Boetebeleid RDI

Geraadpleegd op 07-05-2025.
Geldend van 30-01-2025 t/m heden

De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) heeft het volgende beleid vastgesteld met betrekking tot het bepalen van de hoogte van bestuurlijke boetes. Dit boetebeleid heeft betrekking op boetes die worden opgelegd wegens overtredingen waarop de RDI toezicht houdt en waarvoor de RDI bevoegd is om namens de Minister van Economische Zaken een bestuurlijke boete op te leggen. Deze voorschriften zijn opgenomen in bijlage 1.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. – Definities

In het kader van dit beleid wordt verstaan onder:

  • a. basisbedrag: het in artikel 3 vastgestelde basisbedrag voor overtredingen van bepalingen die zijn ingedeeld in de categorieën I, II, III, IV, V, VI en VII;

  • b. boetebandbreedte: de bandbreedte waarbinnen een bestuurlijke boete die is ingedeeld in een categorie wordt vastgesteld en die niet wordt overschreden;

  • c. netto-omzet: de opbrengst uit levering van goederen en diensten uit het bedrijf van de rechtspersoon, onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen (artikel 2:377, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek);

  • d. omzetgerelateerde boete: boete op basis van een percentage van de netto-omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan het boetebesluit;

  • e. rechtspersoon: de personen bedoeld in titel 2.1 van het Burgerlijk Wetboek of een buitenlandse equivalent;

  • f. recidive: de omstandigheid dat binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dagtekening van het opgemaakte rapport, bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, nog geen vijf jaar zijn verlopen sinds een aan die overtreder voor een eerdere overtreding van eenzelfde of soortgelijk wettelijk voorschrift opgelegde bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden.

Artikel 2. – Reikwijdte

Dit Boetebeleid RDI is van toepassing op bestuurlijke boetes die worden opgelegd vanwege overtredingen van de bepalingen als bedoeld in bijlage 1.

Hoofdstuk 2. Bepalen hoogte bestuurlijke boete

Artikel 3. – Categorieën

In bijlage 2 bij dit boetebeleid heeft de RDI overtredingen van de bepalingen waarop de RDI toeziet ingedeeld in categorie I, II, III, IV, V, VI of VII. De boetebandbreedtes en basisbedragen luiden voor deze categorieën als volgt:

Categorie

Boetebandbreedte

Basisbedrag

Categorie I

€ 0 t/m € 10.000

€ 500

Categorie II

€ 0 t/m € 50.000

€ 25.000

Categorie III

€ 0 t/m € 100.000

€ 50.000

Categorie IV

€ 0 t/m € 300.000

€ 150.000

Categorie V

€ 0 t/m € 450.000

€ 225.000

Categorie VI

€ 0 t/m € 900.000

€ 450.000

Categorie VII

€ 0 t/m € 5.000.000

€ 900.000

Artikel 4. – Stappen boeteoplegging

  • 4.1 In het kader van dit boeteregime hanteert de RDI een stappenplan zoals bedoeld in artikel 4.2 voor het vaststellen van een boete wegens een overtreding van een voorschrift dat is ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 3.

  • 4.2 Voor de vaststelling van de boetehoogte van overtredingen die zijn ingedeeld in de in artikel 3 vermelde categorieën, worden de volgende stappen doorlopen:

    Basisbedrag

    (stap 1)

    Recidive

    (stap 2)

    Ernst en/of duur

    (stap 3)

    Mate van verwijtbaarheid

    (stap 4)

    Omvang

    (stap 5)

    Passendheidstoets

    (stap 6)

    Voordeel als ondergrens

    (stap 7)

    Draagkracht

    (stap 8)

  • 4.3 Voor het bepalen van de boetehoogte vanwege een overtreding van een bepaling die is ingedeeld in categorie I, wordt stap 5 van het stappenplan niet toegepast.

  • 4.4 Bij toepassing van dit stappenplan neemt de RDI de bij wet vastgestelde boetemaxima in acht.

    Stap 1: basisbedrag

    De RDI stelt het toepasselijke basisbedrag vast op basis van artikel 3, gelezen in samenhang met bijlage 2.

    Stap 2: recidive

    Indien sprake is van recidive, verdubbelt de RDI in beginsel het op basis van stap 1 vastgestelde basisbedrag. Daarbij neemt de RDI de wettelijke boetemaxima die voor recidive gelden, in acht.

    Stap 3: ernst en/of duur

    • a. In het basisbedrag ligt een gemiddelde ernst en duur van de overtreding besloten. De RDI verlaagt of verhoogt het basisbedrag met maximaal 50%, indien de ernst en/of duur van de overtreding een dergelijke verlaging of verhoging rechtvaardigt. De RDI past deze verlaging of verhoging toe in stappen van in beginsel 25%.

    • b. Bij de toepassing van deze stap houdt de RDI, voor zover van toepassing en van belang, onder meer rekening met de volgende omstandigheden, al dan niet in onderlinge samenhang bezien:

      • de omvang van de overtreding;

      • de duur van de overtreding;

      • het aantal malen dat de overtreding eerder is begaan en de duur van deze eerdere overtredingen;

      • de mate waarin de overtreding heeft geleid tot benadeling van en/of schade voor derden dan wel de mate waarin de overtreding risico’s teweeg heeft gebracht voor de veiligheid van de mens en/of het milieu;

      • de mate van maatschappelijke impact van de overtreding;

      • de mogelijke impact van de overtreding op de markt en afnemers;

      • de omvang van het met de overtreding behaalde voordeel;

      • de mate waarin de overtreding heeft geleid tot marktverstoring;

      • de mate waarin de overtreding heeft geleid tot verstoring van het spectrum.

    Stap 4: verwijtbaarheid

    • a. In het basisbedrag ligt een gemiddelde mate van verwijtbaarheid van de overtreder besloten. De RDI verlaagt of verhoogt het basisbedrag met maximaal 50%, indien de verwijtbaarheid van de overtreder een dergelijke verlaging of verhoging rechtvaardigt. De RDI past deze verlaging of verhoging toe in stappen van in beginsel 25%.

    • b. Voor zover van toepassing en van belang, houdt de RDI bij de toepassing van deze stap onder meer rekening met de volgende omstandigheden, al dan niet in onderlinge samenhang bezien:

      • de overtreder is eerder gewaarschuwd of anderszins gewezen op (het belang van) naleving van de (wettelijke) eis en/of op bestuurlijke sancties die eerder jegens anderen zijn opgelegd wegens overtreding van de (wettelijke) vereisten en die openbaar zijn gemaakt;

      • eerder door de overtreder begane overtredingen van dezelfde wettelijke eis en/of overtredingen van wettelijke eisen van vergelijkbare strekking;

      • de mate waarin de overtreding voortvloeit uit of inherent is aan een vaste werkwijze of het bedrijfsmodel van de overtreder en/of de mate waarin de (bedrijfs)cultuur heeft bijgedragen aan de overtreding;

      • de mate waarin de overtreding willens en wetens is begaan, dan wel de mate waarin de overtreder bewust het risico heeft genomen de overtreding te begaan, dan wel de mate waarin de overtreder (on)welwillend is om tot normconform gedrag te komen;

      • de belemmering van een toezichthouder in de uitoefening van zijn taak;

      • de professionaliteit van de overtreder ten aanzien van de geschonden wettelijke vereisten;

      • de mate waarin de overtreder uit geldelijk gewin heeft gehandeld en andere door hem te respecteren belangen daaraan ondergeschikt heeft gemaakt;

      • de mate waarin de overtreder inspanningen heeft verricht om de overtreding te voorkomen en/of de aangerichte schade te beperken.

    Stap 5: omvang van de overtreder

    • a. Bij de toepassing van deze stap neemt de RDI de omvang van de overtreder in acht. Daarbij wordt op het na de stappen 1 tot en met 4 berekende boetebedrag het volgende boetepercentage toegepast:

      Omvang overtreder

      Boetepercentage

      Netto-omzet vanaf € 25.000.000

      100%

      Netto-omzet vanaf € 10.000.000

      80%

      Netto-omzet vanaf € 5.000.000

      60%

      Netto-omzet vanaf € 2.500.000

      40%

      Netto-omzet vanaf € 1.000.000

      20%

      Netto-omzet minder dan € 1.000.000

      10%

    • b. Indien de bestuurlijke boete wordt opgelegd aan een natuurlijke persoon, wordt op het na stappen 1 tot en met 4 berekende boetebedrag een boetepercentage van 5% toegepast.

    • c. Indien de bestuurlijke boete wordt opgelegd aan een rechtspersoon waarvan 50% of meer van de aandelen worden gehouden door (een) moederonderneming(en), kan de RDI bij de berekening van de omvang de wereldwijde netto-omzet hanteren uit de jaarrekening van desbetreffende moederonderneming(en).

    • d. Als de voor de toepassing van de omvangtabel benodigde financiële gegevens niet beschikbaar zijn – doordat de RDI niet over die gegevens beschikt en de overtreder die gegevens op verzoek van de RDI ook niet heeft verstrekt – maakt de RDI een reële inschatting van de omvang van de overtreder. Is een reële inschatting evenmin mogelijk, dan wordt het boetepercentage op grond van de omvangtabel vastgesteld op 100%.

    • e. Indien de bestuurlijke boete wordt opgelegd aan een gemeente of provincie wordt op het na de stappen 1 tot en met 4 berekende boetebedrag het volgende boetepercentage toegepast:

      Omvang gemeente

      Boetepercentage

      Grote gemeente: inwoneraantal meer dan 100.000

      100%

      Middelgrote gemeente: inwoneraantal tussen de 50.000 en 100.000

      60%

      Kleine gemeente: inwoneraantal van minder dan 50.000

      30%

      Omvang provincie

      Boetepercentage

      Grote provincie: inwoneraantal meer dan 2 miljoen

      100%

      Middelgrote provincie: inwoneraantal meer dan 1 miljoen

      75%

      Kleine provincie: inwoneraantal minder dan 1 miljoen

      50%

    • f. Voor organen van de centrale overheid zal in beginsel een boetepercentage van 100% worden gehanteerd. Voor waterschappen zal in beginsel een boetepercentage van 50% worden gehanteerd.

    Stap 6: passendheidstoets

    De RDI kan het op basis van de stappen 1 tot en met 5 berekende boetebedrag verlagen op grond van onderstaande bijzondere omstandigheden, al dan niet in onderlinge samenhang bezien. De RDI past deze toe in stappen van in beginsel 10% per te betrekken omstandigheid, met een maximum van in beginsel in totaal 20%.

    Opstelling overtreder

    De RDI kan rekening houden met de opstelling van de overtreder met betrekking tot de medewerking aan het onderzoek. De RDI kan daarbij onder meer de volgende omstandigheden, al dan niet in onderlinge samenhang bezien, betrekken, waarbij voor de RDI van belang is dat het gaat om verregaande vormen van medewerking in de periode tot vaststellen van het Rapport van Bevindingen:

    • De overtreder heeft de overtreding aan de RDI gemeld, voordat de RDI gestart was met een onderzoek en zonder dat hij daartoe op grond van de wet gehouden was;

    • De overtreder heeft voordat hij bekend was met het onderzoek van de RDI maatregelen getroffen ter beëindiging van de overtreding;

    • De overtreder heeft volledig, onafhankelijk en adequaat onderzoek verricht of laten verrichten naar de overtreding en heeft de uitkomsten daarvan vrijwillig met de RDI gedeeld;

    • De overtreder heeft uit eigen beweging adequate maatregelen getroffen ter voorkoming van herhaling van de overtreding;

    • De overtreder heeft uit eigen beweging en zo spoedig mogelijk nadat hij van de overtreding kennis nam, de gevolgen van de overtreding ongedaan gemaakt.

    Andere bijzondere omstandigheden

    Daarnaast kunnen er bijzondere omstandigheden aan de orde zijn die op basis van het voorgaande niet bij het bepalen van de boetehoogte van een overtreding zijn betrokken, maar die in het kader van de evenredigheid van de boetehoogte wel relevant (kunnen) zijn. Deze omstandigheden worden per geval bezien.

    Cumulatie van boetes

    • a. Indien sprake is van te onderscheiden, maar wel met elkaar samenhangende overtredingen waarvoor twee of meer afzonderlijke boetes worden opgelegd, beoordeelt de RDI of het totaal aan boetes dat voor de samenhangende overtredingen kan worden opgelegd, passend is.

    • b. De RDI berekent aan de hand van het voorgaande het boetebedrag per afzonderlijke overtreding. De berekende boetebedragen worden vervolgens in totaliteit bezien. Indien geoordeeld wordt dat het totaalbedrag aan berekende boetes, gelet op het geheel aan samenhangende gedragingen, niet-passend is, laat de RDI de boetehoogte van de hoogst berekende boete in stand en matigt zij de andere boete(s) zodanig dat het totaal aan boetes gelet op de samenhangende overtredingen, passend is.

    • c. Indien een enig of grootaandeelhouder als opdrachtgever of feitelijke leidinggever wordt beboet naast de onderneming zelf, kan de opdrachtgever of feitelijke leidinggever door het totaal aan boetes mogelijk onevenredig in zijn vermogen worden geraakt. In dat geval zal de hoogte van de aan de opdrachtgever dan wel feitelijk leidinggever of aan de onderneming opgelegde boete in beginsel met een derde worden verlaagd. In bijzondere omstandigheden kan de RDI een andere verdeling toepassen.

    Stap 7: voordeel als ondergrens

    Indien de RDI het voordeel dat met de overtreding is verkregen heeft kunnen vaststellen of een reële inschatting daarvan heeft kunnen maken, en het na stap 6 berekende boetebedrag lager is dan dit verkregen voordeel, kan de RDI het boetebedrag tot ten minste het bedrag van het verkregen voordeel ophogen.

    Stap 8: draagkracht

    • a. De RDI houdt zo nodig rekening met de financiële omstandigheden waarin de overtreder verkeert. Het is aan de overtreder om inzicht te geven in zijn draagkracht, aan de hand van een door de RDI bij het boetevoornemen gevoegd draagkrachtformulier. Indien aannemelijk is dat het op grond van de stappen 1 tot en met 7 berekende boetebedrag de draagkracht van de overtreder overstijgt, gaat de RDI in beginsel tot matiging over. Bij de beoordeling of aanleiding bestaat tot matiging, kan de RDI rekening houden met de omstandigheden waaronder de verminderde of onvoldoende draagkracht is ontstaan alsmede met op korte termijn te verwachten positieve financiële resultaten van de overtreder.

    • b. Uitgangspunt voor de omvang van de matiging is dat de RDI de boete niet verder matigt dan tot een bedrag dat de overtreder redelijkerwijs geacht moet worden te kunnen voldoen, zo nodig met het aangaan van een betalingsregeling bij het CJIB. Verder matigt de RDI de boete in beginsel niet (verder) tot een lager bedrag dan het bedrag van het voordeel dat de overtreder met de overtreding heeft verkregen.

    • c. Indien en voor zover de bestuurlijke boete voor een overtreding van een bepaling die is ingedeeld in categorieën II tot en met VII na toepassing van de stappen 1 tot en met 7 van dit Boetebeleid RDI op een bedrag is vastgesteld lager dan € 5.000 voor rechtspersonen en € 2.500 voor natuurlijke personen, wordt dat bedrag in deze stap in beginsel niet verder verlaagd.

Artikel 5. – Omzetgerelateerde boete

  • 5.1 Indien en voor zover de RDI op grond van een wettelijke bepaling bevoegd is om een omzetgerelateerde boete op te leggen, kan de RDI, indien toepassing van het stappenplan op basis van een basisbedrag geen passende bestraffing oplevert, een omzetgerelateerde boete opleggen.

  • 5.2 Indien een omzetgerelateerde boete wordt opgelegd, wordt de boete vastgesteld aan de hand van het stappenplan als bedoeld in artikel 4.4, met uitzondering van stap 1 en stap 5. Hierbij neemt de RDI de bij wet vastgestelde boetemaxima die gelden bij een omzetgerelateerde boete in acht. Stap 1 luidt indien een omzetgerelateerde boete wordt opgelegd als volgt:

    Stap 1: basisbedrag

    De RDI stelt een bestuurlijke boete vast op een basisbedrag dat gelijk is aan 1% van de wereldwijde netto-jaaromzet.

    Bij de toepassing van stap 5 gaat de RDI, indien zij een omzetgerelateerde boete oplegt, uit van een boetepercentage van 100%.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 6. – Citeertitel en inwerkingtreding

Dit beleid wordt aangehaald als: Boetebeleid RDI en treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

A.T.A.J. van Dijk

Inspecteur-generaal

Rijksinspectie Digitale Infrastructuur

Bijlage 1. – Voorschriften waarop dit beleid betrekking heeft

Telecommunicatiewet: artikel 2.5c, artikel 3.12, artikel 3.13, artikel 3.14, artikel 3.21, artikel 3.23, artikel 6.3a, artikel 7.7, artikel 8.3, artikel 8.4a, artikel 10.1, artikel 10.2, artikel 10.11a, artikel 10.11b, artikel 10.11c, artikel 10.11d, artikel 10.12, artikel 10.13, artikel 10.15, artikel 10.17, artikel 11.5, artikel 11.5a, artikel 11.13, artikel 11a.1, artikel 11a.2, artikel 11a.3, artikel 12.11, artikel 13.1, artikel 13.2, artikel 13.2a, artikel 13.2b, artikel 13.4, artikel 13.5, artikel 13.8, artikel 14.1, artikel 14.6, artikel 18.2, artikel 18.4, artikel 18.7, artikel 18.7a, artikel 18.9, artikel 18.15b, artikel 18.15c, artikel 18.15d, artikel 18.15e, artikel 18.17, artikel 18.17a, artikel 18.18.

Uitvoeringswet cyberbeveiligingsverordening: artikel 3, artikel 4, artikel 5, artikel 6, artikel 8.

Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen: artikel 7, artikel 8, artikel 10, artikel 11, artikel 12, artikel 13, artikel 14, artikel 23, artikel 26, artikel 27.

Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken: artikel 2, artikel 5a, artikel 6, artikel 8, artikel 11, artikel 12, artikel 13a, artikel 13b, artikel 15, artikel 17, artikel 18, artikel 19, artikel 20, artikel 24, artikel 26, artikel 30, artikel 41a.

Wet ruimtevaartactiviteiten: artikel 3, artikel 7, artikel 10, artikel 11.

Algemene wet bestuursrecht: artikel 5:20.1

Eidas-verordening2: artikel 15, artikel 19bis, artikel 20, artikel 21, artikel 23, artikel 24, artikel 26, artikel 28, artikel 29, artikel 29bis, artikel 30, artikel 32, artikel 32bis, artikel 33, artikel 34, artikel 36, artikel 38, artikel 42, artikel 44, artikel 45, artikel 45bis, artikel 45 quinquies, artikel 45 septies, artikel 45 octies, artikel 45 nonies, artikel 45 undecies, artikel 45 terdecies, artikel 51.

Verordening (EU) 2019/1020 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten3: artikel 4.

Regeling aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten: artikel 3, artikel 4, artikel 5, artikel 6, artikel 7, artikel 8, artikel 9, artikel 10, artikel 11, artikel 12.

Regeling alarmeringsdienst NL-Alert 2023: artikel 2, artikel 3, artikel 4, artikel 5, artikel 6, artikel 7, artikel 14.

Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015: artikel 3, artikel 4, artikel 5, artikel 6, artikel 7, artikel 8, artikel 9, artikel 10.

Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning en zonder meldingsplicht 2015: artikel 3, artikel 3a.

Regeling informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken: artikel 7, artikel 11, artikel 12.

Regeling openbaar antenneregister: artikel 1.

Regeling technisch protocol aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten: artikel 1.

Regeling veiligheid en integriteit telecommunicatie: artikel 2, artikel 3.

Regeling vertrouwensdiensten: artikel 3.

Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden sector telecommunicatie 2007: artikel 2, artikel 3, artikel 4.

Besluit aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten: artikel 2, artikel 3.

Besluit beveiliging en continuïteit openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten: artikel 2, artikel 2a, artikel 3, artikel 4, artikel 5, artikel 5a, artikel 5b, artikel 6, artikel 7, artikel 9.

Besluit beveiliging gegevens telecommunicatie: artikel 2, artikel 3, artikel 4, artikel 6, artikel 7, artikel 8.

Besluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen: artikel 3a, artikel 5, artikel 6.

Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2016: artikel 3, artikel 4, artikel 6, artikel 7, artikel 8, artikel 9, artikel 10, artikel 11, artikel 12, artikel 14, artikel 18, artikel 19, artikel 20.

Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken: artikel 4, artikel 5, artikel 7, artikel 8.

Besluit radioapparaten 2016: artikel 3, artikel 3a, artikel 5, artikel 7, artikel 8, artikel 9, artikel 11, artikel 14, artikel 15, artikel 17.

Besluit veiligheid en integriteit telecommunicatie: artikel 2.

Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie: artikel 3, artikel 4, artikel 5.

Besluit vertrouwensdiensten: artikel 2.

Frequentiebesluit 2013: artikel 2, artikel 3, artikel 4, artikel 5, artikel 17, artikel 23, artikel 24, artikel 25, artikel 26.

Bijlage 2. – Categorie-indeling

Telecommunicatiewet

Boetecategorie

Artikel 2.5c

II

Artikel 3.12

IV

Artikel 3.13

I–IV

– Illegaal maritiem frequentiegebruik

II

– Illegale omroep en jammers

IV

– Overig illegaal frequentiegebruik

II

Artikel 3.14

IV

Artikel 3.21

II

Artikel 3.23

II

Artikel 6.3a

IV

Artikel 7.7

VI

Artikel 8.3

IV

Artikel 8.4a

IV

Artikel 10.1

III–V

– Essentiële (technische) eisen

V

– Niet-meewerken aan terugroepen of aanpassen risicovolle apparaten/producten

V

– Administratieve eisen en traceerbaarheidseisen

IV

– Geen (CE) markering

III

Artikel 10.2

III

Artikel 10.11a

V

Artikel 10.11b

IV

Artikel 10.11c

IV

Artikel 10.11d

V

Artikel 10.12

V

Artikel 10.13

V

Artikel 10.15

I–IV

– Illegaal maritiem frequentiegebruik

II

– Illegale omroep en jammers

IV

– Overig illegaal frequentiegebruik

II

Artikel 10.17

IV

Artikel 11.5 lid 1 t/m 3

V

Artikel 11.5 lid 4 en 5

IV

Artikel 11.5a lid 1 en 3

V

Artikel 11.5a lid 2 en 6

IV

Artikel 11.5a lid 5

III

Artikel 11.13 lid 2

V

Artikel 11.13 lid 3

IV

Artikel 11a.1 lid 1 t/m 4

VI

Artikel 11a.1 lid 5

V

Artikel 11a.2 lid 1 t/m 5

VI

Artikel 11a.3 lid 1 en 3 t/m 6

VI

Artikel 11a.3 lid 2

V

Artikel 12.11

IV

Artikel 13.1

VI

Artikel 13.2

VI

Artikel 13.2a

IV

Artikel 13.2b

VI

Artikel 13.4

VI

Artikel 13.5

VI

Artikel 13.8

VI

Artikel 14.1

VI

Artikel 14.6

VI

Artikel 18.2

IV

Artikel 18.4

IV

Artikel 18.7

IV

Artikel 18.7a

III

Artikel 18.9

IV

Artikel 18.15b

III

Artikel 18.15c

III

Artikel 18.15d

III

Artikel 18.15e

III

Artikel 18.17

III

Artikel 18.17a

III

Artikel 18.18

V

Eidas-verordening

Boetecategorie

Artikel 15

II

Artikel 19bis lid 1 onder a

V

Artikel 19bis lid 1 onder b

II

Artikel 20 lid 1

IV

Artikel 20 lid 1 bis

III

Artikel 21

III

Artikel 23 lid 1

IV

Artikel 23 lid 2

II

Artikel 24 lid 1

IV

Artikel 24 lid 1 bis

III

Artikel 24 lid 1 ter

III

Artikel 24 lid 2

III

Artikel 24 lid 2 f bis

V

Artikel 24 lid 2 f ter

IV

Artikel 24 lid 3

III

Artikel 24 lid 4

III

Artikel 26

II

Artikel 28 lid 1

III

Artikel 28 lid 4

II

Artikel 29

III

Artikel 29 bis

III

Artikel 30

III

Artikel 32

IV

Artikel 32 bis

IV

Artikel 33

II

Artikel 34

II

Artikel 36

II

Artikel 38

II

Artikel 42

II

Artikel 44

II

Artikel 45

II

Artikel 45 bis

II

Artikel 45 quinquies

III

Artikel 45 septies

II

Artikel 45 octies

II

Artikel 45 nonies

II

Artikel 45 undecies

II

Artikel 45 terdecies

II

Artikel 51 lid 4

III

Verordening 2019/1020

Boetecategorie

Artikel 4

IV

  1. Indien en voor zover de RDI op grond van een specifieke wet beschikt over de bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen voor een overtreding van deze bepaling. ^ [1]
  2. Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257), en de op grond van die verordening door de Europese Commissie vastgestelde uitvoerings- en gedelegeerde handelingen zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2024/1183 van het Europees Parlement en de Raad van 11 april 2024. ^ [2]
  3. Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011. ^ [3]