Beleidsregel investeren met publieke middelen in private activiteiten 2025

Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2026. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 16-05-2025.
Geldend van 10-04-2025 t/m heden

Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 maart 2025, nr.1667475, houdende voorwaarden waaronder bekostigde HO- en MBO-instellingen met publieke middelen mogen investeren in private activiteiten (Beleidsregel investeren met publieke middelen in private activiteiten 2025)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

Artikel 1.2. Doel van de beleidsregel

Deze beleidsregel beschrijft de voorwaarden waaronder het bevoegd gezag met publieke middelen mag investeren in private activiteiten, met als doel om onrechtmatige besteding van publieke middelen door het bevoegd gezag te voorkomen en om de concurrentieverhouding tussen het bevoegd gezag en ondernemingen zo gelijk mogelijk te houden.

Artikel 1.3. Reikwijdte

  • 1 Deze beleidsregel is van toepassing op investeringen met publieke middelen in private activiteiten.

  • 3 Deze beleidsregel is niet van toepassing op investeringen in private activiteiten voor zover die activiteiten volledig worden gefinancierd met subsidie, als bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht, anders dan de bekostiging of eventuele aanvullende middelen waarover het bevoegd gezag beschikt ter uitvoering van de wettelijke taak.

Hoofdstuk 2. Voorwaarden en verantwoording

Artikel 2.1. Voorwaarden

Het bevoegd gezag mag uitsluitend onder de volgende cumulatieve voorwaarden met publieke middelen investeren in private activiteiten:

  • a. de private activiteit is in lijn met de wettelijke taak van het bevoegd gezag;

  • b. de private activiteit levert meerwaarde op voor de kwaliteit van de uitvoering van de wettelijke taak;

  • c. de investering is proportioneel;

  • d. de private activiteit wordt aangeboden voor ten minste een tarief dat gelijk is aan of groter is dan de integrale kostprijs van die activiteit, dan wel tegen een marktconform tarief; en

  • e. een positief resultaat op de private activiteit wordt aan het publieke eigen vermogen toegevoegd ter uitvoering van de wettelijke taak.

Artikel 2.2. Verantwoording

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 2 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 3 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 4 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 5 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 6 Het bevoegd gezag verstrekt op verzoek van de minister dan wel op verzoek van de Inspectie van het onderwijs alle benodigde informatie om de rechtmatigheid van investeringen met publieke middelen in private activiteiten te kunnen beoordelen.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 3.1. Evaluatie

Deze beleidsregel wordt binnen drie jaar na de inwerkingtreding geëvalueerd met betrekking tot de doeltreffendheid en de effecten daarvan in de praktijk.

Artikel 3.3. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2025, met dien verstande dat artikel 2.2, eerste tot en met vijfde lid in werking treedt met ingang van 1 januari 2026 over het verslagjaar 2025.

Artikel 3.4. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel investeren met publieke middelen in private activiteiten 2025.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

E.E.W. Bruins