De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) heeft het volgende beleid vastgesteld
met betrekking tot het bepalen van de hoogte van bestuurlijke boetes. Dit boetebeleid
heeft betrekking op boetes die worden opgelegd wegens overtredingen waarop de RDI
toezicht houdt en waarvoor de RDI bevoegd is om namens de Minister van Economische
Zaken een bestuurlijke boete op te leggen. Deze voorschriften zijn opgenomen in bijlage 1.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In het kader van dit beleid wordt verstaan onder:
-
a.
basisbedrag: het in artikel 3 vastgestelde basisbedrag voor overtredingen van bepalingen die zijn ingedeeld in
de categorieën I, II, III, IV, V, VI en VII;
-
b.
boetebandbreedte: de bandbreedte waarbinnen een bestuurlijke boete die is ingedeeld in een categorie
wordt vastgesteld en die niet wordt overschreden;
-
c.
netto-omzet: de opbrengst uit levering van goederen en diensten uit het bedrijf van de rechtspersoon,
onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen
(artikel 2:377, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek);
-
d.
omzetgerelateerde boete: boete op basis van een percentage van de netto-omzet van de overtreder in het boekjaar
voorafgaande aan het boetebesluit;
-
e.
rechtspersoon: de personen bedoeld in titel 2.1 van het Burgerlijk Wetboek of een buitenlandse equivalent;
-
f.
recidive: de omstandigheid dat binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dagtekening
van het opgemaakte rapport, bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, nog geen vijf jaar zijn verlopen sinds een aan die overtreder voor een eerdere overtreding
van eenzelfde of soortgelijk wettelijk voorschrift opgelegde bestuurlijke boete onherroepelijk
is geworden.
Dit Boetebeleid RDI is van toepassing op bestuurlijke boetes die worden opgelegd vanwege
overtredingen van de bepalingen als bedoeld in bijlage 1.
Hoofdstuk 2. Bepalen hoogte bestuurlijke boete
In bijlage 2 bij dit boetebeleid heeft de RDI overtredingen van de bepalingen waarop de RDI toeziet
ingedeeld in categorie I, II, III, IV, V, VI of VII. De boetebandbreedtes en basisbedragen
luiden voor deze categorieën als volgt:
Categorie
|
Boetebandbreedte
|
Basisbedrag
|
Categorie I
|
€ 0 t/m € 10.000
|
€ 500
|
Categorie II
|
€ 0 t/m € 50.000
|
€ 25.000
|
Categorie III
|
€ 0 t/m € 100.000
|
€ 50.000
|
Categorie IV
|
€ 0 t/m € 300.000
|
€ 150.000
|
Categorie V
|
€ 0 t/m € 450.000
|
€ 225.000
|
Categorie VI
|
€ 0 t/m € 900.000
|
€ 450.000
|
Categorie VII
|
€ 0 t/m € 5.000.000
|
€ 900.000
|
Artikel 4. – Stappen boeteoplegging
-
4.4 Bij toepassing van dit stappenplan neemt de RDI de bij wet vastgestelde boetemaxima
in acht.
Stap 1: basisbedrag
De RDI stelt het toepasselijke basisbedrag vast op basis van artikel 3, gelezen in samenhang met bijlage 2.
Stap 2: recidive
Indien sprake is van recidive, verdubbelt de RDI in beginsel het op basis van stap
1 vastgestelde basisbedrag. Daarbij neemt de RDI de wettelijke boetemaxima die voor
recidive gelden, in acht.
Stap 3: ernst en/of duur
-
a. In het basisbedrag ligt een gemiddelde ernst en duur van de overtreding besloten.
De RDI verlaagt of verhoogt het basisbedrag met maximaal 50%, indien de ernst en/of
duur van de overtreding een dergelijke verlaging of verhoging rechtvaardigt. De RDI
past deze verlaging of verhoging toe in stappen van in beginsel 25%.
-
b. Bij de toepassing van deze stap houdt de RDI, voor zover van toepassing en van belang,
onder meer rekening met de volgende omstandigheden, al dan niet in onderlinge samenhang
bezien:
-
• de omvang van de overtreding;
-
• de duur van de overtreding;
-
• het aantal malen dat de overtreding eerder is begaan en de duur van deze eerdere overtredingen;
-
• de mate waarin de overtreding heeft geleid tot benadeling van en/of schade voor derden
dan wel de mate waarin de overtreding risico’s teweeg heeft gebracht voor de veiligheid
van de mens en/of het milieu;
-
• de mate van maatschappelijke impact van de overtreding;
-
• de mogelijke impact van de overtreding op de markt en afnemers;
-
• de omvang van het met de overtreding behaalde voordeel;
-
• de mate waarin de overtreding heeft geleid tot marktverstoring;
-
• de mate waarin de overtreding heeft geleid tot verstoring van het spectrum.
Stap 4: verwijtbaarheid
-
a. In het basisbedrag ligt een gemiddelde mate van verwijtbaarheid van de overtreder
besloten. De RDI verlaagt of verhoogt het basisbedrag met maximaal 50%, indien de
verwijtbaarheid van de overtreder een dergelijke verlaging of verhoging rechtvaardigt.
De RDI past deze verlaging of verhoging toe in stappen van in beginsel 25%.
-
b. Voor zover van toepassing en van belang, houdt de RDI bij de toepassing van deze stap
onder meer rekening met de volgende omstandigheden, al dan niet in onderlinge samenhang
bezien:
-
• de overtreder is eerder gewaarschuwd of anderszins gewezen op (het belang van) naleving
van de (wettelijke) eis en/of op bestuurlijke sancties die eerder jegens anderen zijn
opgelegd wegens overtreding van de (wettelijke) vereisten en die openbaar zijn gemaakt;
-
• eerder door de overtreder begane overtredingen van dezelfde wettelijke eis en/of overtredingen
van wettelijke eisen van vergelijkbare strekking;
-
• de mate waarin de overtreding voortvloeit uit of inherent is aan een vaste werkwijze
of het bedrijfsmodel van de overtreder en/of de mate waarin de (bedrijfs)cultuur heeft
bijgedragen aan de overtreding;
-
• de mate waarin de overtreding willens en wetens is begaan, dan wel de mate waarin
de overtreder bewust het risico heeft genomen de overtreding te begaan, dan wel de
mate waarin de overtreder (on)welwillend is om tot normconform gedrag te komen;
-
• de belemmering van een toezichthouder in de uitoefening van zijn taak;
-
• de professionaliteit van de overtreder ten aanzien van de geschonden wettelijke vereisten;
-
• de mate waarin de overtreder uit geldelijk gewin heeft gehandeld en andere door hem
te respecteren belangen daaraan ondergeschikt heeft gemaakt;
-
• de mate waarin de overtreder inspanningen heeft verricht om de overtreding te voorkomen
en/of de aangerichte schade te beperken.
Stap 5: omvang van de overtreder
-
a. Bij de toepassing van deze stap neemt de RDI de omvang van de overtreder in acht.
Daarbij wordt op het na de stappen 1 tot en met 4 berekende boetebedrag het volgende
boetepercentage toegepast:
Omvang overtreder
|
Boetepercentage
|
Netto-omzet vanaf € 25.000.000
|
100%
|
Netto-omzet vanaf € 10.000.000
|
80%
|
Netto-omzet vanaf € 5.000.000
|
60%
|
Netto-omzet vanaf € 2.500.000
|
40%
|
Netto-omzet vanaf € 1.000.000
|
20%
|
Netto-omzet minder dan € 1.000.000
|
10%
|
-
b. Indien de bestuurlijke boete wordt opgelegd aan een natuurlijke persoon, wordt op
het na stappen 1 tot en met 4 berekende boetebedrag een boetepercentage van 5% toegepast.
-
c. Indien de bestuurlijke boete wordt opgelegd aan een rechtspersoon waarvan 50% of meer
van de aandelen worden gehouden door (een) moederonderneming(en), kan de RDI bij de
berekening van de omvang de wereldwijde netto-omzet hanteren uit de jaarrekening van
desbetreffende moederonderneming(en).
-
d. Als de voor de toepassing van de omvangtabel benodigde financiële gegevens niet beschikbaar
zijn – doordat de RDI niet over die gegevens beschikt en de overtreder die gegevens
op verzoek van de RDI ook niet heeft verstrekt – maakt de RDI een reële inschatting
van de omvang van de overtreder. Is een reële inschatting evenmin mogelijk, dan wordt
het boetepercentage op grond van de omvangtabel vastgesteld op 100%.
-
e. Indien de bestuurlijke boete wordt opgelegd aan een gemeente of provincie wordt op
het na de stappen 1 tot en met 4 berekende boetebedrag het volgende boetepercentage
toegepast:
Omvang gemeente
|
Boetepercentage
|
Grote gemeente: inwoneraantal meer dan 100.000
|
100%
|
Middelgrote gemeente: inwoneraantal tussen de 50.000 en 100.000
|
60%
|
Kleine gemeente: inwoneraantal van minder dan 50.000
|
30%
|
Omvang provincie
|
Boetepercentage
|
Grote provincie: inwoneraantal meer dan 2 miljoen
|
100%
|
Middelgrote provincie: inwoneraantal meer dan 1 miljoen
|
75%
|
Kleine provincie: inwoneraantal minder dan 1 miljoen
|
50%
|
-
f. Voor organen van de centrale overheid zal in beginsel een boetepercentage van 100%
worden gehanteerd. Voor waterschappen zal in beginsel een boetepercentage van 50%
worden gehanteerd.
Stap 6: passendheidstoets
De RDI kan het op basis van de stappen 1 tot en met 5 berekende boetebedrag verlagen
op grond van onderstaande bijzondere omstandigheden, al dan niet in onderlinge samenhang
bezien. De RDI past deze toe in stappen van in beginsel 10% per te betrekken omstandigheid,
met een maximum van in beginsel in totaal 20%.
Opstelling overtreder
De RDI kan rekening houden met de opstelling van de overtreder met betrekking tot
de medewerking aan het onderzoek. De RDI kan daarbij onder meer de volgende omstandigheden,
al dan niet in onderlinge samenhang bezien, betrekken, waarbij voor de RDI van belang
is dat het gaat om verregaande vormen van medewerking in de periode tot vaststellen
van het Rapport van Bevindingen:
-
• De overtreder heeft de overtreding aan de RDI gemeld, voordat de RDI gestart was met
een onderzoek en zonder dat hij daartoe op grond van de wet gehouden was;
-
• De overtreder heeft voordat hij bekend was met het onderzoek van de RDI maatregelen
getroffen ter beëindiging van de overtreding;
-
• De overtreder heeft volledig, onafhankelijk en adequaat onderzoek verricht of laten
verrichten naar de overtreding en heeft de uitkomsten daarvan vrijwillig met de RDI
gedeeld;
-
• De overtreder heeft uit eigen beweging adequate maatregelen getroffen ter voorkoming
van herhaling van de overtreding;
-
• De overtreder heeft uit eigen beweging en zo spoedig mogelijk nadat hij van de overtreding
kennis nam, de gevolgen van de overtreding ongedaan gemaakt.
Andere bijzondere omstandigheden
Daarnaast kunnen er bijzondere omstandigheden aan de orde zijn die op basis van het
voorgaande niet bij het bepalen van de boetehoogte van een overtreding zijn betrokken,
maar die in het kader van de evenredigheid van de boetehoogte wel relevant (kunnen)
zijn. Deze omstandigheden worden per geval bezien.
Cumulatie van boetes
-
a. Indien sprake is van te onderscheiden, maar wel met elkaar samenhangende overtredingen
waarvoor twee of meer afzonderlijke boetes worden opgelegd, beoordeelt de RDI of het
totaal aan boetes dat voor de samenhangende overtredingen kan worden opgelegd, passend
is.
-
b. De RDI berekent aan de hand van het voorgaande het boetebedrag per afzonderlijke overtreding.
De berekende boetebedragen worden vervolgens in totaliteit bezien. Indien geoordeeld
wordt dat het totaalbedrag aan berekende boetes, gelet op het geheel aan samenhangende
gedragingen, niet-passend is, laat de RDI de boetehoogte van de hoogst berekende boete
in stand en matigt zij de andere boete(s) zodanig dat het totaal aan boetes gelet
op de samenhangende overtredingen, passend is.
-
c. Indien een enig of grootaandeelhouder als opdrachtgever of feitelijke leidinggever
wordt beboet naast de onderneming zelf, kan de opdrachtgever of feitelijke leidinggever
door het totaal aan boetes mogelijk onevenredig in zijn vermogen worden geraakt. In
dat geval zal de hoogte van de aan de opdrachtgever dan wel feitelijk leidinggever
of aan de onderneming opgelegde boete in beginsel met een derde worden verlaagd. In
bijzondere omstandigheden kan de RDI een andere verdeling toepassen.
Stap 7: voordeel als ondergrens
Indien de RDI het voordeel dat met de overtreding is verkregen heeft kunnen vaststellen
of een reële inschatting daarvan heeft kunnen maken, en het na stap 6 berekende boetebedrag
lager is dan dit verkregen voordeel, kan de RDI het boetebedrag tot ten minste het
bedrag van het verkregen voordeel ophogen.
Stap 8: draagkracht
-
a. De RDI houdt zo nodig rekening met de financiële omstandigheden waarin de overtreder
verkeert. Het is aan de overtreder om inzicht te geven in zijn draagkracht, aan de
hand van een door de RDI bij het boetevoornemen gevoegd draagkrachtformulier. Indien
aannemelijk is dat het op grond van de stappen 1 tot en met 7 berekende boetebedrag
de draagkracht van de overtreder overstijgt, gaat de RDI in beginsel tot matiging
over. Bij de beoordeling of aanleiding bestaat tot matiging, kan de RDI rekening houden
met de omstandigheden waaronder de verminderde of onvoldoende draagkracht is ontstaan
alsmede met op korte termijn te verwachten positieve financiële resultaten van de
overtreder.
-
b. Uitgangspunt voor de omvang van de matiging is dat de RDI de boete niet verder matigt
dan tot een bedrag dat de overtreder redelijkerwijs geacht moet worden te kunnen voldoen,
zo nodig met het aangaan van een betalingsregeling bij het CJIB. Verder matigt de
RDI de boete in beginsel niet (verder) tot een lager bedrag dan het bedrag van het
voordeel dat de overtreder met de overtreding heeft verkregen.
-
c. Indien en voor zover de bestuurlijke boete voor een overtreding van een bepaling die
is ingedeeld in categorieën II tot en met VII na toepassing van de stappen 1 tot en
met 7 van dit Boetebeleid RDI op een bedrag is vastgesteld lager dan € 5.000 voor
rechtspersonen en € 2.500 voor natuurlijke personen, wordt dat bedrag in deze stap
in beginsel niet verder verlaagd.
Artikel 5. – Omzetgerelateerde boete
-
5.1 Indien en voor zover de RDI op grond van een wettelijke bepaling bevoegd is om een
omzetgerelateerde boete op te leggen, kan de RDI, indien toepassing van het stappenplan
op basis van een basisbedrag geen passende bestraffing oplevert, een omzetgerelateerde
boete opleggen.
-
5.2 Indien een omzetgerelateerde boete wordt opgelegd, wordt de boete vastgesteld aan
de hand van het stappenplan als bedoeld in artikel 4.4, met uitzondering van stap 1 en stap 5. Hierbij neemt de RDI de bij wet vastgestelde
boetemaxima die gelden bij een omzetgerelateerde boete in acht. Stap 1 luidt indien
een omzetgerelateerde boete wordt opgelegd als volgt:
Stap 1: basisbedrag
De RDI stelt een bestuurlijke boete vast op een basisbedrag dat gelijk is aan 1% van
de wereldwijde netto-jaaromzet.
Bij de toepassing van stap 5 gaat de RDI, indien zij een omzetgerelateerde boete oplegt,
uit van een boetepercentage van 100%.
Hoofdstuk 3. Slotbepalingen
Artikel 6. – Citeertitel en inwerkingtreding
Dit beleid wordt aangehaald als: Boetebeleid RDI en treedt in werking met ingang van
de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Bijlage 1. – Voorschriften waarop dit beleid betrekking heeft
Telecommunicatiewet: artikel 2.5c, artikel 3.12, artikel 3.13, artikel 3.14, artikel 3.21, artikel 3.23, artikel 6.3a, artikel 7.7, artikel 8.3, artikel 8.4a, artikel 10.1, artikel 10.2, artikel 10.11a, artikel 10.11b, artikel 10.11c, artikel 10.11d, artikel 10.12, artikel 10.13, artikel 10.15, artikel 10.17, artikel 11.5, artikel 11.5a, artikel 11.13, artikel 11a.1, artikel 11a.2, artikel 11a.3, artikel 12.11, artikel 13.1, artikel 13.2, artikel 13.2a, artikel 13.2b, artikel 13.4, artikel 13.5, artikel 13.8, artikel 14.1, artikel 14.6, artikel 18.2, artikel 18.4, artikel 18.7, artikel 18.7a, artikel 18.9, artikel 18.15b, artikel 18.15c, artikel 18.15d, artikel 18.15e, artikel 18.17, artikel 18.17a, artikel 18.18.
Uitvoeringswet cyberbeveiligingsverordening: artikel 3, artikel 4, artikel 5, artikel 6, artikel 8.
Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen: artikel 7, artikel 8, artikel 10, artikel 11, artikel 12, artikel 13, artikel 14, artikel 23, artikel 26, artikel 27.
Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken: artikel 2, artikel 5a, artikel 6, artikel 8, artikel 11, artikel 12, artikel 13a, artikel 13b, artikel 15, artikel 17, artikel 18, artikel 19, artikel 20, artikel 24, artikel 26, artikel 30, artikel 41a.
Wet ruimtevaartactiviteiten: artikel 3, artikel 7, artikel 10, artikel 11.
Algemene wet bestuursrecht: artikel 5:20.
Eidas-verordening: artikel 15, artikel 19bis, artikel 20, artikel 21, artikel 23, artikel 24, artikel
26, artikel 28, artikel 29, artikel 29bis, artikel 30, artikel 32, artikel 32bis,
artikel 33, artikel 34, artikel 36, artikel 38, artikel 42, artikel 44, artikel 45,
artikel 45bis, artikel 45 quinquies, artikel 45 septies, artikel 45 octies, artikel
45 nonies, artikel 45 undecies, artikel 45 terdecies, artikel 51.
Verordening (EU) 2019/1020 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten: artikel 4.
Regeling aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten: artikel 3, artikel 4, artikel 5, artikel 6, artikel 7, artikel 8, artikel 9, artikel 10, artikel 11, artikel 12.
Regeling alarmeringsdienst NL-Alert 2023: artikel 2, artikel 3, artikel 4, artikel 5, artikel 6, artikel 7, artikel 14.
Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015: artikel 3, artikel 4, artikel 5, artikel 6, artikel 7, artikel 8, artikel 9, artikel 10.
Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning en zonder meldingsplicht 2015: artikel 3, artikel 3a.
Regeling informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken: artikel 7, artikel 11, artikel 12.
Regeling openbaar antenneregister: artikel 1.
Regeling technisch protocol aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten: artikel 1.
Regeling veiligheid en integriteit telecommunicatie: artikel 2, artikel 3.
Regeling vertrouwensdiensten: artikel 3.
Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden sector telecommunicatie 2007: artikel 2, artikel 3, artikel 4.
Besluit aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten: artikel 2, artikel 3.
Besluit beveiliging en continuïteit openbare elektronische communicatienetwerken en
-diensten: artikel 2, artikel 2a, artikel 3, artikel 4, artikel 5, artikel 5a, artikel 5b, artikel 6, artikel 7, artikel 9.
Besluit beveiliging gegevens telecommunicatie: artikel 2, artikel 3, artikel 4, artikel 6, artikel 7, artikel 8.
Besluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen: artikel 3a, artikel 5, artikel 6.
Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2016: artikel 3, artikel 4, artikel 6, artikel 7, artikel 8, artikel 9, artikel 10, artikel 11, artikel 12, artikel 14, artikel 18, artikel 19, artikel 20.
Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken: artikel 4, artikel 5, artikel 7, artikel 8.
Besluit radioapparaten 2016: artikel 3, artikel 3a, artikel 5, artikel 7, artikel 8, artikel 9, artikel 11, artikel 14, artikel 15, artikel 17.
Besluit veiligheid en integriteit telecommunicatie: artikel 2.
Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie: artikel 3, artikel 4, artikel 5.
Besluit vertrouwensdiensten: artikel 2.
Frequentiebesluit 2013: artikel 2, artikel 3, artikel 4, artikel 5, artikel 17, artikel 23, artikel 24, artikel 25, artikel 26.
Bijlage 2. – Categorie-indeling
Eidas-verordening
|
Boetecategorie
|
Artikel 15
|
II
|
Artikel 19bis lid 1 onder a
|
V
|
Artikel 19bis lid 1 onder b
|
II
|
Artikel 20 lid 1
|
IV
|
Artikel 20 lid 1 bis
|
III
|
Artikel 21
|
III
|
Artikel 23 lid 1
|
IV
|
Artikel 23 lid 2
|
II
|
Artikel 24 lid 1
|
IV
|
Artikel 24 lid 1 bis
|
III
|
Artikel 24 lid 1 ter
|
III
|
Artikel 24 lid 2
|
III
|
Artikel 24 lid 2 f bis
|
V
|
Artikel 24 lid 2 f ter
|
IV
|
Artikel 24 lid 3
|
III
|
Artikel 24 lid 4
|
III
|
Artikel 26
|
II
|
Artikel 28 lid 1
|
III
|
Artikel 28 lid 4
|
II
|
Artikel 29
|
III
|
Artikel 29 bis
|
III
|
Artikel 30
|
III
|
Artikel 32
|
IV
|
Artikel 32 bis
|
IV
|
Artikel 33
|
II
|
Artikel 34
|
II
|
Artikel 36
|
II
|
Artikel 38
|
II
|
Artikel 42
|
II
|
Artikel 44
|
II
|
Artikel 45
|
II
|
Artikel 45 bis
|
II
|
Artikel 45 quinquies
|
III
|
Artikel 45 septies
|
II
|
Artikel 45 octies
|
II
|
Artikel 45 nonies
|
II
|
Artikel 45 undecies
|
II
|
Artikel 45 terdecies
|
II
|
Artikel 51 lid 4
|
III
|