzien van:

    • 1°. een koppeling van het wachtalarm met de automatische stuurinrichting;

    • 2°. een geautomatiseerde spoel- en sorteermachine voor de scheiding van garnalen en vis; en

    • 3°. een geautomatiseerde kookinrichting waarbij geen handmatige handelingen hoeven te worden verricht.

Artikel 1.7. Vrijstelling garnalenkotters 12-uursregeling

Aan de scheepsbeheerder van een garnalenkotter wordt vrijstelling verleend van de verplichting de garnalenkotter te bemannen overeenkomstig de in artikel 2.2.1 van het besluit voorgeschreven bemanningssamenstelling voor telkens een periode van ten hoogste 12 uur, gerekend vanaf het tijdstip van uitvaren tot binnenkomst, en:

Artikel 1.8. Vrijstelling schelpdiervaartuigen voor de vaart tussen het Waddengebied en de Oosterschelde

Aan de scheepsbeheerder van een schelpdiervaartuig wordt vrijstelling verleend van de verplichting het schelpdiervaartuig te bemannen overeenkomstig de in artikel 2.2.1 van het besluit voorgeschreven bemanningssamenstelling, uitsluitend de vaart betreffend over zee tussen het Waddengebied en de Oosterschelde, indien:

  • a. de bemanning bestaat uit ten minste een schipper en een plaatsvervangend schipper;

  • b. de opvarenden bij aanwezigheid op het dek een opblaasbare reddinggordel dragen die is voorzien van een persoonlijk noodradiobaken, en die voldoet aan het bepaalde in artikel 7.24 van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 of die is voorzien van een stuurwielmarkering als bedoeld in artikel 1 van de Wet scheepsuitrusting 2016;

  • c. niet wordt gevist; en

  • d. de tijdspanne tussen binnenkomst in en vertrek uit het gebied door het schelpdiervaartuig ten minste 12 uren bedraagt.

Artikel 1.9. Vrijstelling schelpdiervaartuigen daglichtregeling

Aan de scheepsbeheerder van een schelpdiervaartuig wordt vrijstelling verleend van de verplichting het schelpdiervaartuig te bemannen overeenkomstig de in artikel 2.2.1 van het besluit voorgeschreven bemanningssamenstelling voor telkens een periode gerekend vanaf het tijdstip van zonsopgang tot zonsondergang, indien:

  • a. de bemanning bestaat uit ten minste een schipper, een plaatsvervangend schipper en een wachtlopend gezel;

  • b. de opvarenden bij aanwezigheid op het dek een opblaasbare reddinggordel dragen die is voorzien van een persoonlijk noodradiobaken, en die voldoet aan het bepaalde in artikel 7.24 van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 of die is voorzien van een stuurwielmarkering als bedoeld in artikel 1 van de Wet scheepsuitrusting 2016;

  • c. het schelpdiervaartuig is voorzien van:

    • 1°. een koppeling van het wachtalarm met de automatische stuurinrichting; en

    • 2°. een geautomatiseerde verwerkingslijn.

Hoofdstuk 2. Het bemannen van zeeschepen

Paragraaf 2.1. Bemanning

Artikel 2.1.1. Gegevens bemanningsplan

  • 1 In het bemanningsplan worden ten minste de gegevens opgenomen die zijn vermeld op een door de minister ter beschikking gesteld formulier.

  • 2 De minister kan het model van het formulier ter beschikking stellen in de vorm een digitaal bestand.

Artikel 2.1.2. Gegevens bemanningscertificaat vissersvaartuig

De gegevens die bij de aanvraag voor een bemanningscertificaat voor een vissersvaartuig, niet zijnde een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 2.2.5 van het besluit worden ingediend zijn, voor zover van toepassing:

  • a. de datum van de aanvraag;

  • b. de naam van de scheepsbeheerder;

  • c. het postadres van de scheepsbeheerder;

  • d. de contactpersoon van de scheepsbeheerder;

  • e. het telefoonnummer en het elektronisch postadres van de scheepsbeheerder;

  • f. de naam van het vissersvaartuig;

  • g. het letterteken en het nummer waaronder het vissersvaartuig is ingeschreven in het visserijregister, bedoeld in artikel 4 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998;

  • h. de categorie waartoe het vissersvaartuig behoort;

  • i. het bouwjaar van het vissersvaartuig;

  • j. het voortstuwingsvermogen van het vissersvaartuig;

  • k. de lengte van het vissersvaartuig;

  • l. het vaargebied, waarbinnen met het vissersvaartuig zal worden gereisd;

  • m. indien een vrijstelling als bedoeld in artikel 2.2.3, tweede lid, van het besluit is verleend, de aan het vissersvaartuig opgelegde beperkingen; en

  • n. de handtekening van de scheepsbeheerder.

Artikel 2.1.3. Bemanningslijst

Met toepassing van artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht kan de scheepsbeheerder worden verplicht de bemanningslijsten over een bepaalde periode van één of meer van zijn zeeschepen onverwijld aan de minister toe te sturen.

Paragraaf 2.2. Nationaliteit kapitein

Artikel 2.2.1. Vrijstelling buitenlandse kapiteins handelsvaart en zeegaande waterbouw

Vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet wordt verleend aan een houder van een vaarbevoegdheidsbewijs die de nationaliteit bezit van Australië, Canada, Chili, China, Ethiopië, Filippijnen, Georgië, Ghana, Hong Kong, India, Indonesië, Jamaica, Kaapverdië, Montenegro, Nieuw-Zeeland, Oekraïne, Oman, Pakistan, Peru, de Russische Federatie, Singapore, Turkije, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten van Amerika, Vietnam of Zuid-Afrika.

Artikel 2.2.2. Bewijs van toestemming

De scheepsbeheerder die een persoon uit één van de in artikel 2.2.1 genoemde staten als kapitein op een zeeschip aanstelt, beschikt over een geldig, aan deze scheepsbeheerder gerichte toestemming als bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de wet waarop de naam van die persoon is vermeld.

Artikel 2.2.3. Aanwezigheid bewijs van toestemming

  • 1 De toestemming, bedoeld in artikel 2.2.2, is te allen tijde beschikbaar aan boord van het zeeschip waarop een persoon uit één van de in artikel 2.2.1 genoemde staten als kapitein dienstdoet.

  • 2 De scheepsbeheerder bewaart een kopie van de toestemming bij de bemanningslijst van het zeeschip.

Artikel 2.2.4. Vrijstelling nationaliteitseis schippers vissersvaartuigen

Vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet wordt verleend aan een houder van een vaarbevoegdheidsbewijs die de nationaliteit bezit van een lidstaat van de Europese Unie, van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

Artikel 2.2.5. Informatie over de arbeidsmarkt voor Nederlandse zeevarenden

  • 1 De commissies, bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van de wet, verstrekken informatie over de arbeidsmarkt voor Nederlandse zeevarenden in het afgelopen jaar vóór 1 oktober aan de minister.

  • 2 De informatie, bedoeld in het eerste lid, omvat ten minste:

    • a. het aantal zeevarenden op Nederlandse vloot, gerangschikt naar functie, leeftijd en nationaliteit;

    • b. het aantal Nederlandse officieren dat in het verstreken jaar voor het eerst, anders dan als stagiair, is gemonsterd op Nederlandse zeeschepen;

    • c. het aantal beschikbare stageplaatsen;

    • d. het aantal Nederlandse studenten dat als stagiair is geplaatst;

    • e. het aantal buitenlandse studenten dat als stagiair is geplaatst, alsmede de nationaliteit van deze stagiairs, en

    • f. het aantal afgegeven geldige toestemmingen tot het aanstellen van een persoon in een andere nationaliteit in de functie van kapitein tot 1 oktober, uitgesplitst naar aantal scheepsbeheerders dat aanvragen heeft ingediend en nationaliteit van de kapitein.

Artikel 2.2.6. Vervanging van privaatrechtelijke regelingen

  • 1 Ingeval de privaatrechtelijke regelingen, bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de wet, zijn vervallen zonder dat de werkgevers- en werknemersorganisaties in de sector koopvaardij en zeegaande waterbouw hebben voorzien in de vervanging hiervan, geeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat nog gedurende zes maanden na de vervaldatum op aanvraag vaarbevoegdheidsbewijzen van erkenning af ten behoeve van scheepsbeheerders die vallen onder deze sectoren, zonder dat een bewijs van toestemming is overgelegd.

  • 2 In het geval, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 2.2.2 en 2.2.3 van deze regeling niet van toepassing.

Paragraaf 2.3. Monsterboekje of alternatieve diensttijdverklaring

Artikel 2.3.1. Afgifte monsterboekje

  • 1 De minister geeft een monsterboekje af aan degene die bij de aanvraag voldoet aan het tweede lid.

  • 2 Voor de afgifte van een monsterboekje komt uitsluitend in aanmerking, degene die aantoont:

    • a. een zee-arbeidsovereenkomst of zee-arbeidsovereenkomst in de zeevisserij te zijn aangegaan of zal aangaan, dan wel deelneemt of zal deelnemen aan een maatschapsovereenkomst of vennootschap onder firma in de zeevisserij; of

    • b. een opleiding te volgen voor een functie waarvoor een vaarbevoegdheidsbewijs vereist is.

  • 3 Indien wordt aangetoond dat het monsterboekje nodig is ten behoeve van de uitoefening van hun beroep aan boord van een zeeschip, komen tevens de volgende personen voor de afgifte van een monsterboekje in aanmerking:

    • a. nautisch/technisch surveyor van erkende organisaties;

    • b. registerloods;

    • c. gecertificeerde Noordzeeloods;

    • d. schipper zoute veren als bedoeld in artikel 2.10 van de Binnenvaartregeling;

    • e. maritiem wetenschappelijk onderzoeker;

    • f. personeel met dienstverlenende taken aan boord van zeeschepen;

    • g. nautisch of technisch onderhoudspersoneel;

    • h. nautisch of technisch ondersteunend personeel;

    • i. medewerker van nautische of technische inspecties van scheepsbeheerders;

    • j. detacheringsmedewerker, te werk gesteld via een uitzendbureau of een detacheringsbureau, voor het verrichten van werkzaamheden aan boord van zeeschepen;

    • k. ambtenaar belast met toezichthoudende of handhavende taken aan boord van zeeschepen;

    • l. degene die het monsterboekje naar het oordeel van de minister ten behoeve van zijn beroepsuitoefening nodig heeft;

    • m. andere zeevarenden dan bedoeld in artikel 2.3.1, tweede lid, onderdeel a, die in het bezit zijn van een geldig Nederlands vaarbevoegdheidsbewijs.

Artikel 2.3.2. Bewijsstukken bij verzoek monsterboekje

  • 1 Bij het verzoek om afgifte van een monsterboekje worden de volgende bescheiden overgelegd:

    • a. een geldig paspoort of ander geldig nationaliteitsbewijs van de aanvrager;

    • b. een recente pasfoto;

    • c. het burgerservicenummer van de aanvrager indien deze de Nederlandse nationaliteit heeft;

    • d. de bewijsstukken, waarmee wordt aangetoond dat de aanvrager voldoet aan artikel 2.3.1, tweede lid;

    • e. zo nodig aanvullende informatie die nodig is om de gegevens, bedoeld in artikel 2.3.3, eerste lid, in het monsterboekje te kunnen opnemen.

  • 2 In plaats van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde bescheiden kunnen kopieën daarvan worden overgelegd.

  • 3 In plaats van het in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde burgerservicenummer kan, indien de aanvrager zijn hoofdverblijf niet in Nederland heeft, worden volstaan met bescheiden die in het land van herkomst gebruikelijk zijn.

Artikel 2.3.3. Aantekeningen monsterboekje of een alternatieve diensttijdverklaring

  • 1 Alvorens het monsterboekje af te geven, tekent de minister in elk geval de volgende gegevens erin aan:

    • a. van de zeevarende:

      • 1°. achternaam en voornamen;

      • 2°. plaats en datum van geboorte; en

      • 3°. nationaliteit;

    • b. de plaats en datum van afgifte;

    • c. de datum, waarop de geldigheid vervalt.

  • 2 Voorts bevat het monsterboekje:

    • a. een recente pasfoto;

    • b. de handtekening van de houder.

  • 3 Een monsterboekje is slechts geldig indien het de handtekening van de zeevarende bevat.

  • 4 De kapitein tekent in het monsterboekje van de zeevarende aan, dan wel reikt een alternatieve diensttijdverklaring als bedoeld in artikel 22, derde lid, van de wet uit aan een zeevarende, waarin is aangegeven:

    • a. de dag en plaats van aanmonstering;

    • b. de dag en plaats van afmonstering;

    • c. de functie waarin de zeevarende heeft dienstgedaan;

    • d. de naam en roepletters van het zeeschip en voor een passagiersschip van meer dan 100 GT of meer of een zeeschip, niet zijnde een passagiersschip, van 300 GT of meer, het IMO-nummer of ingeval het ontbreken daarvan het CFR-nummer;

    • e. het brutotonnage van het zeeschip of de scheepslengte in geval van een vissersvaartuig;

    • f. het vermogen van de hoofdvoortstuwingsinstallatie in kW;

    • g. het soort zeeschip, onderscheiden naar handelsvaartschip, vissersvaartuig, zeilschip, alsmede werktuiglijke voortbeweging door middel van een inwendige verbrandingsmotor, een elektrische voortstuwingsinstallatie of door een stoomturbine of gasturbine gedreven voortstuwingsinstallatie;

    • h. het type zeeschip, indien van toepassing, onderscheiden naar olietankschip, chemicaliëntankschip, vloeibaargastankschip, IGF-schip, hogesnelheidschip of passagiersschip.

  • 5 In het monsterboekje dan wel de alternatieve diensttijdverklaring wordt het loon noch enige gedragsbeoordeling opgenomen.

Artikel 2.3.4. Verlies monsterboekje

  • 1 Bij de aanvraag van een vervangend monsterboekje wegens verlies van het reeds afgegeven monsterboekje overlegt de aanvrager naast de in artikel 2.3.2, eerste lid, genoemde bescheiden, een verklaring over inzake de vermissing van het monsterboekje.

Artikel 2.3.5. Personen naast de kapitein bevoegd tot het maken van aantekeningen

  • 1 Het bevoegd gezag van een door de minister erkende training als bedoeld in artikel 24, vierde lid, of 25, vijfde lid, van de wet is bevoegd tot het maken van aantekeningen in het monsterboekje betreffende het door de zeevarende met goed gevolg hebben afgerond van die training.

  • 2 Een monsterboekje is ongeldig, indien een ander dan een van de in het eerste lid bedoelde personen de daarbij genoemde aantekeningen of wijzigingen heeft aangebracht.

  • 3 Degene die onbevoegd aantekeningen of wijzigingen heeft aangebracht in een monsterboekje, draagt de kosten van de vervanging van dat monsterboekje.

Artikel 2.3.6. Teruggave monsterboekje

  • 1 De kapitein bewaart het monsterboekje aan boord van het zeeschip na de aanmonstering en geeft het aan de zeevarende terug bij de afmonstering.

  • 2 Indien de kapitein het monsterboekje niet kan teruggeven aan de zeevarende, doet hij het toekomen aan de scheepsbeheerder die het, onder vermelding van de reden voor het niet teruggeven, zendt aan de minister.

Hoofdstuk 3. Vaarbevoegdheden en beroepseisen

Paragraaf 3.1. Algemene bepalingen

Artikel 3.1.1. Afgifte vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs

  • 1 Bij de aanvraag om afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs legt de aanvrager de volgende bescheiden over aan de minister:

    • a. een door hem ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;

    • b. een geldig paspoort of ander geldig nationaliteitsbewijs van de aanvrager;

    • c. een recente pasfoto;

    • d. het burgerservicenummer van de aanvrager indien deze de Nederlandse nationaliteit heeft;

    • e. het kennisbewijs of bekwaamheidsbewijs op grond waarvan afgifte wordt gevraagd;

    • f. de voor het gewenste vaarbevoegdheidsbewijs vereiste bekwaamheidsbewijzen en schriftelijke bewijzen;

    • g. een geldige geneeskundige verklaring zeevaart, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet; en

    • h. een bewijs dat is voldaan aan de vereiste goedgekeurde diensttijd voor het gewenste bewijs.

  • 2 Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs is het eerste lid, met uitzondering van onderdeel e, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.1.2. Relevante diensttijd

  • 1 Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie in de dekdienst als bedoeld in de artikelen 3.2.2 en 3.2.3 van het besluit wordt de diensttijd in aanmerking genomen die is opgedaan in een functie als kapitein of officier in de dekdienst aan boord van zeeschepen van 100 GT of meer niet zijnde vissersvaartuigen, of vissersvaartuigen met een lengte van 45 meter of meer.

  • 2 Indien diensttijd is opgedaan aan boord van zeeschepen van minder dan 100 GT, niet zijnde vissersvaartuigen of vissersvaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter, wordt bij vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie in de dekdienst als bedoeld in de artikelen 3.2.2 en 3.2.3 van het besluit het vaarbevoegdheidsbewijs beperkt tot zeeschepen van minder dan 3.000 GT.

  • 3 Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie in de dekdienst als bedoeld in de artikelen 3.2.4 tot en met 3.2.8 van het besluit wordt de diensttijd in aanmerking genomen die is opgedaan in een functie als kapitein of officier in de dekdienst aan boord van zeeschepen.

  • 4 Aanvullend op het eerste lid kan de diensttijd in aanmerking worden genomen die is opgedaan aan boord van zeeschepen van minder dan 100 GT, indien er geen sprake is van ophoging van de vaarbevoegdheid en indien ten minste 24 maanden diensttijd kan worden aangetoond.

  • 5 Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie in de dekdienst als bedoeld in de artikelen 3.4.2 tot en met 3.4.9 wordt de diensttijd in aanmerking genomen die is opgedaan in een functie als kapitein of officier in de dekdienst aan boord van zeeschepen.

  • 6 Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie in de machinekamerdienst als bedoeld in de artikelen 3.2.11 tot en met 3.2.13 of 3.4.11 tot en met 3.4.13 van het besluit wordt de diensttijd in aanmerking genomen die is opgedaan als officier in de machinekamerdienst aan boord van zeeschepen met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van 750 kW of meer.

  • 7 Indien de diensttijd is opgedaan aan boord van zeeschepen met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van minder dan 750 kW wordt bij de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie in de machinekamerdienst als bedoeld in de artikelen 3.2.11 tot en met 3.2.13 van het besluit, het vaarbevoegdheidsbewijs beperkt tot zeeschepen met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van minder dan 3.000 kW.

  • 8 Aanvullend op het zesde lid kan de diensttijd in aanmerking worden genomen die is opgedaan aan boord van zeeschepen met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van minder dan 750 kW, indien er geen sprake is van ophoging van de vaarbevoegdheid en indien 24 maanden diensttijd kan worden aangetoond.

Artikel 3.1.3. Diensttijd maritiem officier

  • 1 Aanvullend op artikel 3.1.2 wordt de diensttijd opgedaan in de functie van een maritiem officier, eerste maritiem officier of stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen voor de helft daarvan in aanmerking genomen voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs als officier in de dekdienst en voor de helft daarvan voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs als officier in de machinekamerdienst.

  • 2 Aanvullend op artikel 3.1.2 komt voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs van een maritiem officier, eerste maritiem officier of stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen de diensttijd, opgedaan in een functie als kapitein of officier in de dekdienst en de diensttijd, opgedaan in een functie als officier in de machinekamerdienst, in aanmerking.

  • 3 Voor de berekening van de opgedane diensttijd in 2 functies tezamen als bedoeld in het tweede lid wordt slechts de diensttijd in acht genomen voor zover deze zich in gelijke mate verhoudt.

Artikel 3.1.4. Diensttijd verschillende sectoren bij vernieuwing vaarbevoegdheidsbewijs

  • 1 Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie als kapitein of officier aan boord van een zeeschip in de dekdienst, wordt de diensttijd opgedaan in een relevante functie aan boord van een zeeschip in de handelsvaart, zeevisvaart of zeezeilvaartgelijkgesteld, met dien verstande dat er op het moment van de aanvraag tot vernieuwing geen sprake is van ophoging van de vaarbevoegdheid.

  • 2 Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie als officier aan boord van een zeeschip in de dekdienst, waarbij er sprake is van ophoging van de vaarbevoegdheid, wordt diensttijd opgedaan op zeeschepen in de handelsvaart, zeevisvaart of zeezeilvaart gelijkgesteld, met dien verstande dat in de bedrijfstak waarvoor de vernieuwing van het vaarbevoegdheidsbewijs is aangevraagd, ten minste drie maanden diensttijd is opgedaan in een functie als officier waarvoor een vaarbevoegdheidsbewijs is vereist.

  • 3 In afwijking van het tweede lid wordt voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie als officier aan boord van een zeeschip in de dekdienst, waarbij er sprake is van ophoging van de vaarbevoegdheid, diensttijd opgedaan op vissersvaartuigen met een lengte van 45 meter of meer gelijkgesteld aan diensttijd op zeeschepen in de handelsvaart.

  • 4 Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie aan boord van een zeeschip als officier in de machinekamerdienst, wordt de diensttijd opgedaan in een relevante functie aan boord van een zeeschip in de handelsvaart of zeevisvaart, gelijkgesteld.

  • 5 De diensttijd opgedaan als wachtofficier, navigatieofficier of commandant op zeeschepen van de Koninklijke Marine van 500 GT of meer wordt gelijkgesteld met diensttijd als bedoeld in het eerste lid. In het geval deze diensttijd wordt gebruikt voor het vernieuwen van een vaarbevoegdheidsbewijs, waarbij er sprake is van ophoging van de vaarbevoegdheid, dan is het tweede lid van toepassing.

  • 6 De diensttijd opgedaan als wachtofficier of technisch officier van de technische dienst op zeeschepen van de Koninklijke Marine met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van 750 kW of meer, voor zover daadwerkelijk diensttijd is opgedaan in de technische centrale en machinekamer wordt gelijkgesteld met diensttijd als bedoeld in het vijfde lid.

  • 7 Voor de berekening van de diensttijd, bedoeld in het eerste tot en met zesde lid, wordt de diensttijd, opgedaan in één van de functies als maritiem officier en in de functie stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen, herleid naar diensttijd, opgedaan in de functies als stuurman of werktuigkundige, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.3.

Artikel 3.1.5. Diensttijd bij vernieuwing bekwaamheidsbewijs

Voor de vernieuwing van een bekwaamheidsbewijs, is artikel 3.1.1 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van onderdeel f, en met dien verstande dat de in onderdeel h vereiste diensttijd is opgedaan:

  • a. aan boord van olie- of chemicaliëntankschepen, indien het betreft het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen;

  • b. aan boord van gastankschepen, indien het betreft het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling gastankschepen;

  • c. aan boord van olie- en chemicaliëntankschepen, indien het betreft het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen voor gevorderden;

  • d. aan boord van gastankschepen, indien het betreft het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling gastankschepen voor gevorderden.

Artikel 3.1.6. Vergelijkbare functies

  • 1 Vergelijkbare functies als bedoeld in artikel 3.1.3, derde lid, van het besluit zijn:

    • a. voor de functies van kapitein, eerste stuurman of wachtstuurman:

      • 1°. registerloods;

      • 2°. Noordzeeloods;

      • 3°. nautisch surveyor van zeeschepen van een erkende organisatie;

      • 4°. medewerker van nautische inspecties van scheepsbeheerders;

      • 5°. ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport, voor zover betrokken bij het toezicht op zeeschepen;

      • 6°. simulatorinstructeur op een door de Inspectie Leefomgeving en Transport erkende simulator voor stuurhuisactiviteiten Nautisch A, zoals opgenomen in de Leidraad maritieme simulatoren;

      • 7°. schipper zoute veren als bedoeld in artikel 2.10 van de Binnenvaartregeling; en

      • 8°. schipper van een zeegaand reddingvaartuig van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM).

    • b. voor de functie van werktuigkundige:

      • 1°. technisch surveyor van zeeschepen van een erkende organisatie;

      • 2°. medewerker van technische inspecties van scheepsbeheerders;

      • 3°. ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport, voor zover daadwerkelijk betrokken bij het toezicht op zeeschepen;

      • 4°. simulatorinstructeur op een door de Inspectie Leefomgeving en Transport erkende simulator machinekameractiviteiten Technisch A, zoals opgenomen in de Leidraad maritieme simulatoren;

      • 5°. werktuigkundige, werkzaam in de binnenvaart;

      • 6°. werktuigkundige, werkzaam op elektriciteitscentrales, gemalen en de procesindustrie;

      • 7°. werktuigkundige, werkzaam op zeeschepen zonder eigen voortstuwing;

      • 8°. werktuigkundige, werkzaam op installaties in de offshore-industrie; en

      • 9°. inbedrijfsteller scheepsinstallaties.

  • 2 De minister kan andere functies dan de functies, bedoeld in het eerste lid, als vergelijkbare functie aanmerken.

  • 3 Een vaarbevoegdheidsbewijs of een aanvulling daarop kan worden vernieuwd indien de houder daarvan in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing, ten minste vierentwintig maanden een functie als bedoeld in het eerste of tweede lid heeft vervuld.

  • 4 De bevoegdheden waarvoor het vernieuwde vaarbevoegdheidsbewijs geldig is, zijn niet ruimer dan die, welke bij aanvang van de vergelijkbare functie bestonden.

Artikel 3.1.7. Erkenning van buitenlandse vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen

  • 1 Bij de aanvraag om erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs op grond van voorschrift I/10 van het STCW-verdrag of hoofdstuk I, voorschrift 7, van het STCW F-verdrag, legt de aanvrager de volgende bescheiden over aan de minister:

    • a. een door hem ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;

    • b. een geldig identiteitsbewijs waaruit zijn nationaliteit blijkt;

    • c. een recente pasfoto;

    • d. het vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs waarvan erkenning wordt gevraagd; en

    • e. de geneeskundige verklaring zeevaart, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet.

  • 2 Indien het vaarbevoegdheidsbewijs waarvan erkenning wordt gevraagd de functie kapitein betreft en is afgegeven door de bevoegde autoriteit van een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Bondsstaat Zwitserland, overlegt de aanvrager tevens het bewijs van schriftelijke toestemming, bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de wet.

  • 3 Een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs als bedoeld in het eerste lid afgegeven door een staat als bedoeld in het tweede lid, heeft een geldigheidsduur die gelijk is aan die van het door de bevoegde autoriteit van die staat afgegeven oorspronkelijke bewijs, maar niet langer dan vijf jaar.

  • 5 Het tweede lid is niet van toepassing op de aanvraag om erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs voor het dienstdoen in de functie van schipper op vissersvaartuigen.

Artikel 3.1.8. Bewijs van aanvraag om erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs

Bij een aanvraag om afgifte van een bewijs van aanvraag om erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs als bedoeld in artikel 27, vierde lid, van de wet overlegt de aanvrager naast de in artikel 3.1.7, eerste lid, bedoelde bescheiden, tevens een verklaring van:

  • a. de zeewerkgever omtrent het afgesloten zijn van een arbeidsovereenkomst, waarbij de aanvrager zich heeft verbonden arbeid aan boord van een zeeschip te verrichten; en

  • b. de scheepsbeheerder omtrent de authenticiteit van de door de aanvrager overgelegde bescheiden en de juistheid van de door deze verstrekte gegevens, voor zover dit door hem kan worden beoordeeld.

Paragraaf 3.2. Vaarbevoegdheidsbewijzen zeeschepen, niet zijnde zeilschepen

Artikel 3.2.1. Vaarbevoegdheid zeeschepen, niet zijnde zeilschepen minder dan 500 GT

Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie aan boord van een zeeschip, niet zijnde een zeilschip van minder dan 500 GT, is de aanvrager in het bezit van de in bijlage 1 en 2 vastgestelde kennisbewijzen en bekwaamheidsbewijzen en wordt ten minste voldaan aan de vastgestelde diensttijdvereisten.

Paragraaf 3.3. Bijzondere beroepseisen bepaalde scheepstypen en afgifte bekwaamheidsbewijzen

Artikel 3.3.1. Bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen, bedoeld in artikel 3.3.1, eerste lid, van het besluit, is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid en heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-1, eerste lid, van de STCW-code.

Artikel 3.3.2. Bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling olietankschepen voor gevorderden

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs olietankschepen voor gevorderden, bedoeld in artikel 3.3.1, tweede lid, van het besluit, is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen en heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-1, tweede lid, van de STCW-code.

Artikel 3.3.3. Bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling chemicaliëntankschepen voor gevorderden

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling chemicaliëntankschepen voor gevorderden, bedoeld in artikel 3.3.1, derde lid, van het besluit, is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen en heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-1, derde lid, van de STCW-code.

Artikel 3.3.4. Bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling gastankschepen

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling gastankschepen, bedoeld in artikel 3.3.2, eerste lid, van het besluit, is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid en heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-2, eerste lid, van de STCW-code.

Artikel 3.3.5. Bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling gastankschepen voor gevorderden

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling gastankschepen voor gevorderden, bedoeld in artikel 3.3.2, tweede lid, van het besluit, is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling gastankschepen en heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-2, tweede lid, van de STCW-code.

Artikel 3.3.6. Schriftelijk bewijs dienstverlening aan passagiers

Voor de afgifte van het schriftelijk bewijs dienstverlening aan passagiers, bedoeld in artikel 3.3.3, tweede lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een training afgerond die voldoet aan sectie A-V/2, tweede lid, van de STCW-code.

Artikel 3.3.7. Bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs groepsbegeleiding

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs groepsbegeleiding, bedoeld in artikel 3.3.3, derde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een training afgerond die voldoet aan sectie A-V/2, derde lid, van de STCW-code.

Artikel 3.3.8. Bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs crisisbeheersing en menselijk gedrag

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs crisisbeheersing en menselijk gedrag, bedoeld in artikel 3.3.3, vierde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/2, vierde lid, van de STCW-code.

Artikel 3.3.9. Bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs passagiersveiligheid, ladingveiligheid en waterdichtheid van de scheepsromp

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs passagiersveiligheid, ladingveiligheid en waterdichtheid van de scheepsromp, bedoeld in artikel 3.3.3, vijfde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/2, vijfde lid, van de STCW-code.

Artikel 3.3.10. Bekwaamheidsbewijs basistraining IGF-code

  • 1 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs basistraining IGF-code, bedoeld in artikel 3.3.4, tweede lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/3, eerste lid, van de STCW-code.

  • 2 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs basistraining IGF-code komen tevens in aanmerking zeevarenden die in het bezit zijn van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling gastankschepen of het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling gastankschepen voor gevorderden.

Artikel 3.3.11. Bekwaamheidsbewijs gevorderdentraining IGF-code

  • 1 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs gevorderdentraining IGF-code, bedoeld in artikel 3.3.4, derde lid, van het besluit:

    • a. is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basistraining IGF-code;

    • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/3, tweede lid, van de STCW-code; en

    • c. heeft de aanvrager ten minste een maand ervaring opgedaan met ten minste drie bunkeroperaties aan boord van zeeschepen waarop de IGF-code van toepassing is. Twee van de drie bunkeroperaties kunnen worden vervangen door simulatortraining als onderdeel van de in onderdeel b genoemde training.

  • 2 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs gevorderdentraining IGF-code komen tevens in aanmerking kapiteins, werktuigkundigen, maritiem officieren en overige zeevarenden die in het bezit zijn van het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling gastankschepen voor gevorderden, bedoeld in artikel 3.3.2, tweede lid, van het besluit, mits zij tevens:

    • a. voldoen aan de voorschriften V/3, zesde lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

    • b. voldoen aan voorschrift V/3, achtste lid, onderdeel 2, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993 of hebben deelgenomen aan ten minste drie ladingsoperaties aan boord van een gastankschip;

    • c. gedurende vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag ten minste drie maanden dienst hebben gedaan aan boord van:

      • 1°. zeeschepen waarop de IGF-code van toepassing is;

      • 2°. tankschepen met als lading brandstoffen waarop de IGF-code van toepassing is; of

      • 3°. zeeschepen die gas of brandstof met een laag vlampunt gebruiken als brandstof.

Artikel 3.3.12. Bekwaamheidsbewijs basistraining Polar-code voor zeeschepen die in polaire wateren varen

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs basistraining Polar-code, bedoeld in artikel 3.3.5, eerste lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/4, eerste lid, van de STCW-code.

Artikel 3.3.13. Bekwaamheidsbewijs gevorderdentraining Polar-code voor zeeschepen die in polaire wateren varen

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs gevorderdentraining Polar-code, bedoeld in artikel 3.3.5, tweede lid, van het besluit:

  • a. is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basistraining Polar-code;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/4, tweede lid, onderdeel 1, van de STCW-code; en

  • c. heeft de aanvrager gedurende ten minste twee maanden dienstgedaan in een relevante functie.

Artikel 3.3.14. Bekwaamheidsbewijs type rating HSC

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs type rating HSC, bedoeld in artikel 3.3.9, eerste lid, van het besluit heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan voorschrift 18.3.3 van de HSC-code.

Artikel 3.3.15. Bekwaamheidsbewijs stoomvoortstuwing

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs stoomvoortstuwing, bedoeld in artikel 3.2.14 van het besluit:

  • a. is de aanvrager in het bezit van ten minste een vaarbevoegdheidsbewijs als bedoeld in artikel 3.2.11 van het besluit; en

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-III/2 van de STCW-code, voor wat betreft het aspect voortstuwing door middel van stoomturbines.

Artikel 3.3.16. Bekwaamheidsbewijs gasturbinevoortstuwing

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs gasturbinevoortstuwing, bedoeld in artikel 3.2.15 van het besluit:

  • a. is de aanvrager in het bezit van ten minste het vaarbevoegdheidsbewijs als bedoeld in artikel 3.2.11 van het besluit; en

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-III/2 van de STCW-code, voor wat betreft het aspect voortstuwing door middel van gasturbines.

Paragraaf 3.4. Kennisbewijzen officieren en bekwaamheidsbewijzen gezel

Artikel 3.4.1. Kennisbewijs hoger maritiem officier alle zeeschepen of middelbaar maritiem officier alle zeeschepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs hoger maritiem officier alle zeeschepen of middelbaar maritiem officier alle zeeschepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;

    • 2°. voorschrift II/2, tweede lid, onderdeel 2;

    • 3°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5; en

    • 4°. voorschrift III/2, tweede lid, onderdeel 2;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid;

    • 2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft en waarbij het in het vijfde lid bedoelde niveau alle zeeschepen betreft;

    • 3°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en

    • 4°. sectie A-III/2, eerste tot en met zevende lid, met uitzondering van de aspecten voorstuwing door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij het in het vierde lid bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige alle zeeschepen betreft; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.2. Kennisbewijs stuurman-werktuigkundige kleine zeeschepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman-werktuigkundige kleine zeeschepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;

    • 2°. voorschrift II/2, vierde lid, onderdeel 3;

    • 3°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5; en

    • 4°. voorschrift III/3, tweede lid, onderdeel 2;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot met zesde lid;

    • 2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid, bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft en het in vijfde lid bedoelde niveau zeeschepen van minder dan 3.000 GT betreft;

    • 3°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en

    • 4°. sectie A-III/2, eerste tot en met zevende lid, met uitzondering van de aspecten voorstuwing door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij het in het vierde lid bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige zeeschepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen betreft; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.3. Kennisbewijs stuurman alle zeeschepen en stuurman waterbouw

Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman alle zeeschepen of stuurman waterbouw:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6; en

    • 2°. voorschrift II/2, tweede lid, onderdeel 2;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en het tweede tot en met zesde lid; en

    • 2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid bedoelde kennisniveau de functie van kapitein betreft en waarbij het in het vijfde lid bedoelde kennisniveau alle zeeschepen betreft; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, waarvan zes maanden gedurende wachtwerkzaamheden op de brug, onder bijhouding van een door of namens de kapitein af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.4. Kennisbewijs wachtstuurman tot 3.000 GT

Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtstuurman tot 3.000 GT:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6; en

    • 2°. voorschrift II/2, vierde lid, onderdeel 3;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid; en

    • 2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft en het in het vijfde lid, bedoelde niveau zeeschepen van minder dan 3.000 GT betreft; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, waarvan zes maanden gedurende wachtwerkzaamheden op de brug, onder bijhouding van een door of namens de kapitein af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.5. Kennisbewijs scheepswerktuigkundige alle zeeschepen en scheepswerktuigkundige waterbouw

Voor de afgifte van het kennisbewijs scheepswerktuigkundige alle zeeschepen of scheepswerktuigkundige waterbouw:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5; en

    • 2°. voorschrift III/2, tweede lid, onderdeel 2;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en

    • 2°. sectie A-III/2, eerste tot en met zesde lid, met uitzondering van de aspecten voorstuwing door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige alle zeeschepen betreft; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, waarvan zes maanden gedurende wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.6. Kennisbewijs wachtwerktuigkundige tot 3.000 kW

Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtwerktuigkundige tot 3.000 kW:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5; en

    • 2°. voorschrift III/3, tweede lid, onderdeel 2;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en

    • 2°. sectie A-III/3, eerste tot en met zevende lid, met uitzondering van de aspecten voorstuwing door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige zeeschepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen betreft; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, waarvan zes maanden gedurende wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.7. Kennisbewijs schipper-machinist beperkt werkgebied

Voor de afgifte van het kennisbewijs schipper-machinist beperkt werkgebied:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift II/3, vierde lid, onderdelen 2.2.1, 3 tot en met 5; en

    • 2°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdeel 4;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-II/3, eerste tot en met zesde lid, met uitzondering van de aspecten opgenomen in de secties A-VI/2 en A-VI/3; en

    • 2°. sectie A-III/1; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste zes maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.8. Kennisbewijs officier elektrotechniek alle zeeschepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs officier elektrotechniek alle zeeschepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift III/6, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 4, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-III/6, eerste tot en met vijfde lid, van de STCW-code; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, waarvan zes maanden gedurende wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.9. Kennisbewijs gezel elektrotechniek alle zeeschepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs gezel elektrotechniek alle zeeschepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift III/7, tweede lid, onderdelen 2 en 3, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-III/7, eerste tot en met derde lid, van de STCW-code; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste drie maanden diensttijd opgedaan, onder bijhouding van een door of namens de hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.10. Kennisbewijs gekwalificeerd gezel dek alle zeeschepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs gekwalificeerd gezel dek alle zeeschepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift II/5, tweede lid, onderdelen 2 en 4, bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-II/5, eerste tot en met derde lid, van de STCW-code; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste zes maanden diensttijd opgedaan, onder bijhouding van een door of namens de kapitein af te tekenen stageboek, terwijl hij in het bezit is van de vaarbevoegdheid wachtlopend gezel dek alle zeeschepen.

Artikel 3.4.11. Kennisbewijs gekwalificeerd gezel machinekamer alle zeeschepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs gekwalificeerd gezel machinekamer alle zeeschepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift III/5, tweede lid, onderdelen 2 en 4, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-III/5, eerste tot en met derde lid, van de STCW-code; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste zes maanden diensttijd opgedaan, onder bijhouding van een door of namens de hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek, terwijl hij in het bezit is van de vaarbevoegdheid wachtlopend gezel machinekamer alle zeeschepen.

Artikel 3.4.12. Kennisbewijs gekwalificeerd gezel dek en machinekamer alle zeeschepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs gekwalificeerd gezel dek en machinekamer alle zeeschepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift II/5, tweede lid, onderdelen 2 en 4; en

    • 2°. voorschrift III/5, tweede lid, onderdelen 2 en 4;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-II/5, eerste tot en met derde lid; en

    • 2°. sectie A-III/5, eerste tot en met derde lid; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit werkzaamheden op de brug en uit werkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek, terwijl hij in het bezit is van de vaarbevoegdheid wachtlopend gezel dek en machinekamer alle zeeschepen.

Artikel 3.4.13. Kennisbewijs wachtlopend gezel dek alle zeeschepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtlopend gezel dek alle zeeschepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift II/4, tweede lid, onderdelen 2 en 3; en

    • 2°. voorschrift II/4, derde lid;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-II/4, eerste tot en met vierde lid, van de STCW-code; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twee maanden diensttijd opgedaan met betrekking tot het verrichten van werkzaamheden op het gebied van de brugwacht, onder bijhouding van een door of namens de kapitein af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.14. Kennisbewijs wachtlopend gezel machinekamer alle zeeschepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtlopend gezel machinekamer alle zeeschepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift III/4, lid 2, onderdelen 2 en 3; en

    • 2°. voorschrift III/4, derde lid;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-III/4, eerste tot en met vierde lid, van de STCW-code; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twee maanden diensttijd opgedaan met betrekking tot het verrichten van werkzaamheden op het gebied van de machinekamerwacht, onder bijhouding van een door of namens de hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.15. Kennisbewijs wachtlopend gezel dek en machinekamer alle zeeschepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtlopend gezel dek en machinekamer alle zeeschepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift II/4, tweede lid, onderdelen 2 en 3;

    • 2°. voorschrift II/4, derde lid;

    • 3°. voorschrift III/4, tweede lid, onderdelen 2 en 3; en

    • 4°. voorschrift III/4, derde lid;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-II/4, eerste tot en met vierde lid; en

    • 2°. sectie A-III/4, eerste tot en met vierde lid; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste vier maanden diensttijd opgedaan die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.16. Kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW4

Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW4:

  • a. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk II, voorschriften 1, 2 en 5, van de bijlage bij het STCW F-verdrag;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW4; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder het bijhouden van een door of namens de schipper af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.17. Kennisbewijs stuurman vissersvaartuigen S4

Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman vissersvaartuigen S4:

  • a. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk II, voorschriften 1 en 2, van de bijlage bij het STCW F-verdrag;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie stuurman vissersvaartuigen S4; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, waarvan gedurende zes maanden wachtwerkzaamheden op de brug, onder het bijhouden van een door of namens de schipper af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.18. Kennisbewijs werktuigkundige alle vissersvaartuigen W4

Voor de afgifte van het kennisbewijs werktuigkundige vissersvaartuigen W4:

  • a. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk II, voorschrift 5, van de bijlage bij het STCW F-verdrag;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie werktuigkundige vissersvaartuigen W4; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, waarvan gedurende zes maanden wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder het bijhouden van een door of namens de schipper af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.19. Kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW5

Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW5:

  • a. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk II, voorschriften 1, 2 en 5, van de bijlage bij het STCW F-verdrag;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie stuurman-werktuigkundige alle vissersvaartuigen SW5; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder het bijhouden van een door of namens de schipper af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.20. Kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW6

Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW6:

  • a. voldoet de aanvrager aan de hoofdstuk II, voorschriften 2 tot en met 5, van de bijlage bij het STCW F-verdrag;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW6; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste zes maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder het bijhouden van een door of namens de schipper af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.21. Bekwaamheidsbewijs stuurman grote zeilvaart

  • 1 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs stuurman grote zeilvaart:

    • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

      • 1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2, 3 en 5, en

      • 2°. voorschrift II/2, vierde lid, onderdeel 3;

    • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die de aspecten materialen, tuigage, scheepsvormen, dynamische stabiliteit van zeilschepen omvat en voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

      • 1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid; en

      • 2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft, het in het vijfde lid bedoelde niveau zeeschepen van minder dan 3.000 GT betreft; en

    • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan onder bijhouding van een door of namens de kapitein af te tekenen stageboek.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, kan de aanvrager die in het bezit is van het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart, bedoeld in artikel 3.2.22, volstaan met een diensttijd van ten minste zes maanden.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, kan de aanvrager die in het bezit is van een geldig vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie maritiem officier, stuurman zeeschepen van minder dan 3.000 GT of stuurman alle zeeschepen, volstaan met een diensttijd van ten minste twee maanden.

Artikel 3.4.22. Bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart:

  • a. voldoet de aanvrager aan:

    • 1°. voorschrift II/3, vierde lid, onderdelen 1, 4 en 5, voor zover het sectie A-VI/1, onderdeel 2, van de STCW-code betreft; en

    • 2°. voorschrift VI/3 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die de aspecten materialen, tuigage, scheepsvormen, dynamische stabiliteit en behandeling van zeilschepen omvat en voldoet aan sectie A-II/3, eerste tot en met zevende, van de STCW-code, met uitzondering van de aspecten behandeling en stuwen van lading; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste zes maanden diensttijd opgedaan onder bijhouding van een door of namens de kapitein af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.23. Kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom nautisch

Voor de afgifte van het kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom nautisch (Crohonummer 34384):

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;

    • 2°. voorschrift II/2, tweede lid, onderdeel 2; en

    • 3°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en het tweede tot en met zesde lid;

    • 2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft en waarbij het in het vijfde lid, bedoelde niveau alle zeeschepen betreft; en

    • 3°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.24. Kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom technisch

Voor de afgifte van het kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom technisch (Crohonummer 34384):

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;

    • 2°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5; en

    • 3°. voorschrift III/2, tweede lid, onderdeel 2;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid;

    • 2°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde en negende lid; en

    • 3°. sectie A-III/2, eerste tot en met zevende lid, met uitzondering van de aspecten voorstuwing door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij het in het vierde lid bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige alle zeeschepen betreft; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.25. Kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom technisch en ETO

Voor de afgifte van het kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom technisch en ETO (Crohonummer 34384):

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;

    • 2°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5;

    • 3°. voorschrift III/2, tweede lid, onderdeel 2; en

    • 4°. voorschrift III/6, tweede lid, onderdeel 2;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid;

    • 2°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid;

    • 3°. sectie A-III/2, eerste tot en met zevende lid, met uitzondering van de aspecten voorstuwing door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij het in het vierde lid, bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige alle zeeschepen betreft; en

    • 4°. sectie A-III/6; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.26. Kennisbewijs middelbaar maritiem officier alle zeeschepen, semi-duaal – uitstroom nautisch koopvaardij en waterbouw

Voor de afgifte van het kennisbewijs middelbaar maritiem officier alle zeeschepen, Nautisch Koopvaardij of Waterbouw (Crebonummers 25680 en 25681):

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;

    • 2°. voorschrift II/2, tweede lid, onderdeel 2; en

    • 3°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid;

    • 2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid, bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft en waarbij het in onderdeel 5 bedoelde niveau alle zeeschepen betreft; en

    • 3°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.27. Kennisbewijs middelbaar maritiem officier alle zeeschepen, semi-duaal – uitstroom nautisch visserij

Voor de afgifte van het kennisbewijs middelbaar maritiem officier alle zeeschepen, semi-duaal – uitstroom nautisch visserij Nautisch Visserij (Crebonummer 25682):

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;

    • 2°. voorschrift II/2, tweede lid, onderdeel 2; en

    • 3°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5;

  • b. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk II, voorschrift 1 en 2, van de bijlage bij het STCW F-verdrag;

  • c. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid;

    • 2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid, bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft en waarbij het in onderdeel 5 bedoelde niveau alle zeeschepen betreft; en

    • 3°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en

  • d. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel c bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de kapitein, schipper of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.28. Kennisbewijs middelbaar maritiem officier alle zeeschepen, semi-duaal – uitstroom technisch

Voor de afgifte van het kennisbewijs middelbaar maritiem officier alle zeeschepen, semi-duaal – uitstroom technisch (Crebonummer 25683):

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;

    • 2°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5; en

    • 3°. voorschrift III/2, tweede lid, onderdeel 2;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, tweede tot en met zesde lid;

    • 2°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en

    • 3°. sectie A-III/2, eerste tot en met zevende lid, met uitzondering van de aspecten voorstuwing door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij het in het vierde lid, bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige alle zeeschepen betreft; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.29. Kennisbewijs maritiem officier kleine zeeschepen, semi-duaal – uitstroom nautisch koopvaardij

Voor de afgifte van het kennisbewijs maritiem officier kleine zeeschepen, semi-duaal – nautisch koopvaardij (Crebonummer 25677):

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;

    • 2°. voorschrift II/2, vierde lid, onderdeel 3; en

    • 3°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid;

    • 2°. sectie A-II/2, eerste tot en met zevende lid, waarbij het in het vierde lid, bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft en het in onderdeel 5 bedoelde niveau zeeschepen van minder dan 3.000 GT betreft; en

    • 3°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.30. Kennisbewijs maritiem officier kleine zeeschepen, semi-duaal – uitstroom nautisch visserij

Voor de afgifte van het kennisbewijs maritiem officier kleine zeeschepen – uitstroom nautisch visserij (Crebonummer 25678):

  • a. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk II, voorschriften 1, 2 en 5, van de bijlage bij het STCW F-verdrag;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie Maritiem Officier Kleine zeeschepen, Nautisch, Visserij; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder het bijhouden van een door of namens de schipper af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.31. Kennisbewijs maritiem officier kleine zeeschepen, semi-duaal – uitstroom technisch

Voor de afgifte van het kennisbewijs maritiem officier kleine zeeschepen, technisch (Crebonummer 25679):

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993:

    • 1°. voorschrift II/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 6;

    • 2°. voorschrift III/1, tweede lid, onderdelen 2 tot en met 5; en

    • 3°. voorschrift III/3, tweede lid, onderdeel 2;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-code:

    • 1°. sectie A-II/1, eerste lid, onderdeel 1, en tweede tot en met zesde lid;

    • 2°. sectie A-III/1, eerste tot en met zesde lid, en negende lid; en

    • 3°. sectie A-III/2, eerste tot en met zevende lid, met uitzondering van de aspecten voorstuwing door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij het in het vierde lid, bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige zeeschepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen betreft; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste twaalf maanden diensttijd opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door of namens de kapitein of hoofdwerktuigkundige af te tekenen stageboek.

Artikel 3.4.32. Kennisbewijs MBO-keuzedeel STCW ladingbehandeling en stuwage management niveau

Voor de afgifte van het kennisbewijs MBO-keuzedeel STCW ladingbehandeling en stuwage management niveau (K1212):

  • a. voldoet de aanvrager aan tabel A-II/2 van de STCW-code, voor wat betreft het kennisniveau functie kapitein en het niveau zeeschepen van minder dan 3.000 GT;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van het keuzedeel overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie STCW ladingbehandeling en stuwage management niveau (K1212); en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste drie maanden diensttijd opgedaan.

Artikel 3.4.33. Kennisbewijs MBO-keuzedeel visserij

Voor de afgifte van het kennisbewijs MBO-keuzedeel visserij (K1244):

  • a. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van het keuzedeel overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in artikel 1.1.1 de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie keuzedeel visserij (K1244); en

  • b. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel a bedoelde opleiding gedurende ten minste drie maanden diensttijd opgedaan.

Paragraaf 3.5. Aanvullende beroepseisen en afgifte bekwaamheidsbewijzen

Artikel 3.5.1. Bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

  • 2 Sectie A-VI/1, vierde lid, van de STCW-code is van toepassing op de herhalingstraining, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.5.2. Bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers

  • 1 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers, bedoeld in artikel 3.5.2, eerste lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan voldoet aan sectie A-VI/1, tweede lid, van de STCW-code, en de eisen met betrekking tot de module visserij zoals opgenomen in bijlage 3.

  • 2 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs van de herhalingstraining basisveiligheid voor vissers, bedoeld in artikel 3.5.2, vierde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan die voldoet aan sectie A-VI/1, tweede lid, van de STCW-code, en de eisen met betrekking tot de module visserij zoals opgenomen in bijlage 3.

Artikel 3.5.3. Bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

  • 1 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen, bedoeld in artikel 3.5.3, eerste lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/2, eerste tot en met vierde lid, van de STCW-code.

  • 2 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs van de herhalingstraining reddingmiddelen, bedoeld in artikel 3.5.3, vierde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/2, vijfde lid, van de STCW-code.

  • 3 Sectie A-VI/2, zesde lid, van de STCW-code is van toepassing op de herhalingstraining, bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4 Ten aanzien van zeilschepen van minder dan 500 GT kan worden volstaan met het bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen zeilschepen van minder dan 500 GT.

  • 5 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen zeilschepen van minder dan 500 GT, bedoeld in het vierde lid, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die de in bijlage 9 genoemde onderdelen beslaat.

Artikel 3.5.4. Bekwaamheidsbewijs snelle hulpverleningsboten

  • 1 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs snelle hulpverleningsboten, bedoeld in artikel 3.5.3, tweede lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/2, zevende tot en met tiende lid, van de STCW-code.

  • 2 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs van de herhalingstraining snelle hulpverleningsboten, bedoeld in artikel 3.5.3, vierde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/2, onderdeel 11, van de STCW-code.

  • 3 Sectie A-VI/2, twaalfde lid, van de STCW-code is van toepassing op de herhalingstraining, bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 3.5.5. Bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

  • 1 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden, bedoeld in artikel 3.5.4, eerste lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/3, eerste tot en met vierde lid, van de STCW-code.

  • 2 Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs van de herhalingstraining brandbestrijding voor gevorderden, bedoeld in artikel 3.5.4, derde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/3, vijfde lid, van de STCW-code.

  • 3 Sectie A-VI/3, zesde lid, van de STCW-code is van toepassing op de herhalingstraining, bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 3.5.6. Bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord van een zeeschip, bedoeld in artikel 3.5.5, eerste lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/4, eerste tot en met derde lid, van de STCW-code.

Artikel 3.5.7. Bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord, bedoeld in artikel 3.5.5, tweede lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/4, vierde tot en met zesde lid, van de STCW-code.

Artikel 3.5.8. Bekwaamheidsbewijs scheepsbeveiligingsfunctionaris

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs scheepsbeveiligingsfunctionaris, bedoeld in artikel 3.5.6, eerste lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/5, eerste tot en met vierde lid, van de STCW-code.

Artikel 3.5.9. Bekwaamheidsbewijs uitvoering beveiligingstaken

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs uitvoering beveiligingstaken, bedoeld in artikel 3.5.6, tweede lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/6, zesde tot en met achtste lid, van de STCW-code.

Artikel 3.5.10. Bekwaamheidsbewijs bewustwording scheepsbeveiliging

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs bewustwording scheepsbeveiliging, bedoeld in artikel 3.5.6, derde lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/6, vierde lid, van de STCW-code.

Artikel 3.5.11. Bekwaamheidsbewijs scheepskok

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs scheepskok, bedoeld in artikel 2.4.4, tweede lid, van het besluit:

  • a. is de aanvrager in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs als scheepskok, afgegeven voor 1 februari 2002, en heeft hij na de verkrijging van dat vaarbevoegdheidsbewijs een diensttijd behaald van ten minste 36 maanden als scheepskok bij een Nederlandse zeewerkgever; of

  • b. heeft de aanvrager een diensttijd behaald van ten minste één maand in de kombuis van een zeeschip en is hij in het bezit van een kennisbewijs van een opleiding tot kok die ten minste de volgende aspecten bevat:

    • 1°. praktische kookvaardigheden;

    • 2°. voeding en persoonlijke hygiëne;

    • 3°. opslag van levensmiddelen;

    • 4°. voorraadcontrole;

    • 5°. milieubescherming; en

    • 6°. gezondheid en veiligheid met betrekking tot maaltijdverzorging.

Artikel 3.5.12. Bekwaamheidsbewijs wetgeving en openbaar gezag

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs wetgeving en openbaar gezag, bedoeld in artikel 3.1.10, eerste lid, van het besluit, heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die de in bijlage 4 genoemde onderdelen beslaat.

Artikel 3.5.13. Bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N

Voor de afgifte van een bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N, benodigd om in aanmerking te komen voor een vaarbevoegdheidsbewijs kapitein als bedoeld in artikel 3.2.3 van het besluit heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die de in bijlage 5 genoemde onderdelen beslaat.

Artikel 3.5.14. Bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W

Voor de afgifte van een bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W, benodigd om in aanmerking te komen voor een vaarbevoegdheidsbewijs hoofdwerktuigkundige als bedoeld in artikel 3.2.12 van het besluit heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die de in bijlage 6 genoemde onderdelen beslaat.

Artikel 3.5.15. Bekwaamheidsbewijs aanvulling-N voor reizen nabij de kust (EEZ)

Voor de afgifte van een bekwaamheidsbewijs aanvulling-N reizen nabij de kust in de EEZ, om in aanmerking te komen voor een vaarbevoegdheidsbewijs kapitein als bedoeld in artikel 3.2.8 van het besluit heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die de in bijlage 7 genoemde onderdelen beslaat.

Artikel 3.5.16. Bekwaamheidsbewijs aanvulling-W voor reizen nabij de kust (EEZ)

Voor de afgifte van een bekwaamheidsbewijs aanvulling-W reizen nabij de kust in de EEZ, om in aanmerking te komen voor een vaarbevoegdheidsbewijs hoofdwerktuigkundige als bedoeld in artikel 3.2.13 van het besluit heeft de aanvrager met goed gevolg een door de minister erkende training afgerond die de in bijlage 8 genoemde onderdelen beslaat.

Paragraaf 3.6. Medische geschiktheid

Artikel 3.6.1. Eisen keuringsarts

  • 1 Een door de minister als keuringsarts aangewezen geneeskundige voldoet aan de voorwaarden opgenomen in bijlage 10.

  • 2 Een door de minister als keuringsarts erkend geneeskundige voldoet aan de voorwaarden opgenomen in bijlage 11.

Artikel 3.6.2. Bij keuring over te leggen en te controleren bescheiden

  • 1 De keuringsarts controleert voorafgaand aan de keuring:

    • a. het identiteitsbewijs van de keurling;

    • b. de keuringsstatus van de keurling, teneinde na te gaan of de keurling reeds door een andere keuringsarts is afgekeurd;

    • c. in geval de keurling afkomstig is uit of woont in een door de Wereldgezondheidsorganisatie aangewezen risicogebied, de uitslag van een onderzoek op tuberculose dat niet langer dan één maand voorafgaand aan de keuring heeft plaatsgevonden;

    • d. indien van toepassing, een geldige ontheffing als bedoeld in artikel 3.6.3, vierde lid, van het besluit, afgegeven namens de minister door de Medisch Adviseur Scheepvaart.

Artikel 3.6.3. Keuring en geneeskundig onderzoek

  • 1 De keuring vindt plaats met inachtneming van de keuringsaanwijzingen en overeenkomstig de medische maatstaven opgenomen in bijlage 12 en appendix A tot en met E van Guidelines on the medical examinations of seafarers van de International Labour Office, Sectoral Activities Programme van de International Migration Organization 2013 (ILO/IMO/JMS/2011/12).

  • 2 De instructies van de Medisch Adviseur Scheepvaart tijdens de keuring worden opgevolgd.

  • 3 Bij de keuring maakt de keuringsarts gebruik van het keuringsformulier, opgenomen in bijlage 13. De keuringsarts bewaart het keuringsformulier en eventuele andere stukken die betrekking hebben op het onderzoek gedurende de termijn en op de wijze, bepaald bij of krachtens de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst.

  • 4 De keuring van de algemene lichamelijke geschiktheid omvat een onderzoek naar de voorheen doorgemaakte ziekten en overkomen ongevallen (anamnese), de in de familie voorkomende erfelijke en chronische ziekten (familieanamnese), een algemene beoordeling van de geestelijke gesteldheid van de keurling, chemisch onderzoek van urine, alsmede een algemeen onderzoek van het lichaam, het gezichtsorgaan en het gehoororgaan op een dusdanige wijze dat kan worden vastgesteld of de kandidaat voldoet aan de maatstaven, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.6.4. Specialistisch rapport of deelonderzoek

  • 1 Indien op grond van de medische eisen, bedoeld in artikel 3.6.3, eerste lid, een specialistisch rapport is voorgeschreven of bij twijfel of wordt voldaan aan de medische eisen, vraagt de keuringsarts informatie op bij de behandelend arts.

  • 2 Bij het ontbreken van voldoende informatie verwijst de keuringsarts de keurling voor een deelonderzoek naar een specialist.

  • 3 De keuring wordt door de keuringsarts afgerond na ontvangst van de informatie van de behandelend arts of de uitslag van het specialistisch deelonderzoek.

Artikel 3.6.5. Afgifte geneeskundige verklaring bij goedkeuring

  • 1 De keuringsarts die een keuring heeft verricht waarvan de uitslag gunstig is, overhandigt aan de keurling een geneeskundige verklaring zeevaart ter ondertekening door de keurling.

  • 2 Op de verklaring worden in ieder geval de functiecategorie, geldigheidsduur en -gebied vermeld.

  • 3 De keuringsarts bekrachtigt de door de keurling ondertekende geneeskundige verklaring zeevaart met zijn handtekening en naamstempel.

  • 4 Het model voor de geneeskundige verklaring zeevaart is opgenomen in bijlage 14.

Artikel 3.6.6. Verklaring van medische ongeschiktheid

  • 1 Indien de afgifte van een geneeskundige verklaring zeevaart wordt geweigerd, deelt de keuringsarts dit aan de keurling mede onder vermelding van de reden of redenen tot afkeuring. De keuringsarts deelt tevens mede dat de keurling recht heeft op een herkeuring.

  • 2 De keuringsarts overhandigt aan de keurling een exemplaar van de verklaring van medische ongeschiktheid en vermeldt daarop de reden of redenen tot afkeuring.

  • 3 De weigering tot afgifte kan slechts geschieden indien de volledige keuring is uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 3.6.3 en 3.6.4.

  • 4 Van iedere afkeuring voor de zeevaart doet de keuringsarts onverwijld mededeling aan de Medisch Adviseur Scheepvaart door middel van een verklaring van medische ongeschiktheid, waarin de reden of redenen tot afkeuring zijn vermeld.

  • 5 Indien de keuringsarts bij een onderzoek op grond van artikel 33, tweede lid, van de wet bemerkt dat de keurling tijdelijk dan wel blijvend ongeschikt is voor de zeevaart, handelt hij als beschreven in het eerste tot en met vijfde lid.

  • 6 De keurling die een herkeuring wenst, richt zich daartoe tot een medisch scheidsrechter als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de wet onder overlegging van diens exemplaar van het de verklaring van medische ongeschiktheid.

Artikel 3.6.7. Herkeuring

  • 1 Indien de keuringsarts de geneeskundige verklaring zeevaart niet kan afgeven vanwege tijdelijke ongeschiktheid kan herkeuring uitsluitend plaatsvinden door dezelfde keuringsarts die de keurling ongeschikt heeft bevonden, tenzij de keurling gebruik wenst te maken van het recht tot herkeuring door een aangewezen medisch scheidsrechter.

  • 2 Indien de keuringsarts de geneeskundige verklaring zeevaart niet kan afgeven vanwege blijvende ongeschiktheid kan herkeuring uitsluitend plaatsvinden door een aangewezen medisch scheidsrechter.

Artikel 3.6.8. Handelwijze medisch scheidsrechter bij herkeuring

  • 1 Bij het uitvoeren van een herkeuring zijn de artikelen 3.6.3 en 3.6.4 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat reeds door de keuringsarts in orde bevonden onderdelen van de keuring niet behoeven te worden herhaald tenzij over de uitslag twijfel bestaat.

  • 2 In voorkomende gevallen kan de herkeuring bestaan uit het uitsluitend beoordelen van de ter beschikking staande medische gegevens.

  • 3 Ingeval van een gunstige uitslag van de herkeuring is artikel 3.6.5 van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 3.7. Erkenning maritieme trainingsinstituten en trainingen

Artikel 3.7.1. Algemeen

Een training als bedoeld in deze regeling:

  • a. wordt verzorgd door een door de minister erkend trainingsinstituut; en

  • b. is door de minister erkend.

Artikel 3.7.2. De aanvraag tot erkenning van een instituut

  • 1 Een trainingsinstituut dient een aanvraag om erkenning schriftelijk in bij de minister.

  • 2 Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. de naam van het trainingsinstituut; en

    • b. een afschrift van het door het trainingsinstituut gehanteerde management- en kwaliteitssysteem, alsmede een rapport betreffende het functioneren ervan opgemaakt door een van het trainingsinstituut onafhankelijke instantie of certificerende instelling.

Artikel 3.7.3. Beoordeling van de aanvraag

Een trainingsinstituut wordt door de minister erkend voor een periode van niet meer dan vijf jaar:

  • a. indien de documentbeoordeling van het management- en kwaliteitssysteem op de volgende onderdelen akkoord is bevonden door de Inspectie Leefomgeving en Transport:

    • 1°. Het deelnemers inschrijving- en registratiesysteem;

    • 2°. Het deelnemers competentie- of certificaat register;

    • 3°. Het competentie management van docenten en instructeurs;

    • 4°. Het kwaliteitsmanagement van de lesmiddelen en de faciliteiten;

    • 5°. Het kwaliteitsmanagement van de afzonderlijke trainingen;

    • 6°. Het vastgesteld beleid met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens op grond van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2009/L 119), bij het gebruik van computer en online registratie van de trainingen, Learning Management Systemen (LMS), e-learning, les en assessment applicaties met het bijbehorende cursisten identificatie systeem, indien van toepassing;

    • 7°. het vastgestelde examenreglement; en

  • b. na een positieve documentbeoordeling, zo nodig nadat de werking van het management- en kwaliteitssysteem van het trainingsinstituut op de locatie van het trainingsinstituut door de Inspectie Leefomgeving en Transport positief is beoordeeld.

Artikel 3.7.4. Aanvullende eisen

  • 1 Het management- en kwaliteitssysteem voldoet aan NEN-EN-ISO 9001 of een gelijkwaardig management- en kwaliteitssysteem voor wat betreft productontwikkeling en productkwaliteitszorg.

  • 2 De werking van het management- en kwaliteitssysteem van een trainingsinstituut als bedoeld in artikel 3.7.3, eerste lid, onder a, wordt beoordeeld door een onafhankelijke certificerende instelling.

  • 3 Het trainingsinstituut beschikt over een register van afgegeven bekwaamheidsbewijzen of trainingscertificaten.

  • 5 In afwijking van het vierde lid voldoet het trainingsinstituut in het geval van trainingen die niet voortkomen uit richtlijn (EU) 2022/993 aan de eisen vastgelegd in de toepasselijke verdragen en codes.

Artikel 3.7.5. Erkennen van een training

  • 1 Een erkend trainingsinstituut dient voor elke afzonderlijke training een aanvraag om erkenning in bij de minister.

  • 2 Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. de naam van de training;

    • b. het door het trainingsinstituut tijdens de training te gebruiken lesmateriaal;

    • c. een opgave van de voor de training te gebruiken apparatuur;

    • d. een lesplan, dat inzicht geeft in de inhoud en tijdsduur van de training en de te volgen examenprocedures of assessment procedure; en

    • e. het format van het bekwaamheidsbewijs of het trainingscertificaat dat wordt afgegeven door het trainingsinstituut.

  • 3 Een training wordt door de minister erkend indien:

    • a. ten behoeve van de documentbeoordeling ten minste de volgende onderdelen zijn overgelegd:

      • 1°. het lesplan;

      • 2°. het te gebruiken lesmateriaal;

      • 3°. de competentiecriteria van docenten en instructeurs; en

    • b. na een positieve documentbeoordeling de uitvoering van de training positief beoordeeld wordt, waarbij het bijwonen van een training of een onderdeel daarvan door een aangewezen ambtenaar onderdeel van de beoordeling kan zijn.

  • 3 Een training wordt erkend voor een periode van niet meer dan vijf jaar.

Artikel 3.7.6. Derden

  • 1 Een onderdeel van een training kan door een ander trainingsinstituut worden uitgevoerd indien dat instituut voor dat onderdeel erkend is door de minister.

  • 2 Indien een trainingsinstituut gebruik maakt van oefenobjecten op een locatie van derden en dit onderdeel geheel zelf verzorgt, blijkt dit uit de opgave van het lesmateriaal bedoeld in artikel 3.7.5, derde lid.

Artikel 3.7.7. Simulatoren

Indien een simulator deel uitmaakt van een training voldoet deze training/simulatie aan de eisen opgenomen in sectie A-I/12, deel A, van de STCW-code en aan de eisen die voortkomen uit de Leidraad Maritieme Simulator van de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Artikel 3.7.8. Reddingmiddelen en trainingsmiddelen

  • 1 Indien het gebruik van reddingmiddelen deel uitmaakt van een training voldoen de reddingsmiddelen aan de eisen opgenomen in de bij resolutie MSC.48(66) van de Algemene Vergadering van de IMO aangenomen Code inzake reddingsmiddelen (International Life-Saving Appliance Code, LSA-code);

  • 2 Certificering en beproeving van de gebruikte reddingmiddelen voldoen aan de eisen opgenomen in richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Richtlijn 96/98/EG van de Raad (PbEU 2014, L 257).

  • 3 Overige gebruikte trainingsmiddelen voldoen aan de vigerende wettelijke eisen en industriestandaarden.

Artikel 3.7.9. Het intrekken van de erkenning

  • 1 De minister kan de erkenning van een trainingsinstituut intrekken, indien:

    • a. de certificerende instelling, bedoeld in artikel 3.7.4, tweede lid, de certificering van het management- en kwaliteitsborgingssysteem heeft ingetrokken; of

    • b. er bij een tussentijdse controle dusdanige tekortkomingen zijn vastgesteld dat de kwaliteit van het trainingsinstituut niet langer is gegarandeerd.

  • 2 De minister kan de erkenning van een training intrekken, indien:

    • a. niet meer voldaan wordt aan de eisen gesteld aan het verlenen van de erkenning; of

    • b. bij een tussentijdse controle dusdanige tekortkomingen zijn vastgesteld dat de kwaliteit van de training niet langer is gegarandeerd.

Artikel 3.7.10. Administratieve bepaling

Bij beëindiging van een trainingsinstituut of trainingen verzorgd door een trainingsinstituut wordt het register, bedoeld in artikel 3.7.4, derde lid, overgedragen aan de minister, die dit register gedurende ten minste vijftig jaar bewaart.

Paragraaf 3.8. Bemanning zeilschepen minder dan 500 GT

Artikel 3.8.1. Afgifte en vernieuwen vaarbevoegdheidsbewijs voor het dienstdoen op zeilschepen van minder dan 500 GT

  • 2 Een vaarbevoegdheidsbewijs voor het dienstdoen op zeilschepen van minder dan 500 GT wordt door de minister afgegeven indien de aanvrager met de daarvoor benodigde bekwaamheidsbewijzen en diensttijd aantoont ten minste te voldoen aan de desbetreffende minimumeisen in de artikelen 3.8.4 tot en met 3.8.8.

  • 3 Een bekwaamheidsbewijs voor de zeilvaart mag ten hoogste vier jaar voor de afgifte van het gevraagde vaarbevoegdheidsbewijs zijn afgegeven.

  • 4 Een vaarbevoegdheidsbewijs is geldig tot ten hoogste vijf jaar na de datum van afgifte.

  • 5 Een geldig vaarbevoegdheidsbewijs of een aanvulling daarop kan worden vernieuwd indien de houder heeft dienstgedaan in een naar het oordeel van de minister relevante functie waarvoor een vaarbevoegdheid is vereist en die door de houder op grond van de aan hem toegekende vaarbevoegdheden mocht worden vervuld of in een andere, bij regeling van de minister vastgestelde, daarmee vergelijkbare functie, gedurende ten minste:

    • a. diensttijd zeilschepen minder dan 500 GT van één seizoen in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing; of

    • b. diensttijd zeilschepen minder dan 500 GT van een half seizoen in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing.

Artikel 3.8.2. Vernieuwen vaarbevoegdheidsbewijs bij verstrijken geldigheid of onvoldoende diensttijd

  • 1 Een vaarbevoegdheidsbewijs of een aanvulling daarop waarvan de geldigheid niet langer dan vijf jaar is verstreken, wordt op aanvraag vernieuwd indien de houder:

    • a. een opleiding heeft gevolgd als bedoeld in de artikelen 3.4.22 of 3.4.23 en deze met succes heeft afgerond;

    • b. gedurende ten minste een diensttijd zeilschepen minder dan 500 GT van een half seizoen in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing in een naar het oordeel van de minister relevante functie boven de sterkte heeft dienstgedaan; of

    • c. gedurende ten minste een diensttijd zeilschepen minder dan 500 GT van een half seizoen in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing in een naar het oordeel van de minister relevante maar lagere functie heeft dienstgedaan dan waarvoor zijn ongeldig geworden vaarbevoegdheidsbewijs gold.

  • 2 De minister geeft op aanvraag een vaarbevoegdheidsbewijs af met een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden voor de vervulling van een functie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

  • 3 Een vaarbevoegdheidsbewijs waarvan de geldigheid langer dan vijf jaar is verstreken, wordt op aanvraag vernieuwd indien de houder voorafgaand aan de aanvraag een opleiding heeft gevolgd als bedoeld in de artikelen 3.4.22 of 3.4.23 en deze met succes heeft afgerond.

Artikel 3.8.3. Verloren gegaan vaarbevoegdheidsbewijs

  • 1 Een vaarbevoegdheidsbewijs dat verloren is gegaan kan door de minister worden vervangen door een duplicaat, waarvan de einddatum overeenkomt met de einddatum op het originele document.

  • 2 Indien de aanvrager van een duplicaat aanspraak kan maken op vernieuwing van het vaarbevoegdheidsbewijs, wordt hem desgevraagd met inachtneming van het derde lid een vaarbevoegdheidsbewijs afgegeven.

Artikel 3.8.4. Bekwaamheidsbewijzen en diensttijd

[Toekomstige wijziging(en) op 01-07-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.]

Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie kapitein zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden zeilvaart III en IV, is ten minste vereist:

  • a. het bekwaamheidsbewijs stuurman grote zeilvaart;

  • b. het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid;

  • c. het bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord;

  • d. het bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord;

  • e. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

  • f. het algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie; en

  • g. een diensttijd zeilschepen minder dan 500 GT van twee seizoenen als wachtstuurman zeilvaart.

Artikel 3.8.5. Vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie kapitein zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in vaargebied I

[Toekomstige wijziging(en) op 01-07-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.]

  • 1 Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie kapitein zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden zeilvaart I, II en IIIA, is ten minste vereist:

    • a. het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart;

    • b. het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid;

    • c. het bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord;

    • d. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • e. het beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie; en

    • f. een diensttijd zeilschepen minder dan 500 GT van twee seizoenen als wachtstuurman zeilvaart aan boord van zeilschepen, waarbij ten hoogste één seizoen op binnenwater is behaald.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel f, volstaat een diensttijd van twee seizoenen als wachtstuurman zeilvaart aan boord van zeilschepen op binnenwater voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs als kapitein zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden zeilvaart I en II.

Artikel 3.8.6. Vaarbevoegdheidsbewijs als wachtstuurman zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden III en IV

[Toekomstige wijziging(en) op 01-07-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.]

Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs als wachtstuurman zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden zeilvaart III en IV, is ten minste vereist:

  • a. het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart;

  • b. het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid;

  • c. het bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord;

  • d. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

  • e. het algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie; en

  • f. de leeftijd van achttien jaar.

Artikel 3.8.7. Vaarbevoegdheidsbewijs als wachtstuurman zeilvaart

[Toekomstige wijziging(en) op 01-07-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.]

Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs als wachtstuurman zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden zeilvaart I, II en IIIA, is ten minste vereist:

  • a. het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart;

  • b. het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid;

  • c. het bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord;

  • d. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

  • e. het beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie; en

  • f. de leeftijd van achttien jaar.

Artikel 3.8.8. Vaarbevoegdheidsbewijs als gezel zeilvaart

Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs als gezel zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT, is ten minste vereist:

  • a. een schriftelijke verklaring van de kapitein van een Nederlands zeilschip dat de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van bekwaamheid, bedoeld in sectie A-II/4 van de STCW-code;

  • b. het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid;

  • c. een diensttijd van 1 seizoen als aankomend gezel zeilvaart, die op een zeilschip in de zeevaart of de binnenvaart is behaald. In geval van de binnenvaart wordt minimaal 180 vaardagen, in de functie van deksman of hoger, geregistreerd in een dienstboekje als bedoeld in artikel 5.11 van de Binnenvaartregeling; en

  • d. de leeftijd van zestien jaar.

Artikel 3.8.9. Landelijk Examenbureau voor de Beroepszeilvaart

  • 1 Een bekwaamheidsbewijs stuurman grote zeilvaart of stuurman kleine zeilvaart wordt afgegeven door het Landelijke Examenbureau voor de Beroepszeilvaart.

  • 2 Het Landelijk Examenbureau, bedoeld in het eerste lid, heeft rechtspersoonlijkheid.

  • 3 Aan het Landelijk Examenbureau zijn een Examencommissie, een College van Gecommitteerden en een College van Toezicht verbonden.

  • 4 De Examencommissie bestaat uit deskundigen uit het vakgebied en is belast met het opstellen van examens en de uitvoering daarvan.

  • 5 Het College van Gecommitteerden bestaat ten minste uit één vertegenwoordiger van de bedrijfstak, een vertegenwoordiger van de werknemers in de bedrijfstak, een vertegenwoordiger van de bekwaamheidsbewijshouders en een vertegenwoordiger van het onderwijs voor de beroepszeilvaart.

  • 6 Het College van Gecommitteerden kan worden aangevuld met deskundigen uit de Handelsvaart of de Koninklijke Marine.

  • 7 Het College van Gecommitteerden heeft tot taak:

    • a. het opzetten en bewaken van beroepsprofielen;

    • b. het vaststellen van de eindtermen documenten;

    • c. het goedkeuren van het door het bestuur van het Examenbureau opgestelde examenreglement; en

    • d. het bewaken van het kwaliteitsniveau van de schriftelijke en mondelinge examens.

  • 8 Het College van Toezicht is ten minste samengesteld uit één vertegenwoordiger van de bedrijfstak, een vertegenwoordiger van het onderwijs voor de beroepszeilvaart en een onafhankelijke jurist. Het College kiest uit zijn midden een voorzitter.

  • 9 Het Landelijk Examenbureau zendt jaarlijks aan de minister een rapportage van kwaliteitscontroles van het gehanteerde management- en kwaliteitssysteem, alsmede een afschrift van het rapport betreffende het functioneren ervan opgemaakt door een van het Landelijk Examenbureau onafhankelijke instantie of certificerende instelling.

  • 10 De rapportages, bedoeld in het negende lid, bevatten ten minste de geconstateerde tekortkomingen en de daaruit voortvloeiende acties voor verbetering.

  • 11 De bevoegdheid van het Landelijke Examenbureau tot het afgeven van de bekwaamheidsbewijzen, bedoeld in het eerste lid, kan worden ingetrokken, indien naar de mening van de minister uit de kwaliteitscontrole blijkt dat er ernstige tekortkomingen zijn geconstateerd, dan wel dat onvoldoende uitvoering wordt gegeven aan het implementeren van acties ter verbetering, waardoor de kwaliteit van de examinering onvoldoende is gewaarborgd.

Paragraaf 3.9. Beroepsvereisten Caribisch-Nederlandse schepen

Artikel 3.9.1. Bemanningscertificaat internationaal varend Caribisch-Nederlands schip

Artikel 3.9.2. Bemanning internationaal varend Caribisch-Nederlands schip

  • 1 De kapitein, diens plaatsvervanger of de werktuigkundige van een Caribisch-Nederlands schip is, voor zover dat vereist is op grond van het bemanningscertificaat, bedoeld in artikel 3.9.1, in het bezit van:

    • a. een geldig certificaat voor de op het bemanningscertificaat genoemde functie, afgegeven volgens hoofdstuk 10, deel A, onderdelen 1 en 2, van de SCV-code;

    • b. een bekwaamheidsbewijs basisveiligheid;

    • c. een geldige geneeskundige verklaring zeevaart of een gelijkwaardige verklaring afgegeven door een andere verdragspartij bij de SCV-code; en

    • d. een basiscertificaat marifonie, een beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie of een algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie als bedoeld in artikel 12 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008.

  • 2 Overige op het bemanningscertificaat genoemde bemanningsleden:

    • 1°. hebben de leeftijd van 16 jaar bereikt;

    • 2°. zijn in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basisveiligheid; en

    • 3°. zijn in het bezit van een geldige geneeskundige verklaring zeevaart of een gelijkwaardige verklaring afgegeven door een andere partij bij de SCV-code.

  • 3 Een geldig bemanningscertificaat, afgegeven door een andere verdragspartij bij de SCV-code volgens hoofdstuk 10, deel A, artikelen 1 en 2, van de SCV-code, onderdeel a, wordt door de minister vernieuwd indien de aanvrager:

    • a. met een door de scheepsbeheerder ondertekende verklaring als bedoeld in hoofdstuk 10, deel A, artikel 13.1, van de SCV-code heeft aangetoond gedurende drie jaar voorafgaand aan de vernieuwing ten minste 45 dagen te hebben dienstgedaan in een functie waarvoor het te vernieuwen certificaat is vereist, of met goed gevolg een door de minister erkende training heeft afgerond voor de op het bemanningscertificaat genoemde functie die ten minste voldoet aan bijlage 11, paragraaf 1 of 2, van de SCV-code; en

    • b. in het bezit is van een geldige geneeskundige verklaring zeevaart of een gelijkwaardige verklaring afgegeven door een andere verdragspartij bij de SCV-code.

  • 4 Een door de minister afgegeven certificaat dat verloren is gegaan kan worden vervangen door een duplicaat certificaat, waarvan de einddatum overeenkomt met de einddatum op het originele document.

  • 5 Een certificaat of verklaring als bedoeld in het eerste lid wordt door de houder op verzoek getoond aan een ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving of Transport, alsmede aan de personen aangewezen in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES.

Artikel 3.9.3. Regels aangaande de medische geschiktheid

De artikelen 31 tot en met 34 van de wet en paragraaf 3.6 van het besluit zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de verkrijging van een geldige geneeskundige verklaring zeevaart als bedoeld in artikel 3.9.2.

Artikel 3.9.4. Kapitein lokaal varend Caribisch-Nederlands schip

  • 1 De kapitein van een Caribisch-Nederlands schip is in het bezit van een geldig certificaat Boatmaster Grade 3 als bedoeld in artikel 5, deel A, van hoofdstuk 10, van de SCV-code of een ten minste gelijkwaardig certificaat afgegeven door een andere partij bij de SCV-code, indien de schipper:

  • 2 Een certificaat Boatmaster Grade 3 als bedoeld in het eerste lid, aanhef wordt door de minister afgegeven indien de aanvrager:

    • a. achttien jaar of ouder is;

    • b. met goed gevolg een door de minister erkende training heeft afgerond die ten minste voldoet aan de eisen voor Grade 3, bijlage 11, paragraaf 1, van de SCV-code; en

    • c. in het bezit is van geldige geneeskundige verklaring zeevaart, een gelijkwaardige verklaring afgegeven door een andere partij bij de SCV-code of een geldige door een arts ingevulde verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen, waaruit blijkt dat de keurling medisch geschikt is voor de functie kapitein lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen; en

    • d. een basiscertificaat marifonie, een beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie of een algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie als bedoeld in artikel 12 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008.

  • 3 Een certificaat Boatmaster Grade 3 als bedoeld in het eerste lid heeft een geldigheid van ten hoogste drie jaar.

  • 4 Een certificaat Boatmaster Grade 3 als bedoeld in het eerste lid wordt door de minister vernieuwd indien de aanvrager:

    • a. met een door de scheepsbeheerder ondertekenende verklaring als bedoeld in hoofdstuk 10, deel A, artikel 13.1, van de SCV-code heeft aangetoond dat gedurende drie jaar voorafgaand aan de vernieuwing ten minste vijfenveertig dagen is dienstgedaan in een functie waarvoor het certificaat Boatmaster Grade 3 is vereist, of dat met goed gevolg een door de minister erkende training heeft afgerond die ten minste voldoet aan de eisen voor Grade 3, bijlage 11, paragraaf 1, van de SCV-code; en

    • b. in het bezit is van een geldige geneeskundige verklaring zeevaart of een geldige door een arts ingevulde verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen, waaruit blijkt dat de keurling medisch geschikt is voor de functie kapitein lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen.

  • 5 Een certificaat dat verloren is gegaan kan door de minister worden vervangen door een duplicaat certificaat, waarvan de einddatum overeenkomt met de einddatum op het originele document.

Artikel 3.9.5. Beoordeling door keuringsarts

  • 1 Indien ten minste één van de vragen van de verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen als bedoeld in artikel 3.9.4, tweede lid, onderdeel c, met ‘ja’ is beantwoord, is de aanvrager in eerste aanleg niet medisch geschikt.

  • 2 Een aanvrager die in eerste aanleg niet medisch geschikt is kan verzoeken om een herbeoordeling bij een keuringsarts, waarna de aanvrager bij een positieve beoordeling een geneeskundige verklaring zeevaart verstrekt krijgt.

  • 3 Een geldige door een arts ingevulde verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen als bedoeld in artikel 3.9.4, tweede lid, onderdeel c, heeft een geldigheid van ten hoogste drie jaar.

Artikel 3.9.6. Model SCV-certificaten

Het model van de certificaten, bedoeld in de artikelen 3.9.2 en 3.9.4, is opgenomen in bijlage 10 van de SCV-code.

Artikel 3.9.7. Model Verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse zeeschepen

Het model van de verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen, bedoeld in artikel 3.9.4, tweede lid, onderdeel c, is opgenomen in bijlage 15.

Artikel 3.9.8. Buitenlandse certificaten

Een geldig certificaat dat op grond van hoofdstuk 10 van de SCV-code is afgegeven door een andere verdragspartij bij de SCV-code dat ten minste gelijkwaardig is met een certificaat als bedoeld in de artikelen 3.9.2 en 3.9.4 wordt daaraan gelijkgesteld.

Hoofdstuk 4. Werk- en leefomstandigheden

Paragraaf 4.1. Huisvesting en voorzieningen ten behoeve van zeevarenden aan boord van een zeeschip met een kiellegdatum van op of na 20 augustus 2013, niet zijnde een vissersvaartuig

Artikel 4.1.1. Reikwijdtebepaling

  • 1 Tenzij in een voorschrift van deze paragraaf uitdrukkelijk is bepaald dat dat voorschrift wel van toepassing is op een in onderdeel a of c bedoeld zeeschip, is deze paragraaf niet van toepassing op:

    • a. een zeeschip waarvan de kiel is gelegd of de bouw in een overeenkomstige fase van ontwikkeling was voor 20 augustus 2013, niet zijnde een vissersvaartuig;

    • b. een vissersvaartuig; en

    • c. een zeeschip dat ontworpen is om traditionele vaardigheden en zeemanschap aan te moedigen en te bevorderen en dat als levend cultuurmonument volgens de traditionele beginselen van zeemanschap en techniek wordt bestuurd.

  • 2 De artikelen 4.1.4 tot en met 4.1.8 zijn niet van toepassing op een zeeschip van minder dan 500 GT waarop de zeevarenden ten hoogste 13 uur per etmaal en ten hoogste 84 uur in elke periode van 7 dagen aan boord verblijven, indien:

    • a. per zeevarende een zitplaats in een dagverblijf beschikbaar is; en

    • b. per 6 zeevarenden of minder een toiletruimte, een wastafel en een bad of douche beschikbaar is.

Artikel 4.1.2. Verblijven voor zeevarenden

  • 1 De verblijven voldoen aan de in de onderstaande tabel opgenomen onderdelen van normen van het MLC-verdrag:

    stahoogte

    norm A3.1, zesde lid, onderdeel a, eerste volzin

    isolatie

    norm A3.1, zesde lid, onderdeel b

    te gebruiken materialen

    norm A3.1, zesde lid, onderdeel f

    verlichting en waterafvoer

    norm A3.1, zesde lid, onderdeel g

    airconditioning

    norm A3.1, zevende lid, onderdeel b

    verwarmingssysteem

    norm A3.1, zevende lid, onderdeel d

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde verwarmingssysteem en de airconditioning kunnen in alle verblijven permanent een temperatuur van 20 graden Celsius onderhouden.

  • 3 De verblijven voldoen voorts aan de normering van de in de onderstaande tabel opgenomen leidraden dan wel onderdelen van leidraden van het MLC-verdrag:

    ontwerp en bouw

    leidraad B3.1.1

    ventilatie

    leidraad B3.1.2

    verwarming en radiatoren

    leidraad B3.1.3, tweede en derde lid

    verlichting

    leidraad B3.1.4, eerste lid

    situering van verblijven ter voorkoming van lawaai en trillingen

    leidraad B3.1.12, eerste lid

    geluidsisolatie

    leidraad B3.1.12, tweede en derde lid

    voorkomen van extreme trillingen

    leidraad B3.1.12, vijfde lid

  • 4 Voor de elektrische verlichting van de verblijven gelden de in de onderstaande tabel opgenomen normen:

    Soort verblijf

    Lux

    dagverblijven en ruimten voor recreatieve voorzieningen

    300

    gangen en trappenhuizen, slaapverblijven

    150

    brug, kantoren, kombuis,

    500

    ziekenverblijf

    540

    sanitaire ruimten

    325

Artikel 4.1.3. Ontheffingen verblijven

  • 1 De minister kan, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1, zesde lid, onderdeel a, eerste volzin, van het MLC-verdrag indien de verminderde hoogte van de desbetreffende verblijven redelijk is, en niet tot ongemak voor de zeevarenden leidt.

  • 2 Er wordt geen ontheffing verleend voor een hoogte van de verblijven van minder dan 1.930 mm.

  • 3 Voor een zeeschip van minder dan 200 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden en met inachtneming van de grootte van het zeeschip en het aantal opvarenden aan boord, ontheffing verlenen van norm A3.1, zevende lid, onderdeel b, van het MLC-verdrag ten aanzien van airconditioning.

Artikel 4.1.4. Slaapverblijven

  • 1 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4.1.2 en 4.1.3 voldoen de slaapverblijven aan de in de onderstaande tabel opgenomen onderdelen van normen van het MLC-verdrag:

    ligging op het zeeschip, niet zijnde een passagiersschip

    norm A3.1, zesde lid, onderdeel c

    afscheiding van andere ruimten

    norm A3.1, zesde lid, onderdeel e

    ventilatie

    norm A3.1, zevende lid, onderdeel a

    verlichting

    norm A3.1, achtste lid

    individueel slaapverblijf voor elke zeevarende op andere zeeschepen dan passagiersschepen

    norm A3.1, negende lid, onderdeel a, eerste zinsnede

    afzonderlijke slaapverblijven voor mannen en vrouwen

    norm A3.1, negende lid, onderdeel b

    afmetingen en uitrusting

    norm A3.1, negende lid, onderdeel c

    eigen slaapplaats voor elke zeevarende

    norm A3.1, negende lid, onderdeel d

    minimumafmetingen van een slaapplaats

    norm A3.1, negende lid, onderdeel e

    vloeroppervlak van slaapverblijven voor één zeevarende

    norm A3.1, negende lid, onderdeel f

    vloeroppervlak en aantal zeevarenden per slaapverblijf op zeeschip van minder dan 3.000 GT, anders dan een passagiersschip of een zeeschip voor bijzondere doeleinden

    norm A3.1, negende lid, onderdeel h

    vloeroppervlak van slaapverblijven op een passagiersschip of een zeeschip voor bijzondere doeleinden

    norm A3.1, negende lid, onderdeel i

    vloeroppervlak van slaapverblijven voor meer dan 4 zeevarenden op een zeeschip voor bijzondere doeleinden

    norm A3.1, negende lid, onderdeel j

    vloeroppervlak van slaapverblijven voor zeevarenden die taken als officier verrichten

    norm A3.1, negende lid, onderdeel k, of norm A3.1, negende lid, onderdeel l, voor een passagiersschip of een zeeschip voor bijzondere doeleinden

    aan het slaapverblijf grenzende aanvullende ruimte voor de kapitein, de hoofdwerktuigkundige en de eerste stuurman

    norm A3.1, negende lid, onderdeel m, eerste zinsnede

    meubilair

    norm A3.1, negende lid, onderdelen n en o

  • 2 In aanvulling op norm A3.1, negende lid, onderdeel e, van het MLC-verdrag bedraagt de binnenwerks gemeten lengte van een slaapplaats ten minste 2.000 mm.

  • 3 Slaapverblijven zijn achter het aanvaringsschot gelegen.

  • 4 Slaapverblijven voldoen voorts aan de normering van de in de onderstaande tabel opgenomen leidraden dan wel onderdelen van leidraden van het MLC-verdrag:

    elektrische leeslamp

    leidraad B3.1.4, tweede lid

    comfort van slaapplaatsen

    leidraad B3.1.5, eerste lid

    uitrusting met een badkamer, inclusief toilet

    leidraad B3.1.5, tweede lid

    scheiding van wachthoudende en overdag werkende zeevarenden

    leidraad B3.1.5, derde lid

    het maximale aantal onderofficieren per slaapverblijf

    leidraad B3.1.5, vierde lid

    een aan het slaapverblijf grenzende aanvullende ruimte

    leidraad B3.1.5, vijfde lid

    de ruimte voor diverse voorzieningen die mede begrepen zijn in de maten van het vloeroppervlak

    leidraad B3.1.5, zesde lid

    slaapplaatsen boven elkaar

    leidraad B3.1.5, zevende lid, achtste en twaalfde lid

    materiaal van bedstel, zijwanden en meubels

    leidraad B3.1.5, negende lid, tiende lid en dertiende lid

    matrassen

    leidraad B3.1.5, elfde lid

    gordijnen of vergelijkbare voorzieningen

    leidraad B3.1.5, veertiende lid

    overige voorzieningen slaapverblijven

    leidraad B3.1.5, vijftiende lid, en B3.1.10

Artikel 4.1.5. Wezenlijk gelijkwaardige bepalingen voor slaapverblijven op commerciële jachten

  • 1 In afwijking van artikel 4.1.4, eerste lid, zijn voor een commercieel jacht als wezenlijk gelijkwaardige bepalingen als bedoeld in artikel VI, derde lid, van het MLC-verdrag de in de onderstaande tabel opgenomen normen ten aanzien van de minimale vloeroppervlakte voor slaapverblijven, tezamen met het tweede en derde lid, van toepassing:

    Grootte commercieel jacht

    Type slaapverblijf

    Minimale vloeroppervlakte

    tot 500 GT

    eenpersoonsslaapverblijf zonder eigen sanitaire voorzieningen

    3,6 vierkante meter

    eenpersoonsslaapverblijf met eigen sanitaire voorzieningen

    4,5 vierkante meter

    tweepersoonsslaapverblijf met eigen sanitaire voorzieningen

    6,2 vierkante meter

    ≥500 GT tot 1.250 GT

    eenpersoonsslaapverblijf voor officieren met eigen sanitaire voorzieningen

    van 4,5 vierkante meter bij 500 GT plus 0,004 vierkante meter per GT boven de 500 GT, afgerond op decimalen

    ≥500 GT tot 1.150 GT

    tweepersoonsslaapverblijf voor officieren met eigen sanitaire voorzieningen

    6,2 vierkante meter bij 500 GT plus 0,1.354 vierkante meter per GT boven de 500 GT, afgerond op decimalen

  • 2 Tot de wezenlijk gelijkwaardige bepalingen, bedoeld in het eerste lid, behoort het vereiste dat een commercieel jacht de volgende voorzieningen biedt:

    • a. een dagverblijf dat per zeevarende ten minste 1,5 vierkante meter zitplaats biedt;

    • b. een ruimte aan dek die toegankelijk is voor de zeevarenden die geen dienst hebben en per zeevarende ten minste 1,5 vierkante meter zitplaats biedt; en

    • c. een aanvullende ruimte die per officier ten minste 1,5 vierkante meter zitplaats biedt en, voor zover deze ruimte is gesitueerd op de brug, alleen wordt gebruikt als het zeeschip niet varende is.

  • 3 Voor zover het vloeroppervlak van slaapverblijven voor officieren ingevolge het eerste lid minder dan 7,5 vierkante meter bedraagt, zijn in deze verblijven een tv en een dvd-speler of gelijkwaardige apparatuur beschikbaar.

Artikel 4.1.6. Wezenlijk gelijkwaardige bepalingen voor slaapverblijven op een zeeschip van minder dan 500 GT

  • 1 In afwijking van artikel 4.1.4, eerste lid, kunnen, met het oog op de functionaliteit, de stabiliteit of anderszins de veiligheid van een zeeschip van minder dan 500 GT, als wezenlijk gelijkwaardige bepaling als bedoeld in artikel VI, derde lid, van het MLC-verdrag slaapverblijven onder de referentielastlijn worden geplaatst, mits tevens wordt voldaan aan het tweede lid.

  • 2 Slaapverblijven als bedoeld in het eerste lid voldoen aan de volgende eisen:

    • a. de bovenzijde van de vloer ligt niet meer dan twee meter onder de referentielastlijn;

    • b. voor de stahoogte wordt geen ontheffing als bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, verleend;

    • c. in het slaapverblijf wordt continue klimaatbeheersing toegepast die adequaat condensvorming en vocht gerelateerde geuren bestrijdt;

    • d. vanuit het slaapverblijf zijn ten minste twee adequate vluchtwegen aanwezig;

    • e. in het waterdichte compartiment van het slaapverblijf is een bilge-alarm aanwezig;

    • f. de lichtsterkte van de verlichting is variabel instelbaar om het gebrek aan daglicht naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren; en

    • g. er worden materialen en kleuren voor wand- en vloerbedekking toegepast gericht op ruimtebeleving.

Artikel 4.1.7. Wezenlijk gelijkwaardige bepaling voor slaapverblijven op een passagierschip of een zeeschip voor bijzondere doeleinden

  • 1 Op een passagiersschip of een zeeschip voor bijzondere doeleinden is het overeenkomstig norm A3.1, zesde lid, onderdeel d, van het MLC-verdrag toegestaan slaapverblijven onder de referentielastlijn te plaatsen.

  • 2 In afwijking van norm A3.1, zesde lid, onderdeel d, van het MLC-verdrag kunnen als wezenlijk gelijkwaardige bepaling als bedoeld in artikel VI, derde lid, van het MLC-verdrag slaapverblijven onder werkgangen worden geplaatst, indien deze slaapverblijven zodanig zijn geïsoleerd dat wordt voldaan aan de normen voor geluidsisolatie tussen slaapverblijven en dagverblijven van de bij resolutie A.468(12) door de Algemene Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie aangenomen Code over geluidsniveaus op zeeschepen. Voor een zeeschip van meer dan 1.600 GT en indien het betreffende zeeschip is gebouwd op of na 1 juli 2014 is resolutie MSC.337 (91) van de Internationale Maritieme Organisatie over geluidsniveaus op zeeschepen van toepassing.

  • 3 Slaapverblijven als bedoeld in het eerste en tweede lid voldoen aan de volgende eisen:

    • a. in het slaapverblijf wordt continue klimaatbeheersing toegepast die adequaat condensvorming en vocht gerelateerde geuren bestrijdt; en

    • b. de lichtsterkte van de verlichting is variabel instelbaar om het gebrek aan daglicht naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren.

Artikel 4.1.8. Ontheffingen en afwijkende voorschriften slaapverblijven

  • 1 De minister kan ontheffing verlenen van norm A3.1, zesde lid, onderdeel c, van het MLC-verdrag voor het plaatsen van slaapverblijven voor midscheeps, indien de grootte, het type of de beoogde dienst van het zeeschip een andere ligging praktisch onmogelijk maakt.

  • 2 Voor een zeeschip voor bijzondere doeleinden kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1, zesde lid, onderdeel d, van het MLC-verdrag voor het plaatsen van slaapverblijven zonder daglicht boven de lastlijn, indien de grootte, het type of de beoogde dienst van het zeeschip een andere ligging praktisch onmogelijk maakt en de lichtsterkte van de verlichting in de slaapverblijven variabel instelbaar is om het gebrek aan daglicht naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren.

  • 3 In afwijking van artikel 4.1.4, eerste lid, en in overeenstemming met norm A3.1, achtste lid, van het MLC-verdrag zijn op een passagiersschip slaapverblijven toegestaan waar geen daglicht kan toetreden indien:

    • a. de lichtsterkte van de verlichting variabel instelbaar is om het gebrek aan daglicht naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren; en

    • b. materialen en kleuren voor wand- en vloerbedekking worden toegepast die zijn gericht op ruimtebeleving.

  • 4 Voor een zeeschip van minder dan 3.000 GT, niet zijnde een passagiersschip of een zeeschip voor bijzondere doeleinden, kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties vanscheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1, negende lid, onderdeel a, van het MLC-verdrag dat voor elke zeevarende een individueel slaapverblijf beschikbaar moet zijn.

  • 5 Voor een zeeschip van minder dan 3.000 GT, een passagiersschip of voor een zeeschip voor bijzondere doeleinden kan de minister in overeenstemming met norm A3.1, negende lid, onderdeel g, van het MLC-verdrag ontheffing verlenen van norm A3.1, negende lid, onderdeel f, van het MLC-verdrag met betrekking tot het minimale vloeroppervlak van individuele slaapverblijven, indien daarmee kan worden voorzien in individuele slaapverblijven. Deze individuele slaapverblijven zijn nooit kleiner dan 3,75 vierkante meter.

  • 6 Voor een zeeschip van minder dan 3.000 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1, negende lid, onderdeel m, van het MLC-verdrag met betrekking tot aan slaapverblijven grenzende individuele verblijven.

  • 7 Voor een zeeschip van minder dan 200 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden en met inachtneming van de grootte van het zeeschip en het aantal opvarenden aan boord, ontheffing verlenen van norm A.3.1, negende lid, onderdelen f en h tot en met l, van het MLC-verdrag met betrekking tot het minimale vloeroppervlak, met dien verstande dat de vloeroppervlakte van individuele slaapverblijven ten minste 3 vierkante meter is, de vloeroppervlakte van slaapverblijven voor meer dan één persoon ten minste 2 vierkante meter per persoon is, en de vloeroppervlakte van slaapverblijven voor officieren ten minste 4 vierkante meter.

  • 8 De minister kan ontheffing verlenen van de normering van:

    • a. leidraad B3.1.5, tweede lid, van het MLC-verdrag dat slaapverblijven eigen sanitaire voorzieningen hebben;

    • b. leidraad B3.1.5, derde lid, van het MLC-verdrag dat slaapverblijven zodanig zijn ingericht dat de wachten afgescheiden zijn en overdag werkende zeevarenden zijn gescheiden van ’s nachts werkende zeevarenden.

Artikel 4.1.9. Dagverblijven

  • 1 Onverminderd de artikelen 4.1.2 en 4.1.3 voldoen de dagverblijven aan de in de onderstaande tabel opgenomen onderdelen van normen van het MLC-verdrag:

    ventilatie

    norm A3.1, zevende lid, onderdeel a

    verlichting

    norm A3.1, achtste lid

    plaatsing, grootte en uitrusting dagverblijven

    norm A3.1, tiende lid

  • 2 Dagverblijven voldoen voorts aan de normering van de in de onderstaande tabel opgenomen onderdelen van leidraden van het MLC-verdrag:

    vloeroppervlak van dagverblijven

    leidraad B3.1.6, derde lid

    meubilair in dagverblijven

    leidraad B3.1.6, vierde lid

    voorzieningen in dagverblijven

    leidraad B3.1.6, vijfde lid

    pantry’s

    leidraad B3.1.6, zesde lid

    materiaal van het meubilair

    leidraad B3.1.6, zevende lid

  • 3 Aan boord van een zeeschip van meer dan 400 GT en minder dan 1.000 GT zijn afzonderlijke dagverblijven voor:

    • a. de kapitein en de officieren; en

    • b. de overige zeevarenden.

  • 4 Aan boord van een zeeschip van 1.000 GT of meer zijn afzonderlijke dagverblijven voor:

    • a. de kapitein en de officieren;

    • b. de onderofficieren; en

    • c. de overige zeevarenden.

  • 5 Onverminderd het derde en vierde lid is er een afzonderlijk dagverblijf voor zeevarenden die niet een functie als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet uitoefenen.

Artikel 4.1.10. Ontheffingen en afwijkende voorschriften dagverblijven

  • 1 In afwijking van artikel 4.1.9, eerste lid, en in overeenstemming met norm A3.1, achtste lid, van het MLC-verdrag zijn op een passagiersschip dagverblijven toegestaan waar geen daglicht kan toetreden indien:

    • a. de lichtsterkte van de verlichting variabel instelbaar is om het gebrek aan daglicht naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren; en

    • b. materialen en kleuren voor wand- en vloerbedekking worden toegepast gericht op ruimtebeleving.

  • 2 De minister kan, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden en rekening houdend met de in leidraad B3.1.6, eerste lid, van het MLC-verdrag genoemde factoren, ontheffing verlenen van artikel 4.1.9, derde tot en met vijfde lid, ten aanzien van de aanwezigheid van afzonderlijke dagverblijven.

  • 3 Voor een zeeschip van minder dan 3.000 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1, tiende lid, onderdeel a, van het MLC-verdrag ten aanzien van de plaatsing van dagverblijven.

Artikel 4.1.11. Sanitaire voorzieningen

  • 1 Onverminderd artikelen 4.1.2 en 4.1.3 voldoen de sanitaire voorzieningen aan de in de onderstaande tabel opgenomen onderdelen van normen van het MLC-verdrag:

    ventilatie

    norm A3.1, zevende lid, onderdeel c

    toegankelijkheid, hygiëne en comfort

    norm A3.1 elfde lid, onderdelen a tot en met c

    wastafels in slaapverblijven

    norm A3.1, elfde lid, onderdeel d

    warm en koud stromend water

    norm A3.1, elfde lid, onderdeel f

  • 2 Sanitaire voorzieningen voldoen voorts aan de normering van de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van leidraden van het MLC-verdrag:

    wastafels en baden

    leidraad B3.1.7, eerste lid

    toiletten

    leidraad B3.1.7, tweede lid

    inrichting van sanitaire ruimten bestemd voor meer dan één persoon

    leidraad B3.1.7, derde lid

Artikel 4.1.12. Ontheffingen en afwijkende voorschriften sanitaire voorzieningen

  • 1 Voor een zeeschip van minder dan 3.000 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1, elfde lid, onderdeel b, van het MLC-verdrag ten aanzien van de toegankelijkheid van sanitaire ruimten vanaf de navigatiebrug, de machinekamer of het controlecentrum van de machinekamer.

  • 2 Voor een passagiersschip dat doorgaans geen reizen maakt van langer dan vier uur kan, in afwijking van artikel 4.1.11, eerste lid, en in overeenstemming met norm A3.1, elfde lid, onderdeel e, van het MLC-verdrag, het aantal sanitaire voorzieningen worden beperkt tot een toilet, een wasbak en een badkuip of douche per tien zeevarenden indien aan de wal aanvullende sanitaire voorzieningen aanwezig zijn en de sanitaire voorzieningen aan de wal en aan boord tezamen voldoen aan norm A3.1, elfde lid, onderdeel c, van het MLC-verdrag.

  • 3 Op zeeschip van minder dan 200 GT is norm A3.1, elfde lid, onderdeel d, van het MLC-verdrag ten aanzien van wastafels in slaapverblijven, niet van toepassing.

Artikel 4.1.13. Ziekenverblijven

  • 1 Op een zeeschip met een bemanning van 15 of meer zeevarenden aan boord dat reizen van meer dan drie dagen maakt, is een afzonderlijk ziekenverblijf aanwezig dat voldoet aan norm A3.1, twaalfde lid, van het MLC-verdrag.

  • 2 Een ziekenverblijf voldoet aan de normering die is genoemde in leidraad B3.1.8, eerste, tweede en vierde lid, van het MLC-verdrag ten aanzien van ontwerp en inrichting, met dien verstande dat sanitaire voorzieningen die deel uitmaken van het ziekenverblijf en uitsluitend vanuit dat verblijf toegankelijk zijn met een deur kunnen worden afgesloten.

  • 3 Het aantal bedden in een ziekenverblijf bedraagt:

    • a. op een zeeschip waar het aantal zeevarenden dat verblijft in slaapverblijven voor meer dan één persoon, minder is dan 30: één bed;

    • b. op een zeeschip waar het aantal zeevarenden dat verblijft in slaapverblijven voor meer dan één persoon, 30 of meer is: twee bedden die niet boven elkaar gelegen zijn.

  • 4 Op een passagiersschip is bij voorkeur een apart ziekenverblijf voor passagiers aanwezig. Indien er geen apart ziekenverblijf voor passagiers is, worden de passagiers voor de toepassing van het derde lid meegeteld als zeevarenden.

  • 5 Op een zeeschip dat een internationale reis van meer dan drie dagen maakt met een bemanning en overig personeel van honderd personen of meer die, in welke hoedanigheid ook, aan boord ten behoeve van het zeeschip in dienst of tewerkgesteld zijn, inclusief stagiairs en leerlingen alsmede personen die werkzaam zijn als loods, is een verblijf ingericht als apotheek en verbandkamer dat grenst aan het ziekenverblijf en dat kan worden afgesloten.

  • 6 Op een zeeschip waar, gelet op het eerste lid, geen ziekenverblijf aanwezig is, is een eenpersoons slaapverblijf beschikbaar dat als ziekenkooi kan worden ingericht. Op een zeeschip met minder dan zes zeevarenden, kan worden volstaan met een als ziekenkooi ingerichte slaapplaats in een slaapverblijf. Dit slaapverblijf is gemakkelijk toegankelijk.

  • 7 Ziekenverblijven worden uitsluitend gebruikt voor medische doeleinden.

Artikel 4.1.14. Recreatieve voorzieningen

  • 1 Aan boord zijn in overeenstemming met norm A3.1, zeventiende lid, van het MLC-verdrag recreatieve voorzieningen die voldoen aan de normering van de in de onderstaande tabel opgenomen onderdelen van leidraden van het MLC-verdrag:

    boekenkast en meubilair voor lezen, schrijven en gezelschapsspellen

    leidraad B3.1.11, tweede lid

    televisie en radio

    leidraad B3.1.11, vierde lid, onderdeel b

    vertoning van films

    leidraad B3.1.11, vierde lid, onderdeel c

    bibliotheek

    leidraad B3.1.11, vierde lid, onderdeel f

    elektronische apparatuur

    leidraad B3.1.11, vierde lid, onderdeel h

    telefoon-, e-mail- en internetverbinding

    leidraad B3.1.11, vierde lid, onderdeel j, en achtste lid

  • 2 Aan boord van een zeeschip van 8.000 GT of meer zijn voorts recreatieve voorzieningen aanwezig die voldoen aan de normering van de in de onderstaande tabel opgenomen onderdelen van leidraden van het MLC-verdrag:

    sportvoorzieningen

    leidraad B3.1.11, vierde lid, onderdeel d

    zwembad

    leidraad B3.1.11, vierde lid, onderdeel e

    faciliteiten voor creatieve bezigheden

    leidraad B3.1.11, vierde lid, onderdeel g

    bar

    leidraad B3.1.11, vierde lid, onderdeel i

  • 3 Op een zeeschip van 500 GT of meer is voor de voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, ten minste één afzonderlijk verblijf beschikbaar.

  • 4 Op zeeschip van kleiner dan 500 GT kunnen in plaats van een afzonderlijk recreatieverblijf de dagverblijven zodanig worden ingericht en uitgerust, dat zij als ontspanningsruimte dienst kunnen doen.

  • 5 Op zeeschip van 8.000 GT of meer zijn voor de voorzieningen, bedoeld in het eerste en tweede lid, naast een afzonderlijke ruimte voor het zwembad, ten minste twee verblijven aanwezig waarin voldoende ruimte is voor het tegelijkertijd uitoefenen van verschillende recreatieve bezigheden.

Artikel 4.1.15. Ontheffing zwembad

De minister kan, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van artikel 4.1.14, tweede lid, ten aanzien van de aanwezigheid van een zwembad, indien dit gelet op de inrichting van het zeeschip niet goed te realiseren is.

Artikel 4.1.16. Diverse voorzieningen

  • 1 Aan boord zijn de onderstaande voorzieningen aanwezig, die voldoen aan de in de onderstaande tabel opgenomen onderdelen van normen en de normering van de onderdelen van leidraden van het MLC-verdrag:

    wasvoorzieningen

    norm A3.1, dertiende lid, en leidraad B3.1.7, vierde lid

    ruimte op het open dek

    norm A3.1, veertiende lid

    kantoren

    norm A3.1, vijftiende lid, eerste volzin

  • 2 Op een zeeschip van 1.600 GT of meer is een kleedruimte voor machinekamerpersoneel aanwezig, die voldoet aan de normering van leidraad B3.1.9 van het MLC-verdrag, tenzij al het machinekamerpersoneel de beschikking heeft over een slaapverblijf voor niet meer dan twee personen met een bijbehorende sanitaire ruimte waar een bad of douche aanwezig is. De kleedruimte voor machinekamerpersoneel is vanuit de machinekamer binnendoor te bereiken.

  • 3 Indien het desbetreffende zeeschip regelmatig havens aandoet waar doorgaans muggen aanwezig zijn, zijn voorzieningen aan boord aanwezig tegen het binnendringen van muggen in de verblijven en ruimten die toegang geven tot het open dek.

  • 4 De in leidraad B3.1.10 van het MLC-verdrag genoemde benodigdheden zijn in voldoende hoeveelheden voor de zeevarenden aan boord beschikbaar.

Artikel 4.1.17. Ontheffingen kantoren en wasvoorzieningen

  • 1 Voor een zeeschip van minder dan 3.000 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1, vijftiende lid, van het MLC-verdrag ten aanzien van kantoren.

  • 2 Voor een zeeschip van minder dan 200 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden en met inachtneming van de grootte van het zeeschip en het aantal opvarenden aan boord, ontheffing verlenen van norm A.3.1, dertiende lid, van het MLC-verdrag ten aanzien van wasvoorzieningen, indien de zeevarenden van het desbetreffende zeeschip aan de wal voldoende toegang hebben tot wasvoorzieningen.

Artikel 4.1.18. Ontheffing wegens gewoonten zeevarenden

Voor een zeeschip waarop zeevarenden werkzaam zijn met uiteenlopende gewoonten van godsdienstige of sociale aard, kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden en onder daarbij te stellen voorschriften, ontheffing verlenen van norm A3.1 van het MLC-verdrag, mits dit niet leidt tot situaties die voor één of meer zeevarenden aan boord van het desbetreffende zeeschip minder gunstig zijn dan zonder het verlenen van die ontheffing het geval zou zijn.

Artikel 4.1.19. Voorzieningen voor opslag en bereiding van voedsel en drinkwater

  • 1 Een zeeschip is uitgerust met voldoende kooktoestellen en keukengerei voor het bereiden van maaltijden van voldoende hoeveelheid, kwaliteit en voedingswaarde, voor de zeevarenden aan boord.

  • 2 Op een zeeschip met een lengte van 35 meter of meer is voor het bereiden van voedsel en warme dranken een afzonderlijk verblijf ingericht als kombuis, die voldoende uitgerust is om goede, gevarieerde en voedzame maaltijden efficiënt te kunnen bereiden, in voldoende aantallen en rekening houdend met verschillende godsdienstige en culturele gebruiken van zeevarenden. De kombuis is aangesloten op een systeem van koud en warm drinkwater.

  • 3 Voor de opslag van levensmiddelen zijn van andere ruimten afgesloten bergplaatsen aanwezig, die zodanig zijn geventileerd of gekoeld dat de voeding in goede toestand blijft.

  • 4 Een zeeschip is uitgerust met drinkwatertanks die door cofferdammen zijn gescheiden van olietanks en verzameltanks voor vuil water, en zodanig zijn geconstrueerd dat bij het leegpompen geen restanten achterblijven en de hygiëne van het drinkwater wordt gewaarborgd. Pijpleidingen, van welke aard ook, mogen niet door drinkwatertanks lopen.

Artikel 4.1.20. Gebruikte materialen

  • 1 Materialen en producten die voldoen aan de in leidraad B3.1.1, vijfde lid, B3.1.5, negende lid, B3.1.7, tweede en derde lid, onderdeel b, en B3.1.10, eerste lid, onderdeel b, van het MLC-verdrag genoemde omschrijving worden aangemerkt als goedgekeurde materialen en producten.

  • 2 Materialen of producten die op grond van de daarop van toepassing zijnde regelgeving een CE-markering hebben, worden aangemerkt als goedgekeurde materialen of producten als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4.1.21. Gebruiksvoorschriften verblijven

  • 1 De verblijven worden schoon, bewoonbaar en in een goede staat van onderhoud gehouden.

  • 2 Ten minste eenmaal per maand worden de verblijven ten behoeve van de naleving van het eerste lid door de kapitein of een door hem aangewezen officier, in aanwezigheid van één of meer leden van de bemanning, geïnspecteerd. De bevindingen van deze inspectie worden vermeld in het scheepsdagboek.

  • 3 Zolang zeevarenden aan boord zijn, wordt met betrekking tot de verwarming van de verblijven aan boord voldaan aan leidraad B3.1.3, eerste lid, van het MLC-verdrag.

Artikel 4.1.22. Gebruik van recreatieve voorzieningen

  • 1 De scheepsbeheerder draagt er zorg voor dat voor de verzending van e-mail aan boord aanwezige internetfaciliteiten voor alle zeevarende toegankelijk zijn en dat postverzending geschiedt in overeenstemming met leidraad B3.1.11, vijfde lid, van het MLC-verdrag.

  • 2 Voor het gebruik van telefoon-, e-mail- en internetverbindingen kan de scheepsbeheerder een vergoeding voor de gebruikskosten vragen, in overeenstemming met leidraad B3.11, achtste lid, van het MLC-verdrag. De overige in artikel 4.1.14 bedoelde voorzieningen staan kosteloos ter beschikking van de zeevarenden.

  • 3 De scheepsbeheerder zorgt ervoor dat omgang met familie en vrienden van zeevarenden geschiedt in overeenstemming met de normering van leidraad B3.1.11, zesde en zevende lid, van het MLC-verdrag.

  • 4 De in artikel 4.1.14 bedoelde voorzieningen worden overeenkomstig de in leidraad B3.1.11, eerste lid, van het MLC-verdrag genoemde doelstellingen ten minste eenmaal per drie jaar door of namens de kapitein geïnspecteerd.

Artikel 4.1.23. Raadplegen richtlijn

  • 1 Aan boord zijn de nodige voorzieningen voor het elektronisch of op andere wijze raadplegen van de overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (European Transport Workers' Federation – ETF) inzake het Verdrag betreffende maritieme arbeid (PbEG 2009, L124).

Artikel 4.1.24. Afwijking op basis van wezenlijke gelijkwaardigheid

  • 2 Een afwijking als bedoeld in het eerste lid wordt slechts toegestaan na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden en onder daarbij te stellen wezenlijk gelijkwaardige voorschriften als bedoeld in artikel VI, derde lid, van het MLC-verdrag.

Artikel 4.1.25. Procedure bij bouw of verbouw zeeschip

  • 1 Voor de aanvang van de bouw van een zeeschip of een verbouwing of andere wijziging die van invloed is op de eisen aan de huisvesting en voorzieningen aan boord, wordt aan de minister een plan overgelegd. Dit plan bevat de volgende elementen:

  • 2 Met de bouw, verbouwing of andere wijziging als bedoeld in het eerste lid wordt niet gestart totdat het in het eerste lid bedoelde plan is goedgekeurd en eventuele ontheffingen zijn verleend.

  • 3 De bouw, verbouwing of wijziging wordt uitgevoerd overeenkomstig het goedgekeurde plan.

Paragraaf 4.2. Huisvesting en voorzieningen ten behoeve van zeevarenden aan boord van een zeeschip van voor 20 augustus 2013 of een traditioneel zeeschip

Artikel 4.2.1. Reikwijdte

Deze paragraaf is van toepassing:

  • a. een zeeschip, niet zijnde een vissersvaartuig, waarvan de kiel is gelegd of de bouw in een overeenkomstige fase van ontwikkeling was voor 20 augustus 2013; en

  • b. een zeeschip, niet zijnde een vissersvaartuig, dat ontworpen is om traditionele vaardigheden en zeemanschap aan te moedigen en te bevorderen en dat als levend cultuurmonument volgens de traditionele beginselen van zeemanschap en techniek wordt bestuurd.

Artikel 4.2.2. Plaats en algemene inrichting van de verblijven

  • 1 Verblijven van een zeeschip zijn midscheeps of in het achterschip gelegen.

  • 2 In bijzondere gevallen kan de minister, indien de in het eerste lid voorgeschreven ligging in verband met de grootte, het type, de vaart of de beoogde dienst van het zeeschip niet wenselijk of praktisch onmogelijk wordt geacht, ontheffing verlenen van het eerste lid en toestaan dat verblijven in het voorschip achter het aanvaringsschot zijn gelegen.

  • 3 Er zijn afzonderlijke dagverblijven en slaapverblijven aanwezig, met uitzondering van op een zeeschip van minder dan 200 GT.

  • 4 Op een zeeschip zijn afzonderlijke dagverblijven en slaapverblijven voor officieren ingericht.

  • 5 Een slaapverblijf is zodanig gelegen dat de vloer boven de referentielastlijn ligt.

  • 6 De minister kan ontheffing verlenen van het vijfde lid voor een passagiersschip, een sleepboot, aannemersmaterieel of zeeschepen van minder dan 500 GT mits maatregelen zijn getroffen voor voldoende verlichting en ventilatie en het verblijf niet onder dienstgangen zijn gelegen.

  • 7 Op een zeeschip is het geluidniveau in de verblijven volgens een door de minister vast te stellen methode bepaald en de resultaten van deze bepaling worden aan de minister ter beschikking gesteld.

  • 8 In een slaapverblijf of recreatieverblijf is een aansluiting op het centraal antennesysteem aanwezig.

  • 9 Voor een sleepboot, aannemersmaterieel of andere zeeschepen van minder dan 500 GT kan de minister ontheffing verlenen van de voorschriften in het derde en vierde lid.

Artikel 4.2.3. Algemene eisen dag- en slaapverblijven

  • 1 Luiken, deuren en kappen in of op een dag- of slaapverblijf, uitkomende in de vrije lucht, zijn zodanig van een waterkering voorzien en kunnen gesloten worden, dat geen regen of overkomend zeewater kan binnendringen. De plaats en het aantal van de toegangen tot een dag- of slaapverblijf is zo gekozen dat de veiligheid voldoende verzekerd is. Een toegang kan aan beide zijden gemakkelijk en snel worden geopend en heeft een voldoende doorgang.

  • 2 Dekken die een dag- of slaapverblijf boven en onder afsluiten, en schotten die deze van de buitenlucht afsluiten, zijn waterdicht.

  • 3 Een houten vloerdek is behoorlijk gebreeuwd en gepekt. Een stalen vloerdek is bedekt met hout of ander materiaal, dat warmte slecht geleidt en van voldoende dikte is. Indien de vloeren van samengesteld materiaal zijn vervaardigd, zijn de verbindingen met de wanden naar boven afgerond.

  • 4 Van de verplichting tot het aanbrengen van de in het derde lid voorgeschreven bedekking van een stalen vloerdek kan de minister ontheffing verlenen voor zeeschepen, die uitsluitend worden gebruikt voor reizen in de tropen of in andere gebieden met vergelijkbare klimaatomstandigheden.

  • 5 Als het stalen bovendek van een dag- en slaapverblijf aan de buitenlucht of aan de invloed van enige warmtebron aan boord is blootgesteld, is:

    • a. het aan de bovenzijde met hout van ten minste vijf centimeter dik bekleed;

    • b. de bovenzijde met ander deugdelijk en gelijkwaardig isolatiemateriaal bekleed; of

    • c. aan de onderzijde een bekleding met een even groot isolerend vermogen aangebracht.

  • 6 Een aangebracht plafond als bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en b, aansluitend tegen de dekbalken, is geheel of gedeeltelijk wegneembaar.

  • 7 Een ruimte die als slaapverblijf dient, is door goed afsluitende schotten gescheiden van alle andere ruimten die niet uitsluitend voor verblijf zijn aangewezen. Indien de inrichting van het zeeschip dit noodzakelijk maakt, kunnen één of meer deuren in die schotten zijn aangebracht. De slaapverblijven staan niet rechtstreeks in verbinding met dagverblijven, ruimten voor sanitaire doeleinden, ziekenverpleging en ontspanning, bestemd voor gebruik door de zeevarenden, noch met de kombuis of de bakkerij.

  • 9 De in het vijfde lid bedoelde schotten zijn van staal of ander deugdelijk materiaal doelmatig vervaardigd en zo goed mogelijk waterdicht en gasdicht.

  • 10 De buitenwanden van een dag- of slaapverblijf zijn van staal of ander deugdelijk materiaal vervaardigd en voldoende geïsoleerd.

  • 11 Een schot van een machinekamerschacht, van een kombuis en andere een ruimte waarin warmte wordt ontwikkeld, is zo nodig met een isolerende laag bedekt, opdat geen warmte-uitstraling naar de aangrenzende verblijven of gangen naar die verblijven plaatsvindt.

  • 12 Schotten in een dag- of slaapverblijf zijn vervaardigd van deugdelijk materiaal, waarin zich niet gemakkelijk ongedierte kan nestelen.

  • 13 Een dag- of slaapverblijf, ziekenverblijf of ontspanningsruimte is zodanig geïsoleerd dat overmatige condensatie of te hoge temperatuur wordt voorkomen.

  • 14 De hoogte tussen de dekken van een verblijf is zodanig dat de bemanning zich daarin vrij kan bewegen. Gemeten vanaf de onderkant van de in het verblijf doorlopende dekbalken, dan wel van de onderkant van het plafond tot de bovenkant van de vloerbedekking is deze hoogte ten minste 2 meter. Indien naar het oordeel van de minister hierdoor geen vermindering van het comfort van de bemanning ontstaat, kan hij van deze hoogte ontheffing verlenen maar niet minder dan 1,9 meter.

  • 15 Hoofdstoom- en afvoerleidingen van lieren en andere hulpwerktuigen zijn buiten een dag- of slaapverblijf en zo mogelijk buiten de gangen naar deze gehouden.

  • 16 Indien leidingen, andere dan bedoeld in het vijftiende lid, door een dag- of slaapverblijf of door een gang naar een zodanig verblijf lopen, zijn deze zo nodig afdoende geïsoleerd. Flenskoppelingen van leidingen zijn slechts bij hoge uitzondering in een dag- of slaapverblijf aangebracht. Lucht- en overvloeileidingen van tanks mogen niet in een dag- of slaapverblijf of in een gang in een zodanig verblijf uitmonden.

  • 17 Ankerkettingen lopen niet door een dag- of slaapverblijf, tenzij zij door zware stalen kokers zijn beschermd.

  • 18 Een ruimte gebruikt voor het stallen van vee of pluimvee is niet op hetzelfde dek gelegen als een dag- of slaapverblijf, tenzij op een afstand van ten minste 5 meter van de deuren van een verblijf.

  • 19 Het achttiende lid is niet van toepassing indien een verblijf volkomen door ononderbroken waterdichte of gasdichte schotten van die ruimten is afgescheiden.

  • 20 In een dag- of slaapverblijf zijn de huid en de eindschotten van de bovenbouw met hout bekleed of op soortgelijke wijze bekleed met ander deugdelijk materiaal. Indien de ruimte tussen wand en wegering niet voor ratten ontoegankelijk is gemaakt, is zij op een aantal plaatsen toegankelijk voor onderzoek en reiniging.

  • 21 De bekleding van een verblijf is vervaardigd van materiaal, waarvan het oppervlak gemakkelijk kan worden schoongehouden en dat waarborgt, dat ongedierte er zich niet gemakkelijk in kan nestelen.

  • 22 De wanden en plafonds van een dag- of slaapverblijf kan gemakkelijk worden schoongehouden en zijn geschilderd in een lichte kleur. Indien betimmering met een edele houtsoort is toegepast, kan met een voor die houtsoort passende bewerking worden volstaan.

  • 23 Er zijn voldoende middelen aanwezig zijn voor het afvoeren van water uit een dag- of slaapverblijf.

Artikel 4.2.4. Algemene eisen ten aanzien ruimten voor sanitaire doeleinden, ziekenverpleging en ontspanning, bestemd voor gebruik door de zeevarenden

Artikel 4.2.3 is van overeenkomstige toepassing op een ruimte voor sanitaire doeleinden, ziekenverpleging of ontspanning, bestemd voor gebruik door een zeevarende, met dien verstande, dat de bekleding en de isolatie van wanden slechts daar behoeft te worden aangebracht waar dit door de minister nodig wordt geoordeeld.

Artikel 4.2.5. Luchtbehandelingsinstallatie

  • 1 Een dag- of slaapverblijf op een zeeschip van 200 GT of meer is aangesloten op een luchtbehandelingsinstallatie.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op een zeeschip dat uitsluitend wordt ingezet op reizen in gebieden waar naar het oordeel van de minister een dergelijke installatie wegens de omstandigheden niet noodzakelijk is.

  • 3 Een radiohut en een centrale controlekamer in de machinekamer zijn op de in het eerste lid genoemde installatie, dan wel op een afzonderlijke luchtbehandelingsinstallatie, aangesloten.

  • 4 De luchtbehandelingsinstallatie is zodanig ontworpen dat ten opzichte van de buitenlucht te allen tijde een behaaglijke temperatuur en relatieve vochtigheid wordt gehandhaafd en een voldoende aantal luchtwisselingen wordt bereikt.

  • 5 De luchtbehandelingsinstallatie is aangepast aan de omstandigheden welke op zee kunnen voorkomen en veroorzaakt geen hinderlijk lawaai of trillingen.

  • 6 Voor het overige voldoet de luchtbehandelingsinstallatie aan door de minister te stellen eisen.

Artikel 4.2.6. Verwarming en ventilatie

  • 1 Op een zeeschip dat ingevolge het bepaalde in artikel 4.2.5, eerste lid, niet behoeft te zijn uitgerust met een luchtbehandelingsinstallatie, zijn de in de volgende leden genoemde voorzieningen getroffen teneinde te voorzien in verwarming en ventilering van de verblijven.

  • 2 Een verblijf is aangesloten op een doeltreffende verwarmingsinrichting die buiten het verblijf is opgesteld en die is aangepast aan de klimaatomstandigheden. De verwarming geschiedt door toevoer van stoom, heet water, warme lucht, of een ander geschikt middel, dan wel door middel van elektriciteit.

  • 3 De verwarmingsinrichting en de plaats en wijze van opstelling daarvan voldoen aan door de minister te stellen eisen.

  • 4 Radiatoren in een verblijf zijn doelmatig geplaatst en waar nodig afgeschermd.

  • 5 Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing op een zeeschip dat uitsluitend wordt gebruikt voor reizen in de tropen of in andere gebieden met vergelijkbare klimaatomstandigheden.

  • 6 Het verwarmingssysteem is in gebruik zolang leden van de bemanning aan boord verblijven en de omstandigheden dit vereisen.

  • 7 De verwarmingsinstallatie is van een zodanige capaciteit dat onder normale klimatologische omstandigheden die tijdens de reis kunnen worden ondervonden, in alle verblijven steeds een temperatuur van ten minste 20 graden Celsius kan worden onderhouden.

  • 8 Een verblijf doeltreffend geventileerd en wel zodanig dat de lucht in bevredigende toestand blijft zonder dat hinderlijke tocht wordt veroorzaakt.

  • 9 Een zeeschip dat regelmatig wordt gebruikt voor reizen in de tropen of in andere gebieden met vergelijkbare klimaatomstandigheden, is uitgerust met mechanische ventilatiemiddelen of met elektrisch aangedreven waaiers, met dien verstande dat slechts één van deze middelen is aangebracht in een ruimte waar dit een voldoende ventilatie verzekert.

  • 10 Een zeeschip dat uitsluitend wordt gebruikt voor reizen in gebieden buiten die genoemd in het zesde lid, is uitgerust met mechanische ventilatiemiddelen of elektrisch aangedreven waaiers.

  • 11 Voor een zeeschip dat uitsluitend wordt gebruikt voor reizen in koude streken, kan de minister ontheffing verlenen van het tiende lid.

  • 12 Het vermogen dat nodig is om de ventilatiemiddelen, bedoeld in het zesde en zevende lid, aan te drijven is, wanneer dit praktisch mogelijk is, beschikbaar zolang leden van de bemanning aan boord verblijven en de omstandigheden dit vereisen.

  • 13 Een toilet is onafhankelijk van andere gedeelten van een verblijf naar de buitenlucht geventileerd.

  • 14 Het bepaalde in het dertiende lid is ook van toepassing op een zeeschip dat is voorzien van een luchtbehandelingsinstallatie.

Artikel 4.2.7. Verlichting

  • 1 Een verblijf is naar het oordeel van de minister behoorlijk verlicht.

  • 2 Het daglicht heeft voldoende toegang tot een dag- of slaapverblijf.

  • 3 De minister kan voor een passagiersschip, een sleepboot of aannemersmaterieel bijzondere regelingen met betrekking tot verlichting van verblijven treffen.

  • 4 Een verblijf is voorzien van elektrisch licht.

  • 5 In een slaapverblijf is een elektrische leeslamp aan het hoofdeinde van elke slaapplaats aangebracht.

  • 6 Indien geen twee onafhankelijke elektriciteitsbronnen voor verlichting aanwezig zijn, is een ander doeltreffend verlichtingsmiddel voor noodgevallen aangebracht.

Artikel 4.2.8. Slaapverblijven

  • 1 Aan boord van een zeeschip, niet zijnde een passagiersschip, beschikt iedere zeevarende over een eigen slaapverblijf. Wanneer de grootte en indeling van het zeeschip en de werkzaamheden waarvoor het wordt gebruikt, dit niet toelaten kan de minister hiervan ontheffing verlenen.

  • 2 De eerste stuurman, de hoofdwerktuigkundige en de andere officieren en chefs van diensten beschikken over een afzonderlijk slaapverblijf.

  • 3 Indien zich niet een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 4.2.17, tweede lid, kan de minister ontheffing van het tweede lid verlenen, met dien verstande dat ten hoogste twee officieren in één slaapverblijf worden ondergebracht.

  • 4 In een slaapverblijf voor onderofficieren worden ten hoogste twee personen ondergebracht. Van de overige zeevarenden maken ten hoogste twee zeevarenden van hetzelfde slaapverblijf gebruik, met uitzondering van aan boord van een passagiersschip, waar het maximaal toegestane aantal zeevarenden in één slaapverblijf vier bedraagt.

  • 5 Voor slaapverblijven aan boord van een zeilschip, een zeeschip van minder dan 400 GT, een sleepboot of aannemersmaterieel, kan de minister ontheffing verlenen van het vierde lid.

  • 6 Op een zeeschip van 3.000 GT of meer beschikken de eerste stuurman en de hoofdwerktuigkundige over een aan het slaapverblijf grenzend dagverblijf.

  • 7 Op een zeeschip van 500 GT of meer zijn de slaapverblijven voor de leden van het dekpersoneel, het machinekamerpersoneel en het personeel van de civiele dienst per categorie gescheiden zijn, een en ander naar het oordeel van de minister.

  • 8 Het onderbrengen van de bemanning geschiedt zodanig dat de wachten gescheiden zijn en vrije wachtsgasten (daglieden) geen slaapverblijf met wachtdoenden delen. Wanneer de grootte en indeling van het zeeschip en de werkzaamheden waarvoor het wordt gebruikt, dit niet toelaten kan de minister hiervan ontheffing verlenen.

  • 9 Op een slaapverblijf is duidelijk het aantal zeevarenden vermeld waarvoor deze is bestemd.

Artikel 4.2.9. Eisen slaapverblijven en slaapplaatsen

  • 1 Een slaapverblijf is zodanig uitgevoerd en ingericht dat de netheid wordt bevorderd en redelijk comfort aan de zeevarenden is verzekerd.

  • 2 Het vloeroppervlak van een slaapverblijf voor gezellen ingericht voor één persoon, bedraagt ten minste:

    • a. op een zeeschip, niet zijnde een passagiersschip:

      (i)

      van minder dan 500 GT:

      3,00 vierkante meter

      (ii)

      van 500 GT of meer en minder dan 1.000 GT:

      3,25 vierkante meter

      (iii)

      van 1.000 GT of meer en minder dan 3.000 GT:

      3,75 vierkante meter

      (iv)

      van 3.000 GT of meer en minder dan 10.000 GT:

      4,25 vierkante meter

      (v)

      van 10.000 GT of meer:

      4,75 vierkante meter

    • b. op een passagiersschip:

      (i)

      van minder dan 1.000 GT:

      3,00 vierkante meter

      (ii)

      van 1.000 GT of meer en minder dan 3.000 GT:

      3,25 vierkante meter

      (iii)

      van 3.000 ton of meer:

      3,75 vierkante meter

  • 3 Het vloeroppervlak van een slaapverblijf voor gezellen ingericht voor meer dan één persoon, bedraagt per persoon ten minste:

    • a. op een zeeschip, niet zijnde een passagiersschip:

      (i)

      van minder dan 500 GT:

      2,00 vierkante meter

      (ii)

      van 500 GT of meer en minder dan 1.000 GT:

      2,25 vierkante meter

      (iii)

      van 1.000 GT of meer en minder dan 3.000 GT:

      2,75 vierkante meter

      (iv)

      van 3.000 GT of meer en minder dan 10.000 GT:

      3,25 vierkante meter

      (v)

      van 10.000 GT of meer:

      3,75 vierkante meter

    • b. op passagiersschepen:

      (i)

      van minder dan 1.000 GT:

      2,00 vierkante meter

      (ii)

      van 1.000 GT of meer en minder dan 3.000 GT:

      2,35 vierkante meter

      (iii)

      van 3.000 GT of meer:

      3,00 vierkante meter

  • 4 Het vloeroppervlak van een slaapverblijf voor officieren die niet de beschikking hebben over een eigen dagverblijf, bedraagt per persoon ten minste op een zeeschip van:

    (i)

    minder dan 500 GT:

    4,0 vierkante meter

    (ii)

    500 GT of meer en minder dan 1.000 GT:

    5,0 vierkante meter

    (iii)

    1.000 GT of meer en minder dan 3.000 GT:

    6,5 vierkante meter

    (iv)

    3.000 GT of meer:

    7,5 vierkante meter

  • 5 Het vloeroppervlak wordt gemeten tussen de wanden van het verblijf. Kleine of onregelmatig gevormde oppervlakken die de beschikbare ruimte niet daadwerkelijk vergroten en niet voor plaatsing van meubilair geschikt zijn, worden niet mee gemeten.

  • 6 Een aan het verblijf verbonden badkamer wordt bij de berekening van het vloeroppervlak buiten beschouwing gelaten.

  • 7 In een slaapverblijf voor elke zeevarende een kledingkast aanwezig met een hoogte van ten minste 1,75 meter en met een dwarsdoorsnede van ten minste 0,2 meter. De kledingkast is voorzien van een legplank en van een roe waaraan kleding op kleerhangers kan worden gehangen, alsmede van een slot of van lippen voor een hangslot.

  • 8 In een slaapverblijf is voor elke zeevarende is een lade of soortgelijke ruimte aanwezig met een inhoud van ten minste 60 kubieke decimeter. Deze ruimte kan met de kledingkast één geheel uitmaken.

  • 9 In een slaapverblijf is een tafel of lessenaar met een gemakkelijke zitgelegenheid aanwezig.

  • 10 Een slaapverblijf is uitgerust met een spiegel, kastjes voor toiletbenodigdheden, een boekenrek en een voldoende aantal kleerhangers. Voor patrijspoorten zijn gordijnen of jaloezieën aangebracht.

  • 11 De meubelen zijn vervaardigd van glad, hard materiaal dat niet kromtrekt of roest en waarin zich geen ongedierte kan nestelen.

  • 12 Onverminderd het zesde en zevende lid is een slaapverblijf voor officieren voorzien van een wastafel met warm en koud stromend zoet water, die is aangesloten op een afvoer. De wastafel mag zich ook in een aan het verblijf verbonden eigen badkamer bevinden.

  • 13 Voor elke zeevarende is een afzonderlijke slaapplaats beschikbaar.

  • 14 Slaapplaatsen zijn behoorlijk van elkaar gescheiden en afzonderlijk toegankelijk. Er zijn niet meer dan twee slaapplaatsen boven elkaar aangebracht.

  • 15 Op een zeeschip van 500 GT of meer zijn langs het scheepsboord ter plaatse van patrijspoorten geen slaapplaatsen boven elkaar aanwezig.

  • 16 De onderkant van de onderste slaapplaats is meer dan 30 centimeter boven de vloer gelegen. De afstand tussen de onderkant van de onderste slaapplaats en de onderkant van de bovenste slaapplaats en de afstand tussen de onderkant van de bovenste slaapplaats en de onderkant van het plafond is 75 centimeter of meer.

  • 17 Aan de onderkant van de bovenste slaapplaats is een stofdichte bodem van hout, zeildoek of ander geschikt materiaal aangebracht.

  • 18 Een slaapplaats is, binnenwerks gemeten, 2 meter of meer lang en 0,80 meter of meer breed.

  • 19 Een slaapplaats is vervaardigd van hout, of van deugdelijk hard materiaal, dat niet gemakkelijk roest. De constructie is zodanig dat er zich geen ongedierte in kan nestelen en deze gemakkelijk kan worden schoongemaakt.

  • 20 Indien een slaapplaats uit buizen is samengesteld, zijn in deze buizen geen openingen aanwezig die aan ongedierte toegang kunnen verlenen. Houten kooiplanken zijn uitneembaar.

  • 21 Een slaapplaats is voorzien van een vaste of los ingelegde staaldraadmatras of van een andere ondermatras van daarmede gelijkwaardige constructie en een bovenmatras van doeltreffend materiaal. Bij gebruik van een matras met binnenvering of van een schuimrubbermatras kan een ondermatras vervallen.

  • 22 Een slaapplaats is niet gelegen onder de opening van een luchtkoker.

Artikel 4.2.10. Dagverblijven

  • 1 Op een zeeschip van 200 GT of meer zijn voldoende dagverblijven aanwezig die zijn gescheiden van de slaapverblijven en zo dicht mogelijk bij de kombuis zijn gelegen.

  • 2 Er is een afzonderlijk dagverblijf:

    • a. aan boord van een zeeschip van 400 GT of meer en minder dan 1.000 GT:

      • 1°. voor de kapitein en de officieren;

      • 2°. voor de gezellen.

    • b. aan boord van een zeeschip van 1.000 GT of meer:

      • 1°. voor de kapitein en de officieren;

      • 2°. voor de gezellen van het dekpersoneel;

      • 3°. voor de gezellen van het machinekamerpersoneel.

  • 3 In het tweede lid, onderdeel b, onder 2 en 3, is tevens van toepassing op ‘onderofficieren’ onderscheidenlijk ‘overige gezellen’.

  • 4 De minister kan na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden ontheffing verlenen van het tweede lid, onder b, en toestaan dat voor de gezellen één gezamenlijk dagverblijf is ingericht.

  • 5 Voor het personeel van de civiele dienst is een afzonderlijk dagverblijf ingericht of wordt behoorlijke gelegenheid tot gebruik van maaltijden in één van de dagverblijven gegeven.

  • 6 De grootte en inrichting en het aantal tafels en zitbanken of stoelen, vastgezet of verplaatsbaar, van een dagverblijf zijn voldoende voor het grootste aantal personen dat gelijktijdig van het verblijf gebruik kan maken.

  • 7 Het vloeroppervlak van de dagverblijven voor officieren en gezellen is niet minder dan één vierkante meter per zitplaats.

  • 8 Indien bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken, kan de minister voor een passagiersschip ontheffing verlenen van het tweede en vierde tot en met zevende lid.

  • 9 Voor de bemanningsleden zijn te allen tijde beschikbaar:

    • a. een koelkast op een gemakkelijk toegankelijke plaats en voldoende groot, gezien het aantal personen dat van het dagverblijf of de dagverblijven gebruik maakt;

    • b. voorzieningen voor het verstrekken van warme dranken; en

    • c. voorzieningen voor het verstrekken van gekoeld water.

  • 10 Indien een pantry niet in rechtstreekse verbinding staat met een dagverblijf is deze voorzien van voldoende kastruimte voor het opbergen van eetgerei en een geschikte gelegenheid voor het schoonmaken daarvan.

  • 11 De bovenkanten van tafels, banken en stoelen zijn vervaardigd van vochtwerend materiaal, zonder barsten, dat gemakkelijk is schoon te houden.

Artikel 4.2.11. Ontspanningsruimten

  • 1 Van het open dek van een zeeschip zijn één of meer gedeelten toegankelijk voor de zeevarenden wanneer zij geen dienst hebben.

  • 2 Op een zeeschip van 500 GT of meer zijn voor de officieren en voor de gezellen ontspanningsruimten aanwezig, gelegen op een daartoe geschikte plaats en op passende wijze ingericht.

  • 3 Wanneer buiten de dagverblijven niet is voorzien in afzonderlijke ontspanningsruimten, zijn deze dagverblijven op zodanige wijze ingericht, gemeubileerd en uitgerust, dat zij als ontspanningsruimte kunnen dienstdoen.

  • 4 In een ontspanningsruimte is ten minste een boekenkast aanwezig en wordt gelegenheid geboden tot lezen en schrijven en zo mogelijk tot gezelschapsspelen.

  • 5 Op een zeeschip van 8.000 GT of meer is een bibliotheek aanwezig, waar films kunnen worden vertoond en naar televisie kan worden gekeken. Er is tevens voorzien in een ruimte waar men kan knutselen of gezelschapsspelen kan beoefenen. Er is een zwembad aanwezig tenzij, naar het oordeel van de minister, de inrichting van het zeeschip daartoe onvoldoende mogelijkheid biedt.

Artikel 4.2.12. Badkuipen, douches, wastafels en toiletten

  • 1 Op een zeeschip zijn op een geschikte plaats voor officieren en gezellen sanitaire voorzieningen aanwezig, bestaande uit ten minste een toilet, een badkuip of douche en een wastafel met warm en koud stromend zoet water voor iedere zes personen of minder, die niet beschikken over de sanitaire voorzieningen als bedoeld in het vierde, vijfde en zesde lid, met dien verstande dat het aantal toiletten op een zeeschip ten minste bedraagt:

    400 tot 500 GT

    ten minste 2

    500 tot 800 GT

    ten minste 3

    800 tot 3.000 GT

    ten minste 4

    3.000 GT of meer

    ten minste 6

  • 2 Bij de berekeningen van het aantal voorzieningen wordt bij meer dan zes zeevarenden of een veelvoud van zes zeevarenden, een aantal van twee zeevarenden of minder verwaarloosd.

  • 3 Voor vrouwelijke zeevarenden staan afzonderlijke sanitaire voorzieningen ter beschikking.

  • 4 De beschikbaarheid van de toiletten is gelijkelijk over de groepen van officieren en gezellen verdeeld.

  • 5 Op een zeeschip van 500 GT of meer zijn ten behoeve van de officieren toiletten in de nabijheid van hun slaapverblijven beschikbaar.

  • 6 Op een zeeschip van 5.000 GT of meer, en niet meer dan 15.000 GT, zijn ten minste vijf éénpersoons slaapverblijven voor officieren aanwezig met een eigen badkamer, die is voorzien van een toilet, een badkuip of douche en een wastafel met warm en koud stromend zoet water. De wastafel mag zich in het slaapverblijf bevinden.

  • 7 Op een zeeschip van 10.000 GT of meer en niet meer dan 15.000 GT zijn de slaapverblijven van alle overige officieren voorzien van een daaraan verbonden eigen badkamer, dan wel van een badkamer die op dezelfde wijze is uitgerust en is gelegen in een ruimte tussen twee slaapverblijven en die vanuit deze slaapverblijven direct bereikbaar is.

  • 8 Op een zeeschip van 15.000 GT of meer zijn de éénpersoons slaapverblijven voor de officieren voorzien van een daaraan verbonden eigen badkamer. De badkamer is uitgerust van een toilet, een badkuip of douche en een wastafel met warm en koud stromend zoet water. De wastafel mag zich in het slaapverblijf bevinden.

  • 9 Op een zeeschip van 25.000 GT of meer, met uitzondering van een passagiersschip, is per twee gezellen een badkamer aanwezig in een ruimte tussen twee aangrenzende slaapverblijven en van daaruit rechtstreeks te bereiken, of een badkamer gelegen tegenover deze verblijven. De badkamer is uitgerust met een toilet, een badkuip of douche en een wastafel met warm en koud stromend zoet water.

  • 10 Op een zeeschip van 5.000 GT of meer, met uitzondering van een passagiersschip, is een slaapverblijf voor gezellen voorzien van een wastafel met koud en warm stromend zoet water die is aangesloten op een afvoer, met uitzondering van een wastafel die aanwezig is in een badkamer overeenkomstig het zesde lid.

  • 11 Een zeeschip van 1.600 GT of meer, met uitzondering van een zeeschip waarop het gehele machinekamerpersoneel de beschikking heeft over een eigen slaapverblijf en een badkamer per één of twee slaapverblijven, zijn kleedruimten aanwezig, die:

    • a. buiten de machinekamer zijn gelegen, en gemakkelijk bereikbaar zijn vanuit de machinekamer. Deze ruimten kunnen door het machinekamerpersoneel vanuit de machinekamer worden bereikt zonder dat men in de open lucht komt; en

    • b. zijn voorzien van een kledingkast voor een zeevarende alsmede van badkuipen of douches en wastafels met warm en koud stromend zoet water.

  • 12 Een zeeschip van 1.600 GT of meer is voorzien van:

    • a. een aparte toiletruimte, met een toilet en een wastafel met warm en koud stromend zoet water, die gemakkelijk bereikbaar is vanaf het navigatie brugdek en bedoeld voor diegenen die daar hun werk verrichten; en

    • b. een toilet en een wastafel met warm en koud stromend zoet water, gemakkelijk bereikbaar vanuit de machinekamer, indien deze voorzieningen niet zijn aangebracht in de onmiddellijke nabijheid van de centrale controlekamer in de machinekamer.

  • 13 Op een zeeschip met meer dan 100 zeevarenden, kan de minister ontheffing verlenen het eerste tot en met tiende lid en een vermindering van het aantal wastafels, badkuipen en douches toestaan.

Artikel 4.2.13. Eisen sanitaire voorzieningen

  • 1 Sanitaire ruimten en voorzieningen als bedoeld in artikel 4.2.12 met uitzondering van ruimten die zijn verbonden met hutten, voldoen aan de volgende eisen:

    • a. de vloer bestaat uit deugdelijk, duurzaam en gemakkelijk te reinigen materiaal, dat ondoordringbaar is voor vocht;

    • b. schotten zijn vervaardigd van staal of ander deugdelijk materiaal, dat tot ten minste 23 centimeter boven de vloer waterdicht is;

    • c. toiletten zijn op voldoende wijze van elkaar zijn gescheiden en gemakkelijk bereikbaar;

    • d. een toilet is van een ruime afvoer voorzien en kan afzonderlijk door middel van een vaste inrichting gemakkelijk worden doorgespoeld, zodanig, dat geen stank wordt verspreid;

    • e. wastafels en badkuipen zijn van voldoende afmetingen en zijn vervaardigd van deudelijk materiaal, met een glad oppervlak, niet onderhevig aan scheuren, schilferen of roesten; en

    • f. de vloer van een ruimte, waarin een toilet of een wasgelegenheid is ondergebracht, is voorzien van een behoorlijke waterafvoer.

  • 2 Een toilet staat niet rechtstreeks in verbinding met slaapverblijven, en met een doodlopende gang tussen de slaapverblijven en de toiletten, met dien verstande, dat dit niet geldt voor een toilet tussen twee slaapverblijven, welke tezamen voor niet meer dan vier personen zijn bestemd.

  • 3 Een toilet is van een zodanig model en de afvoer is zodanig ingericht, dat de kans op verstopping zo klein mogelijk is en het schoonhouden vergemakkelijkt wordt.

Artikel 4.2.14. Wassen en drogen van kleding, opbergen van oliegoed

  • 1 Er zijn voldoende voorzieningen voor het wassen, drogen en strijken van kleding, in een mate die in overeenstemming is met het aantal bemanningsleden en de normale duur van de reis. Deze voorzieningen zijn aangebracht op een gemakkelijk vanuit de hutten te bereiken plaats.

  • 2 De voorzieningen bestaan uit:

    • a. wasmachines;

    • b. droogtrommels of behoorlijk verwarmde en geventileerde droogkamers; en

    • c. strijkijzers en strijkplanken of gelijkwaardige voorzieningen.

  • 3 Op een zeeschip van minder dan 250 GT mag van het eerste en tweede lid worden afgeweken, mits andere voorzieningen zijn getroffen die naar het oordeel van de minister genoegzaam zijn.

  • 4 Nabij de slaapverblijven is voldoende behoorlijk geventileerde bergruimte om oliegoed en natte of vuile kleding op te hangen.

  • 5 Op een zeeschip van minder dan 400 GT mogen kledingstukken als bedoeld in het vierde lid in een goed sluitende kast in het slaapverblijf worden opgeborgen, mits deze kast op een ruimte buiten het verblijf ventileert.

Artikel 4.2.15. Ziekenverblijf en ziekenkooi

  • 1 Op een zeeschip met een bemanning van 15 of meer zeevarenden aan boord dat reizen van meer dan 3 dagen maakt, is een afzonderlijk ziekenverblijf aanwezig.

  • 2 Het ziekenverblijf is doelmatig gelegen en is gemakkelijk bereikbaar.

  • 3 Het ziekenverblijf is zo groot dat de verpleging naar behoren kan geschieden en de zieken of gewonden gerieflijk zijn gehuisvest. Zieken of gewonden kunnen op gemakkelijke wijze in en uit het verblijf worden gebracht.

  • 5 Het ziekenverblijf is voorzien van voldoende wasgelegenheid met toebehoren en een afvoer van vuil water. De wasgelegenheid is voorzien van warm en koud stromend zoet water.

  • 6 Indien het aantal zeevarenden dat niet beschikt over een eigen slaapverblijf minder dan 30 bedraagt, is het ziekenverblijf voorzien van één slaapplaats. Bedraagt dat aantal zeevarenden 30 of meer, is het ziekenverblijf voorzien van twee slaapplaatsen, of zoveel meer als in verband met de omstandigheden van de reis door de minister wordt vastgesteld.

  • 7 Indien voor passagiers geen ziekenverblijf aanwezig is, mogen de passagiers in het ziekenverblijf worden opgenomen en gelden de voorschriften van het vijfde lid voor de zeevarenden en de passagiers gezamenlijk.

  • 9 In of in de onmiddellijke nabijheid van het ziekenverblijf zijn een toilet en een daaraan toegevoegde badkamer beschikbaar. Deze zijn van het ziekenverblijf afgescheiden en zijn uitsluitend bestemd voor gebruik door patiënten.

  • 10 Indien een arts tot de bemanning behoort is een ruimte bij het ziekenverblijf ingericht als apotheek en verbandkamer, die van het ziekenverblijf is afgescheiden.

  • 11 Het ziekenverblijf wordt niet voor andere doeleinden dan het verplegen of behandelen van zieken en gewonden gebruikt.

  • 12 Op een zeeschip dat krachtens het eerste lid niet van een ziekenverblijf is voorzien, kan voor een zieke of gewonde een éénpersoonsslaapverblijf beschikbaar worden gesteld, waarin de slaapplaats als ziekenkooi is ingericht. Is het aantal zeevarenden minder dan zes, kan worden volstaan met een als ziekenkooi ingerichte slaapplaats in een slaapverblijf.

  • 13 Indien iemand aan een ernstige of aan een besmettelijke ziekte lijdt, wordt getracht deze, afgezonderd van alle anderen, te verplegen.

Artikel 4.2.16. Diversen

  • 1 Een zeeschip dat geregeld wordt gebruikt voor reizen in de tropen of in andere gebieden met vergelijkbare klimaatomstandigheden is uitgerust met tenten over de aan de zon blootgestelde dekken boven de verblijven en over de voor ontspanning bestemde dekruimten.

  • 2 Aan boord van een zeeschip dat niet is voorzien van een luchtbehandelingsinstallatie en dat geregeld havens aandoet waar malaria voorkomt of kan voorkomen, zijn de dag-, nacht- en ziekenverblijven tegen binnendringen van muggen beschermd door het aanbrengen van passende horren voor patrijspoorten, luchtkokers, en deuren die toegang geven tot het open dek.

  • 3 Op een zeeschip van meer dan 3.000 GT is zowel voor de dekdienst als voor de machinedienst een afzonderlijke ruimte als kantoor beschikbaar.

Artikel 4.2.17. Ontheffing of vrijstellingen

  • 1 Onverminderd het tweede lid kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, hetzij in een incidenteel geval, hetzij algemeen, ontheffing of vrijstelling verlenen van de artikelen 4.2.2 tot en met 4.2.16, onder zo nodig door hem te stellen voorwaarden of beperkingen.

Artikel 4.2.18. Uitsluiting oude zeeschepen

Onverminderd artikel 4.2.19, eerste lid, zijn de artikelen 4.2.2 tot en met 4.2.16 niet van toepassing op een zeeschip, niet zijnde een vissersvaartuig, waarvan de kiel is gelegd of de bouw zich in een overeenkomstige fase van ontwikkeling bevond voor 1 augustus 1983.

Artikel 4.2.19. Bijzondere voorzieningen voor oude zeeschepen

  • 1 De minister kan na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, bepalen, dat geheel of gedeeltelijk wordt voldaan aan de artikelen 4.2.2 tot en met 4.2.16 door een zeeschip als bedoeld in artikel 4.2.17, eerste lid, dat:

    • a. hetzij de Nederlandse nationaliteit verkrijgt;

    • b. hetzij ingrijpende veranderingen in de bouw of grote reparaties ondergaat volgens een tevoren ontworpen plan, echter niet ten gevolge van een ongeval of ramp.

  • 2 De minister kan voorschrijven dat de te treffen voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, binnen een bepaalde termijn worden aangebracht.

  • 3 Voorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden uitsluitend voorgeschreven voor zover deze redelijk en uitvoerbaar zijn.

Paragraaf 4.3. Voeding en drinkwater ten behoeve van zeevarenden aan boord van een zeeschip, niet zijnde een vissersvaartuig

Artikel 4.3.1. Reikwijdte

Deze paragraaf is niet van toepassing op een vissersvaartuig.

Artikel 4.3.2. Voeding

  • 1 Voor de bevoorrading van een zeeschip met levensmiddelen die voldoen aan de in artikel 4, derde lid, van de wet bedoelde eisen, worden de soorten en hoeveelheden mee te nemen levensmiddelen bepaald op basis van:

    • a. het aantal zeevarenden aan boord;

    • b. de duur van de reis;

    • c. de aard van de reis;

    • d. de mogelijkheid tot het aanvullen van voorraden in aanloophavens; en

    • e. de religieuze achtergrond en de culturele gewoonten van de zeevarenden.

Artikel 4.3.3. Drinkwater

  • 1 Voor de bevoorrading van een zeeschip met drinkwater wordt de benodigde hoeveelheid vastgesteld op basis van de in artikel 4.3.2, eerste lid, genoemde criteria, alsmede op basis van de mogelijkheid van aanvulling gedurende de reis met behulp van een voorziening om drinkwater te maken.

  • 2 In geval van onvoorziene omstandigheden tijdens de reis kan de kapitein de hoeveelheid drinkwater per zeevarende rantsoeneren.

  • 3 Het drinkwater wordt opgeslagen in de in artikel 4.1.19, vierde lid, bedoelde of andere daarvoor geschikte tanks die schoon zijn en zo zijn afgesloten dat daarin geen vreemde bestanddelen komen.

  • 4 Het drinkwater wordt slechts in de drinkwatertank geleid:

    • a. met een aanvoerslang die vrij van de kade wordt gehouden;

    • b. nadat ten minste één minuut het water op volle aanvoerdruk uit de aanvoerslang heeft gestroomd;

    • c. indien tijdens het laden per ton drinkwater wordt toegevoegd:

      • 1°. een gestabiliseerd hypochloriet in zodanige hoeveelheid, dat minstens 0,7 gram vrij chloor per ton vrijkomt;

      • 2°. een hoeveel gestabiliseerd hypochloriet met een hoeveelheid ammoniumzout, zodat ten minste 2,5 gram monochlooramine (NH2Cl) per ton ontstaat; of

      • 3°. een door de minister toegestane stof in een zodanige hoeveelheid dat minstens 0,7 gram vrij chloor per ton water vrijkomt; en

    • d. indien de in onderdeel c genoemde stoffen behoorlijk door het drinkwater worden gemengd.

  • 5 Een drinkwatertank die voor inspectie, onderhoud, of anderszins is betreden, wordt gereinigd door de tank te vullen met drinkwater waarin 10 gram vrij chloor per ton drinkwater is gemengd.

  • 6 De drinkwatertank wordt slechts bevoorraad met drinkwater als dat water ten minste twee uur lang in de tank is geweest en daarna is uitgepompt

Artikel 4.3.4. Peilen van drinkwatertanks

  • 1 Peilstokken of andere instrumenten die gebruikt worden om het restant drinkwater in tanks op te meten, zijn vóór ieder gebruik gereinigd. Zij worden opgeborgen op een plaats waar het gevaar van besmetting het geringst is.

  • 2 Bij het gebruik van metalen roestvrije tapelines die worden geborgen in een doos waarin enkele formalinetabletten aanwezig zijn, is het afzonderlijk reinigen niet nodig.

  • 3 De kapitein ziet erop toe dat de persoon belast met het peilen, onmiddellijk vóór hij gaat peilen, zijn handen wast.

Artikel 4.3.5. Zout- en zoetwaterkranen

  • 1 In kombuizen en pantry’s moet bij elke drinkwaterkraan een opschrift ‘drinkwater’ en bij elke zoutwaterkraan een opschrift ‘zoutwater’ aangebracht zijn.

  • 2 Na vertrek uit een haven wordt de zoutwaterleiding, welke voor afwas van keuken- en eetgerei dient, buiten de driemijlsgrens geruime tijd doorgespoeld, voordat deze voor afwasdoeleinden gebruikt mag worden.

Artikel 4.3.6. Maximale hoeveelheid sterke drank

  • 1 De voorraad sterke drank aan boord is niet groter dan 0,1 liter per zeevarende per reisdag.

  • 2 Het aantal reisdagen wordt vastgesteld gerekend vanaf de dag van vertrek tot en met de dag van aankomst in de eerstvolgende haven waar het zeeschip weer zal worden bevoorraad als vastgesteld overeenkomstig artikel 4.3.2, eerste lid, onderdeel d.

Artikel 4.3.7. Inspectie

  • 2 De bevindingen van de inspectie worden in het scheepsdagboek vermeld.

  • 3 Voor het uitvoeren van een inspectie van het drinkwater worden alle noodzakelijke hygiënemaatregelen genomen om besmetting van het drinkwater te voorkomen.

Paragraaf 4.4. Huisvesting, voorzieningen, voeding en drinkwater ten behoeve van vissers aan boord van een vissersvaartuig van na 15 november 2019

Artikel 4.4.1. Reikwijdte

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op een van een dek voorzien vissersvaartuig:

  • a. waarvoor het bouwcontract of het contract voor ingrijpende verbouwing op of na 15 november 2019 is gegund;

  • b. waarvoor het bouwcontract of het contract voor ingrijpende verbouwing voor 15 november 2019 is gegund en dat drie of meer jaar na die datum wordt opgeleverd; of

  • c. waarvan, bij gebrek aan een bouwcontract, op of na 15 november 2019:

    • 1°. de kiel is gelegd;

    • 2°. de bouw als een herkenbaar specifiek type vaartuig begint; of

    • 3°. de assemblage is begonnen, die ten minste 50.000 kilogram of 1 procent van de geschatte massa van alle constructiemateriaal omvat, waarbij de kleinste van de twee hoeveelheden bepalend is.

Artikel 4.4.2. Stahoogte

  • 1 In alle verblijven is voldoende stahoogte.

  • 2 Voor verblijven waar de vissers geacht worden gedurende langere tijd achtereen te staan, is de stahoogte ten minste twee meter.

Artikel 4.4.3. Openingen naar en tussen verblijfsruimten

  • 1 Vanuit visruimen en machinekamers zijn geen directe openingen naar slaapverblijven, met uitzondering van nooduitgangen.

  • 2 Directe openingen naar slaapverblijven vanuit kombuizen, opslagruimten, droogkamers of gemeenschappelijke sanitaire ruimten worden, waar redelijk en uitvoerbaar, vermeden, tenzij uitdrukkelijk elders anders is bepaald.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid zijn in een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer geen directe openingen naar slaapverblijven vanuit visruimen, machineruimten, kombuizen, opslagruimten, droogkamers of gemeenschappelijke sanitaire ruimten, met uitzondering van nooduitgangen.

  • 4 Het derde lid sluit de aanwezigheid van gedeelde sanitaire ruimten tussen twee slaapverblijven niet uit.

  • 5 Het gedeelte van een schot dat in het derde lid bedoelde ruimten scheidt van slaapverblijven alsmede de buitenwanden van die ruimten zijn doelmatig vervaardigd van staal of van ander goedgekeurd materiaal en zijn water- en gasdicht.

  • 6 Verblijven zijn voor zover nodig voorzien van nooduitgangen.

Artikel 4.4.4. Isolatie verblijfsruimten

  • 1 Verblijven zijn voldoende geïsoleerd.

  • 2 Materialen die zijn gebruikt voor de constructie van interne wanden, lambrisering en bekleding, evenals vloeren en verbindingselementen zijn geschikt voor het beoogde doel en dragen bij tot een gezonde omgeving.

  • 3 In verblijven is voldoende waterafvoer.

  • 4 Aan het gestelde in het eerste tot en met derde lid wordt in ieder geval voldaan indien norm A3.1, zesde lid, onderdelen b en g, van het MLC-verdrag, zoals die luidde op 15 november 2019, is toegepast.

Artikel 4.4.5. Maatregelen tegen vliegen en andere insecten

Alle praktische maatregelen worden getroffen om verblijven voor de bemanning van vissersvaartuigen te beschermen tegen vliegen en andere insecten, met name wanneer het vissersvaartuig actief is in door muggen geteisterde gebieden.

Artikel 4.4.6. Ventilatie

  • 1 Verblijven worden geventileerd, rekening houdend met de klimatologische omstandigheden.

  • 2 Het ventilatiesysteem zorgt constant en onder alle weers- en klimatologische omstandigheden voor voldoende verse lucht wanneer er vissers aan boord zijn.

  • 3 Aan het gestelde in het eerste en tweede lid wordt in ieder geval voldaan indien norm A3.1, zevende lid, onderdeel b, en leidraad B3.1.2 van het C188-verdrag, zoals die luidde op 15 november 2019, is toegepast.

Artikel 4.4.7. Verwarming en airconditioning

  • 1 Verblijven worden voldoende verwarmd, rekening houdend met de klimatologische omstandigheden.

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer, met uitzondering van een vissersvaartuig dat uitsluitend in tropische gebieden actief is, voldoende verwarmd door middel van een geschikt verwarmingssysteem.

  • 3 Het verwarmingssysteem, bedoeld in het tweede lid, zorgt, voor zover nodig, onder alle omstandigheden voor warmte en is operationeel wanneer vissers aan boord zijn.

  • 4 Een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer is, voorzien van airconditioning in verblijven, op de brug, in de radiokamer en in de gecentraliseerde machinecontrolekamer, met uitzondering van een vissersvaartuig dat regelmatig actief is in gebieden waar de gematigde klimatologische omstandigheden geen airconditioning vereisen.

  • 5 Aan het gestelde in het eerste tot en met vierde lid wordt in ieder geval voldaan indien norm A3.1, zevende lid, onderdelen b en d, en leidraad B3.1.3, tweede en derde lid, van het MLC-verdrag, zoals die luidde op 15 november 2019, is toegepast.

Artikel 4.4.8. Verlichting

  • 1 Een verblijf is behoorlijk verlicht.

  • 2 Indien uitvoerbaar zijn verblijven met zowel daglicht als kunstlicht verlicht.

  • 3 Slaapverblijven kunnen worden afgeschermd van daglicht.

  • 4 In aanvulling op het eerste lid is in iedere kooi voldoende leesverlichting aanwezig.

  • 5 Aan het gestelde in het eerste tot en met vierde lid wordt in ieder geval voldaan indien leidraad B3.1.4, eerste lid, van het MLC-verdrag, zoals die luidde op 15 november 2019, is toegepast.

Artikel 4.4.9. Noodverlichting

  • 1 Slaapverblijven zijn voorzien van noodverlichting.

  • 2 Indien eetverblijven, gangen of andere ruimten nooduitgang zijn en niet zijn voorzien van noodverlichting, zijn deze voorzien van permanente nachtverlichting

  • 3 Een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer is in alle delen van de verblijven waar de bemanning zich vrij kan bewegen, voorzien van verlichting die ten minste zodanig is dat een persoon met een normaal gezichtsvermogen in staat is een normaal gedrukte krant op een heldere dag te lezen.

Artikel 4.4.10. Effecten bewegingen vissersvaartuig op slaapverblijven

  • 1 Indien het ontwerp, de afmetingen of het gebruik van het vissersvaartuig dat toelaat, zijn slaapverblijven zodanig geplaatst dat de gevolgen van bewegingen en versnellingen van het vissersvaartuig tot een minimum beperkt blijven.

  • 2 Slaapverblijven zijn achter het aanvaringsschot gelegen.

Artikel 4.4.11. Vloeroppervlak slaapverblijven

  • 1 Het aantal personen per slaapverblijf en het vloeroppervlak per persoon, exclusief de ruimte ingenomen door kooien en kasten, is zodanig dat, rekening houdend met het gebruik van het vissersvaartuig, de vissers aan boord beschikken over voldoende ruimte en comfort.

  • 2 Aan het gestelde in het eerste lid wordt in ieder geval voldaan indien het vloeroppervlak per persoon in een slaapverblijf voor gezellen of in een gecombineerd slaapverblijf voor officieren en gezellen, exclusief de ruimte ingenomen door kooien en kasten, ten minste bedraagt:

    • a. op een vissersvaartuig met een lengte van 13 tot 19 meter: 0,75 vierkante meter;

    • b. op een vissersvaartuig met een lengte van 19 tot 24 meter: 1 vierkante meter.

  • 3 In aanvulling op het eerste en tweede lid is op een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer maar minder dan 45 meter, het vloeroppervlak per persoon in een slaapverblijf, exclusief de ruimte ingenomen door kooien en kasten, ten minste 1,5 vierkante meter.

  • 4 In aanvulling op het eerste en tweede lid is op een vissersvaartuig met een lengte van 45 meter of meer het vloeroppervlak per persoon in een slaapverblijf, exclusief de ruimte ingenomen door kooien en kasten, ten minste 2 vierkante meter.

Artikel 4.4.12. Aantal personen per slaapverblijf

  • 1 Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, is het toegestane aantal personen per slaapverblijf niet meer dan zes.

  • 2 Op een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer is het toegestane aantal personen per slaapverblijf niet meer dan vier.

  • 3 De minister kan ontheffing verlenen van het tweede lid, indien het vereiste vanwege de grootte, het type of het beoogde gebruik van het vissersvaartuig naleving onredelijk of niet uitvoerbaar is.

  • 4 Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald en indien uitvoerbaar zijn voor officieren één of meer afzonderlijke slaapverblijven aanwezig.

  • 5 Het maximumaantal personen dat in een slaapverblijf kan worden ondergebracht, is duidelijk leesbaar en onuitwisbaar vermeld op een duidelijk zichtbare plaats in de slaapruimte.

Artikel 4.4.13. Slaapverblijven voor officieren

  • 1 Op een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer beschikken officieren, waar mogelijk, over een apart slaapverblijf. In geen geval zal het slaapverblijf voor officieren meer dan twee kooien bevatten.

  • 2 De minister kan in bepaalde gevallen ontheffing verlenen van het eerste lid, indien het vereiste vanwege de grootte, het type of het beoogde gebruik van het vissersvaartuig naleving onredelijk of niet uitvoerbaar is.

Artikel 4.4.14. Kooien

  • 1 Kooien hebben geschikte afmetingen voor één persoon en de matrassen zijn vervaardigd van geschikt materiaal.

  • 2 Op een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer zijn de binnenmaten van kooien ten minste 200 bij 80 centimeter.

Artikel 4.4.15. Comfort slaapverblijven

  • 1 Slaapverblijven zijn zodanig gelegen en ingericht dat een redelijk comfort voor de vissers is gewaarborgd en netheid wordt bevorderd.

  • 2 Slaapverblijven zijn ingericht met kooien, individuele kasten voor kleding en andere persoonlijke eigendommen en een geschikt schrijfoppervlak.

  • 3 Slaapverblijven op een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer zijn voorzien van een schrijftafel met stoel.

  • 4 De slaapverblijven zijn waar mogelijk zodanig geplaatst en uitgerust dat mannen en vrouwen over voldoende privacy beschikken.

Artikel 4.4.16. Eetverblijven

  • 1 Een vissersvaartuig is voorzien van geschikte eetverblijven die, waar mogelijk, gescheiden zijn van de slaapverblijven.

  • 2 Eetverblijven zijn zo dicht mogelijk bij de kombuis gelegen, maar zijn niet gelegen voor het aanvaringsschot.

  • 3 Eetverblijven op een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer zijn gescheiden van slaapverblijven.

Artikel 4.4.17. Afmetingen en uitrusting eetverblijven

  • 1 De afmetingen en uitrusting van een eetverblijf zijn geschikt voor het aantal personen aan boord.

  • 2 Op een vissersvaartuig met een lengte van 12 meter of meer zijn te allen tijde een koelkast met voldoende capaciteit en voorzieningen voor het bereiden van warme en koude dranken beschikbaar.

Artikel 4.4.18. Aanwezigheid sanitaire voorzieningen

  • 1 Voor alle personen zijn sanitaire voorzieningen aanwezig, bestaande uit toiletten, wastafels, en baden of douches al naar gelang het gebruik van het vissersvaartuig. Deze voorzieningen voldoen ten minste aan de minimumnormen op het gebied van gezondheid en hygiëne en aan redelijke kwaliteitsnormen.

  • 2 Sanitaire voorzieningen zijn zodanig uitgevoerd dat verontreiniging van andere ruimten uitgesloten is.

  • 3 Sanitaire voorzieningen bieden redelijke privacy.

  • 4 Aan het gestelde in het eerste tot en met derde lid wordt in ieder geval voldaan indien norm A3.1, elfde lid, onderdelen a tot en met c, van het MLC-verdrag, zoals die luidde op 15 november 2019, is toegepast.

Artikel 4.4.19. Eisen sanitaire voorzieningen

  • 1 Koud en warm stromend water zijn in zodanig voldoende mate beschikbaar voor alle vissers en alle overige personen aan boord dat een behoorlijke hygiëne mogelijk is.

  • 2 Sanitaire voorzieningen zijn voorzien van ventilatie met de buitenlucht, die onafhankelijk is van overige verblijven.

  • 3 Oppervlakken in sanitaire verblijven zijn eenvoudig en doeltreffend te reinigen. Vloeren zijn voorzien van een antislip laag.

  • 4 Onverminderd het eerste tot en met derde lid zijn op een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer voor vissers, die niet beschikken over een eigen slaapverblijf met bijbehorende sanitaire voorzieningen, ten minste een bad of douche, een toilet en een wasbak per vier of minder vissers aanwezig.

  • 5 Aan het gestelde in het eerste tot en met vierde lid wordt in ieder geval voldaan indien norm A3.1, zevende lid, onderdeel c, en elfde lid, onderdelen a tot en met d en f, en leidraad B3.1.7, eerste lid tot en met derde lid, van het MLC-verdrag, zoals die luidde op 15 november 2019, is toegepast.

Artikel 4.4.20. Wasvoorzieningen

  • 1 Er zijn voorzieningen voor het wassen en drogen van kleding beschikbaar, rekening houdend met het gebruik van het vissersvaartuig.

  • 2 Onverminderd het eerste lid zijn op een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer toereikende voorzieningen voor het wassen, drogen en strijken van kleding beschikbaar.

  • 3 Onverminderd het eerste lid zijn op een vissersvaartuig met een lengte van 45 meter of meer toereikende voorzieningen voor het wassen, drogen en strijken van kleding beschikbaar die zijn gelegen in een van de slaapverblijven, eetverblijven en toiletten afgescheiden ruimte, die voldoende is geventileerd en verwarmd en is voorzien van waslijnen of andere middelen voor het drogen van kleding.

Artikel 4.4.21. Voorzieningen voor zieke en gewonde vissers

  • 1 Indien nodig wordt een slaapverblijf beschikbaar gemaakt als ziekenverblijf voor een zieke of gewonde visser.

  • 2 Op een vissersvaartuig van meer dan 950 GT die met een bemanning van 15 vissers of meer een reis van meer dan drie dagen maakt, of een vissersvaartuig met een lengte van 45 meter of meer ongeacht het aantal bemanningsleden en de duur van de reis, is een apart ziekenverblijf aanwezig waar medische zorg kan worden verleend.

  • 3 Het ziekenverblijf is adequaat uitgerust en verkeert te allen tijde in hygiënische staat.

Artikel 4.4.22. Overige voorzieningen

Op een gemakkelijk bereikbare plaats buiten de slaapverblijven is een ruimte beschikbaar voor het ophangen van spullen voor gebruik bij slecht weer en andere persoonlijke beschermingsmiddelen.

Artikel 4.4.23. Beddengoed, eetgerei en overige verstrekkingen

  • 1 Aan vissers aan boord worden eetgerei, beddengoed en ander linnengoed verstrekt.

  • 2 De kosten van het in het eerste lid bedoelde linnengoed kunnen worden ingehouden als exploitatiekosten indien daartoe is voorzien in de zee-arbeidsovereenkomst in de zeevisserij, de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst of de maatschapsovereenkomst op grond waarvan de vissers werk verrichten.

Artikel 4.4.24. Recreatievoorzieningen

  • 1 Een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer beschikt over geschikte recreatieve voorzieningen en -diensten voor alle vissers aan boord.

  • 2 Indien geschikt kunnen eetverblijven worden gebruikt voor recreatie.

Artikel 4.4.25. Communicatievoorzieningen

Vissers aan boord krijgen, voor zover mogelijk en binnen redelijke grenzen, toegang tot communicatievoorzieningen tegen een redelijke kostprijs die de totale kostprijs voor de eigenaar van het vissersvaartuig niet overstijgt.

Artikel 4.4.26. Kombuis

  • 1 Aan boord zijn kookvoorzieningen en kookgerei beschikbaar. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald en indien uitvoerbaar zijn deze ondergebracht in een afzonderlijke kombuis.

  • 2 Een kombuis of de kookplaats indien geen afzonderlijke kombuis aanwezig is, is van voldoende afmetingen, goed verlicht, geventileerd en naar behoren uitgerust en onderhouden.

  • 3 Een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer beschikt over een afzonderlijke kombuis.

Artikel 4.4.27. Opslag butaan-propaan voor het koken

Tanks of flessen met butaan- of propaangas voor het koken in een kombuis zijn geplaatst op het open dek en afdoende beschermd tegen externe hittebronnen en andere externe invloeden.

Artikel 4.4.28. Opslagvoorzieningen voor levensmiddelen

  • 1 Aan boord is een geschikte plaats met voldoende capaciteit aanwezig voor de opslag van levensmiddelen zodat deze droog, koel en goed geventileerd kunnen worden bewaard en bederf wordt voorkomen. Waar mogelijk worden koelkasten of andere voorzieningen voor opslag bij lage temperaturen gebruikt.

  • 2 Een vissersvaartuig met een lengte van 12 meter of meer beschikt over een provisiekamer, een koelkast en andere voorzieningen voor opslag bij lagere temperaturen.

Artikel 4.4.29. Voeding en drinkwater

  • 1 Aan boord is voldoende voeding en drinkwater aanwezig voor de vissers aan boord, gelet op de duur en aard van de reis.

  • 2 Voeding en drinkwater zijn voor wat betreft de voedingswaarde, kwaliteit, kwantiteit en variatie geschikt, waarbij ook rekening is gehouden met de voorschriften en gebruiken omtrent voeding die voortvloeien uit de religie en cultuur van de vissers.

Artikel 4.4.30. Hygiëne en netheid

  • 1 Verblijven worden schoon en bewoonbaar gehouden en zijn vrij van goederen en voorraden die niet tot de persoonlijke eigendommen van de visser behoren en niet zijn bedoeld voor hun veiligheid of redding in geval van nood.

  • 2 Een kombuis en de opslagvoorzieningen voor levensmiddelen worden in een hygiënische staat gehouden.

  • 3 Afval wordt bewaard in goed afgesloten containers en tijdig afgevoerd uit de ruimten waar voedsel wordt bereid.

Artikel 4.4.31. Inspectie

  • 1 Aan boord van een vissersvaartuig met een lengte van meer dan 24 meter wordt door of op gezag van de schipper eenmaal per reis of ten minste eenmaal per maand inspecties uitgevoerd om te waarborgen dat:

    • a. verblijven schoon, aanvaardbaar bewoonbaar, veilig en in een goede staat van onderhoud verkeren;

    • b. voedsel- en watervoorraden toereikend zijn; en

    • c. kombuis, ruimten en uitrusting voor de opslag van voedsel hygiënisch zijn en in een goede staat van onderhoud verkeren.

  • 2 De bevindingen van deze inspecties en de getroffen maatregelen om eventuele tekortkomingen te verhelpen worden vermeld in het scheepsdagboek.

Artikel 4.4.32. Uitzonderingen

De minister kan na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en vissers ontheffing verlenen van de artikelen van deze paragraaf waardoor, zonder discriminatie, rekening kan worden gehouden met de belangen van vissers met onderling verschillende en bijzondere religieuze en sociale gewoonten, op voorwaarde dat deze ontheffing niet ertoe leidt dat de algemene algehele omstandigheden minder gunstig zijn dan die welke voortvloeien uit de toepassing van deze paragraaf.

Paragraaf 4.5. Huisvesting, voorzieningen, voeding en drinkwater ten behoeve van vissers aan boord van een vissersvaartuig gebouwd voor 15 november 2019

Artikel 4.5.1. Reikwijdte

Deze paragraaf is van toepassing op een vissersvaartuig, niet zijnde een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 4.4.1.

Artikel 4.5.2. Plaats en algemene inrichting van de verblijven

  • 1 Verblijven zijn midscheeps of in het achterschip gelegen.

  • 2 In bijzondere gevallen kan de minister ontheffing verlenen van het eerste lid indien de grootte, het type of het beoogde gebruik van het naleving naleving onredelijk of niet uitvoerbaar is.

  • 3 Er zijn voldoende dagverblijven aanwezig, gescheiden van de slaapverblijven en zo dicht mogelijk bij de kombuis gelegen. Indien op een vissersvaartuig met een lengte van minder dan 24 meter een afzonderlijk dagverblijf niet mogelijk is, kan worden volstaan met een gecombineerd dag- en slaapverblijf.

  • 4 Op een vissersvaartuig met een lengte van 60 meter of meer zijn zowel voor de kapitein en de officieren als voor de gezellen afzonderlijke dagverblijven aanwezig.

Artikel 4.5.3. Algemene eisen dag- en slaapverblijven

  • 1 De plaats, de toegangen, de constructie en de indeling van een dag- of slaapverblijf ten opzichte van een andere ruimte is zodanig dat de veiligheid, de bescherming tegen weersinvloeden en overkomend zeewater en de isolatie tegen hitte en kou, overmatig lawaai of tegen uitwaseming van andere ruimten, voldoende zijn verzekerd.

  • 2 De inrichting van de toegangen tot een dag- of slaapverblijf is zodanig, dat deze toegangen steeds aan beide zijden gemakkelijk en vlug kunnen worden geopend en voldoende doorgang laten.

  • 3 Indien de minister dit noodzakelijk acht, is een dag- of slaapverblijf op naar zijn oordeel doelmatige plaatsen voorzien van nooduitgangen.

  • 4 Het materiaal en de constructie van de dekken in een dag- of slaapverblijf zijn goedgekeurd door de minister. Het oppervlak van deze dekken is ondoordringbaar voor vocht en gemakkelijk schoon te houden.

  • 5 Indien de vloeren zijn vervaardigd uit samengesteld materiaal, zijn de verbindingen met de wanden naar boven afgerond om spleten of naden te vermijden.

  • 6 Indien het stalen bovendek van een dag- of slaapverblijf aan de buitenlucht of aan de invloed van enige warmtebron aan boord is blootgesteld, wordt deze aan de bovenzijde met hout ter dikte van ten minste 5 centimeter of met ander deugdelijk en gelijkwaardig isolatiemateriaal bekleed, dan welis aan de onderzijde een bekleding met even groot isolerend vermogen aangebracht.

  • 7 In een dag- en slaapverblijf is aansluitend tegen de dekbalken een plafond aangebracht, dat geheel of gedeeltelijk wegneembaar is.

  • 8 Een slaapverblijf staat niet rechtstreeks in verbinding met visruimen, opslagplaatsen voor vismeel, ruimten waarin werktuigen zijn opgesteld, kombuizen, lampenhutten, verfhutten, bergruimten, droogkamers, gemeenschappelijke wasplaatsen en toiletten.

  • 9 Het gedeelte van een schot dat de in het achtste lid bedoelde ruimten scheidt van slaapverblijven alsmede de buitenwanden van die ruimten zijn doelmatig vervaardigd van staal of van ander goedgekeurd materiaal en zijn water- en gasdicht.

  • 10 Buitenschotten van een dag- of slaapverblijf zijn doelmatig geïsoleerd. Schotten van een machinekamerschacht, een kombuis en van een andere ruimte waarin warmte wordt ontwikkeld, zijn doelmatig geïsoleerd dat geen warmteuitstraling plaatsvindt naar aangrenzende verblijven of gangen van de verblijven. Tevens vindt bescherming plaats tegen warmteuitstraling van stoom of warmwaterleidingen.

  • 11 Schotten in een dag- of slaapverblijf zijn vervaardigd van goedgekeurd materiaal waarin zich geen ongedierte kan nestelen.

  • 12 Een dag- of slaapverblijf en gangen in de verblijven zijn voldoende geïsoleerd om condensatie en te hoge temperaturen te voorkomen.

  • 13 De hoogte van een dag- of slaapverblijf tussen de dekken, gemeten van de onderkant van het plafond tot de bovenkant van de vloerbedekking, bedraagt op alle plaatsen waar de bemanning zich vrij moet kunnen bewegen, 2 meter of meer.

  • 14 Hoofdstoom- en afvoerleidingen van lieren en andere hulpwerktuigen zijn buiten de dag- en slaapverblijven en zo mogelijk buiten de gangen naar deze verblijven aangelegd.

  • 15 Waar de leidingen, bedoeld in het dertiende de lid, door de gangen lopen, zijn deze voorzien van een doelmatige isolatie en omkasting.

  • 16 Flenskoppelingen van leidingen zijn niet in een dag- of slaapverblijf aangebracht. Indien dit niet uitvoerbaar is, kan de minister, hiervan ontheffing verlenen.

  • 17 Lucht- en overvloeileidingen van tanks monden niet uit in een dag- of slaapverblijf of in een gang naar een zodanig verblijf.

  • 18 Ankerkettingen lopen niet door een dag- of slaapverblijf, tenzij deze zijn beschermd door zware kokers.

  • 19 In dag- en slaapverblijven zijn de huid en de eindschotten van de bovenbouw met hout bekleed of op soortgelijke wijze van een bekleding van ander deugdelijk materiaal voorzien.

  • 20 De wanden en plafonds van dag- en slaapverblijven zijn gemakkelijk schoon te houden. Indien deze zijn geschilderd, is dit gebeurd in een lichte kleur.

  • 21 Er zijn voldoende middelen aanwezig zijn voor het afvoeren van water uit een dag- of slaapverblijf.

  • 22 Alle praktische maatregelen worden getroffen om verblijven voor de bemanning vanvissersvaartuigen te beschermen tegen vliegen en andere insecten, met name wanneer het vissersvaartuig actief is in door muggen geteisterde gebieden.

Artikel 4.5.4. Algemene eisen ten aanzien van ruimten voor sanitaire ruimten en verblijven voor ziekenverpleging en ontspanning

De bepalingen van artikel 4.5.3 zijn van overeenkomstige toepassing op sanitaire ruimten, verblijven voor ziekenverpleging en ontspanning, bestemd voor gebruik door de vissers met dien verstande dat de bekleding en de isolatie van wanden slechts daar is aangebracht, waar dit door de minister nodig wordt geoordeeld.

Artikel 4.5.5. Ventilatie

  • 1 Verblijven worden geventileerd, rekening houdend met de klimatologische omstandigheden.

  • 2 Het ventilatiesysteem zorgt constant voor voldoende verse lucht wanneer er vissers aan boord zijn.

  • 3 Een vissersvaartuig dat regelmatig wordt ingezet voor reizen in de tropen of in andere gebieden met vergelijkbare klimatologische omstandigheden, is uitgerust met mechanische ventilatiemiddelen of met elektrisch aangedreven waaiers, met dien verstande dat slechts één van deze middelen behoeft te zijn aangebracht in ruimten waar dit een voldoende ventilatie verzekert.

  • 4 Een vissersvaartuig dat wordt ingezet op reizen in gebieden anders dan bedoeld in het tweede lid, is uitgerust met mechanische ventilatiemiddelen of met elektrisch aangedreven waaiers.

  • 5 Voor een vissersvaartuig dat geregeld wordt ingezet op reizen in koude streken, kan de minister ontheffing van het derde lid verlenen.

  • 6 Het vermogen dat nodig is om de ventilatiemiddelen, bedoeld in het tweede en derde lid, aan te drijven, is beschikbaar gedurende de gehele tijd dat er vissers aan boord verblijven of werken en de omstandigheden dit vereisen.

  • 7 Toiletten zijn onafhankelijk van andere gedeelten van een verblijf op de buitenlucht geventileerd.

Artikel 4.5.6. Verwarming

  • 1 Verblijven worden voldoende verwarmd, rekening houdend met de klimatologische omstandigheden.

  • 2 De verwarming geschiedt door toevoer van stoom, heet water, warme lucht of elektriciteit.

  • 3 De verwarmingsinrichting en de plaats en wijze van opstelling daarvan voldoet aan door de minister te stellen eisen.

  • 4 Het verwarmingssysteem is in gebruik zolang er vissers aan boord zijn en wanneer de omstandigheden dat vereisen.

  • 5 Radiatoren in een verblijf zijn doelmatig geplaatst en waar nodig afgeschermd.

  • 6 De verwarmingsinrichting heeft vermogen waarmee onder normale klimatologische omstandigheden die tijdens de reis kunnen worden ondervonden, in verblijven een temperatuur van ten minste 20 graden Celsius kan worden onderhouden.

Artikel 4.5.7. Verlichting

  • 1 Verblijven zijn van voldoende verlichting voorzien.

  • 2 Indien uitvoerbaar zijn verblijven met zowel daglicht als kunstlicht verlicht.

  • 3 Slaapverblijven kunnen worden afgeschermd van daglicht.

  • 4 In iedere kooi is in aanvulling op de normale verlichting van het slaapverblijf voldoende leesverlichting aanwezig.

Artikel 4.5.8. Aantal personen per slaapverblijf

  • 1 Met inachtneming van het tweede lid, is een slaapverblijf ten hoogste bestemd voor het hieronder vermelde aantal vissers:

    • a. een slaapverblijf voor officieren:

      • 1°. op een vissersvaartuig met een lengte van 60 meter en meer: één visser;

      • 2°. op een vissersvaartuig met een lengte van minder dan 60 meter: twee vissers;

    • b. een slaapverblijf voor gezellen:

      • 1°. op een vissersvaartuig met een lengte van 60 meter en meer: twee vissers;

      • 2°. op een vissersvaartuig met een lengte van 35 tot 60 meter: vier vissers;

      • 3°. op een vissersvaartuig met een lengte van minder dan 35 meter: zes vissers.

  • 2 Op een vissersvaartuig met een lengte van minder dan 35 meter kan het slaapverblijf voor officieren en dat voor gezellen worden gecombineerd tot één verblijf voor ten hoogste zes vissers.

  • 3 Op een vissersvaartuig met een lengte van 35 meter en meer zijn voor het dekpersoneel, het machinekamerpersoneel en het personeel voor de civiele dienst afzonderlijke slaapverblijven beschikbaar.

  • 4 Voor zover dit praktisch uitvoerbaar is, zijn de slaapverblijven van wachtdoende vissers gescheiden van niet wachtdoende of vrije vissers.

  • 5 Het maximumaantal personen dat in een slaapverblijf kan worden ondergebracht, is duidelijk leesbaar en onuitwisbaar vermeld op een duidelijk zichtbare plaats in de slaapruimte.

Artikel 4.5.9. Comfort slaapverblijven

  • 1 Slaapverblijven zijn zodanig gelegen en ingericht dat een redelijk comfort voor de vissers is gewaarborgd en netheid wordt bevorderd.

  • 2 Het vloeroppervlak per persoon in een slaapverblijf voor gezellen of in een gecombineerd slaapverblijf voor officieren en gezellen als bedoeld in artikel 4.5.8, tweede lid, met uitzondering van de ruimte ingenomen door slaapplaatsen en kasten, bedraagt ten minste op een vissersvaartuig:

    (i)

    met een lengte van 13 tot 19 meter:

    0,5 vierkante meter

    (ii)

    met een lengte van 19 tot 26 meter:

    0,75 vierkante meter

    (iii)

    met een lengte van 26 tot 35 meter:

    0,9 vierkante meter

    (iv)

    met een lengte van 35 meter en meer:

    1,0 vierkante meter

  • 3 Het vloeroppervlak per persoon in een slaapverblijf voor officieren, met uitzondering van de ruimte ingenomen door slaapplaatsen en kasten, bedraagt ten minste:

    (i)

    met een lengte van minder dan 60 meter:

     

    2,0 vierkante meter

    (ii)

    met een lengte van 60 meter en meer:

     

    2,5 vierkante meter

  • 4 In een slaapverblijf is voor iedere visser een kledingkast aanwezig met een hoogte van ten minste 1,75 meter en een dwarsdoorsnede van ten minste 0,2 vierkante meter, voorzien van een legplank en een roede waaraan kleding op kleerhangers kan worden gehangen. De kast is voorzien van een slot of van lippen voor een hangslot.

  • 5 In een slaapverblijf is voor iedere bewoner een lade of soortgelijke ruimte aanwezig met een inhoud van tenminste 60 kubieke decimeter.

  • 6 In een slaapverblijf is een tafel of lessenaar met een gemakkelijke zitgelegenheid aanwezig. De tafel of lessenaar mag vast, inklapbaar of uitschuifbaar zijn.

  • 7 Een slaapverblijf is uitgerust met een spiegel, kastjes voor toiletbenodigdheden, een boekenrek en een voldoende aantal kleerhaken.

  • 8 Een slaapverblijf voor officieren is voorzien van een wastafel, de nodigelegkasten of laden, gordijnen, handdoek- en deurhaken en doelmatige vloerbedekking.

  • 9 De meubelen zijn vervaardigd van glad, hard materiaal dat niet kromtrekt of roest en waarin zich geen ongedierte kan nestelen.

  • 10 Voor de patrijspoorten in een slaapverblijf zijn gordijnen of jaloezieën aangebracht.

  • 11 Voor elke visser is een afzonderlijke slaapplaats beschikbaar.

  • 12 Slaapplaatsen zijn behoorlijk van elkaar gescheiden en afzonderlijk toegankelijk.

  • 13 Er zijn niet meer dan twee slaapplaatsen boven elkaar aangebracht.

  • 14 De onderkant van de onderste slaapplaats is meer dan 30 centimeter boven de vloer gelegen.

  • 15 De afstand tussen de onderkant van de onderste slaapplaats en de onderkant van de bovenste slaapplaats en de afstand tussen de onderkant van de bovenste slaapplaats en de onderkant van het plafond 75 centimeter of meer.

  • 16 Aan de onderkant van de bovenste slaapplaats is een stofdichte bodem van hout, zeildoek of ander geschikt materiaal aangebracht.

  • 17 Een slaapplaats is, binnenwerks gemeten, 2 meter of meer lang en 0,68 meter of meer breed.

  • 18 Een slaapplaats is van hout of van deugdelijk hard materiaal dat niet gemakkelijk roest, vervaardigd. De constructie is zodanig dat er zich geen ongedierte in kan nestelen en de slaapplaats gemakkelijk kan worden schoongemaakt.

  • 19 Indien een slaapplaats uit buizen is samengesteld, zijn in deze buizen geen openingen aanwezig die aan ongedierte toegang kunnen verlenen. Houten kooiplanken zijn uitneembaar.

  • 20 Een slaapplaats is voorzien van een matras van deugdelijk materiaal. Als vulling voor matrassen is geen materiaal gebruikt waarin zich ongedierte kan nestelen.

  • 21 Onder de opening van een luchtkoker is geen slaapplaats aanwezig.

Artikel 4.5.10. Dagverblijven

  • 1 De grootte en inrichting en het aantal tafels en zitbanken of stoelen, vastgezet of verplaatsbaar, van een dagverblijf zijn voldoende voor het grootste aantal personen dat gelijktijdig van het verblijf gebruik kan maken.

  • 2 Tenzij pantry’s aanwezig zijn die in rechtstreekse verbinding staan met een dagverblijf, is in deze voldoende kastruimte aanwezig voor het opbergen van eetgerei, alsmede een geschikte gelegenheid voor het schoonmaken daarvan.

  • 3 De bovenkanten van tafels, zitbanken of stoelen zijn vervaardigd van vochtwerend materiaal, zonder barsten, dat gemakkelijk is schoon te houden.

  • 4 Waar dit uitvoerbaar is, is een dagverblijf zodanig ontworpen, gemeubileerd en uitgerust dat deze gelegenheid biedt tot ontspanning.

  • 5 Indien een radiodistributie-installatie aanwezig is, zijn dagverblijven daarop aangesloten.

Artikel 4.5.11. Sanitaire voorzieningen

  • 1 Een vissersvaartuig is voorzien van voldoende sanitaire voorzieningen, met inbegrip van wastafels, douches en toiletten.

  • 2 Voor vissers die gebruik maken van een slaapverblijf dat niet is voorzien van eigen sanitair, zijn de volgende voorzieningen aanwezig:

    (i)

    voor zes vissers of minder:

    één wastafel

    (ii)

    voor acht vissers of minder:

    één douche

    (iii)

    één toilet voor acht vissers of minder:

    één toilet

  • 3 Bij de berekening wordt een aantal van drie vissers of minder ten aanzien van douches en toiletten en een aantal van twee vissers of minder ten aanzien van wastafels, verwaarloosd.

Artikel 4.5.12. Eisen sanitaire inrichtingen

  • 1 Een sanitaire ruimte bestemd voor gemeenschappelijk gebruik voldoet aan de volgende eisen:

    • a. de vloer bestaat uit deugdelijk, duurzaam en gemakkelijk te reinigen materiaal, dat ondoordringbaar is voor vocht;

    • b. schotten zijn van staal of ander deugdelijk materiaal vervaardigd en tot een hoogte van ten minste 25 centimeter boven de vloer waterdicht uitgevoerd;

    • c. toiletten zijn op voldoende wijze van elkaar zijn gescheiden en gemakkelijk bereikbaar;

    • d. een toilet is van een ruime afvoer voorzien en kan afzonderlijk door middel van een vaste inrichting gemakkelijk worden doorgespoeld, zodanig, dat geen stank wordt verspreid;

    • e. wastafels en badkuipen zijn van voldoende afmetingen en zijn vervaardigd van deugdelijk materiaal, met een glad oppervlak, niet onderhevig aan scheuren, schilferen of roesten; en

    • f. de vloer van een ruimte, waarin een toilet of een wasgelegenheid is ondergebracht, is voorzien van een behoorlijke waterafvoer.

  • 2 Een toilet staat niet rechtstreeks in verbinding met slaapverblijven, en met een doodlopende gang tussen de slaapverblijven en de toiletten, met dien verstande, dat dit niet geldt voor een toilet tussen twee slaapverblijven, welke tezamen voor niet meer dan vier personen zijn bestemd.

  • 3 Een toilet is van een zodanig model en de afvoer is zodanig ingericht, dat de kans op verstopping zo klein mogelijk is en het schoonhouden vergemakkelijkt wordt.

  • 4 De afvoer van het toilet loopt niet door drinkwatertanks en, indien uitvoerbaar, niet onderdeks door dag- of slaapverblijven.

  • 5 Het eerste lid, onderdelen a, b, d, e en f, is mede van toepassing op wastafels in slaapverblijven en op sanitaire ruimten die rechtstreeks in verbinding staan met slaapverblijven.

Artikel 4.5.13. Wassen en drogen van kleding

  • 1 Op een vissersvaartuig met een lengte van 35 meter of meer zijn voorzieningen voor het wassen en drogen van kleding beschikbaar, rekening houdend met het gebruik van het vissersvaartuig.

  • 2 De wasplaats voor kleding bevat geschikte spoelbakken die zijn voorzien van een afvoer.

  • 3 De wasplaats kan in een badkamer worden geplaatst indien niet in een afzonderlijke wasruimte kan worden voorzien.

  • 4 De spoelbakken zijn voorzien van stromend koud en warm zoet water.

  • 5 Onverminderd het eerste lid zijn toereikende voorzieningen voor het wassen, drogen en strijken van kleding beschikbaar die zijn gelegen in een van de slaapverblijven, eetverblijven en toiletten afgescheiden ruimte, die voldoende is geventileerd en verwarmd en is voorzien van waslijnen of andere middelen voor het drogen van kleding.

Artikel 4.5.14. Wassen en drogen van kleding, opbergen van oliegoed

Buiten, nabij de slaapverblijven is voldoende behoorlijk geventileerde bergruimte om oliegoed en natte of vuile kleding op te hangen.

Artikel 4.5.15. Ziekenverblijf en ziekenkooi

  • 1 Op een vissersvaartuig met een lengte van 45 meter of meer is een afzonderlijk ziekenverblijf aanwezig dat voldoet aan artikel 4.2.15.

  • 2 Op een vissersvaartuig met een lengte van 35 tot 45 meter kan voor een zieke of gewonde een éénpersoons slaapverblijf beschikbaar worden gesteld, waarin de slaapplaats als ziekenkooi is ingericht.

  • 3 Op een vissersvaartuig met een lengte van minder dan 35 meter kan worden volstaan met een als ziekenkooi ingerichte slaapplaats in een slaapverblijf.

  • 4 De ziekenkooi is zodanig ingericht dat de zieke er gemakkelijk met de matras kan worden ingebracht en uitgenomen, waartoe zo nodig de schotten wegneembaar moeten zijn.

  • 5 Indien een visser aan een ernstige of aan een besmettelijke ziekte lijdt, wordt getracht deze, afgezonderd van alle anderen, te verplegen.

Artikel 4.5.16. Reinheid van de verblijven

  • 1 Een verblijf wordt schoon en in behoorlijk bewoonbare toestand gehouden.

  • 2 Goederen en voorraden die niet het persoonlijk eigendom zijn van de gebruikers van het verblijf, worden daar niet opgeborgen.

  • 3 Ten minste éénmaal per week wordt door de schipper of een daarvoor door hem aangewezen officier een inspectie van een verblijf gehouden, waarbij hij zich door een of meer leden van de bemanning doet vergezellen.

  • 4 De bevindingen van deze inspecties en de getroffen maatregelen om eventuele tekortkomingen te verhelpen worden vermeld in het scheepsdagboek.

Artikel 4.5.17. Plichten van de schipper

Indien tijdens de reis gebreken ontstaan aan de in deze paragraaf omschreven voorzieningen, is de schipper verantwoordelijk om deze zo spoedig mogelijk te verhelpen.

Artikel 4.5.18. Toepasselijkheid en ontheffingen

  • 1 De minister kan, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en vissers ontheffing verlenen van de artikelen 4.5.2 tot en met 4.5.15, indien deze afwijkingen voordelen meebrengen welke tot resultaat hebben dat de inrichting over het geheel genomen niet minder gunstig is dan die welke het gevolg zou zijn van volledige toepassing van deze paragraaf.

  • 2 Voor een vissersschip dat voor 12 mei 1977 was afgebouwd, kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en vissers, wanneer het vissersvaartuig wordt ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 4 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 of wanneer ingrijpende veranderingen in de bouw of grote reparaties aan het vissersvaartuig worden uitgevoerd volgens een tevoren ontworpen plan en niet ten gevolge van een ongeval of ramp, ontheffing verlenen om het vissersvaartuig te laten voldoen aan de eisen gesteld in de artikelen 4.5.2 tot en met 4.5.15, voor zover hij dit mogelijk acht, daarbij rekening houdende met alle praktische problemen welke zich bij de toepassing voordoen.

  • 3 Was een vissersvaartuig voor 12 mei 1977 in aanbouw of werd het op of voor die datum verbouwd, dan kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en vissers, ontheffingen verlenen, welke nodig zijn om het vissersvaartuig te laten voldoen aan de eisen gesteld in de artikelen 4.5.3 tot en met 4.5.15, voor zover hij dit mogelijk acht, daarbij rekening houdende met alle praktische problemen welke zich bij de toepassing voordoen.

  • 4 De minister kan bij de toepassing van het derde of vierde lid bepalen binnen welke tijdsduur de voor te schrijven wijzigingen moeten zijn uitgevoerd.

Paragraaf 4.6. Certificaat maritieme arbeid en verklaring naleving maritieme arbeid

Artikel 4.6.1. Aanvraag certificaat maritieme arbeid en voorlopig certificaat maritieme arbeid

  • 1 Een aanvraag voor een certificaat maritieme arbeid of een voorlopig certificaat maritieme arbeid wordt schriftelijk ingediend bij een op grond van artikel 39, eerste lid, van de wet aangewezen ambtenaar of rechtspersoon.

  • 2 Bij de aanvraag verstrekt de scheepsbeheerder de volgende gegevens en documenten:

    • a. naam van het zeeschip;

    • b. IMO-nummer van het zeeschip;

    • c. de naam van de scheepsbeheerder;

    • d. technische gegevens van het zeeschip, inclusief de op grond van artikel 4.1.25 goedgekeurde plannen; en

    • e. de datum van de kiellegging.

  • 3 Op basis van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, ontvangt de scheepsbeheerder een verklaring naleving maritieme arbeid deel I, aan de hand waarvan de scheepsbeheerder een verklaring naleving maritieme arbeid deel II opstelt die in overeenstemming is met de artikelen 4.6.3 en 4.6.8, vierde lid, en, voor zover van toepassing, artikel 4.6.6, derde lid.

  • 4 Nadat de in het eerste lid bedoelde ambtenaar of rechtspersoon de verklaring naleving maritieme arbeid deel II heeft ontvangen, worden de onderzoeken, bedoeld in artikel 4.6.4 of artikel 4.6.6, vierde lid, uitgevoerd.

Artikel 4.6.2. Inhoud verklaring naleving maritieme arbeid deel I

  • 2 Het model, bedoeld in artikel 4.6.8, derde lid, bevat een opsomming van de eisen, bedoeld in het eerste lid, die op het desbetreffende zeeschip van toepassing zijn. Daarbij wordt voor wat betreft de voorschriften met betrekking tot huisvesting en voorzieningen voor zeevarenden onderscheid gemaakt tussen de verschillende typen zeeschepen, bedoeld in paragraaf 4.1 en 4.2.

Artikel 4.6.3. Inhoud verklaring naleving maritieme arbeid deel II

  • 1 In de verklaring naleving maritieme arbeid deel II wordt vermeld:

    • a. de maatregelen en procedures om te waarborgen dat voortdurend wordt voldaan aan de i eisen, bedoeld in artikel 4.2.1, eerste lid, van het besluit, en de voorgestelde maatregelen om voortdurende verbetering van de naleving te waarborgen;

    • b. de maatregelen die worden getroffen indien blijkt dat niet wordt voldaan aan de i eisen, bedoeld in artikel 4.2.1, eerste lid, van het besluit; en

    • c. welke personen zijn aangewezen voor het toepassen van de in de onderdelen a en b bedoelde maatregelen en procedures.

  • 2 De verklaring naleving maritieme arbeid deel II wordt opgesteld in overeenstemming met de normering van leidraad B5.1.3, tweede tot en met vierde lid, van het MLC-verdrag.

Artikel 4.6.4. Inspectie, geldigheid en verlenging certificaat maritieme arbeid

  • 1 Een certificaat maritieme arbeid heeft een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaar.

  • 2 Tijdens de geldigheidsduur van het certificaat maritieme arbeid wordt het zeeschip onderworpen aan een tussentijdse inspectie die plaatsvindt tussen de tweede en derde verjaardatum van het certificaat.

  • 3 Van een goed verlopen tussentijdse inspectie wordt aantekening gemaakt op het certificaat.

  • 4 Het onderzoek ter verlenging van een certificaat maritieme arbeid vindt plaats voor de vijfde verjaardatum van het certificaat.

  • 5 Ter verkrijging van een certificaat maritieme arbeid bij een tussentijdse inspectie als bedoeld in het tweede lid en bij een verlengingsinspectie als bedoeld in het vierde lid:

    • a. wordt onderzocht of het zeeschip voldoet aan de eisen als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de wet en aan de voorschriften genoemd op de toepasselijke verklaring naleving maritieme arbeid deel I; en

    • b. wordt beoordeeld of de verklaring naleving maritieme arbeid deel II voldoet aan artikel 4.6.3, en of op basis van de inhoud van die verklaring voldoende is gewaarborgd dat de in onderdeel a bedoelde eisen die op het desbetreffende zeeschip van toepassing zijn, voortdurend worden nageleefd.

  • 6 Indien het onderzoek ter verlenging wordt afgerond binnen drie maanden voor de vervaldatum van het bestaande certificaat, is het nieuwe certificaat maritieme arbeid geldig vanaf de datum waarop de verlengingsinspectie is afgerond voor een tijdvak dat ten hoogste loopt tot vijf jaar na de vervaldatum van het bestaande certificaat.

  • 7 Indien het onderzoek ter verlenging meer dan drie maanden voor de vervaldatum van het bestaande certificaat wordt afgerond, is het nieuwe certificaat maritieme arbeid geldig voor vijf jaar gerekend vanaf de datum waarop de verlengingsinspectie is afgerond.

Artikel 4.6.5. Inspectierapport

  • 1 De uitkomsten van een inspectie als bedoeld in artikel 4.6.4, tweede en vierde lid, worden door de betrokken ambtenaar of degene die namens een rechtspersoon de inspectie heeft uitgevoerd, opgenomen in een inspectierapport, waarbij alle eventuele zwaarwegende tekortkomingen uitdrukkelijk worden vermeld.

  • 2 De datum waarop wordt vastgesteld dat een zwaarwegende tekortkoming is verholpen, wordt eveneens aangetekend op het inspectierapport.

  • 3 Een afschrift van het inspectierapport wordt in de werktaal van het zeeschip en in het Engels, indien de werktaal geen Engels is en het zeeschip internationale reizen maakt, verstrekt aan de kapitein.

  • 4 De kapitein verstrekt op verzoek een afschrift van het inspectierapport alsmede van het certificaat maritieme arbeid en de verklaring naleving maritieme arbeid in het Engels of in de werktaal van het zeeschip aan krachtens artikel 39, eerste lid, van de wet aangewezen ambtenaren, aan inspecteurs van een havenstaat of aan vertegenwoordigers van scheepsbeheerders of zeevarenden.

  • 5 Een afschrift van het inspectierapport wordt aan boord van het zeeschip op een duidelijk zichtbare en voor de bemanning toegankelijke plaats beschikbaar gesteld.

Artikel 4.6.6. Voorwaarden afgifte voorlopige certificaten

  • 1 Een voorlopig certificaat maritieme arbeid kan worden afgegeven met betrekking tot:

    • a. een nieuw zeeschip bij de oplevering;

    • b. een zeeschip dat op grond van voor Nederland geldende rechtsregels onder de vlag van het Koninkrijk gaat varen;

    • c. een zeeschip dat in het beheer komt van een andere scheepsbeheerder.

  • 2 Een voorlopig certificaat maritieme arbeid kan eenmalig worden afgegeven voor een tijdvak van ten hoogste 26 weken.

  • 4 De scheepsbeheerder toont aan dat de kapitein op de hoogte is van de eisen van het MLC-verdrag en zijn verantwoordelijkheden voor de uitvoering en de naleving van de voor het desbetreffende zeeschip geldende regels en procedures voor de naleving van het MLC-verdrag.

Artikel 4.6.7. Vervallen certificaat bij onttrekken van zeeschip aan oorspronkelijke bestemming

Onverminderd artikel 4.2.2 van het besluit vervalt een voor dat zeeschip afgegeven certificaat maritieme arbeid indien:

  • a. het zeeschip wordt onttrokken aan zijn oorspronkelijke bestemming, waardoor het niet meer als zeeschip wordt gebruikt;

  • b. het zeeschip van bestemming wijzigt zonder dat een verbouwing of wijziging van de inrichting als bedoeld in artikel 4.2.2, eerste lid, onderdeel a, van het besluit plaatsvindt.

Artikel 4.6.8. Modellen

  • 1 Het model van het certificaat maritieme arbeid is opgenomen in bijlage 16.

  • 2 Het model van het voorlopige certificaat maritieme arbeid is opgenomen in bijlage 17.

  • 3 Het model van de verklaring naleving maritieme arbeid, deel I, is opgenomen in bijlage 18.

  • 4 Het model van de verklaring naleving maritieme arbeid, deel II, is opgenomen in bijlage 19.

  • 5 De documenten, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, zijn slechts geldig indien ze zijn opgesteld overeenkomstig de in de bijlagen bij deze regeling opgenomen modellen en naar waarheid zijn ingevuld.

Artikel 4.6.9. Erkenning van organisaties

  • 1 Een erkenning als bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de wet kan worden verleend aan rechtspersonen die voldoen aan de volgende criteria:

    • a. de rechtspersoon beschikt over een gecertificeerd kwaliteitssysteem, waarin de procedures alsmede het beheer van alle documentatie met betrekking tot de onderzoeken waarvoor de aanwijzing geldt zijn geborgd;

    • b. de rechtspersoon heeft de beschikking over een wereldwijd netwerk van voldoende en bekwaam personeel met voldoende en actuele kennis van het MLC-verdrag en de Nederlandse wettelijke vereisten voor de afgifte van een certificaat maritieme arbeid, alsmede diensttijd met betrekking tot het onderzoeken van zeeschepen; en

    • c. de rechtspersoon voert een onafhankelijke bedrijfsvoering en kan daarover verantwoording afleggen.

  • 2 Een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid houdt kantoor in Nederland en heeft met de minister een overeenkomst gesloten met betrekking tot de taken die zij in het kader van de aanwijzing uitvoert, waarin de in leidraad B5.1.2 van het MLC-verdrag genoemde onderwerpen zijn opgenomen.

  • 3 Rechtspersonen die zijn erkend op grond van verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (PbEU 2009, L 131), worden geacht te voldoen aan de erkenningscriteria, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en het tweede lid.

  • 4 Een erkenning wordt verleend voor onbepaalde tijd.

  • 5 Een erkenning kan worden ingetrokken indien de rechtspersoon waaraan de erkenning is verleend, niet meer voldoet aan een van de criteria, genoemd in het eerste lid.

  • 6 Een besluit tot erkenning of intrekking van een erkenning wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 4.6.10. Aanwijzing erkende rechtspersonen

  • 2 Een aanwijzing wordt ingetrokken indien de erkenning, bedoeld in artikel 4.6.9, wordt ingetrokken.

  • 3 Een aanwijzing kan worden ingetrokken indien de aangewezen rechtspersoon handelt in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan de aanwijzing of in strijd met de overeenkomst, bedoeld in artikel 4.6.9, tweede lid.

  • 4 Een aanwijzing kan worden geschorst indien door een handeling of nalaten van de aangewezen rechtspersoon ernstig gevaar voor de veiligheid kan of is ontstaan.

Paragraaf 4.7. Visserij-arbeidscertificaat

Artikel 4.7.1. Opsomming voorschriften C 188-verdrag

De minister geeft op aanvraag een visserij-arbeidscertificaat als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de wet af indien na onderzoek blijkt dat voor dat vissersvaartuig ten minste wordt voldaan aan:

Artikel 4.7.2. Model visserij-arbeidscertificaat

Het model voor het visserij-arbeidscertificaat voor vissersvaartuigen is opgenomen in bijlage 20.

Artikel 4.7.3. Geldigheidsduur visserij-arbeidscertificaat

Het visserij-arbeidscertificaat heeft een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaar.

Artikel 4.7.4. Afgifte en verlenging visserij-arbeidscertificaat

De artikelen 4.6.3 tot en met 4.6.7 zijn van overeenkomstige toepassing op het visserij-arbeidscertificaat.

Paragraaf 4.8. Register

Artikel 4.8. Gegevensregistratie Centraal inspectieregister

  • 1 Na het uitvoeren van een inspectie als bedoeld in artikel 4.6.3, tweede, derde of vierde lid, worden door de betrokken ambtenaar of degene die namens een rechtspersoon de inspectie heeft uitgevoerd, de volgende gegevens in het register, bedoeld in artikel 77 van de wet, geregistreerd:

    • a. naam van het zeeschip;

    • b. IMO-nummer van het zeeschip;

    • c. naam van de scheepsbeheerder van het zeeschip;

    • d. naam van de op grond van artikel 39, eerste lid, van de wet aangewezen ambtenaar of degene die namens een rechtspersoon de inspectie heeft uitgevoerd;

    • e. datum en plaats van de inspectie;

    • f. de resultaten van vraaggesprekken met zeevarenden aan boord;

    • h. informatie betreffende eventuele inbreuken op de wetgeving, opgelegde sancties en aanhouding van het zeeschip; en

    • i. gerapporteerde arbeidsongevallen.

  • 2 Rechtspersonen die zijn aangewezen op grond van artikel 39, eerste lid, van de wet, dragen er zorg voor dat de in het eerste lid bedoelde inspectiegegevens in het register worden geregistreerd op de door de minister bij die aanwijzing voorgeschreven wijze.

  • 3 De minister brengt binnen zes maanden na afloop van een kalenderjaar een verslag uit van de in het desbetreffende jaar uitgevoerde inspecties.

Paragraaf 4.9. Klachtenprocedures

Artikel 4.9.1. Klager

In deze paragraaf wordt verstaan onder ‘klager’: zeevarende die op grond van de artikelen 6 of 40, eerste lid, van de wet, een klacht indient.

Artikel 4.9.2. Klachtenprocedure aan boord

  • 1 In een klachtenprocedure als bedoeld in artikel 6 van de wet wordt ten minste opgenomen:

    • a. bij welke persoon of personen aan boord een klacht kan worden ingediend, waarbij klachten in ieder geval bij de kapitein kunnen worden ingediend;

    • b. bij welke vertegenwoordiger van de scheepsbeheerder die niet tot de zeevarenden aan boord behoort, een klacht kan worden ingediend;

    • c. de gegevens als bedoeld in artikel 4.9.3, derde lid, waar een klacht kan worden ingediend;

    • d. de naam van één of meer vertrouwenspersonen aan boord die zeevarenden onpartijdig kunnen adviseren over het indienen van een klacht en klagers kunnen bijstaan bij het doorlopen van de klachtenprocedure en kan helpen bij het voorkomen van nadelige behandeling vanwege het feit dat diegene een klacht heeft ingediend; en

    • e. volgens welke procedure een klacht wordt behandeld waarbij leidraad B5.1.5, tweede lid, van het MLC-verdrag in acht wordt genomen.

  • 2 De klachtenprocedure, bedoeld in het eerste lid, stelt geen beperkingen aan het recht van de klager:

    • a. zich door iemand te laten vergezellen of vertegenwoordigen;

    • b. om te allen tijde zijn klacht rechtstreeks bij de kapitein of de vertegenwoordiger van de scheepsbeheerder, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, in te dienen;

    • c. om klachten in te dienen betreffende een vermoedelijke schending van het MLC-verdrag of het C188-verdrag.

Artikel 4.9.3. Klachtbehandeling aan de wal

  • 1 Een klacht als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de wet wordt ingediend bij de voor de klachtenbehandeling door de Inspecteur-Generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport aangewezen ambtenaren van die inspectie. De Inspecteur-Generaal draagt zorg voor een vertrouwelijke behandeling van de klacht.

  • 2 Indien een erkende rechtspersoon als bedoeld in artikel 4.6.9 een melding ontvangt van een klacht, zorgt deze erkende rechtspersoon ervoor dat de klacht wordt ingediend bij de in het eerste lid bedoelde ambtenaar.

  • 3 Schriftelijk ingediende klachten worden gericht aan de Inspectie Leefomgeving en Transport, te bereiken via:

    • a. het postadres: Postbus 16191, IPC 525, 2500 BD Den Haag, Nederland; of

    • b. de website http://www.ILenT.nl.

  • 4 Een klacht is ontvankelijk indien:

    • a. deze een vermoedelijke schending van het MLC-verdrag, het Verdrag betreffende werk in de visserijsector of een vermeend onrechtmatig bevel van de kapitein betreft;

    • b. het voorval waarop de klacht betrekking heeft minder dan zes maanden geleden heeft plaatsgevonden;

    • c. de klacht in het Engels of het Nederlands is gesteld; en

    • d. de klacht voldoende gedetailleerde informatie bevat om onderzoek naar de klacht te kunnen doen.

  • 5 Aan de klager wordt zo spoedig mogelijk na het indienen van de klacht medegedeeld of de klacht ontvankelijk is.

  • 6 Indien de klacht ontvankelijk is:

    • a. wordt nagegaan of het een individuele klacht of een algemene klacht betreft en wordt nagegaan waarop de klacht betrekking heeft;

    • b. wordt de klager gevraagd of hij zijn klacht wil handhaven indien zijn anonimiteit, gelet op de aard van de klacht, niet gewaarborgd kan worden;

    • c. wordt nagegaan of de klachtenprocedure, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet, is doorlopen en indien dat niet het geval is, wordt de klacht niet verder behandeld, tenzij blijkt dat de klager die klachtenprocedure niet heeft gebruikt uit angst voor de gevolgen daarvan of wegens een andere goede reden als bedoeld in leidraad B5.2.2, vierde lid, van het MLC-verdrag;

    • d. wordt nagegaan waarom het doorlopen van de klachtenprocedure, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet, niet heeft geleid tot een oplossing van de klacht;

    • e. worden, indien de aard van de klacht en noodzakelijke waarborgen voor de klager dit toelaten, de kapitein, de scheepsbeheerder en eventueel andere bij de klacht betrokken personen in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken;

    • f. wordt nagegaan of de klacht aan boord eenvoudig kan worden opgelost;

    • g. wordt een klacht zo nodig onderzocht door het uitoefenen van toezicht als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet of in het kader van een inspectie als bedoeld in artikel 4.6.3 waarbij niet wordt gemeld dat de inspectie het gevolg is van een klacht; en

    • h. worden de conclusie en eventuele maatregelen op basis van het onderzoek naar de klacht medegedeeld aan de klager of aan een door de klager opgegeven contactpersoon of belangenorganisatie, op een wijze die de gewenste anonimiteit van de klager in acht neemt.

Hoofdstuk 5. Tuchtrechtspraak

Artikel 5.1. Eed of belofte

De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de leden, de plaatsvervangende leden, de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen van het tuchtcollege voor de scheepvaart leggen voor de aanvang van hun werkzaamheden ten overstaan van de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven de eed of belofte af overeenkomstig het volgende formulier:

‘Ik zweer/verklaar dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, voor het verkrijgen van mijn benoeming tot voorzitter/plaatsvervangend voorzitter/ lid/plaatsvervangend lid/secretaris/plaatsvervangend secretaris van het tuchtcollege voor de scheepvaart aan iemand iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven;

ik zweer/verklaar dat ik nimmer enige giften of geschenken hoegenaamd zal aannemen of ontvangen van enig persoon van wie ik weet of vermoed dat hij een zaak heeft of zal krijgen bij het tuchtcollege voor de scheepvaart;

ik zweer/beloof dat ik mij niet op enige wijze zal inlaten met partijen of hun raadslieden of gemachtigden over enige zaak die bij het tuchtcollege voor de scheepvaart aanhangig is, of waarvan ik weet of kan vermoeden dat deze bij het tuchtcollege voor de scheepvaart aanhangig zal worden gemaakt;

ik zweer/beloof dat ik geheim zal houden de gegevens waarover ik bij de uitoefening van mijn taak de beschikking krijg en waarvan ik het vertrouwelijk karakter ken of redelijkerwijs moet vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift mij tot mededeling verplicht of uit mijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit, alsmede al hetgeen in de raadkamer over aanhangige zaken is geuit;

ik zweer/beloof dat ik mijn taak in het tuchtcollege voor de scheepvaart met eerlijkheid, nauwgezetheid en onpartijdigheid, zonder aanzien van personen, zal uitoefenen en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het tuchtcollege voor de scheepvaart kan schaden.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! / Dat verklaar en beloof ik!’

Op .......... heeft .......... (1) ten overstaan van de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (2) te .......... de bovenstaande eed/belofte afgelegd.

(1) ..........

(2) ..........

Artikel 5.2. Vacatiegeld

  • 1 De leden, de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende secretarissen ontvangen voor het bijwonen van een zitting van het tuchtcollege voor de scheepvaart een vacatiegeld van € 342.

  • 2 De voorzitter of de plaatsvervangende voorzitters ontvangen voor het voorbereiden van een zitting, het leiden van een zitting en het voorbereiden van een uitspraak na afloop van een zitting van het tuchtcollege voor de scheepvaart een vacatiegeld van € 684 per zaak.

  • 3 De plaatsvervangende secretaris ontvangt voor het uitschrijven van een concept van een uitspraak een vacatiegeld van € 342 per zaak.

  • 5 De voorzitter, plaatsvervangend voorzitter en de plaatsvervangende secretaris ontvangt voor werkzaamheden die verband houden met het algemene functioneren van het tuchtcollege een vacatiegeld van € 684 per dag.

  • 6 De plaatsvervangende secretaris ontvangt voor werkzaamheden die verband houden met het algemene functioneren van het tuchtcollege een vacatiegeld van € 342 per dag.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1. Gelijkstelling certificaten en bekwaamheidsbewijzen

  • 1 Een certificaat uitvoering beveiligingstaken, afgegeven op grond van sectie A-VI/6, negende lid, van de STCW-code, wordt gelijkgesteld met een bekwaamheidsbewijs uitvoering beveiligingstaken, afgegeven op grond van artikel 3.5.9.

  • 2 Een certificaten bewustwording scheepsbeveiliging, afgegeven op grond van sectie A-VI/6, vijfde lid, van de STCW-code, wordt gelijkgesteld met een bekwaamheidsbewijs uitvoering beveiligingstaken, afgegeven op grond van artikel 3.5.10.

Artikel 6.2. Erkenning trainingen

Artikel 6.3. Uitsluiting oude zeeschepen

Artikel 6.6

[Red: Wijzigt de Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties zeevisserij.]

Artikel 6.8

[Red: Wijzigt de Regeling aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Inspectie Leefomgeving en Transport op het domein scheepvaart.]

Artikel 6.11

[Red: Wijzigt de Regeling inzage gegevens en bescheiden Zeebrievenwet.]

Artikel 6.15

[Red: Wijzigt het Aanwijzingsbesluit erkende rechtspersonen voor onderzoek certificering Wet zeevarenden.]

Artikel 6.16

[Red: Wijzigt het Besluit aanwijzing toezichthouders Wet zeevarenden.]

Artikel 6.17

[Red: Wijzigt het Besluit terbeschikkingstelling scheepvaartinspecteurs Rijksdienst Caribisch Nederland inzake toezicht ex Wet havenstaatcontrole en Wet zeevarenden in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.]

Artikel 6.18

[Red: Wijzigt het Besluit mandaat en machtiging certificering zeeschepen 2012.]

Artikel 6.20. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bemanning zeeschepen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

B. Madlener

Bijlage 1. behorend bij artikel 3.2.1: tabellen vaarbevoegdheid zeeschepen, niet zijnde zeilschepen minder dan 500 GT op basis van opleidingen gevolgd vanaf het collegejaar 2021–2022

Kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom nautisch
 

Crohonummer. 34384

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Ophoging na: 36 maanden ervaring

Kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom nautisch

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de visserij bevoegdheden

Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT

Wachtstuurman alle schepen

Maritiem officier alle schepen1

Maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT2

Wachtwerktuigkundige alle schepen

Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

(In de functie (wacht)stuurman)

Eerste stuurman alle schepen

(In de functie (wacht)stuurman waarvan ten minste 12 maanden als eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)

Kapitein alle schepen

(In de functie Maritiem officier)

Eerste maritiem officier nautisch alle schepen3

(In de functie (wacht)stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)

Kapitein alle schepen

1 De maritiem officier alle schepen betreft de functie wachtstuurman alle schepen en wachtwerktuigkundige alle schepen

2 De maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT betreft de functie eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT en wachtwerktuigkundige alle schepen

3 De eerste maritiem officier nautisch alle schepen betreft de functie eerste stuurman alle schepen en wachtwerktuigkundige alle schepen

Kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom technisch (minor ETO*)
 

Crohonummer. 34384

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Ophoging na: 36 maanden ervaring

Kennisbewijs hoger Maritiem officier (semi-duaal) – uitstroom technisch (minor ETO*)

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de visserij bevoegdheden

Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

Wachtwerktuigkundige alle schepen

Maritiem officier alle schepen 1

Maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen2

Wachtstuurman alle schepen

Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

(indien in bezit van minor ETO*)

Officier elektrotechniek alle schepen

(in de functie werktuigkundige)

Tweede werktuigkundige alle schepen

Tweede werktuigkundige alle vissersvaartuigen

Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

(+ bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

(in de functie van (wacht)werktuigkundige waarvan minimaal 12 maanden in de functie van tweede werktuigkundige + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige alle schepen

(in de functie van (wacht)werktuigkundige waarvan minimaal 12 maanden in de functie van tweede werktuigkundige)

Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

(in de functie van Maritiem officier)

Eerste maritiem officier technisch

alle schepen3

(+ bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)

Eerste Maritiem Officier Technisch

schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen4

(in de functie van werktuigkundige + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige alle schepen

1 De maritiem officier alle schepen betreft de functie wachtstuurman alle schepen en wachtwerktuigkundige alle schepen

2 De maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen betreft de functie als tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen en wachtstuurman alle schepen

3 De eerste maritiem officier technisch alle schepen betreft de functie tweede werktuigkundige alle schepen en wachtstuurman alle schepen

4 De eerste maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen betreft de functie hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen en wachtstuurman alle schepen

Kennisbewijs stuurman alle zeeschepen
 

Crohonummer. 34384

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Ophoging na: 36 maanden ervaring

Kennisbewijs stuurman alle zeeschepen

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT

Wachtstuurman alle schepen

(In de functie (wacht)stuurman)

Eerste stuurman alle schepen

(In de functie (wacht)stuurman waarvan ten minste 12 maanden als eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)

Kapitein alle schepen

(In de functie (wacht)stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)

Kapitein alle schepen

Kennisbewijs scheepswerktuigkundige alle zeeschepen (minor ETO*)
 

Crohonummer. 34384

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Ophoging na: 36 maanden ervaring

Kennisbewijs scheepswerktuigkundige alle zeeschepen

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de visserij bevoegdheden

Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

Wachtwerktuigkundige alle schepen

Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

(indien in bezit van minor ETO*)

Officier elektrotechniek alle schepen

(in de functie werktuigkundige)

Tweede werktuigkundige alle schepen

Tweede werktuigkundige alle vissersvaartuigen

Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

(+ bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

(in de functie van werktuigkundige waarvan minimaal 12 maanden in de functie tweede werktuigkundige)

Hoofdwerktuigkundige alle vissersvaartuigen

(+ bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige alle schepen

(in de functie van werktuigkundige + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige alle schepen

Kennisbewijs hoger maritiem officier
 

Crohonummer. 34384

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Ophoging na: 36 maanden ervaring

Kennisbewijs hoger maritiem officier

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de visserij bevoegdheden

Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT

Wachtstuurman alle schepen

Maritiem officier alle schepen1

Maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT2

Maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen3

Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

Wachtwerktuigkundige alle schepen

Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

(indien in bezit van minor ETO*)

Officier elektrotechniek alle schepen

(In de functie (wacht)stuurman)

Eerste stuurman alle schepen

(in de functie werktuigkundige)

Tweede werktuigkundige alle schepen

Tweede werktuigkundige alle vissersvaartuigen

Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

(+ bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

(In de functie (wacht)stuurman waarvan ten minste 12 maanden als eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)

Kapitein alle schepen

(in de functie van werktuigkundige waarvan minimaal 12 maanden in de functie tweede werktuigkundige)

Hoofdwerktuigkundige alle vissersvaartuigen

(+ bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige alle schepen

(in de functie van Maritiem officier)

Eerste Maritiem Officier alle schepen4

(+ bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)

Eerste Maritiem Officier Technisch

schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen5

(In de functie (wacht)stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)

Kapitein alle schepen

(in de functie van werktuigkundige + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige alle schepen

1 De maritiem officier alle schepen betreft de functie wachtstuurman alle schepen en wachtwerktuigkundige alle schepen

2 De maritiem officier alle schepen betreft de functie wachtstuurman alle schepen en wachtwerktuigkundige alle schepen

3 De maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen betreft de functie als tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen en wachtstuurman alle schepen

4 De eerste maritiem officier alle schepen betreft de functie eerste stuurman alle schepen en tweede werktuigkundige alle schepen

5 De eerste maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen betreft de functie hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen en wachtstuurman alle schepen

Officier Electrotechniek alle schepen (HBO Minor)
 

Crohonummer 34384

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Officier Electrotechniek alle schepen1

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

Officier elektrotechniek alle schepen

1 De minor moet zijn gevolgd in het kader van een HBO maritiem officier kennisbewijs.

Opleidingen op MBO 4 niveau

Maritiem officier alle schepen (semi-duaal) – uitstroomrichting nautisch koopvaardij
 

Crebonummer. 25680

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Ophoging na: 36 maanden ervaring

Maritiem officier alle schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch koopvaardij

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de visserij bevoegdheden

Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT

Wachtstuurman alle schepen

Maritiem officier alle schepen1

Maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT2

Wachtwerktuigkundige alle schepen

Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

(In de functie (wacht)stuurman)

Eerste stuurman alle schepen

(In de functie (wacht)stuurman waarvan ten minste 12 maanden als eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg)

Kapitein alle schepen

(In de functie maritiem officier)

Eerste maritiem officier nautisch alle schepen3

(In de functie (wacht)stuurman + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg)

Kapitein alle schepen

1 De maritiem officier alle schepen betreft de functie wachtstuurman alle schepen en wachtwerktuigkundige alle schepen

2 De maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT betreft de functie eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT en wachtwerktuigkundige alle schepen

3 De eerste maritiem officier nautisch betreft de functie als eerste stuurman alle schepen en wachtwerktuigkundige alle schepen

Maritiem officier alle schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch waterbouw
 

Crebonummer. 25681

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Ophoging na: 36 maanden ervaring

Maritiem officier alle schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch waterbouw

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de visserij bevoegdheden

Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT

Wachtstuurman alle schepen

Maritiem officier alle schepen1

Maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT2

Wachtwerktuigkundige alle schepen

Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

(In de functie (wacht)stuurman)

Eerste stuurman op alle schepen

(In de functie (wacht)stuurman waarvan ten minste 12 maanden als eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement N + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg)

Kapitein alle schepen

(In de functie Maritiem officier)

Eerste maritiem officier nautisch alle schepen3

(In de functie (wacht)stuurman + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement N + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg)

Kapitein alle schepen

1 De maritiem officier alle schepen betreft de functie wachtstuurman alle schepen en wachtwerktuigkundige alle schepen

2 De maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT betreft de functie eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT en wachtwerktuigkundige alle schepen

3 De eerste maritiem officier nautisch betreft de functie als eerste stuurman alle schepen en wachtwerktuigkundige alle schepen

Maritiem officier alle schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch visserij
 

Crebonummer. 25682

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Ophoging na: 36 maanden ervaring

Maritiem officier alle schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch visserij

leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de visserij bevoegdheden

Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT

Wachtstuurman alle schepen

Maritiem officier alle schepen1

Maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT2

Wachtwerktuigkundige alle schepen

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart tot 60 meter

Stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen3

Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

(in de functie (wacht)stuurman)

Eerste stuurman alle schepen

(in de functie plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen tot zestig meter of stuurman zeevisvaart)

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen

(in de functie van plaatsvervangend schipper + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord)

(Leeftijd20 jaar)

Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter in beperkt vaargebied vissersvaartuigen

(24 maanden in de functie van (wacht)stuurman waarvan 12 maanden in de functie van eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)

Kapitein alle schepen

(24 maanden in de functie van maritiem officier nautisch alle schepen)

Eerste Maritiem Officier Nautisch alle schepen4

(24 maanden in de functie van Stuurman zeevisvaart waarvan 12 maanden in de functie van plaatsvervangend Schipper stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg)

Schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen

(36 maanden in de functie van wachtstuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)

Kapitein alle schepen

(36 maanden in de functie van stuurman zeevisvaart + bekwaamheidsbewijs medische zorg + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord)

Schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen

1 De maritiem officier alle schepen betreft de functie wachtstuurman alle schepen en wachtwerktuigkundige alle schepen

2 De maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT betreft de functie eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT en wachtwerktuigkundige alle schepen

3 De stuurman-werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen betreft de functie stuurman zeevisvaart en werktuigkundige zeevisvaart

4 De eerste maritiem officier nautisch betreft de functie als eerste stuurman alle schepen en wachtwerktuigkundige alle schepen

Maritiem officier alle schepen (semi-duaal) – uitstroom technisch
 

Crebonummer. 25683

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Ophoging na: 36 maanden ervaring

Maritiem officier alle schepen (semi-duaal) – uitstroom technisch

leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de visserij bevoegdheden

Wachtstuurman alle schepen

Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

Wachtwerktuigkundige alle schepen

Maritiem officier alle schepen1

Maritiem officier Technisch op schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen2

Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

(in de functie van (wacht)werktuigkundige)

Tweede werktuigkundige alle schepen

Tweede werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

(in de functie van (wacht)werktuigkundige + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

(in de functie van (wacht)werktuigkundige waarvan minimaal 12 maanden in de functie van tweede werktuigkundige + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige alle schepen

(in de functie van (wacht)werktuigkundige waarvan minimaal 12 maanden in de functie van tweede werktuigkundige)

Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

(in de functie van maritiem officier)

Eerste Maritiem Officier Technisch

alle schepen3

(in de functie van maritiem officier + scheepsmanagement-W)

Eerste Maritiem Officier Technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen4

(in de functie van wachtwerktuigkundige +bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige alle schepen

(in de functie van (wacht)werktuigkundige)

Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

1 De maritiem officier alle schepen betreft de functie wachtstuurman alle schepen en wachtwerktuigkundige alle schepen

2 De maritiem officier technisch op schepen met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen betreft de functie als tweede werktuigkundige tot 3.000 kW en wachtstuurman alle schepen

3 De eerste maritiem officier technisch alle schepen betreft de functie als tweede werktuigkundige alle schepen en wachtstuurman alle schepen

4 De eerste maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen betreft de functie als hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen en wachtstuurman alle schepen

Officier Electrotechniek alle schepen

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Officier Electrotechniek alle schepen

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

Officier elektrotechniek alle schepen

Opleidingen op MBO 3 niveau

Maritiem officier kleine schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch koopvaardij

Crebonummer. 25677

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Ophoging na: 36 maanden ervaring

Maritiem officier kleine schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch koopvaardij

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de visserij bevoegdheden

Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT

Maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT en minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen1

Wachtwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

 

(in de functie van (wacht)stuurman waarvan 12 maanden in de functie van eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg.+ bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)

Kapitein schepen van minder dan 3.000 GT

(in de functie van (wacht)stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg +

bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)

Kapitein schepen van minder dan 3.000 GT

1 De maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT en minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen betreft de functie eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT en wachtwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

Maritiem officier kleine schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch visserij

Crebonummer. 25678

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Ophoging na: 36 maanden ervaring

Maritiem officier kleine schepen (semi-duaal) – uitstroom nautisch visserij zonder de module ladingbehandeling

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de visserij bevoegdheden

Wachtwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart tot 60 meter

Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen1

(in de functie van plaatsvervangend schipper zeevisvaart + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord)

(Leeftijd 20 jaar)

Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter in beperkt vaargebied

(Minimaal 12 maanden van deze 24 maanden moeten zijn opgedaan in de functie van plaatsvervangend schipper zeevisvaart op vissersvaartuigen < 60 meter. De overige 12 maanden mogen zijn opgedaan als stuurman zeevisvaart + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord bekwaamheidsbewijs medische zorg)

Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen tot 60 meter

(Minimaal 36 maanden in de functie van stuurman zeevisvaart alle schepen of plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen tot 60 meter + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg)

Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen tot 60 meter

1 De stuurman-werktuigkundige alle vissersvaartuigen betreft de functie wachtstuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen en wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Maritiem officier kleine schepen (semi-duaal) – uitstroom Technisch

Crebonummer. 25679

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Ophoging na: 36 maanden ervaring

Maritiem officier kleine schepen (semi-duaal) – uitstroom Technisch

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de visserij bevoegdheden

Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

Wachtstuurman schepen van minder dan 3.000 GT

Maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen en van minder dan 3.000 GT1

Werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

 

(in de functie van (wacht)werktuigkundige waarvan 12 in de functie van Tweede werktuigkundige tot 3.000 kW +bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

Eerste Maritiem Officier Technisch schepen met minder dan 3.000 KW voorstuwingsvermogen en van minder dan 3.000 GT2

(Vaartijd moet opgedaan zijn in de functie van werktuigkundige zeevisvaart alle schepen of tweede werktuigkundige)

Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

(in de functie van (wacht)werktuigkundige + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

1 De maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen en van minder dan 3.000 GT betreft de functie tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen en wachtstuurman schepen van minder dan 3.000 GT

2 De eerste maritiem officier technisch schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen en van minder dan 3.000 GT betreft de functie hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen en Wachtstuurman schepen van minder dan 3.000 GT

Opleidingen op MBO 2 niveau

Schipper-machinist beperkt werkgebied (TZ + AZ1)

Crebonummer. 25519

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Schipper-machinist beperkt werkgebied

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-B)

bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de visserij bevoegdheden

Eerste stuurman schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)

Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)

Maritiem Officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)2

Werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied

(In de functie van eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord)

Leeftijd 20 jaar

Kapitein schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)

(In de functie van tweede werktuigkundige)

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)

(In de functie van maritiem officier)

Eerste maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)3

1 Nederlandse territoriale zee en de aansluitende zone van het Koninkrijk grenzend aan de Nederlandse territoriale zee.

2 De maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ) betreft de functie eerste stuurman van schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ) en tweede werktuigkundige op schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)

3 De eerste maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ) betreft de functie eerste stuurman van schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ) en hoofdwerktuigkundige op schepen met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)

Schipper-machinist beperkt werkgebied (TZ+EEZ1)

Crebonummer. 25519

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Schipper-machinist beperkt werkgebied

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de visserij bevoegdheden

Eerste stuurman van schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).

Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).

Maritiem Officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).2

Werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied

(In de functie van eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord, bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden + bekwaamheidsbewijs aanvulling-N).

Leeftijd 20 jaar

Kapitein schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).

(In de functie van tweede werktuigkundige+ bekwaamheidsbewijs aanvulling-W)

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).

(In de functie van maritiem officier + bekwaamheidsbewijs aanvulling-W)

Eerste maritiem officier schepen3 van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).

1 De Nederlandse territoriale zee en de Nederlandse exclusieve economische zone

2 De maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen (TZ + EEZ) betreft de functie eerste stuurman tot 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ+EEZ en tweede werktuigkundige tot 3.000 kW met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ)

3 De eerste maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse (TZ + EEZ) betreft de functie eerste stuurman van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ+EEZ) en hoofdwerktuigkundige op schepen met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ+EEZ)

Stuurman werktuigkundige zeevisvaart SW6 – Marcom-A

Crebonummer. 25640

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Stuurman werktuigkundige zeevisvaart SW6

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheidstraining vissersvaartuigen

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 45 meter met minder dan 1.125 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied

Werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied

Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen tot 3.000 kW

Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust1

(in de functie van plv-schipper + in bezit van bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord)

Leeftijd 20 jaar

schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter in beperkt vaargebied

(in de functie van plv-schipper of stuurman-werktuigkundige)

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 45 meter en met minder dan 1.500 kW voorstuwingsvermogen

(in de functie van tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust)

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust1

(in de functie van plv-schipper + in bezit van bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord)

schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 45 meter en een voortstuwingsvermogen van minder dan 1.125 kW in beperkt vaargebied

(in de functie van plv-schipper + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)

Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter.

1 Er wordt in de koopvaardij onderscheid gemaakt tussen het varen in de Nederlandse territoriale zee en de aansluitende zone van het Koninkrijk grenzend aan de Nederlandse territoriale zee en het varen in de Nederlandse EEZ, zie voor de relevante bekwaamheidsbewijzen de eerder genoemde Schipper-machinist beperkt werkgebied tabellen.

Stuurman werktuigkundige zeevisvaart SW6 – Marcom-B

Crebonummer. 25640

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Stuurman werktuigkundige zeevisvaart SW6

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheidstraining vissersvaartuigen

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-B)

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 45 meter met minder dan 1.125 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied

Werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied

Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied

Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust1

(in de functie van plv-schipper + in bezit van bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord)

Leeftijd 20 jaar

schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter in beperkt vaargebied

(in de functie van tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust of)

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust1

(in de functie van plv-schipper + in bezit van bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord)

schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 45 meter en een voortstuwingsvermogen van minder dan 1.125 kW in beperkt vaargebied

1 Er wordt in de koopvaardij onderscheid gemaakt tussen het varen in de Nederlandse territoriale zee en de aansluitende zone van het Koninkrijk grenzend aan de Nederlandse territoriale zee en het varen in de Nederlandse EEZ, zie voor de relevante bekwaamheidsbewijzen de eerder genoemde Schipper-machinist beperkt werkgebied tabellen.

Opleiding Grote Zeilvaart

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 6 maanden (1 seizoen) ervaring

Ophoging na: 12 maanden (2 seizoenen) ervaring

Ophoging na: 24 maanden (4 seizoenen) ervaring

Bekwaamheidsbewijs grote zeilvaart

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

geen.

(in de functie van wachtlopend gezel zeilvaart)

Wachtstuurman alle zeilschepen

(in de functie van wachtstuurman zeilvaart)

Eerste stuurman alle zeilschepen

(waarvan 12 maanden als eerste stuurman alle zeilschepen + in bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)

Kapitein alle zeilschepen

Overzicht Keuzedelen

Crebonummer. K1244 Visserij

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Ophoging na: 36 maanden ervaring

MBO-keuzedeel K1244 Visserij (kotters) 1

bekwaamheidsbewijs basisveiligheidstraining vissersvaartuigen

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

Stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Stuurman werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart tot 60 meter

n.v.t.

(minimaal 12 maanden van deze 24 maanden moeten zijn opgedaan in de functie van plaatsvervangend schipper zeevisvaart op vissersvaartuigen < 60 meter. De overige 12 maanden mogen zijn opgedaan als stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen. + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord)

Schipper zeevisvaart tot 60 meter

(minimaal 36 maanden in de functie van stuurman zeevisvaart alle schepen of plaatsvervangend schipper zeevisvaart tot 60 meter + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

bekwaamheidsbewijs medische zorg)

Schipper zeevisvaart tot 60 meter

1 De functies zijn alleen aan te vragen met het aanvullende MBO keuzedeel indien de zeevarende reeds in bezit is van een relevant kennisbewijs op ten minste MBO 3 niveau of een geldig vaarbevoegdheidsbewijs dat op basis hiervan is afgegeven. Het kennisbewijs mag niet ouder zijn dan vier jaar op het moment van aanvraag.

Crebonummer. K1212: STCW Cargo handling and stowage management level

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Ophoging na: 36 maanden ervaring

MBO-keuzedeel K1212: STCW Cargo handling and stowage management level 1

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT

Maritiem officier nautisch schepen van minder dan 3.000 GT en minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen1,2,

n.v.t.

(waarvan 12 maanden in de functie van eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)

Kapitein schepen van minder dan 3.000 GT

(in de functie van (wacht)stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + certificaat medische zorg aan boord + bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N)

Kapitein schepen van minder dan 3.000 GT

1 De functies zijn alleen aan te vragen met het aanvullende MBO keuzedeel indien de zeevarende reeds in bezit is van een relevant kennisbewijs op ten minste MBO 3 niveau of een geldig vaarbevoegdheidsbewijs dat op basis hiervan is afgegeven. Het kennisbewijs mag niet ouder zijn dan vier jaar op het moment van aanvraag.

2 De functies zijn alleen aan te vragen met het aanvullende MBO keuzedeel indien de zeevarende reeds in bezit is van een relevant kennisbewijs op ten minste MBO 3 niveau of een geldig vaarbevoegdheidsbewijs dat op basis hiervan is afgegeven. Het kennisbewijs mag niet ouder zijn dan vier jaar op het moment van aanvraag.

Vaarbevoegdheidsbewijzen gezel

Wachtlopend gezel dek alle schepen

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 18 maanden ervaring

kennisbewijs wachtlopend gezel dek1

Leeftijd ≥16 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

wachtlopend gezel dek alle schepen

(in de functie van wachtlopend gezel dek alle schepen + het bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen + een schriftelijke verklaring van de kapitein2)

gekwalificeerd gezel dek alle schepen

1 Het kennisbewijs wachtlopend gezel kan worden vervangen door een schriftelijke verklaring van de kapitein dat de betrokkene heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van bekwaamheid, bedoeld in sectie A-II/4 van de STCW-Code. Hierbij dient men wel 6 maanden ervaring aan te tonen als aankomend gezel dek.

2 Een door de kapitein opgestelde schriftelijke verklaring waarin is verklaard dat de betrokkene heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van bekwaamheid, bedoeld in sectie A-II/5 van de STCW-Code

Wachtlopend gezel machinekamer alle schepen

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

kennisbewijs wachtlopend gezel machinekamer1

Leeftijd ≥16 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

wachtlopend gezel machinekamer alle schepen

(in de functie van wachtlopend gezel machinekamer alle schepen + een schriftelijke verklaring van de hoofdwerktuigkundige2)

gekwalificeerd gezel machinekamer alle schepen

1 Het kennisbewijs wachtlopend gezel machinekamer kan worden vervangen door een schriftelijke verklaring van de hoofdwerktuigkundige dat de betrokkene heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van bekwaamheid, bedoeld in sectie A-III/4 van de STCW-Code. Hierbij dient men wel 6 maanden ervaring aan te tonen als aankomend gezel machinekamer.

2 Een door de hoofdwerktuigkundige opgestelde schriftelijke verklaring waarin is verklaard dat de betrokkene heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van bekwaamheid, bedoeld in sectie A-III/5 van de STCW-Code

Gezel elektrotechniek alle schepen

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Schriftelijke verklaring van de kapitein of hoofdwerktuigkundige1

Leeftijd ≥16 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheidstraining

Gezel elektrotechniek alle schepen

1 Een door de kapitein of de hoofdwerktuigkundige schriftelijke verklaring waarin is verklaard dat de betrokkene heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van bekwaamheid, bedoeld in sectie A-III/7 van de STCW-Code en de betrokkene een ervaring heeft van ten minste 12 maanden als aankomend gezel elektrotechniek.

Gezel zeevisvaart

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

kennisbewijs wachtlopend gezel dek1

Leeftijd ≥16 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheidstraining vissersvaartuigen

wachtlopend gezel zeevisvaart alle schepen

1 Het kennisbewijs wachtlopend gezel kan worden vervangen door een schriftelijke verklaring van de schipper dat de betrokkene heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van bekwaamheid, bedoeld in sectie A-II/4 van de STCW-Code. Hierbij dient men wel 6 maanden ervaring aan te tonen als aankomend gezel dek.

Bijlage 2. behorend bij artikel 3.2.1: tabellen vaarbevoegdheid zeeschepen, niet zijnde zeilschepen minder dan 500 GTop basis van opleidingen gevolgd in of voor 2022

Opleidingen op MBO 2 niveau

Schipper-machinist beperkt werkgebied (TZ+AZ1)

Crebonummer. 25519

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Schipper-machinist beperkt werkgebied

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-B)

bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de visserij bevoegdheden

Eerste stuurman schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)

Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)

Maritiem Officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ) 2

Werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied

(In de functie van eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord)

Kapitein schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)

(In de functie van tweede werktuigkundige)

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)

(In de functie van maritiem officier)1

Eerste maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)3

1 Nederlandse territoriale zee en de aansluitende zone van het Koninkrijk grenzend aan de Nederlandse territoriale zee.

2 De functie maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen (TZ + AZ) betreft de functie eerste stuurman van schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ) en tweede werktuigkundige op schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)

3 De functie eerste maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen (TZ + AZ) betreft de functie eerste stuurman van schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ) en hoofdwerktuigkundige op schepen met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + AZ)

Schipper-machinist beperkt werkgebied (TZ + EEZ1)

Crebonummer. 25519

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Schipper-machinist beperkt werkgebied

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

bekwaamheidsbewijs basis veiligheidstraining vissersvaartuigen is verplicht voor de visserij bevoegdheden

Eerste stuurman van schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).

Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).

Maritiem Officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).2

Werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied

(In de functie van eerste stuurman + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord, bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord en bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden + bekwaamheidsbewijs aanvulling-N).

Leeftijd 20 jaar

Kapitein schepen van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).

(In de functie van tweede werktuigkundige+ bekwaamheidsbewijs aanvulling-W)

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).

(In de functie van maritiem officier)

Eerste maritiem officier schepen3 van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ).

1 De Nederlandse territoriale zee en de Nederlandse exclusieve economische zone

2 De functie maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen (TZ + EEZ) betreft de functie eerste stuurman tot 500 GT en tweede werktuigkundige tot 3.000 kW met de beperking tor reizen nabij de Nederlandse kust (TZ + EEZ)

3 De functie eerste maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse (TZ + EEZ) betreft de functie eerste stuurman van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ+EEZ) en hoofdwerktuigkundige op schepen met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen.

Stuurman werktuigkundige zeevisvaart SW6 – Marcom-A

Crebonummer. 25640

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Stuurman werktuigkundige zeevisvaart SW6

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheidstraining vissersvaartuigen

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 45 meter met minder dan 1.125 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied

Werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied

Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen tot 3.000 kW

Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust1

(in de functie van plv-schipper + in bezit van bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord)

Leeftijd 20 jaar

Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter in beperkt vaargebied

(in de functie van plv-schipper of stuurman-werktuigkundige en in bezit van het algemeen certificaat radio communicatie)

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 45 meter en met minder dan 1.500 kW voorstuwingsvermogen

(in de functie van tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust)

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust1

(in de functie van plv-schipper + in bezit van bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord)

Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 45 meter en een voortstuwingsvermogen van minder dan 1.125 kW in beperkt vaargebied

(in de functie van plv-schipper en in bezit van het algemeen certificaat radio communicatie en bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)

Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter.

1 De functie eerste maritiem officier schepen van minder dan 500 GT en met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse (TZ + EEZ) betreft de functie eerste stuurman van minder dan 500 GT met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust (TZ+EEZ) en hoofdwerktuigkundige op schepen met minder dan 3.000 kW voorstuwingsvermogen.

Stuurman werktuigkundige zeevisvaart SW6 – Marcom-B

Crebonummer. 25640

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring

Ophoging na: 24 maanden ervaring

Stuurman werktuigkundige zeevisvaart SW6

Leeftijd ≥18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheidstraining vissersvaartuigen

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

Beperkt Certificaat Maritieme Radiocommunicatie (MARCOM-B)

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 45 meter met minder dan 1.125 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied

Werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied

Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen in beperkt vaargebied

Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust1

(in de functie van plv-schipper + in bezit van bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord)

Leeftijd 20 jaar

Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 24 meter in beperkt vaargebied

(in de functie van tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust of)

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen met de beperking tot reizen nabij de Nederlandse kust1

(in de functie van plv-schipper + in bezit van bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord)

Schipper zeevisvaart met de beperking tot vissersvaartuigen van minder dan 45 meter en een voortstuwingsvermogen van minder dan 1.125 kW in beperkt vaargebied

1 Er wordt in de koopvaardij onderscheid gemaakt tussen het varen in de Nederlandse territoriale zee en de aansluitende zone van het Koninkrijk grenzend aan de Nederlandse territoriale zee en het varen in de Nederlandse EEZ, zie voor de relevante bekwaamheidsbewijzen de eerder genoemde Schipper-machinist beperkt werkgebied tabellen.

Besluit zeevarenden artikel 17

Crebonummer. 25515 of 93130

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)

Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)

Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen

Diploma koopvaardij officier kleine schepen (scheepswerktuigkundige kleine schepen) of diploma SW5

Leeftijd ≥ 18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

Wachtwerktuigkundige alle schepen

Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

N.v.t.

(In de functie: (wacht)werktuigkundige, waarvan minimaal 12 maanden in de functie van tweede werktuigkundige + scheepsmanagement-W)

hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

(In de functie: (wacht)werktuigkundige + scheepsmanagement-W)

hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

Besluit zeevarenden artikel 16

Crebonummer: 25638 of 95729 of 95734 of 95739

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)

Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)

Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen

Diploma koopvaardij officier alle schepen (scheepswerktuigkundige alle schepen) of maritiem waterbouwer (scheepswerktuigkundige waterbouw of het diploma SW4)

Leeftijd ≥ 18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

Wachtwerktuigkundige alle schepen

Tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

Tweede werktuigkundige alle schepen

(in de functie van tweede werktuigkundige + scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

(In de functie: (wacht)werktuigkundige, waarvan minimaal 12 maanden in de functie van tweede werktuigkundige + scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige alle schepen

(In de functie: (wacht)werktuigkundige + scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige alle schepen

Besluit zeevarenden artikel 15

Crebonummer: 25514

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)

Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)

Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen

Diploma koopvaardij officier kleine schepen (stuurman kleine schepen

Leeftijd ≥ 18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

Eerste stuurman schepen van minder dan 3.000 GT

Wachtstuurman alle schepen

na 12 maanden vaartijd als eerste stuurman kan er een kapiteinsbevoegdheid reizen nabij de kust aangevraagd worden; zie voor de vereisten de betreffende tabellen.

(In de functie (wacht)stuurman waarvan ten minste 12 maanden als 1e stuurman + scheepsmanagement N + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord)

Kapitein schepen van minder dan 3.000 GT

(In de functie van eerste stuurman + scheepsmanagement N + bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord + bekwaamheidsbewijs medische zorg aan boord)

Kapitein schepen van minder dan 3.000 GT

Besluit zeevarenden artikel 14

Crebonummer: 25517

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)

Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)

Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen

Diploma koopvaardij officier alle schepen (stuurman alle schepen) of maritiem waterbouwer (stuurman waterbouw)

Leeftijd ≥ 18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

Eerste stuurman schepen tot 3.000 GT

Wachtstuurman alle schepen

na 12 maanden vaartijd als eerste stuurman kan er een kapiteinsbevoegdheid reizen nabij de kust aangevraagd worden; zie voor de vereisten de betreffende tabellen.

(In de functie wachtstuurman)

Eerste stuurman alle schepen

(In de functie wachtstuurman waarvan ten minste 12 maanden als 1e stuurman + het certificaat scheepsmanagement N + het certificaat medische eerste hulp aan boord + het certificaat medische zorg)

Kapitein alle schepen

(In de functie wachtstuurman + het certificaat scheepsmanagement N + het certificaat medische eerste hulp aan boord + het certificaat medische zorg)

Kapitein alle schepen

Besluit zeevarenden artikel 13

Crebonummer: 25517

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)

Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)

Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen

Diploma koopvaardij officier kleine schepen (stuurman werktuigkundige kleine schepen) SWK

Leeftijd ≥ 18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

Eerste stuurman schepen tot 3.000 GT

Maritiem Officier alle schepen

Wachtstuurman alle schepen

Tweede werktuigkundige tot 3.000 kW

Wachtwerktuigkundige alle schepen

na 12 maanden vaartijd als eerste stuurman kan er een kapiteinsbevoegdheid reizen nabij de kust aangevraagd worden; zie voor de vereisten de betreffende tabellen.

(In de functie wachtstuurman waarvan ten minste 12 maanden als 1e stuurman + het certificaat scheepsmanagement N + het certificaat medische eerste hulp aan boord + het certificaat medische zorg)

Kapitein schepen van minder dan 3.000 GT

Wachtstuurman alle schepen

(In de functie maritiem officier)

Eerste maritiem officier tot 3.000 GT/KW

Maritiem Officier alle schepen

(waarvan minimaal 12 maanden in de functie van tweede werktuigkundige + het certificaat scheepsmanagement-W)

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

Wachtwerktuigkundige alle schepen

(In de functie wachtstuurman + het certificaat scheepsmanagement N + het certificaat medische eerste hulp aan boord + het certificaat medische zorg)

Kapitein schepen van minder dan 3.000 GT

Wachtwerktuigkundige alle schepen

Besluit zeevarenden artikel 12

Crebonummer: 25517

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)

Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)

Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen

Diploma koopvaardij officier alle schepen (maritiem officier alle schepen) of kennisbewijs maritiem officier (middelbaar of hoger)

Leeftijd ≥ 18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

Eerste stuurman schepen tot 3.000 GT

Maritiem Officier alle schepen

Wachtstuurman alle schepen

Tweede werktuigkundige tot 3.000 kW

Wachtwerktuigkundige alle schepen

na 12 maanden vaartijd als eerste stuurman kan er een kapiteinsbevoegdheid reizen nabij de kust aangevraagd worden; zie voor de vereisten de betreffende tabellen.

(In de functie wachtstuurman)

Eerste stuurman alle schepen

(In de functie: maroff) Maritiem Officier alle schepen

(In de functie wachtwerktuigkundige + scheepsmanagement (W))

Hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

(In de functie: wachtwerktuigkundige)

Tweede werktuigkundige alle schepen

(In de functie wachtstuurman waarvan tenminste 1 jaar als 1e stuurman + scheepsmanagement (N) + medische zorg aan boord + scheepsmanagement (N))

Kapitein alle schepen

(In de functie maritiem officier)

Eerste maritiem officier alle schepen

(In de functi: wachtwerktuigkundige waarvan tenminste 1 jaar in als 2e WTK + scheepsmanagement (W))

Hoofdwerktuigkundige alle schepen

(In de functie wachtstuurman + scheepsmanagement (N) + medische zorg aan boord)

Kapitein alle schepen

(In de functie wachtwerktuigkundige + scheepsmanagement (W))

Hoofdwerktuigkundige alle schepen

Artikel 28 F

Crebonummer: 25517 + 95734

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)

Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)

Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen

Diploma scheepswerktuigkundige alle schepen, wachtwerktuigkundige tot 3.000 kW of scheepswerktuigkundige waterbouw

Leeftijd ≥ 18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

Wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle schepen

Tweede werktuigkundige zeevisvaart < 3.000 kW

n.v.t.

(In de functie wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle schepen of tweede werktuigkundige zeevisvaart < 3.000 kW)

Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart < 3.000 kW

n.v.t.

Artikel 28 E

Crebonummer: 25522 + 91910 + 95738

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)

Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)

Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen

Diploma stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW5

Leeftijd ≥ 18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Plv schipper zeevisvaart < 60 meter

Wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Tweede werktuigkundige zeevisvaart < 3.000 kW

n.v.t.

(Minimaal 12 maanden van deze 24 maanden in de functie plaatsvervangend schipper zeevisvaart vissersvaartuigen < 60 meter. De overige 12 maanden mogen in de functie stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen

+ In het bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)

Schipper zeevisvaart < 60 meter

(in de functie wachtwerktuigkundige alle vissersvaartuigen of tweede werktuigkundige zeevisvaart < 3.000 kW)

Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen < 3.000 kW

(in de functie stuurman zeevisvaart alle schepen of plv schipper zeevisvaart < 60 meter

+ In bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)

Schipper zeevisvaart < 60 meter

Artikel 28 E

Crebonummer: 25522 + 91910 + 95738

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)

Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)

Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen

Diploma stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW5

Leeftijd ≥ 18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Stuurman zeevisvaart alle vissersvaar- tuigen

Plv schipper zeevisvaart < 60 meter

Wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Tweede werktuigkundige zeevisvaart < 3.000 kW

n.v.t.

(Minimaal 12 maanden van deze 24 maanden in de functie plaatsvervangend schipper zeevisvaart vissersvaartuigen < 60 meter. De overige 12 maanden mogen in de functie stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen.

+ In het bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)

Schipper zeevisvaart < 60 meter

(in de functie stuurman zeevisvaart alle schepen of plaatsvervangend schipper zeevisvaart < 60 meter

+ In bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)

Schipper zeevisvaart < 60 meter

(Minimaal 24 maanden vaartijd in de functie wachtwerktuigkundige alle vissersvaartuigen of tweede werktuigkundige zeevisvaart < 3.000 kW)

Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen < 3.000 kW

Artikel 28 D

Crebonummer: 93101 + 95734

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)

Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)

Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen

Diploma werktuigkundige alle vissersvaartuigen W4, maritiem officier alle schepen, scheepswerktuigkundige alle schepen of scheepswerktuigkundige waterbouw

Leeftijd ≥ 18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

Wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle schepen

Tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen < 3.000 kW

(In de functie wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen of tweede werktuigkundige zeevisvaart < 3.000 kW)

Tweede werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen < 3.000 kW

(In de functie wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen of tweede werktuigkundige zeevisvaart < 3.000 kW)

Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

n.v.t.

Artikel 28 C

Crebonummer: 95737

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)

Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)

Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen

Diploma stuurman vissersvaartuigen S4

Leeftijd ≥ 18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

Stuurman zeevisvaart alle vissers- vaartuigen

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart < 60 meter

(In de functie stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen of plaatsvervangend schipper zeevisvaart vissersvaartuigen < 60 meter)

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen

(Minimaal 24 maanden waarvan 12 maanden in de functie stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen plaatsvervangend schipper < 60 meter en minimaal 12 maanden in de functie plaatsvervangend schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen

+ In het bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)

Schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen

(in de functie stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen

+ In het bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)

Artikel 28 B

Crebonummer: 95737 + 25223 + 95739

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)

Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)

Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen

Diploma stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW4

Leeftijd ≥ 18 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers

bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen

bekwaamheidsbewijs brandbestrijding voor gevorderden

bekwaamheidsbewijs medische eerste hulp aan boord

algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie (MARCOM-A)

Stuurman-werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Stuurman zeevisvaart alle vissers- vaartuigen

Plv schipper zeevisvaart < 60 meter

Wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen tot 3.000 kW

(In de functie stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen of plaatsvervangend schipper zeevisvaart vissersvaartuigen < 60 meter)

Plaatsvervangend schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen

(Minimaal 12 maanden in de functie wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen of tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen tot 3.000 kW)

Tweede werktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Hoofdwerkwerktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen tot 3.000 kW

(Minimaal 12 maanden vaartijd in de functie stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen of plaatsvervangend schipper < 60 meter EN 12 maanden in de functie plaatsvervangend schipper alle vissersvaartuigen

+ In het bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)

Schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen

(Minimaal 12 maanden in de functie wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen of tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen tot 3.000 kW EN 12 maanden in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie tweede werktuigkundige alle vissersvaartuigen)

Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

(In de functie stuurman zeevisvaart alle vissersvaartuigen of als plaatsvervangend schipper zeevisvaart < 60 meter

+ In het bezit van medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord)

of Minimaal 36 maanden waarvan minimaal 24 maanden in de functie stuurmanwerktuigkundige alle vissersvaartuigen EN 12 maanden in de functie plaatsvervangend schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Schipper zeevisvaart alle vissersvaartuigen

(In de functie wachtwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen of tweede werktuigkundige zeevisvaart vissersvaartuigen tot 3.000 kW)

Hoofdwerktuigkundige zeevisvaart alle vissersvaartuigen

Artikel 28 H

 

Vereist kennisbewijs en trainingen

Aanvangsbevoegdheden

Ophoging na: 12 maanden ervaring (360 vaardagen)

Ophoging na: 24 maanden (720 vaardagen)

Ophoging na: 36 maanden ervaring (1090) vaardagen

Kennisbewijs wachtlopend gezel dek alle schepen of verklaring eisen van vakbekwaamheid

Leeftijd ≥ 16 jaar

bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers

6 maanden vaartijd als aankomend wachtlopend gezel dek (deze functie kan eventueel ook worden afgegeven op basis van SW4, SW5 en SW6)

Wachtlopend gezel zeevisvaart

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Bijlage 3. behorend bij artikel 3.5.2: basisveiligheidstraining voor alle bemanningsleden op vissersvaartuigen – module visserij

1. Persoonlijke overlevingstechnieken, inclusief het aantrekken van reddingsvesten en, indien van toepassing, overlevingspakken (STCW-tabel A-VI/1-1)

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Competentie

Kennis, inzicht en bekwaamheid

Methoden om competentie aan te tonen

Criteria om competentie te beoordelen

Overleven op zee wanneer het schip verlaten moet worden

Type reddingsmiddelen die specifiek op vissersvaartuigen aanwezig zijn

Overlevingsbeginselen zoals:

.1 te ondernemen acties bij reddingsoperaties door een helikopter

.2 het reddingsvaartuig snel bij het vissersvaartuig en het vistuig weghalen

.3 anderen helpen aan boord van een reddingsvaartuig te komen.

Basiskennis van de man-overboord procedures.

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

De acties die zijn ondernomen op grond van de herkenning van signalen passen bij de aangegeven noodsituatie en komen overeen met vastgelegde procedures

Hijsmethoden, beschrijf de hand- en armsignalen die worden gebruikt om iemand veilig omhoog te hijsen, beschrijf hoe een lid van de helikopterbemanning kan helpen bij het hijsen, legt uit waarom het belangrijk is gehoor te geven aan de instructies van de helikopterpiloot of zijn assistent

Beschrijf hoe je anderen helpt aan boord te komen van een reddingsvaartuig

Eerste handelingen na het vaststellen van een man-overboord situatie

2. Brandpreventie en brandbestrijding (STCW-tabel A-VI/1-2)

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Competentie

Kennis, inzicht en bekwaamheid

Methoden om competentie aan te tonen

Criteria om competentie te beoordelen

Het brandgevaar zo klein mogelijk houden en een staat van paraatheid in stand houden zodat kan worden gereageerd op noodsituaties waarin sprake is van brand

Brandgevaar en verspreiding van vuur door, maar niet beperkt tot:

.1 straling

.2 convectie

.3 geleiding

met de nadruk op gevaren die samenhangen met diepvriesapparatuur.

Praktische kennis van de procedure voor het opnieuw betreden van een ruimte.

Brandpreventiemaatregelen zoals:

.1 rookverbod

.2 zodanige plaatsing van warmtebronnen dat contact met brandbaar materiaal wordt voorkomen

.3 controle op het gebruik van branders, snij- of lasapparatuur.

.4 risicobeoordeling en -beheersing bij de aanschaf van artikelen en stoffen om, waar mogelijk, brandgevaar te voorkomen

.5 risicobeoordeling en -beheersing bij het gebruik van brandgevaarlijke artikelen en stoffen om brand te voorkomen

.6 het goed schoonmaken van werkgebieden

.7 passend toezicht op kookvoorzieningen

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

Eerste handelingen na het ontstaan van een noodsituatie in overeenstemming met geaccepteerde praktijken en procedures

De ondernomen actie na instructie tot verzamelen is passend gelet de aangegeven noodsituatie en komt overeen met de vastgelegde procedures

Actie ondernomen vóór terugkeer in een ruimte

Brand bestrijden en blussen

Instructie met betrekking tot het effect van het gebruik van het verkeerde blusmiddel

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

Beschrijf wat het effect zou kunnen zijn van het gebruik van het verkeerde blusmiddel

3. Noodprocedures (STCW-tabel A-VI/1-4)

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Competentie

Kennis, inzicht en bekwaamheid

Methoden om competentie aan te tonen

Criteria om competentie te beoordelen

Voldoen aan noodprocedures

Andere typen noodsituaties die kunnen voorkomen, zoals een gasalarm

Te ondernemen actie bij het horen van een gasalarm

Gevolgen van paniek

Inzicht in de onmiddellijke en juiste actie die nodig is om een schip in nood te helpen.

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

Eerste handelingen na het ontdekken van een noodsituatie, waaronder een gasalarm, zijn in overeenstemming met de vastgelegde noodrespons procedures

Bij afgaan van het alarm wordt snel, accuraat, volledig en helder informatie verschaft

Licht toe waarom paniek moet worden voorkomen

Definieer besloten ruimtes en de gevaren die daaraan verbonden zijn.

Beschrijf welke voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen alvorens een besloten ruimte in te gaan. Zo moeten de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm) worden gebruikt, moeten waakzaamheid en alertheid worden betracht en moet toezichthoudend personeel buiten de afgesloten ruimte worden gestationeerd

Vermeld de verantwoordelijkheid die men heeft om andere zeevarenden en vissers in nood te helpen en hulp te bieden bij zoek- en reddingsoperaties.

Beschrijf de onmiddellijke en juiste actie die nodig is om een schip in nood te helpen.

4. Elementaire eerste hulp (STCW A-VI/1-3)

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Competentie

Kennis, inzicht en bekwaamheid

Methoden om competentie aan te tonen

Criteria om competentie te beoordelen

Onmiddellijk actie ondernemen wanneer zich een ongeval of een andere medische noodsituatie voordoet

Op de hoogte zijn van de beschikbaarheid van radio medisch advies.

Basiskennis van de methoden om radio medisch advies te verkrijgen.

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

Licht het doel van radio medisch advies toe evenals de manieren om dergelijk advies te verkrijgen.

5. Voorkoming van verontreiniging van de zee

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Competentie

Kennis, inzicht en bekwaamheid

Methoden om competentie aan te tonen

Criteria om competentie te beoordelen

Voorzorgsmaatregelen nemen om verontreiniging van de zee te voorkomen

Herkennen van en het nemen van maatregelen om verontreiniging door verloren vistuig en visverpakkingsmateriaal te voorkomen.

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

Organisatorische procedures die zijn bedoeld om het mariene milieu te beschermen, worden te allen tijde nageleefd

6. Preventie van ongevallen aan boord van het schip (STCW-tabel A-VI/1-4)

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Competentie

Kennis, inzicht en bekwaamheid

Methoden om competentie aan te tonen

Criteria om competentie te beoordelen

Veiligheidsbewustzijn, risicobeoordeling en preventie van ongevallen aan boord van het schip

Op de hoogte zijn van de wettelijke regels met betrekking tot veiligheid in de visserij

Op de hoogte zijn van de gevaren en risico's voor de gezondheid en veiligheid

Basiskennis van risicobeoordelingen door:

.1 het vaststellen van gevaren

.2 het vaststellen van daaraan verbonden risico's voor de gezondheid en veiligheid

.3 het beslissen over passende beheersmaatregelen

.4 het voorspellen van mogelijke uitkomsten

.5 het bepalen van het risiconiveau

Basiskennis van risicobeperkende methoden, zoals:

.1 eliminatie

.2 gevaar inperken en personen beschermen

.3 procedures en training

.4 persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm)

.5 veiligheidssymbolen

.6 onderhoud

De methoden kennen voor veiligheidsbeheer die geschikt zijn voor vissersvaartuigen, zoals:

.1 beleidsverklaring

.2 risico-inventarisatie/evaluatie

.3 introductie voor de bemanning

.4 training aan boord

.5 werkprocedures

.6 onderhoudsschema's

.7 het ontwerp van vissersvaartuigen

.8 checklists

.9 gezondheidscontroles

.10 afspraken over de te gebruiken taal

In staat zijn om deel te nemen aan een voortdurend toezicht op verbetering van de veiligheid door:

.1 begrip van redenen voor het herzien van bestaande veiligheidsmethoden, zoals:

(i) preventieve actie

(ii) corrigerende actie

.2 begrip van richtlijnen ter ondersteuning van het herzieningsproces, waaronder:

(i) bestaande methoden

(ii) wetgeving

(iii) rapportage van ongevallen, incidenten en bijna-ongevallen

.3 beoordeling van in ieder geval de volgende opties die noodzakelijk zijn voor de geslaagde implementatie van veranderingen:

(i) haalbaarheid van voorgestelde veranderingen

(ii) de doeltreffendheid van de implementatie

(iii) huidige gedrag/cultuur aan boord.

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

Leg uit wat de begrippen gevaar en risico inhouden

Beschrijf risico beheers methoden met inbegrip van risico-inventarisatie en -evaluatie en de last-minute risicobeoordeling

Kan de volgorde van maatregelen voor het elimineren en beperken van risico’s bepalen

Kan het proces van voortdurende verbetering van de veiligheid en gezondheid toelichten.

Bijna-ongevallen, ongevallen en incidenten

In staat zijn om een bijna-ongeval, ongeval en incident te herkennen

Basiskennis van de elementen van een bijna-ongeval, ongeval of incident, zoals:

.1 de hoofdoorzaak vaststellen

.2 de factoren die hierbij een rol spelen herkennen

.3 mogelijke gevolgen evalueren

.4 het verschil tussen een bijna-ongeval, een ongeval en een incident kunnen vaststellen

In staat zijn om te voorkomen dat een bijna-ongeval, ongeval of incident zich verder ontwikkelt, onder meer door de veilige scheiding van apparatuur, machines en systemen.

In staat zijn om een ongeval, incident of bijna-ongeval te rapporteren omwille van;

.1 wettelijke verplichtingen

.2 interne veiligheidsredenen

.3 vertrouwelijkheidsredenen

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

De identificatie van elementen van een bijna-ongeval, ongeval of incident

Het rapporteren van een bijna-ongeval, ongeval of incident

Veiligheid van visserij-activiteiten

Bewustzijn van risico's aan boord van trawlers en kotters tijdens visserij-activiteiten als:

.1 het uitzetten en binnenhalen van vistuig

.2 het overladen van de vangst

Bewustzijn van risico’s aan boord van vissersvaartuigen met betrekking tot onder andere:

.1 vallen

.2 beknellen

.3 schommelende en losse lading

.4 kabelbreuk

Begrip van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

Veilige werkpraktijken worden nageleefd, en er wordt te allen tijde gebruik gemaakt van passende veiligheids- en beschermende middelen.

Kunnen benoemen van risico’s m.b.t.:

.1 het uitzetten en halen van vistuig

2. overladen van de vangst

3. vallen

4. beknellen

5. schommelende en losse lading en

6. kabelbreuk

Visserijuitrusting

Basiskennis van visserijuitrusting aan boord van vissersvaartuigen en van het veilige gebruik daarvan

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

Beschrijf visserijuitrusting, de gevaren en het veilige gebruik

Communicatie

Basiskennis van mondelinge mededelingen en handsignalen tijdens visserijactiviteiten als:

.1 het uitzetten en binnenhalen van vistuig

.2 het overladen van de vangst

.3 het werken met dekuitrusting en vistuig

.4 hijsactiviteiten

 

Beschrijf de hand- en armsignalen tijdens visserijactiviteiten als:

.1 het uitzetten en binnenhalen van vistuig

.2 het overladen van de vangst

.3 het werken met dekuitrusting en vistuig

.4 hijsactiviteiten

Operationele veiligheid

Bewustzijn van risico's, gevaren en veilige werkprocedures tijdens:

.1 afmeren

.2 ontmeren

.3 werken op hoogte

.4 heet werk

.5 werken met gevaarlijke stoffen

 

Beschrijf gevaren, risico's en veilige werkprocedures tijdens:

.1 afmeren

.2 ontmeren

.3 werken op hoogte

.4 heet werk

.5 werken met gevaarlijke stoffen

Bijlage 4. behorend bij artikel 3.5.12: bekwaamheidsbewijs wetgeving en openbaar gezag

Eisen Bekwaamheidsbewijs wetgeving en openbaar gezag

Bijlage 5. behorend bij artikel 3.5.13: bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N

Eisen Bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-N

Onderdelen van tabel A-II/2, behorende bij sectie A-II/2 van de STCW-code:

  • 1. Coordinate search and rescue operations;

  • 2. Respond to navigational emergencies;

  • 3. Monitor and control compliance with legislative requirements and measures to ensure safety of life at sea, security and the protection of the marine environment;

  • 4. Maintain safety and security of the ship’s crew and passengers and the operational condition of life-saving, fire-fighting and other safety systems, only:

    • a. Actions to be taken to protect and safeguard all persons on board in emergencies;

    • b. Actions to limit damage and salve the ship following a fire, explosion, collision or grounding;

  • 5. Develop emergency and damage control plans and handle emergency situations;

  • 6. Use of leadership and managerial skill.

Bijlage 6. behorend bij artikel 3.5.14: bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W

Eisen Bekwaamheidsbewijs scheepsmanagement-W

Onderdelen van tabel A-III/2, behorende bij sectie A-III/2 van de STCW-code:

  • 1. Ensure safe working practices;

  • 2. Monitor and control compliance with legislative requirements and measures to ensure safety of life at sea, security and protection of the marine environment;

  • 3. Maintain safety and security of the vessel, crew and passengers and the operational condition of life-saving, fire-fighting and other safety systems, only:

    • a. Actions to be taken to protect and safeguard all persons on board in emergencies;

    • b. Actions to limit damage and salve the ship following fire, explosion, collision or grounding;

  • 4. Develop emergency and damage control plans and handle emergency situations;

  • 5. Use leadership and managerial skill.

Bijlage 7. behorend bij artikel 3.5.15: bekwaamheidsbewijs aanvulling-N voor reizen nabij de kust (EEZ)

Onderdelen van tabel A-II/3, behorende bij sectie A-II/3 van de STCW-code:

  • 1. Maintain a safe navigational watch, alleen het onderdeel Reporting in accordance with general principles for ship reporting systems and with VTS procedures.

  • 2. Respond to emergencies, de onderdelen:

    • a. emergency steering;

    • b. arrangements for towing and for being taken in tow;

    • c. rescuing persons from sea;

    • d. assisting a vessel in distress;

    • e. appreciation of the action to be taken when emergencies arise in port.

  • 3. Ensure compliance with pollution-prevention requirements.

  • 4. Maintain seaworthiness of the ship, de onderdelen:

    • a. understanding of fundamental actions to be taken in the event of partial loss of intact buoyancy;

    • b. understanding of the fundamentals of watertight integrity.

  • 5. Monitor compliance with legislative requirements.

Het onderdeel ‘Use of leadership and managerial skill’ van tabel A-II/2, behorende bij sectie A-II/2 van de STCW-code, te beheersen op het niveau van reizen nabij de kust, de onderdelen:

  • 1. knowledge of shipboard personnel management and training;

  • 2. knowledge and ability to apply effective resource management, de onderdelen:

    • a. allocation, assignment, and prioritization of resources;

    • b. effective communication on board and ashore;

    • c. obtaining and maintaining situation awareness.

  • 3. knowledge and ability to apply decision-making techniques.

Bijlage 8. behorend bij artikel 3.5.16: bekwaamheidsbewijs aanvulling-W voor reizen nabij de kust (EEZ)

Onderdelen van tabel A-III/2, behorende bij sectie A-III/3 van de STCW-code:

  • 1. Plan and schedule operations, alleen het onderdeel ‘Propulsion characteristics of diesel engines including speed, output and fuel consumption’;

  • 2. Operation, surveillance, performance assessment and maintaining safety of diesel propulsion plant and auxiliary machinery, de onderdelen:

    • a. start up and shut down main propulsion and auxiliary machinery, including associated systems;

    • b. operating limits of propulsion plant;

    • c. the efficient operation, surveillance, performance assessment and maintaining;

    • d. safety of propulsion plant and auxiliary machinery;

    • e. functions and mechanism of automatic control for main engine;

    • f. functions and mechanism of automatic control for auxiliary machinery including but not limited to:

    • a. oil purifier;

    • b. refrigeration system;

    • c. pumping and piping systems;

    • d. steering gear system;

    • e. cargo-handling equipment and 3.7deck machinery.

  • 3. Manage operation of electrical and electronic control equipment, de onderdelen:

    • a. automatic control engineering and safety devices;

    • b. design features and system configurations of automatic control equipment and safety devices for the generator and distribution system;

    • c. design features and system configuration of operational control equipment for electrical motors;

    • d. features of hydraulic and pneumatic control equipment.

  • 4. Manage troubleshooting restoration of electrical and electronic control equipment to operating condition, alleen het onderdeel ‘Troubleshooting of electrical and electronic control equipment’.

  • 5. Manage safe and effective maintenance and repair procedures, de onderdelen:

    • a. marine engineering practice;

    • b. manage safe and effective maintenance and repair procedures;

    • c. planning maintenance, including statutory and class verifications.

  • 6. Detect and identify the cause of machinery malfunctions and correct faults, de onderdelen:

    • a. detection of machinery malfunction, location of faults and action to prevent damage;

    • b. inspection and adjustment of equipment.

  • 7. Ensure safe working practices;

  • 8. Control trim, stability and stress, de onderdelen:

    • a. knowledge of the effect on stability of a ship in the event of damage to and consequent flooding of a compartment and countermeasures to be taken;

    • b. knowledge of IMO recommendations concerning ship stability.

  • 9. Monitor and control compliance with legislative measures to ensure safety of life at sea and protection of the marine environment, alleen het onderdeel ‘Knowledge of relevant international maritime law embodied in international agreements and conventions’.

  • 10. Use of leadership and managerial skill, de onderdelen:

    • a. knowledge of shipboard personnel management and training;

    • b. knowledge and ability to apply effective resource management, de onderdelen:

      • 1. allocation, assignment, and prioritization of resources;

      • 2. effective communication on board and ashore;

      • 3. obtaining and maintaining situation awareness.

    • c. knowledge and ability to apply decisionmaking techniques.

Bijlage 9. behorend bij artikel 3.5.3, vijfde lid: bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen zeilschepen van minder dan 500 GT

Competences

Knowledge, understanding and proficiency

Take charge of survival craft or rescue boat after launch

Construction, outfit, characteristics and facilities of survival craft, launching in rough seas, recovering. Leaving the ship

Manage survivors and survival craft after abandoning ship

Handling survival craft in rough weather, use of equipment, food & water, detectability, helicopter rescue, hypothermia (prevention), use of TPA’s and immersion suits, beaching

Use of locating devices incl communication and signaling apparatus and pyrotechnics

Radio life saving appliances carried in sutrvival craft, including EPIRB’s and SARTs, pyrotechnics

Apply first aid to survivors

Use of first Aid kit, resuscitation techniques, management of injured persons

Organize Shipboard Emergency procedures

Design and layout ship; Safety regulations; emergency plans and procedures; drills of different emergency scenarios; escalation of emergencies;

Optimize the use of resources

Limitations of resources; delegating of tasks; taking over tasks; applying of short-term strategies; organizing realistic drills; debriefing; lessons learnt; points of improvement

Control response to emergencies

Leadership skills; situational awareness; demonstrate grace under pressure; make use of resources; decision making; stick to the plan; motivate, reassure and encourage crew and pax; give (relevant) information; Recognize and understanding stress symptoms; Passenger Safety

Control passengers and other personnel during Emergency situations

Control pax and personnel in emergency situations: reactions pax to emergencies, group support Awareness of reactionsduring emergency; impact of emergency; stress; behavioral response of pax; different assumptions on pax behaviour; categories of response

Establish and maintain effective communications

Clear and concise instructions and reports; relevant information to pax; exchange of information; different means of communication; identify languages

Bijlage 10. behorend bij artikel 3.6.1, eerste lid: voorwaarden aanwijzing keuringsarts

  • 1. Een geneeskundige kan worden aangewezen als keuringsarts wanneer wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • A. Bevoegdheid, kennis en bekwaamheid

      • 1. De in Nederland praktijkhoudende arts is ingeschreven in het BIG-register. De in het buitenland praktijkhoudende arts overlegt een bewijs van bevoegdheid tot het uitoefenen van de arts in het desbetreffende land. Daarnaast wordt een door de bevoegde autoriteit van dat land ondertekende verklaring van niet-schorsing overgelegd.

      • 2. De arts heeft ervaring in het herkennen van ziekten en aandoeningen en heeft recente praktische ervaring in het algemeen lichamelijk onderzoek en het onderzoek van het gezichts- en gehoororgaan. De arts is werkzaam op een relevant werkterrein waarin de genoemde onderzoeken tot de dagelijkse praktijk behoren.

      • 3. De arts beschikt over aantoonbare kennis van en ervaring met de scheepvaart en is bekend met de leef- en werkomstandigheden aan boord van zeeschepen.

      • 4. De arts heeft een voldoende beheersing van de Engels en Nederlandse taal om de keurling te woord te staan, de vragen vermeld op het keuringsformulier zorgvuldig met de keurling te bespreken en te communiceren met de Medisch Adviseur Scheepvaart.

    • B. Keuringslocatie en aanwezige apparatuur

      • 1. Voor de keurlingen is een vaste locatie beschikbaar welke goed bereikbaar is.

      • 2. De keuringsruimte is schoon, warm en adequaat ingericht met een onderzoeksbank en instrumentarium. Het gesprek tussen keurend arts en keurling kan niet door anderen worden beluisterd. Voor urinemonsters kan de keurling gebruik maken van een toilet met de mogelijkheid om de handen te wassen.

      • 3. Voor de bepaling van de gezichtsscherpte veraf, de gezichtsscherpte nabij en het kleuronderscheidingsvermogen is het in bijlage 6.1, van de Binnenvaartregeling vermelde onderzoeksmateriaal aanwezig, waaronder ten minste de Ishihara test en een van de specialistische kleurentesten waarmee de grens van een kleurenzienstoornis nauwkeurig bepaald kan worden. Alle onderzoeken moeten kunnen worden uitgevoegd onder de voor de betreffende test voorgeschreven verlichting.

      • 4. Voor de bepaling van de gehoorscherpte is een toonaudiometer aanwezig. Het screeningsaudiogram moet kunnen worden afgenomen in een zeer rustige omgeving via hoofdtelefoons. Als niet kan worden beschikt over een audiometriecabine zijn geluidwerende kappen, gemonteerd over de hoofdtelefoon, aanwezig. De apparatuur wordt tenminste eenmaal per jaar gecontroleerd en gekalibreerd en geijkt door een daartoe bevoegde instantie.

      • 5. De arts beschikt over toegang tot het internet en over een e-mailadres dat kan worden gebruikt voor communicatie met de Medisch Adviseur Scheepvaart.

    • C. Behoefte aan keuringscapaciteit

      • 1. Een eerste aanvraag door een arts om aangewezen te worden als keuringsarts voor de scheepvaart in Nederland wordt alleen gehonoreerd als de behoefte aan keuringscapaciteit in de desbetreffende regio dit toelaat. Het gemiddelde aantal keuringen per arts van de reeds aangewezen artsen in de desbetreffende regio is in de voorgaande twee jaar ten minste 60 per jaar.

      • 2. In afwijking van het eerste lid kan een eerste aanvraag om aangewezen te worden als keuringsarts voor de scheepvaart in Nederland gehonoreerd worden als het een opvolging betreft van een reeds aangewezen arts die voldeed aan het voorgeschreven aantal keuringen zoals bepaald in het derde lid.

      • 3. Een hernieuwd verzoek tot aanwijzing als keuringsarts voor de scheepvaart in Nederland wordt alleen gehonoreerd als de desbetreffende arts in de voorgaande twee jaar ten minste 40 keuringen voor de scheepvaart heeft uitgevoerd. Het hernieuwd verzoek tot aanwijzing als keuringsarts wordt ten minste drie maanden voor het tijdstip waarop de aanwijzing afloopt ingediend.

      • 4. Een eerste aanvraag door een arts om aangewezen te worden als keuringsarts voor de scheepvaart buiten Nederland wordt alleen gehonoreerd als de behoefte tot aanwijzing van een keuringsarts in de desbetreffende regio wordt aangetoond. Het te verwachten aantal keuringen door een dergelijke arts bedraagt tenminste honderd per jaar.

      • 5. Een hernieuwd verzoek tot aanwijzing als keuringsarts voor de scheepvaart buiten Nederland wordt alleen gehonoreerd als de desbetreffende arts in de voorgaande twee jaar gemiddeld ten minste 100 keuringen voor de scheepvaart per jaar heeft uitgevoerd. Het hernieuwd verzoek tot aanwijzing als keuringsarts voor de scheepvaart wordt ten minste drie maanden voor het tijdstip waarop de aanwijzing afloopt ingediend.

    • D. Verklaring omtrent het gedrag

      De arts overlegt bij de eerste aanvraag on aangewezen te worden als keuringsarts voor de scheepvaart een recente Verklaring Omtrent Gedrag.

    • E. Bekendmaking gegevens

      De arts stemt in met de opname van zijn NAW-gegevens en telefoonnummer op een lijst van beschikbare keuringsartsen, die op internet wordt gepubliceerd en op verzoek wordt toegezonden. Ten bewijze van de instemming ondertekent de arts een akkoordverklaring.

  • 2. Aan de aanwijzing zijn de volgende voorschriften verbonden:

    • A. Gegevens keuringsarts

      • 1. De aanwijzing betreft een individuele keuringsarts. Alleen deze voert het onderzoek uit en ondertekent de geneeskundige verklaring voor de zeevaart met een aan de Medisch Adviseur Scheepvaart bekendgemaakte handtekening.

      • 2. De aanwijzing betreft het verrichten van keuringen op een met name genoemd adres.

        Een voorgenomen wijziging van het keuringsadres wordt uiterlijk drie maanden voor het tijdstip van wijziging gemeld aan de Medisch Adviseur Scheepvaart. De aan de Medisch Adviseur Scheepvaart beoordeelt of de voorgenomen keuringslocatie aan de gestelde eisen voldoet.

      • 3. Een wijziging van de administratieve gegevens of van het telefoonnummer wordt terstond schriftelijk medegedeeld aan de Medisch Adviseur Scheepvaart.

    • B. Beschikbaarheid en bereikbaarheid

      • 1. De keurling wordt in het algemeen binnen een week na het verzoek daartoe gekeurd. Indien het zeeschip binnen die periode zal vertrekken, spant de keurend arts zich in de keuring voor het tijdstip van vertrek te verrichten of hij verwijst de keurling naar een collega.

      • 2. De keurling ontvangt bij het maken van een afspraak voor de keurling duidelijke informatie over de route naar de keuringslocatie.

    • C. Medewerking aan toezicht

      • 1. De keuringsarts verleent de Medisch Adviseur Scheepvaart of zijn gemachtigde alle medewerking aan het door deze nagaan of aan de getelde eisen wordt voldaan.

      • 2. De keuringsarts verleent de Medisch Adviseur Scheepvaart of zijn gemachtigde alle medewerking aan een steekproefgewijze herkeuring van de keurling.

      • 3. De keuringsarts verstrekt aan de Medisch adviseur Scheepvaart de gegevens van een uitgevoerd keuring wanneer deze, gemachtigd daartoe door de keurling, daarom verzoekt.

Bijlage 11. behorend bij artikel 3.6.1, tweede lid: voorwaarden erkenning keuringsarts

Gelet op artikel 32 van de wet en artikel 3.6.7, zevende lid, van het besluit, zijn in aanvulling op de in hoofdstuk 3 van de wet en hoofdstuk 3 van het besluit gestelde eisen, de volgende nadere eisen van toepassing op de erkenning als keuringsarts voor de scheepvaart, bedoeld in artikel 3.6.1, tweede lid.

  • 1. Een geneeskundige kan worden erkend als keuringsarts wanneer wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • A. Bevoegdheid, kennis en bekwaamheid

      • 1. De in Nederland praktijkhoudende geneeskundige is ingeschreven in het BIG-register. De in het buitenland praktijkhoudende geneeskundige overlegt een bewijs van bevoegdheid tot het uitoefenen van de geneeskunde in het desbetreffende land. Daarnaast wordt een door de bevoegde autoriteit van dat land ondertekende verklaring van niet-schorsing overgelegd.

      • 2. De geneeskundige heeft ervaring in het herkennen van ziektes en aandoeningen en heeft recente praktische ervaring in het algemeen lichamelijk onderzoek en het onderzoek van het gezichts- en gehoororgaan.

      • 3. De geneeskundige beschikt over aantoonbare kennis van en ervaring met de scheepvaart en is bekend met de leef- en werkomstandigheden aan boord van zeeschepen.

      • 4. De geneeskundige heeft een voldoende beheersing van de Engelse of de Nederlandse taal om de keurling te woord te staan, de vragen vermeld op het keuringsformulier zorgvuldig met de keurling te bespreken en te communiceren met de Medisch Adviseur Scheepvaart.

    • B. Relatie met scheepsbeheerder

      • 1. De geneeskundige verricht medische keuringen van zeevarenden ten behoeve van een scheepsbeheerder en heeft daartoe met de scheepsbeheerder een overeenkomst gesloten.

      • 2. De overeenkomst tussen de geneeskundige en de scheepsbeheerder verzekert de professionele onafhankelijkheid van de geneeskundige.

      • 3. De scheepsbeheerder waarvoor de geneeskundige medische keuringen van zeevarenden verricht, beschikt over een kwaliteitssysteem waarmee het toezicht op de geneeskundige wordt geborgd. Het kwaliteitssysteem bevat ten minste procedures met betrekking tot:

        • a. de keuringsartsen:

          • 1°. het overzicht van de voor de scheepsbeheerder als keuringsarts werkzame geneeskundigen;

          • 2°. het voldoen van de voor de scheepsbeheerder als keuringsarts werkzame geneeskundigen aan de eisen, bedoeld in de onderdelen 1, onder A en E, van deze bijlage;

        • b. de keuringsfaciliteiten:

          • 1°. het overzicht van de keuringslocaties;

          • 2°. het voldoen van de keuringsruimten aan de eisen, bedoeld in onderdeel 1, onder C, van deze bijlage;

        • c. het keuringsproces:

          • 1°. de uitvoering van het onderzoek door de keuringsarts volgens de voorschriften van deze regeling binnen het in onderdeel 2, onder B, punt 2, van deze bijlage bedoelde tijdsbestek;

          • 2°. de interpretatie van de bevindingen van de keuring volgens de medische maatstaven, genoemd in bijlage 7;

          • 3°. de besluitvorming door de keuringsarts omtrent goedkeuring dan wel afkeuring van de keurling volgens de algemene uitgangspunten voor afkeuring, genoemd in bijlage 7, en de medische maatstaven, genoemd in bijlage 7;

          • 4°. de registratie door de keuringsarts van de keuringsuitslagen en de afgifte door de keuringsarts van geneeskundige verklaringen voor de zeevaart en verklaringen van medische ongeschiktheid;

        • d. de medewerking door de keuringsarts aan toezicht door de Medisch Adviseur Scheepvaart of zijn gemachtigde overeenkomstig onderdeel 2, onder C, van deze bijlage;

        • e. de administratieve voorschriften, genoemd in onderdeel 2, onder A, van deze bijlage;

        • f. de communicatie tussen de scheepsbeheerder en de keuringsarts;

      • 4. Het in het derde lid bedoelde kwaliteitssysteem wordt ten minste elke twee jaar door de scheepsbeheerder geëvalueerd.

    • C. Keuringslocatie en aanwezige apparatuur

      • 1. Voor de keuringen is een vaste locatie beschikbaar welke goed bereikbaar is.

      • 2. Indien de geneeskundige werkzaam is op een cruiseschip of een passagiersschip dat internationale reizen maakt, is in afwijking van het bepaalde onder 1, een vaste keuringsruimte op een bepaald zeeschip beschikbaar.

      • 3. De keuringsruimte is schoon, warm en adequaat ingericht met een onderzoeksbank en instrumentarium. Het gesprek tussen keurend arts en kandidaat kan niet door anderen worden beluisterd. Voor urinemonsters kan de kandidaat gebruik maken van een toilet met de mogelijkheid om de handen te wassen.

      • 4. De geneeskundige beschikt over toegang tot het internet en over een e-mailadres dat kan worden gebruikt voor communicatie met de Medisch Adviseur Scheepvaart.

    • D. Behoefte aan keuringscapaciteit

      • 1. Een eerste aanvraag door een geneeskundige om erkend te worden als keuringsarts voor de scheepvaart in Nederland wordt alleen gehonoreerd als de behoefte aan keuringscapaciteit dit toelaat. Het gemiddelde aantal keuringen per arts van de reeds ten behoeve van de desbetreffende scheepsbeheerder erkende artsen is in de voorgaande twee jaar ten minste zestig per jaar.

      • 2. In afwijking van het eerste lid kan een eerste aanvraag door een geneeskundige om erkend te worden als keuringsarts voor de scheepvaart in Nederland gehonoreerd worden als het een opvolging betreft van een reeds erkende geneeskundige die voldeed aan het voorgeschreven aantal keuringen zoals bepaald in het derde lid.

      • 3. Een hernieuwd verzoek tot erkenning als keuringsarts voor de scheepvaart in Nederland wordt alleen gehonoreerd als de desbetreffende geneeskundige in de voorgaande twee jaar gemiddeld ten minste 40 keuringen voor de scheepvaart per jaar heeft uitgevoerd. Het hernieuwd verzoek tot erkenning als keuringsarts voor de scheepvaart wordt ten minste drie maanden voor het tijdstip waarop de erkenning afloopt ingediend.

      • 4. Een eerste aanvraag door een geneeskundige om erkend te worden als keuringsarts voor de scheepvaart buiten Nederland wordt alleen gehonoreerd als de behoefte tot erkenning van een keuringsarts in de desbetreffende regio wordt aangetoond. Het te verwachten aantal keuringen door een dergelijke geneeskundige bedraagt ten minste honderd per jaar.

      • 5. Een hernieuwd verzoek tot erkenning als keuringsarts voor de scheepvaart buiten Nederland wordt alleen gehonoreerd als de desbetreffende geneeskundige in de voorgaande twee jaar gemiddeld ten minste 100 keuringen voor de scheepvaart per jaar heeft uitgevoerd. Het hernieuwd verzoek tot erkenning als keuringsarts voor de scheepvaart wordt ten minste drie maanden voor het tijdstip waarop de erkenning afloopt ingediend.

    • E. Verklaring Omtrent het Gedrag

      De geneeskundige overlegt bij de eerste aanvraag om erkend te worden als keuringsarts voor de scheepvaart een recente Verklaring Omtrent het Gedrag

  • 2. Aan de erkenning zijn de volgende voorschriften verbonden:

    • A. Gegevens keuringsarts

      • 1. De erkenning betreft de keuring van zeevarenden die een andere functie uitoefenen (of gaan uitoefenen) dan een functie als bedoeld in artikel 23, eerste en tweede lid, van de wet.

      • 2. De erkenning betreft een individuele keuringsarts. Alleen deze voert het onderzoek uit en ondertekent de geneeskundige verklaring voor de zeevaart met een aan de Medisch Adviseur Scheepvaart bekendgemaakte handtekening en naamstempel.

      • 3. De erkenning betreft het verrichten van keuringen op een met name genoemde locatie.

        Een voorgenomen wijziging van de keuringslocatie wordt uiterlijk drie maanden voor het tijdstip van wijziging gemeld aan de Medisch Adviseur Scheepvaart. De Medisch Adviseur Scheepvaart beoordeelt of de voorgenomen keuringslocatie aan de gestelde eisen voldoet.

      • 4. Een wijziging van administratieve gegevens of van het telefoonnummer wordt terstond schriftelijk medegedeeld aan de Medisch Adviseur Scheepvaart.

    • B. Beschikbaarheid en bereikbaarheid

      • 1. De keurling wordt in het algemeen binnen een week na het verzoek daartoe gekeurd. Indien het schip binnen die periode zal vertrekken, spant de keurend arts zich in de keuring voor het tijdstip van vertrek te verrichten of hij verwijst de keurling naar een collega.

      • 2. De keurling ontvangt bij het maken van een afspraak voor de keuring duidelijke informatie over de route naar de keuringslocatie.

    • C. Medewerking aan toezicht

      • 1. De keuringsarts verleent de Medisch Adviseur Scheepvaart of zijn gemachtigde alle medewerking aan het door deze nagaan of aan de gestelde eisen wordt voldaan.

      • 2. De keuringsarts verleent de Medisch Adviseur Scheepvaart of zijn gemachtigde alle medewerking aan een steekproefsgewijze herkeuring van een keurling.

      • 3. De keuringsarts verstrekt aan de Medisch Adviseur Scheepvaart de gegevens van een uitgevoerde keuring wanneer deze, gemachtigd daartoe door de keurling, daarom verzoekt.

Bijlage 12. behorend bij artikel 3.6.3, eerste lid: keuringsaanwijzingen

Algemeen

Het handhaven en bevorderen van de veiligheid op zee houdt onder andere in een zorgvuldig periodiek geneeskundig onderzoek van zeevarenden. Om in aanmerking te komen voor een geneeskundige verklaring is de betrokkene vrij van enige afwijking, ziekte of verwonding die een veilige uitoefening van de werkzaamheden belemmert of waarvan het aannemelijk is dat die door werkzaamheden op zee dusdanig wordt verergerd dat hij (zij) daardoor ongeschikt wordt voor deze werkzaamheden. Zijn (haar) aanwezigheid aan boord mag geen gevaar opleveren voor de gezondheid van de andere opvarenden. Van groot belang daarbij is vooral het tijdig herkennen en (laten) behandelen van die aandoeningen die een duidelijke risico verhogende factor zijn.

Een zeevarende die een functie uitoefent (of gaat uitoefenen) als bedoeld in artikel 23, eerste en tweede lid, van de wet is daarnaast te allen tijde in staat om adequaat te handelen in geval van nood. Hij moet daarbij niet alleen in staat zijn zichzelf in veiligheid te stellen, maar moet kunnen assisteren bij het bestrijden van brand en het lanceren van reddingmiddelen en moet medebemanningsleden en overige opvarenden kunnen assisteren.

Aanwijzingen

  • 1. Geschiktheid:

    De keurling is geschikt, indien hij op het tijdstip van de keuring op alle punten volledig voldoet aan de medische maatstaven, met inachtneming van de algemene keuringsaanwijzingen, opgenomen in deze bijlage.

  • 2. Ongeschiktheid:

    • a. de keurling is tijdelijk ongeschikt, indien op medische gronden wordt verwacht dat hij niet langer dan drie jaar ongeschikt zal zijn.

    • b. de keurling is blijvend ongeschikt, indien op medische gronden wordt verwacht dat hij langer dan drie jaar ongeschikt zal zijn.

  • 3. Indien een specialistisch rapport is voorgeschreven, kan soms worden volstaan met het opvragen van informatie bij de behandelend specialist. Bij het ontbreken van voldoende informatie wordt verwezen naar een niet-behandelend specialist.

Algemene lichamelijke conditie en fysieke vaardigheden

Zeevarenden moeten voldoende lichamelijke conditie en fysieke vaardigheid hebben om hun functie naar behoren te kunnen uitoefenen.

Zeevarenden die een functie uitoefenen of gaan uitoefenen als bedoeld in artikel 23, eerste en tweede lid, van de wet moeten bovendien voldoende lichamelijke conditie en fysieke vaardigheid hebben om te allen tijde adequaat te kunnen handelen aan boord (ref. STCW-code, tabel B-I/9-2). Hiertoe is vereist dat de zeevarende:

  • 1. voldoende en zonder assistentie ladders en trappen kan op- en afgaan;

  • 2. voldoende en zonder assistentie over een 60 centimeter hoge drempel kan stappen;

  • 3. voldoende kan grijpen en tillen, alsmede veilig gereedschap kan hanteren, afsluiters kan open- en dichtdraaien, en kan werken met lijnen en trossen;

  • 4. voldoende kan reiken boven schouderhoogte;

  • 5. voldoende kan bukken, hurken, knielen en kruipen;

  • 6. voldoende kan staan en lopen tenminste, gedurende een wachtperiode;

  • 7. zonder assistentie zich door een opening van 60 bij 60 centimeter kan bewegen.

Uitgangspunten voor goedkeuring onder beperking

De keuringsarts laat zich bij een beslissing tot een goedkeuring onder beperkingen voortvloeiend uit de toepassing van appendix A tot en met E van de Guidelines on the medical examinations of seafarers/ International Labour Office, Sectoral Activities Programme, International Migration Organization 2013 (ILO/IMO/JMS/2011/12) leiden door de navolgende algemene richtlijnen.

Medisch geschikt voor de zeevaart onder beperkingen is de persoon, die lijdt aan een ziekte, afwijking of verwonding:

  • a. met een in de tijd toenemende kans op het ontwikkelen van complicaties waardoor een beperking van de geldigheidstermijn vereist is;

  • b. met een verhoogde kans op afhankelijkheid van medische zorg waardoor een beperking van het vaargebied vereist is;

  • c. met een dusdanige beperking dat niet al de taken volledig uitgevoerd kunnen worden waardoor een beperking van de taken vereist is;

  • d. met een dusdanige aandoening dat een adequaat hulpmiddel of specifieke voorziening vereist is.

Indien goedkeuring onder beperkingen plaatsvindt wordt dit aangetekend op de daarvoor bestemde plaats op de geneeskundige verklaring.

Beoordeling van ervaren zeevarende

Bij het beoordelen van de geschiktheid van diegenen die al geruime tijd een zeevarend beroep hebben uitgeoefend, is het in een aantal gevallen billijk om enige soepelheid te betrachten.

Voor het incidenteel en in een individueel geval toch afgeven van een geneeskundige verklaring van geschiktheid bij een reden van ongeschiktheid, is vereist dat daarover tevoren overeenstemming is bereikt met de Medisch Adviseur Scheepvaart.

Overleg met de medisch adviseur

Indien er bij de beoordeling van de geschiktheid of van de mate van ongeschiktheid twijfels rijzen, wordt daarover overlegd met de Medisch Adviseur Scheepvaart.

Specifieke werkzaamheden aan boord

Bij de keuring is men zich terdege bewust te zijn van de specifieke werkomstandigheden aan boord, die overigens afhankelijk van het soort zeeschip en vaargebied sterk kunnen variëren:

  • a. het werk aan boord vertoont onregelmatige fysieke en psychische piekbelastingen;

  • b. het werk aan boord vindt niet zelden plaats in situaties met slecht weer of veel wind, en wisselende koude of warme omstandigheden;

  • c. afhankelijk van het type zeeschip wordt gewerkt in een min of meer onrustige omgeving met veel achtergrondgeluid en beweging;

  • d. het werk aan boord brengt een forse lichamelijke belasting met zich mee, waarbij veel traplopen, het manoeuvreren rond obstakels en beperkte bewegingsruimte met soms een ongunstige werkhouding extra belasting van het bewegingsapparaat met zich meebrengen;

  • e. door de aard van de werkzaamheden is er niet altijd gelegenheid om op regelmatige tijden te eten en te slapen; en

  • f. het aantal bemanningsleden aan boord is sterk afgenomen ten opzichte van vroeger. Indien een opvarende door ziekte wordt uitgeschakeld, moeten zijn taken worden overgenomen door collega’s.

Waakzaamheid en concentratievermogen

Met betrekking tot de keuring van een zeevarende die een functie uitoefent (of gaat uitoefenen) als bedoeld in artikel 23, eerste en tweede lid, van de wet moet men zich realiseren dat er aan boord vele werkzaamheden zijn waarbij langdurige concentratie is vereist:

  • a. het navigeren, waarbij vooral voortdurende aandacht is geboden tijdens het varen ’s nachts, bij mist en onder slechte weersomstandigheden;

  • b. het wacht houden in de machinekamer, vooral in zgn. ‘stand-by’-situaties, waarbij extra oplettendheid is vereist om op ieder gewenst moment te kunnen manoeuvreren;

  • c. het werken met en het verantwoordelijk zijn voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;

  • d. het werken aan en in de buurt van werktuigen met bewegende delen, zoals kranen, lieren, ankerspillen e.d.;

  • e. het uitvoeren van werkzaamheden aan elektrische leidingen en stoomleidingen; en

  • f. het verrichten van werkzaamheden op grote hoogte of in en om diepe ruimen.

Beperkte medische zorg aan boord

Men moet zich realiseren dat, wanneer ten gevolge van een onzorgvuldige keuring bij een zeevarende bijvoorbeeld een maagzweer of een liesbreuk over het hoofd wordt gezien, dit voor betrokkene een levensgevaarlijke situatie kan opleveren wanneer hij op volle zee een ernstige maagbloeding krijgt, of wanneer zijn liesbreuk ingeklemd raakt. Adequate medische hulp is op dat moment ver verwijderd. Het is daarom belangrijk, dat bij de keuring aandoeningen waarvoor een behandeling voorspelbaar is, worden herkend. Zo moet er bijvoorbeeld ook rekening worden gehouden met de beperkte – en vaak late – mogelijkheden voor tandheelkundige hulp.

Gevaar voor besmetting

Zeevarenden leven gedurende langere tijd dicht op elkaar. Besmettelijke aandoeningen zijn daarom een serieus probleem en kunnen de veiligheid van het zeeschip in gevaar brengen. Vooral bij het keuren van personeel dat betrokken is bij de voedselbereiding en catering, moet hieraan extra aandacht worden geschonken.

Veiligheid

Met betrekking tot de keuring van een zeevarende die een functie uitoefent (of gaat uitoefenen) als bedoeld in artikel 23, eerste en tweede lid, van de wet is het volgende van belang:

Het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen moet zonder bezwaar mogelijk zijn en niet worden belemmerd door lichamelijke aandoeningen of beperkingen. Hierbij moet worden gedacht aan veiligheidshelmen en -brillen, maskers, gehoorbescherming, veiligheidsschoenen en beschermende kleding. Het dragen van een persluchttoestel van 15 kg gedurende minimaal 20 minuten vereist een goede lichamelijke conditie. Hierbij wordt speciale beschermende kleding gedragen. Tijdens het bestrijden van een brand wordt onder grote spanning gewerkt in een warme omgeving, waarbij mogelijk door nauwe openingen of gangen gemanoeuvreerd moet worden.

Uitgangspunten voor afkeuring

De geneeskundige laat zich bij een beslissing tot afkeuring leiden door de navolgende algemene richtlijnen. Medisch ongeschikt voor de zeevaart is de persoon, die lijdt aan een ziekte, afwijking of verwonding:

  • a. waardoor een veilige uitoefening van de werkzaamheden belemmerd kan worden;

  • b. waardoor de zeevarende niet te allen tijde in staat is om adequaat te handelen in geval van nood;

  • c. die tijdens de functie-uitoefening aan boord kan verergeren, in die zin dat daardoor een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid of veiligheid van hemzelf of de overige opvarenden ontstaat, of ernstige hinder voor andere personen aan boord;

  • d. die een behandeling behoeft, waarbij voortdurend medisch toezicht is vereist of waarbij acuut ingrijpen door een medicus noodzakelijk kan worden; of

  • e. die de gezondheid van andere opvarenden in gevaar kan brengen.

Aanwijzingen ten aanzien van zeevarenden, niet zijnde zeevarenden die een functie uitoefenen (of gaan uitoefenen) als bedoeld in artikel 23, eerste en tweede lid, van de wet met uitkijk- of wachtfunctie of veiligheid- of beveiligingstaken, in afwijking van Appendix A en B van de Guidelines bedoeld in artikel 3.6.3, eerste lid.

Oog en gezichtsvermogen

  • 1. De gezichtsscherpte wordt bepaald met behulp van de kaart van Landolt TNO, de Snellen letterkaart of een andere test die geacht mag worden gelijkwaardig te zijn.

    Met beide ogen gelijktijdig wordt, zo nodig met behulp van eigen (reserve)bril of contactlenzen, een gezichtsscherpte bereikt van 0,1.

  • 2. Indien bij de keuring gebruik moet worden gemaakt van optische correctiemiddelen, moet aan de keurend arts een adequate reservebril worden getoond.

Oor en gehoor

  • 1. Eenmaal in de 2 jaar wordt een onderzoek gedaan met de toon-audiometer. Een gehoorverlies van gemiddeld 40 dB(HL) voor het beste oor is een reden voor ongeschiktheid. Als criterium geldt het rekenkundig gemiddelde van de ongemaskeerde luchtgeleidingsdrempels bij 500, 1.000, 2.000 en 3.000 Hz. Indien de apparatuur een meting bij 3.000 Hz niet toelaat, mag de drempel bij 3.000 Hz per oor worden berekend op basis van het gemiddelde van de drempels bij 2000 en 4.000 Hz voor hetzelfde oor.

  • 2. Indien de gemiddelde waarde van 40 dB (HL) wordt overschreden, is het gehoorvermogen toch als voldoende aan te merken, als de conversatiespraak, met of zonder gebruikmaking van een hoortoestel, op 2 meter met elk oor afzonderlijk duidelijk wordt verstaan.

Bijlage 15. behorend bij artikel 3.9.7: model verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse zeeschepen

Naam keurling:

Geboortedatum:

Adres:

Woonplaats:

Door de keurling samen met een BIG-geregistreerde arts naar keuze (bijvoorbeeld een huisarts of bedrijfsarts) in te vullen vragenlijst

  • 1. Hebt u een verminderd gezichtsvermogen, met of zonder optische hulpmiddelen, die het veilig varen kan beïnvloeden? Met één oog zien is toegestaan.1

  • 2. Is uw kleurenzien voor de kleuren rood en groen gestoord?

  • 3. Hebt u aan één of beide oren een zodanig verminderd gehoor dat u conversatiespraak, al dan niet met een hoortoestel, op 2 meter met elk oor afzonderlijk niet kunt verstaan?

  • 4. Is uw uithoudingsvermogen als gevolg van een chronische ziekte, zoals hartfalen of een ziekte van de luchtwegen, sterk verminderd?

  • 5. Is uw concentratievermogen of het vermogen om de aandacht vast te houden als gevolg van een chronische ziekte, zoals hersenletsel of terugkerende depressies, sterk beperkt?

  • 6. Lijdt u aan een chronische ziekte waardoor de kans op acute uitval vergroot is, zoals een hartritmestoornis, niet goed te reguleren suikerziekte of epilepsie?

  • 7. Hebt u een lichamelijke beperking waardoor het normaal gebruik van een arm, hand, been of voet beperkt of afwezig is?

  • 8. Gebruikt u alcohol, drugs of andere verslavende middelen in die mate dat het leidt tot onveilig gedrag?

  • 9. Gebruikt u regelmatig medicijnen die volgens de bijsluiter de rijvaardigheid kunnen aantasten, zoals antidepressiva, pijnstillers, slaaptabletten en dergelijke?

  • 10. Hebt u een andere aandoening of lichamelijke beperking die het veilig varen kan beïnvloeden?

Als al de vragen met NEE zijn beantwoord kan dit formulier door de arts ondertekend worden.

Als één of meerdere vragen met JA beantwoord zijn moet u dit voorleggen aan een daartoe aangewezen keuringsarts voor de scheepvaart om te beoordelen of u alsnog voldoet en in aanmerking komt voor een geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart.

Verklaring arts

Ondergetekende verklaart dat bovengenoemde vragenlijst naar waarheid is ingevuld en dat de betrokkene medisch geschikt is voor de functie als kapitein op lokaal varende Caribisch-Nederlandse zeeschepen.

Naam arts:

BIG-nummer:

Adres:

Datum:

Handtekening arts:

Voor vragen en overleg kunt u zich wenden tot de medisch adviseur scheepvaart van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) mas@ilent.nl

Bijlage 19. behorend bij artikel 4.6.8, vierde lid: model van de verklaring naleving maritieme arbeid, deel II

Model Declaration of Maritime Labour Compliance part II

Bijlage 273190.png

The following measures have been drawn up by the shipowner, named in the Maritime Labour Certificate to which this Declaration is attached, to ensure ongoing compliance between inspections:

(State below, in accordance with article 5.1 of this Regulation, the measures drawn up to ensure compliance with each of the items in Part I)

  • 1.Minimum age (Regulation 1.1)

  • 2.Medical certification (Regulation 1.2)

  • 3.Qualification of seafarers (Regulation 1.3)

  • 4.Seafarers’ employment agreements (Regulation 2.1)

  • 5.Use of any licensed or certified or regulated private recruitment and placement service (Regulation 1.4)

  • 6.Hours of work or rest (Regulation 2.3)

  • 7.Manning levels for the ship (Regulation 2.7)

  • 8.Accommodation (Regulation 3.1)

  • 9.On-board recreational facilities (Regulation 3.1)

  • 10.Food and catering (Regulation 3.2)

  • 11.Health and safety and accident prevention (Regulation 4.3)

  • 12.On-board medical care (Regulation 4.1)

  • 13.On-board complaint procedures (Regulation 5.1.5)

  • 14.Payment of wages (Regulation 2.2)

  • 15.Financial security due to abandonment (Regulation 2.5)

  • 16.Financial security relating to ship owners’ liability concerning compensation in the event of a seafarers’ death or long term disability due to an operational injury, illness or hazard (Regulation 4.2)

Bijlage 273191.png

I hereby certify that the above mentioned measurements have been drawn up to ensure ongoing compliance between inspections, with the requirements listed in part I.

Name shipowner:

Company address:

Name of the authorized signatory:

Title:

Signature competent signatory:

Date:

(Stamp or seal of the shipowner1)

The above mentioned measurements have been reviewed by (insert name of the competent authority or duly authorized official based on article 36 of the Seagoing vessels crew Act) and following inspection of the ship, it has been determined that the purposes set out under Standard A5.1.3 paragraph 10(b), regarding the measurements to ensure initial and ongoing compliance as stated in part I of the declaration, have been met.

Name:

Title:

Signature duly authorized official:

Place:

Date:

(Stamp of the duly authorized official based on article 39 of the Seagoing vessels crew Act)

Bijlage 20. behorend bij artikel 4.7.2: model visserij-arbeidscertificaat voor vissersvaartuigen

Bijlage 273192.png

The Netherlands

Work in Fishing Convention, 2007

Declaration of Work in Fishing Convention Compliance

Issued under the authority of the Government of the Netherlands

by

the Minister of Infrastructure and Water Management

With respect to the provisions of the Work in Fishing Convention, 2007 (hereinafter C188) of the International Labour Organization, which has been ratified by the Netherlands on November 15th 2019, the following referenced fishing vessel:

Name of Fishing Vessel

IMO number

Scheepsnaam

IMO nummer of CFR nummer?

Gross Tonnage (GT)

Length according to ICLL ‘66

STON_BRUTO_TONNAGE_69

Lengte oa WIOB

Port of Registry

Category

Thuishaven

New vessel or Existing vessel

Name fishing vessel owner

Address fishing vessel owner

Naam

Adres

is maintained in accordance with Part VII of the Convention.

The undersigned declares, on behalf of the abovementioned competent authority, that:

  • a. the fishing vessel has been inspected on compliance with the following matters relating to the provisions on living and working conditions on board fishing vessels of C188:

    • (i) responsibilities of fishing vessel owners, skippers and fishers

    • (ii) minimum age

    • (iii) medical certification

    • (iv) manning, including qualifications of the skipper

    • (v) hours of rest

    • (vi) crew list

    • (vii) fishers work agreement, including, inter alia, social security and protection in cases of work-related sickness, injury or death, as set out in Annex II to C188

    • (viii) repatriation

    • (ix) recruitment and placement of fishers, including private employment agencies

    • (x) payment of fishers

    • (xi) accommodation

    • (xii) food and water

    • (xiii) medical care

    • (xiv) occupational safety and health

  • b. the Netherlands

    • (i) has ratified the Private Employment Agencies Convention, 1997 (hereinafter C181) of the International Labour Organization

    • (ii) allows private employment agencies, that provide the services referred to in paragraph 1(b) of Article 1 of C181, to operate in its fishing sector, and

    • (iii) has allocated the following fishing vessel owner responsibilities under C188 to such agencies: sign the fisher’s work agreement as the fisher’s contracting party and fulfil that party’s obligations under the agreement while the fishing vessel owner shall be liable should the agency default on these obligations;

  • c. the Netherlands has allowed the following flexibility if any: vrije tekst veld; and

  • d. the vessel was found in compliance with the provisions of C188 concerning living and working conditions on board fishing vessels.

Name:

X. Xxxxx

Title:

The Unitmanager of Maritime Shipping Permits

Place:

Zwijndrecht, the Netherlands

Date:

CERT_DATUM_INGANG

Valid until:

(Seal or stamp of the authority, as appropriate)

  1. Toelichting voor de arts: de toegestane ondergrens van de gezichtsscherpte is, met of zonder optische hulpmiddelen, met beide ogen gezamenlijk 0,8. ^ [1]