Subsidieregeling sociale veiligheid in hoger onderwijs en wetenschap

[Regeling vervalt per 01-01-2029.]
Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 28-02-2025 t/m heden.

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 20 februari 2025, nr. OWB/49374826 houdende regels voor subsidieverstrekking voor het versterken van sociale veiligheid in het hoger onderwijs en de wetenschap (Subsidieregeling sociale veiligheid in hoger onderwijs en wetenschap)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

  • 1 De minister kan aan de penvoerder van de regiegroep subsidie verstrekken voor activiteiten met als doel de stimulering van de ontwikkeling van kennis, kunde of vaardigheden over sociale veiligheid binnen hoger onderwijsinstellingen of studentenorganisaties of de uitwisseling hiervan ten behoeve van het faciliteren van de verbetering van de sociale veiligheid binnen hoger onderwijsinstellingen of studentenorganisaties.

  • 2 De minister kan aan een organisatie of aan de penvoerder van een samenwerkingsverband subsidie verstrekken voor activiteiten met als doel de versterking van de sociale veiligheid binnen een hoger onderwijsinstelling of studentenorganisatie.

Artikel 4. Penvoerder

  • 1 De penvoerder van de regiegroep is de organisatie met rechtspersoonlijkheid die de subsidieaanvragen indient voor activiteiten van de regiegroep als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 2 Op de penvoerder van de regiegroep rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke organisatie feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.

  • 3 Een subsidieaanvraag voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, die worden uitgevoerd door een samenwerkingsverband van organisaties, wordt ingediend door één deelnemende organisatie die optreedt als penvoerder van het samenwerkingsverband.

  • 4 Op de penvoerder van een samenwerkingsverband rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke organisatie feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.

Artikel 5. Subsidieplafond

  • 1 Voor de subsidieverstrekking op grond van deze regeling is voor:

    • a. de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, in de kalenderjaren 2025 tot en met 2027 jaarlijks een bedrag van € 2.250.000 beschikbaar;

    • b. de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, in de kalenderjaren 2025 tot en met 2027 jaarlijks een bedrag van € 2.250.000 beschikbaar.

  • 2 Indien na afloop van de laatste aanvraagperiode van een kalenderjaar, bedoeld in artikel 8, tweede lid, blijkt dat het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet volledig wordt verstrekt in dat jaar, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, van dat jaar.

  • 3 Indien na afloop van de laatste aanvraagperiode van een kalenderjaar, bedoeld in artikel 8, tweede lid, blijkt dat het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, niet volledig wordt verstrekt in dat jaar, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, van dat jaar.

Artikel 6. Beoordeling aanvragen en wijze van verdeling beschikbaar budget subsidieaanvraag regiegroep

  • 1 De minister beslist op de subsidieaanvraag voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aan de hand van de beoordelingscriteria die zijn uitgewerkt in het beoordelingskader.

  • 2 Indien het beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, ontoereikend is voor subsidieverstrekking voor alle als voldoende beoordeelde activiteiten, verdeelt de minister het beschikbare bedrag aan de hand van de score die op basis van het beoordelingskader aan de activiteiten is toegekend. Daarbij komen de activiteiten met de hoogste score het eerst voor subsidie in aanmerking.

  • 3 In het geval aan meerdere activiteiten een gelijke score is toegekend, worden die activiteiten gerangschikt op de volgorde waarin zij zijn opgenomen in het activiteitenplan.

Artikel 7. Beoordeling aanvragen en wijze van verdeling beschikbaar budget subsidieaanvraag organisatie of penvoerder van een samenwerkingsverband

  • 1 De minister beslist op een subsidieaanvraag voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aan de hand van de beoordelingscriteria die zijn uitgewerkt in het beoordelingskader.

  • 2 Indien het beschikbare budget, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, ontoereikend is voor toekenning van alle als voldoende beoordeelde aanvragen, verdeelt de minister dit budget als volgt over deze aanvragen:

    • a. eerst wordt subsidie toegekend aan de aanvraag van een samenwerkingsverband van organisaties met het hoogste puntentotaal;

    • b. vervolgens wordt subsidie toegekend aan de aanvraag van een studentenorganisatie met het hoogste puntentotaal;

    • c. vervolgens wordt subsidie toegekend aan de aanvraag van een promovendi-organisatie met het hoogste puntentotaal;

    • d. vervolgens wordt subsidie toegekend aan de aanvraag van een werknemersorganisatie met het hoogste puntentotaal;

    • e. vervolgens wordt subsidie toegekend aan de aanvraag van een hoger onderwijsinstelling met het hoogste puntentotaal;

    • f. vervolgens wordt subsidie toegekend aan de aanvragen met het hoogste puntentotaal, ongeacht het soort organisatie, totdat het resterende budget volledig is besteed.

  • 3 In het geval dat meerdere subsidieaanvragen binnen een categorie als bedoeld in het tweede lid een gelijk puntentotaal hebben, worden die subsidieaanvragen gerangschikt op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvragen.

Artikel 8. Aanvraagperioden

  • 1 De penvoerder van de regiegroep kan subsidie aanvragen tot en met 2 maart 2025 23.59 uur.

  • 2 De penvoerder van de regiegroep, een organisatie of een penvoerder van een samenwerkingsverband kan subsidie aanvragen in de volgende perioden:

    • a. van 16 juni 2025 09.00 uur tot en met 3 augustus 2025 23.59 uur;

    • b. van 2 februari 2026 09.00 uur tot en met 1 maart 2026 23.59 uur en van 15 juni 2026 09.00 uur tot en met 2 augustus 2026 23.59 uur;

    • c. van 1 februari 2027 09.00 uur tot en met 28 februari 2027 23.59 uur.

  • 3 Indien de bedragen, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen a en b, volledig zijn verstrekt in de eerste aanvraagperiode in een kalenderjaar, bedoeld in het eerste en tweede lid, onderdeel b, vervalt de tweede aanvraagperiode in dat kalenderjaar.

  • 4 Aanvragen die worden ingediend buiten de perioden, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden afgewezen.

Artikel 9. Bij de subsidieaanvraag in te dienen documenten

  • 1 Een subsidieaanvraag voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bestaat uit:

    • a. een activiteitenplan;

    • b. een begroting;

    • c. indien voor de uitvoering van een activiteit de medewerking van één of meer organisaties noodzakelijk is, een intentieverklaring van de desbetreffende organisaties waaruit blijkt dat zij bereid zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van een activiteit; en

    • d. een verklaring dat de kosten voor een activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet uit anderen hoofde zijn of worden vergoed.

  • 2 Een subsidieaanvraag voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, bestaat uit:

    • a. een activiteitenplan;

    • b. een begroting; en

    • c. een verklaring dat de kosten voor een activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet uit anderen hoofde zijn of worden vergoed.

  • 3 Indien de subsidieaanvrager een studentenorganisatie, promovendi-organisatie of werknemersorganisatie is, bestaat een subsidieaanvraag voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, tevens uit:

    • a. een document waaruit blijkt dat deze rechtspersoon voor ten minste drie jaar financiële middelen ontvangt van hoger onderwijsinstelling of de minister;

    • b. indien de aanvraag wordt gedaan door een promovendi-organisatie of werknemersorganisatie, een document waaruit blijkt dat deze rechtspersoon de belangen vertegenwoordigt van promovendi, onderscheidenlijk werknemers;

    • c. indien de aanvraag wordt gedaan door een studentenorganisatie, een document waaruit blijkt dat binnen deze rechtspersoon studenten zijn georganiseerd; en

    • d. het nummer waaronder deze organisatie is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel.

  • 4 In het geval van een samenwerkingsverband van organisaties bestaat een subsidieaanvraag voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, tevens uit:

    • a. een samenwerkingsovereenkomst tussen de deelnemende organisaties en de penvoerder van het samenwerkingsverband, die uiterlijk bij de start van de activiteiten aanvangt en ten minste geldig is tot en met 1 november 2028. In deze samenwerkingsovereenkomst is in elk geval een beschrijving opgenomen van:

      • 1°. de verdeling van verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen van de deelnemende organisaties; en

      • 2°. indien een deelnemende organisatie, niet zijnde de subsidieaanvrager, een studentenorganisatie, promovendi-organisatie of werknemersorganisatie is, het nummer waaronder deze organisatie is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel; en

    • b. indien een deelnemende organisatie een studentenorganisatie, promovendi-organisatie of werknemersorganisatie is, de documenten, bedoeld in het derde lid, onderdelen a tot en met c.

Artikel 10. Activiteitenplan

  • 1 De subsidieaanvrager omschrijft in het activiteitenplan per activiteit hoe deze activiteit bijdraagt aan de doelen en resultaten uit het programmaplan en hoe de voortgang van de activiteit wordt gemonitord.

  • 2 De beschrijving in het activiteitenplan bestaat in totaal uit ten hoogste 4.000 woorden.

Artikel 11. Aanvraagformulier

  • 1 De subsidie wordt aangevraagd met het aanvraagformulier dat is bekendgemaakt op de website www.dus-i.nl.

  • 2 Voor de verklaringen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen c en d, de verklaring, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel c, en de samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel 9, vierde lid, onderdeel a, wordt gebruik gemaakt van de formats die bekend zijn gemaakt op de website www.dus-i.nl.

  • 3 De minister deelt de activiteitenplannen en begrotingen, bedoeld in artikel 9, met de regiegroep ten behoeve van de voorbereiding van de besluitvorming.

Artikel 12. Weigeringsgronden

De subsidieverstrekking kan geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, voor zover:

  • a. de totale subsidie van een subsidieaanvraag van de regiegroep, een hoger onderwijsinstelling of een samenwerkingsverband van organisaties minder dan € 10.000 bedraagt;

  • b. de totale subsidie van een subsidieaanvraag van een organisatie die geen hoger onderwijsinstelling is minder dan € 5.000 bedraagt;

  • c. de totale subsidie van een subsidieaanvraag van een organisatie of een samenwerkingsverband van organisaties meer dan € 450.000 bedraagt;

  • d. het activiteitenplan op een onderdeel als onvoldoende is beoordeeld op grond van het beoordelingskader;

  • e. de kosten van een activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, reeds uit anderen hoofde zijn of worden vergoed;

  • f. de kosten van een activiteit niet in redelijke verhouding staan tot de beoogde resultaten;

  • g. onvoldoende is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het uitvoeren van een activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 13. Besluit van de minister

Artikel 14. Verplichtingen subsidie

  • 1 De activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, zijn uiterlijk op 31 december 2027 uitgevoerd.

  • 2 De toegankelijkheid van activiteiten of de resultaten ervan is kosteloos en de verspreiding van de resultaten geschiedt zonder winstoogmerk.

  • 3 Met het oog op de rapportageverplichtingen van de regiegroep, zendt de organisatie of de penvoerder van een samenwerkingsverband de verantwoording eveneens in geanonimiseerde vorm aan de penvoerder van de regiegroep en, indien van toepassing, tevens het activiteitenverslag, het overzicht van de bestedingen of het overzicht van de voortgang van de activiteiten.

  • 4 Indien een subsidie voor meer dan twaalf maanden wordt verleend en de subsidiabele kosten meer dan € 125.000 bedragen, zendt de subsidieontvanger die geen hoger onderwijsinstelling is, halverwege de subsidieperiode een overzicht van de bestedingen van de subsidie aan de minister.

  • 5 Indien een subsidie voor meer dan twaalf maanden wordt verleend en de subsidiabele kosten meer dan € 25.000 bedragen, zendt de subsidieontvanger halverwege de subsidieperiode een overzicht van de voortgang van de activiteiten aan de minister.

Artikel 15. Wijze van verantwoording subsidie niet-hoger onderwijsinstellingen

Indien de subsidie van een subsidieontvanger die geen hoger onderwijsinstelling is:

Artikel 16. Besteding en verantwoording subsidie hoger onderwijsinstellingen

  • 1 Indien aan de verplichtingen van de subsidie is voldaan, kan een hoger onderwijsinstelling al dan niet in de hoedanigheid van penvoerder van een samenwerkingsverband, het niet aangewende deel van de subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, besteden aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 17. Bevoorschotting en betaling

  • 1 De minister betaalt het subsidiebedrag van een subsidie aan een hoger onderwijsinstelling die minder dan € 25.000 bedraagt, ineens.

  • 2 Bij een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid, verstrekt de minister een voorschot van 100% dat:

    • a. ineens wordt uitbetaald als de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt;

    • b. in termijnen wordt uitbetaald als de subsidie meer dan € 25.000 bedraagt.

Artikel 18. Vaststelling van de subsidie

  • 1 De minister stelt een subsidie aan een hoger onderwijsinstelling die minder dan € 25.000 bedraagt, direct vast.

  • 2 De minister stelt een subsidie aan een hoger onderwijsinstelling die ten minste € 25.000 bedraagt, ambtshalve vast binnen 22 weken na de ontvangst van de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode.

  • 3 De minister stelt een subsidie aan een organisatie die geen hoger onderwijsinstelling is die minder dan € 25.000 bedraagt, ambtshalve vast binnen 22 weken na de datum waarop deze activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 4 Voor een subsidie aan een organisatie die geen hoger onderwijsinstelling is en die ten minste € 25.000 bedraagt, doet de organisatie een aanvraag om vaststelling binnen 22 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht. De minister stelt de subsidie vast binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 5 De organisatie toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.

Artikel 20. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt op 1 januari 2029.

Artikel 21. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling sociale veiligheid in hoger onderwijs en wetenschap.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

E.E.W. Bruins

Bijlage beoordelingskader behorende bij de Subsidieregeling sociale veiligheid in hoger onderwijs en wetenschap

Inhoudelijke beoordeling subsidieaanvragen

Onderdeel

Beoordelingscriteria

Beoordelingsaspecten

Puntenschaal

1. Ambitie

Maximaal 800 woorden

1. De aanleiding en noodzaak tot verbetering van de sociale veiligheid.

2. Emancipatie van gemarginaliseerde groep(en) (zoals vrouwelijke academici, jonge onderzoekers, promovendi en postdocs), mensen uit de LHBTIQ+ groep, mensen met een migratieachtergrond en/of met een beperking.

3. De ambitie ten aanzien van sociale veiligheid en haalbaarheid van de ambitie.

1. De aanleiding waarom deze subsidieaanvraag nodig is om sociale veiligheid te bevorderen is duidelijk beschreven. De noodzaak van de subsidieaanvraag is duidelijk beschreven en onderbouwd.

2. De wijze waarop de subsidieaanvraag zich richt op de emancipatie van gemarginaliseerde groep(en) is duidelijk beschreven en onderbouwd.

3. De doelstellingen zijn ambitieus, helder en concreet geformuleerd.

Ook zijn de doelstellingen realistisch en haalbaar.

1–5

2. Impact

Maximaal 800 woorden

1. Drie pijler(s) van cultuurverandering (omgangscultuur, systeem, structuur) ten aanzien van sociale veiligheid.

2. Doelen en resultaten van de regiegroep, zoals geformuleerd in het programmaplan van de regiegroep (artikel 1).

1. Onderbouwd is op welke manier de subsidieaanvraag impact heeft op een of meer van de pijler(s) van cultuurverandering binnen de betrokken organisatie(s) of andere belanghebbenden.

2. De beoogde impact van de subsidieaanvraag op (een van) de doelen en resultaten van de regiegroep, zoals geformuleerd in het programmaplan, is duidelijk geformuleerd en onderbouwd.

1–5

3. Verankering

Maximaal 800 woorden

1. Duurzame verankering en zichtbaarheid van opgedane kennis en inzichten binnen de eigen organisatie(s).

2. Zichtbaarheid voor andere organisatie(s).

1. De duurzame verankering van de resultaten van de subsidieaanvraag binnen de eigen organisatie(s) en de wijze waarop de opgedane kennis en inzichten zichtbaar zijn gemaakt is duidelijk omschreven. Onderbouwd is waarom voor deze vorm is gekozen.

2. De wijze waarop kennisdeling gefaciliteerd wordt is duidelijk uiteengezet waardoor werkwijzen, kennis en inzichten gebruikt kunnen worden door andere organisatie(s) na afloop van de activiteit(en).

1–5

4a. Omschrijving activiteit(en)

Maximaal 400 woorden per activiteit.

Per activiteit:

– doelstelling

– monitoring van de voortgang van de activiteit

– planning

– (indien van toepassing) samenwerking.

Per activiteit is de doelstelling duidelijk en concreet beschreven.

Per activiteit wordt de wijze waarop de voortgang wordt gemonitord duidelijk en concreet beschreven.

De planning van de activiteit(en) is realistisch en de uitvoering is uiterlijk voor 31 december 2027 afgerond.

In geval van een samenwerkingsverband wordt duidelijk welke partij welke rol op zich neemt in de activiteit(en).

Voldoende of onvoldoende per activiteit

4b. begroting per activiteit(en)

Een realistische begroting van de activiteit(en).

Beoordeeld wordt:

– of de kosten in verhouding staan tot de beoogde resultaten;

– of de begroting sluitend is;

– of de HOT-tarieven zijn gehanteerd, waarin overhead en administratie al zijn opgenomen (indien van toepassing).

Per activiteit(en) is in de begroting concreet en duidelijk opgenomen welke kosten door wie worden gemaakt. Uit de begroting moet per activiteit duidelijk blijken welke kosten daaraan verbonden zijn.

Voldoende of onvoldoende per activiteit

In de Subsidieregeling sociale veiligheid in hoger onderwijs en wetenschap is opgenomen dat aanvragers uitsluitend in een aanvraagronde aanvragen kunnen indienen. Om de kwaliteit van een aanvraag vast te stellen, beslist de minister op de subsidieaanvraag aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria. Voor het aantonen van de kwaliteit van een subsidieaanvraag, moet de subsidieaanvraag op elk onderdeel (1 t/m 4) ten minste met een voldoende worden beoordeeld.

Dit betekent dat de subsidieaanvragen kwalitatief beoordeeld worden. Voor onderdeel 1 t/m 3 geldt dat een subsidieaanvraag op elk onderdeel ten minste met 3 punten (een voldoende) moet worden beoordeeld om voor subsidie in aanmerking te komen. De bedoeling is dat een ambitie wordt nagestreefd, impact wordt beoogd en verankering wordt verwezenlijkt en dat dit overeenkomt met de doelstellingen en resultaten uit het programmaplan. De onderdelen 4a en 4b (beschrijving activiteit(en) en de begroting) worden per activiteit beschreven door de aanvrager en worden op activiteitniveau beoordeeld. Hiervoor is gekozen omdat alleen activiteiten die goed passen bij de doelen en resultaten zoals beschreven in het programmaplan en bij de definitie van sociale veiligheid zoals in het programmaplan is geformuleerd, voor subsidie in aanmerking komen. Aanvragen die op de onderdelen 1 t/m 3 ten minste met een voldoende zijn beoordeeld, worden op activiteitniveau beoordeeld op onderdeel 4a en 4b. Activiteiten die vervolgens tevens op zowel onderdeel 4a als 4b met een voldoende worden beoordeeld komen in beginsel voor subsidie in aanmerking. Activiteiten die als onvoldoende worden beoordeeld, komen niet voor subsidie in aanmerking.

Het is dus mogelijk dat slechts een deel van de subsidieaanvraag voor subsidie in aanmerking komt. Dit kan het geval zijn als een aanvraag op de onderdelen ambitie, impact en verankering (onderdeel 1 t/m 3) ten minste met een voldoende wordt beoordeeld maar één van de voorgestelde activiteiten als onvoldoende wordt beoordeeld op het onderdeel beschrijving activiteit(en) (onderdeel 4a) of op het onderdeel begroting (4b). Als door een aanvrager bijvoorbeeld een activiteit wordt voorgesteld die goed past bij de doelen en resultaten van het programmaplan en bij de definitie van sociale veiligheid zoals is geformuleerd in het programmaplan maar ook een activiteit die daar onvoldoende bij past, komt alleen de eerste activiteit voor subsidie in aanmerking.

  • 1. Aanvragen regiegroep:

    De penvoerder van de regiegroep kan subsidie aanvragen voor activiteiten die zij opneemt in haar activiteitenplan. Elke activiteit wordt separaat beoordeeld aan de hand van bovengenoemd beoordelingskader. De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd door de regiegroep worden beoordeeld door de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I), waarna de minister beslist.

  • 2. Aanvragen organisaties:

    Een organisatie kan een subsidieaanvraag doen voor de uitvoering van activiteiten. Dit kan een enkele activiteit zijn maar een subsidieaanvraag kan ook bestaan uit meerdere activiteiten. Om te bepalen welke activiteiten voor subsidie in aanmerking komen, worden eerst de onderdelen 1 t/m 3 van het beoordelingskader beoordeeld. Vervolgens wordt elke separate activiteit beoordeeld op onderdeel 4a en 4b van het beoordelingskader. De subsidieaanvraag waarvoor subsidie wordt aangevraagd door organisaties, wordt inhoudelijk beoordeeld door de regiegroep, waarna de minister beslist. De regiegroep bereidt de besluitvorming van de minister voor.

Het doel van de kwalitatieve beoordeling is dat subsidieaanvragen met een hoge kwaliteit worden beloond met punten. Om de beoordeling in goede banen te leiden en zo transparant mogelijk te maken, volgt hieronder een uitgebreide beschrijving van de beoordelingsprocedure. Het beoordelingskader en de beoordelingsprocedure gelden zowel ten aanzien van de subsidieaanvragen van organisaties als voor de subsidieaanvragen van de (penvoerder van de) regiegroep. Waar in het beoordelingskader in onderdeel 1 tot en met 3 wordt gesproken over ‘subsidieaanvraag’, kan ‘activiteiten’ worden gelezen, voor zover het de beoordeling van subsidieaanvragen van de regiegroep betreft.

Elk activiteitenplan wordt inhoudelijk beoordeeld op de volgende onderdelen:

  • Ambitie

  • Impact

  • Verankering

  • Beschrijving activiteit(en)

  • Begroting

Bij elk onderdeel zijn in de tabel beoordelingscriteria geformuleerd met daarbij horende beoordelingsaspecten. Hiermee is aangegeven aan de hand van welke aspecten wordt beoordeeld en wat de achterliggende gedachte daarvan is. De onderdelen en beoordelingscriteria zijn gerelateerd aan de doelen en resultaten uit het programmaplan en de definitie van sociale veiligheid zoals gehanteerd in het programmaplan.

De subsidieaanvraag wordt eerst inhoudelijk beoordeeld op de onderdelen ambitie, impact en verankering. Bij de beoordeling van deze onderdelen wordt een score van 1 tot en met 5 toegekend aan elk onderdeel. In totaal zijn er dus maximaal 15 punten te verdienen. Indien één van de onderdelen als onvoldoende wordt beoordeeld, komt de subsidieaanvraag niet voor subsidie in aanmerking. De beschrijving van de activiteiten en de begroting (onderdeel 4a en 4b) worden per activiteit beoordeeld als voldoende of onvoldoende. Indien een activiteit of de bijbehorende begroting van de desbetreffende activiteit als onvoldoende wordt beoordeeld, komt deze activiteit niet voor subsidie in aanmerking. Alleen activiteit(en) en de bijbehorende begroting die met een voldoende zijn beoordeeld komen in aanmerking voor subsidie.

Onderdelen 1 tot en met 3

Afhankelijk van de kwaliteit van de subsidieaanvraag wordt per onderdeel een van de volgende beoordelingen gegeven:

Beoordeling

Punten

Zeer goed

5

Goed

4

Voldoende

3

Matig

2

Onvoldoende

1

5 punten: zeer goed: aanvrager heeft een inhoudelijk relevante, toepasselijke en uitstekende invulling gegeven aan dit onderdeel. Alle criteria en aspecten van dit onderdeel zijn volledig uitgewerkt en inhoudelijk uitstekend en aansprekend beantwoord.

4 punten: goed: aanvrager heeft een inhoudelijk relevante, toepasselijke en goede invulling gegeven aan dit onderdeel. Alle criteria en aspecten van dit onderdeel zijn volledig uitgewerkt en goed beantwoord.

3 punten: voldoende: aanvrager heeft voldoende invulling gegeven aan dit onderdeel. Alle criteria en aspecten van dit onderdeel zijn uitgewerkt en beantwoord.

2 punten: matig: aanvrager gaat slechts ten dele of beperkt inhoudelijk relevant in op dit onderdeel. De criteria en aspecten zijn beantwoord en uitgewerkt, echter is dit zeer beperkt toegelicht.

1 punt: onvoldoende: aanvrager gaat slechts ten dele of beperkt inhoudelijk relevant in op dit onderdeel. Niet alle criteria en aspecten zijn beantwoord en uitgewerkt.

Beschrijving activiteit(en)

Voldoende: de doelstelling van de activiteit past in voldoende mate bij de doelen en resultaten van het programmaplan en bij de definitie van sociale veiligheid zoals is geformuleerd in het programmaplan. Verder zijn alle beoordelingsaspecten van de activiteit in voldoende mate uitgewerkt en toegelicht.

Onvoldoende: niet alle beoordelingsaspecten van de activiteit zijn in voldoende mate uitgewerkt en toegelicht of de activiteit pas niet in voldoende mate bij de doelen en resultaten van het programmaplan of bij de definitie van sociale veiligheid zoals is geformuleerd in het programmaplan.

Begroting

Voldoende: alle beoordelingsaspecten van de begroting worden in voldoende mate uitgewerkt en toegelicht.

Onvoldoende: niet alle beoordelingsaspecten van de begroting worden in voldoende mate uitgewerkt en toegelicht.

Berekening van het puntentotaal

De toegekende punten op elk onderdeel worden bij elkaar opgeteld. Dit leidt tot een puntentotaal. Aanvragen die ten minste op alle onderdelen (1 t/m 4) met een voldoende worden beoordeeld, komen in beginsel voor subsidie in aanmerking. Aanvragen waarbij één van de onderdelen als onvoldoende of matig worden beoordeeld, komen niet voor subsidie in aanmerking, ongeacht het puntentotaal.

Het budget is toereikend

Als het beschikbare budget in een aanvraagperiode toereikend is voor alle, als voldoende beoordeelde subsidieaanvragen, wordt subsidie verleend voor die subsidieaanvragen. Subsidieaanvragen die niet ten minste met een voldoende worden beoordeeld op alle onderdelen (1 t/m 4) komen niet voor subsidie in aanmerking.

Het budget is niet toereikend

Als het beschikbare budget in een aanvraagperiode niet toereikend is voor alle als voldoende beoordeelde subsidieaanvragen, wordt het budget als volgt verdeeld:

Stap 1: De subsidieaanvragen worden gerangschikt op het puntentotaal, van hoog naar laag.

Stap 2: De subsidieaanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden als volgt geselecteerd, totdat het budget ontoereikend is:

  • a. de hoogst scorende subsidieaanvraag, op basis van het puntentotaal, van een samenwerkingsverband van organisaties;

  • b. de hoogst scorende subsidieaanvraag, op basis van het puntentotaal, van een studentenorganisatie;

  • c. de hoogst scorende subsidieaanvraag, op basis van het puntentotaal, van een promovendi-organisatie;

  • d. de hoogst scorende subsidieaanvraag, op basis van het puntentotaal, van een werknemersorganisatie;

  • e. de hoogst scorende subsidieaanvraag, op basis van het puntentotaal, van een hoger onderwijsinstelling;

  • f. de resterende subsidieaanvragen, op basis van het puntentotaal, ongeacht het soort organisatie.

Stap 3: In het geval van meerdere subsidieaanvragen met een gelijk puntentotaal in een categorie als bedoeld onder punt a tot en met f, worden die subsidieaanvragen gerangschikt op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvragen.