Regeling subsidie proeftuinen Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming

[Regeling vervalt per 01-01-2029.]
Geraadpleegd op 05-05-2025. Gebruikte datum 'geldig op' 19-11-2024.
Geldend van 19-11-2024 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 12 november 2024, nr. 5869441, houdende regels inzake subsidie voor het beproeven en doorontwikkelen van de werkwijze Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming (Regeling subsidie proeftuinen Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • Minister: Minister van Justitie en Veiligheid;

  • proeftuin: door de penvoerder van een regionaal verband aangewezen gebied waarin de werkwijze Toekomstscenario wordt ontwikkeld, beschreven en beproefd in de praktijk;

  • regionaal verband: groep van in regionaal verband samenwerkende organisaties, waaronder in ieder geval gemeenten, lokale teams, Veilig Thuis, een gecertificeerde instelling en de raad voor de kinderbescherming;

  • regionaal veiligheidsteam: een organisatievorm bestaande uit professionals:

    • a. die expertise biedt op het gebied van jeugdbescherming en onveiligheid in gezinnen en huishoudens;

    • b. die het lokale team ondersteunt bij complexe veiligheidsvraagstukken; en

    • c. waarbinnen een medewerker, indien noodzakelijk, de bevoegdheden kan inzetten die bij of krachtens de wet aan diens moederorganisatie zijn toebedeeld;

  • penvoerder: door de aan het regionaal verband deelnemende rechtspersonen schriftelijk gemachtigde functionaris van een gemeente;

  • volwassenen-ggz: geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen die deels of geheel in aanmerking komt voor vergoeding op grond van de Zorgverzekeringswet;

  • werkwijze Toekomstscenario: de werkwijze, bedoeld in artikel 2, onder a.

Artikel 2. Subsidiabele activiteiten

  • 1 De Minister kan subsidie verstrekken aan de rechtspersonen die aan een regionaal verband deelnemen voor activiteiten die zij voor dat verband verrichten en die tot doel hebben:

    • a. het beproeven en doorontwikkelen van de werkwijze Toekomstscenario, waarin wordt samengewerkt aan de veiligheid van gezinnen en huishoudens en waarbij:

      • 1°. wordt gewerkt volgens de vier basisprincipes: gezinsgericht, rechtsbeschermend én transparant, eenvoudig en lerend;

      • 2°. op een integrale, systeemgerichte manier vanuit het bijbehorende vakmanschap;

      • 3°. door lokale teams en een netwerk van specialisten met kennis van kinderen, volwassenen en specifieke uitingsvormen van geweld, waar nodig ondersteund door een regionaal veiligheidsteam, samenwerken, samen leren en een beroep kunnen doen op een expertiseplatform.

    • b. het bijdragen aan de landelijke ontwikkeling van de werkwijze Toekomstscenario door:

      • 1°. het delen van opbrengsten en geleerde lessen;

      • 2°. het leveren van een actieve bijdrage aan landelijke ontwikkelgroepen; en

      • 3°. deelname aan landelijk georganiseerde monitoring en onderzoek.

  • 2 De Minister verstrekt geen subsidie voor activiteiten, bedoeld in het eerste lid, die worden verricht door de raad voor de kinderbescherming.

Artikel 3. Subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten zijn uitsluitend de volgende kosten, voor zover deze kosten worden gemaakt voor het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 2:

  • a. de loonkosten van een projectleider van de proeftuin;

  • b. de loonkosten van een teamleider voor een regionaal veiligheidsteam;

  • c. de kosten voor het aanpassen van de bestaande organisatie, personeel, systemen en werkwijzen volgens de contouren van een regionaal veiligheidsteam;

  • d. de kosten om inbreng vanuit de praktijk te leveren ten behoeve van mogelijk benodigde toekomstige wet- en regelgeving binnen het Toekomstscenario;

  • e. de kosten voor de extra inzet van deskundigen en professionals die nodig zijn voor de doorontwikkeling van de werkwijze Toekomstscenario;

  • f. de kosten voor technische aanpassingen en de inzet van privacy officers in verband met monitoring of dossiervorming bij het beproeven en doorontwikkelen.

Artikel 4. Subsidievoorwaarden met betrekking tot regionale verbanden

Om in aanmerking te komen voor subsidie op grond van deze regeling voorziet de penvoerder van het regionaal verband de aanvraag van voldoende onderbouwing dat in alle bij dat verband aangesloten gemeenten in 2024 aan de basis van de werkwijze Toekomstscenario is gewerkt en dat deze activiteiten en werkwijzen in 2025 in die gemeenten worden voortgezet. In ieder geval wordt schriftelijke informatie overlegd waaruit voldoende blijkt dat:

  • a. voor de voortzetting van de activiteiten en de werkwijze Toekomstscenario in 2025 bestuurlijk draagvlak bestaat onder en actieve betrokkenheid is door alle organisaties van het regionaal verband en dat zij actief deelnemen aan de proeftuin;

  • b. in alle aangesloten gemeenten sinds 2024 of eerder een doorontwikkeling van lokale teams is ingezet conform de landelijk vastgestelde vijf basisfuncties voor lokale teams en de leidraad over werken aan veiligheid voor lokale teams en gemeenten en dat deze doorontwikkeling wordt voortgezet in 2025;

  • c. samenwerking plaatsvindt op domeinoverstijgende volwassenenproblematiek, waarbij lokale teams en veiligheidspartners afspraken hebben gemaakt over de inzet van expertise vanuit de volwassenen-ggz binnen gezinnen en huishoudens;

  • d. het regionaal verband afspraken heeft gemaakt en eerste stappen zijn gezet om het leren door en tussen de partijen die deelnemen aan de proeftuin te bevorderen en te integreren in hun dagelijkse praktijk.

Artikel 5. Subsidievoorwaarden met betrekking tot de proeftuin

  • 1 Om in aanmerking te komen voor subsidie op grond van deze regeling voorziet de penvoerder van het regionaal verband de aanvraag voorts van voldoende onderbouwing dat dit verband in 2024 een proeftuin onderhoudt. De aanvraag wordt in ieder geval onderbouwd met schriftelijke informatie waaruit blijkt dat in 2024 in die proeftuin:

    • a. is gewerkt met lokale teams die voldoen aan de vereisten, bedoeld in artikel 6;

    • b. ervaring is opgedaan met het regionaal veiligheidsteam, waarbij wordt voldaan aan de vereisten, bedoeld in artikel 7;

    • c. ervaring is opgedaan door het regionaal veiligheidsteam met verschillende vormen van veiligheidsproblematiek binnen gezinnen en huishoudens blijkens de gegevens, bedoeld in artikel 8;

    • d. voortgang is geboekt in het opbouwen van een netwerk van specialisten met kennis over specifieke uitingsvormen van geweld.

  • 2 De aanvraag gaat voorts vergezeld van een plan van aanpak voor de werkzaamheden van de proeftuin in 2025, waaruit in ieder geval blijkt:

    • a. op welke wijze de in artikel 2 genoemde activiteiten en werkwijzen worden beproefd en doorontwikkeld in 2025;

    • b. dat de ontwikkelde werkwijze in 2025 wordt beproefd in een afgebakend postcodegebied met minimaal 30.000 inwoners;

    • c. de gezinnen en huishoudens in het afgebakende postcodegebied bij ernstige onveiligheid en zonder voorafgaande casusselectie via het lokale team of via een melding worden doorgeleid naar het regionaal veiligheidsteam;

    • d. welke activiteiten worden ondernomen om samenhang, het overzicht en de eenvoud te bevorderen met voor de doelgroep relevante samenwerkingsverbanden;

    • e. welke activiteiten worden ondernomen rond de ontwikkeling van de meld- en crisisfunctie van het regionaal veiligheidsteam in samenhang met bestaande en in 2025 door te ontwikkelen afspraken met de politie, het openbaar ministerie, de reclassering, de geestelijke gezondheidszorg, de openbare geestelijke gezondheidszorg (bemoeizorg) en jeugdhulpspecialisten;

    • f. op welke wijze en voor welke activiteiten de aangevraagde middelen worden ingezet.

Artikel 6. Vereisten met betrekking tot lokale teams

De lokale teams, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a:

  • a. werken volgens de vijf basisfuncties voor lokale teams en de leidraad over werken aan veiligheid voor lokale wijkteams en gemeenten;

  • b. richten zich op zowel minderjarigen, als volwassenen;

  • c. bieden zelf hulp;

  • d. handelen met een brede blik op het gehele gezin of huishouden en de context waarin het gezin of huishouden zich bevindt binnen alle leefdomeinen;

  • e. werken samen met de lokale voorzieningen, welzijn, opvang, onderwijs en volwassenen-ggz;

  • f. hebben een stevige samenwerkingsrelatie met het regionaal veiligheidsteam.

Artikel 7. Vereisten met betrekking tot het regionaal veiligheidsteam

In het regionaal veiligheidsteam, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b:

  • a. werken de professionals aan een gezamenlijke opdracht;

  • b. voeren de professionals binnen de huidige wettelijke kaders geheel of deels de functionaliteiten en bevoegdheden van Veilig Thuis, de gecertificeerde instelling en de raad voor de kinderbescherming uit;

  • c. kunnen de professionals juridische maatregelen inzetten met betrekking tot volwassenen;

  • d. wordt in gevallen van onveiligheid hulp en bescherming geboden aan minderjarigen, volwassenen, gezinnen en huishoudens;

  • e. wordt de rechtsbescherming van jeugdigen en volwassenen geborgd;

  • f. worden jeugdigen en volwassenen geïnformeerd over:

    • 1°. De mogelijkheden om een klacht in te dienen;

    • 2°. De mogelijkheid om niet of niet langer deel te nemen aan de proeftuin;

  • g. zijn afspraken vastgelegd over gegevensuitwisseling en dossiervorming;

  • h. worden de professionals in ieder geval ondersteund door een gedragswetenschapper en voorts op afroep door een juridisch adviseur of een vertrouwensarts;

  • i. zijn voorbereidingen getroffen om vanaf 2025 de bouwstenen als beschreven in de eindrapportage ‘Onderzoek Inrichting Regionale Veiligheidsteams’ te beproeven binnen de huidige wettelijke kaders.

Artikel 8. Vereisten met betrekking tot de ervaringen met veiligheidsproblematiek

  • 1 De gegevens, bedoeld in artikel 5, onder c, bevatten voldoende onderbouwing en tonen voldoende aan dat:

    • a. het team in 2024 bij minimaal dertig gezinnen of huishoudens actief betrokken is geweest;

    • b. in het team in 2024 voor een aantal van deze gezinnen door daartoe bevoegde professionals juridische interventies zijn voorbereid of aangevraagd en uitgevoerd.

  • 2 De gegevens, bedoeld in artikel 5, onder c, omvatten in ieder geval:

    • a. de beschikbare gegevens uit de monitor met betrekking tot het eerder in 2024 beproeven van de werkwijze Toekomstscenario; of

    • b. gegevens uit eigen rapportages met betrekking tot het eerder in 2024 beproeven van de werkwijze Toekomstscenario, indien geen monitorgegevens beschikbaar zijn.

Artikel 9. Subsidieplafond

  • 1 Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in totaal ten hoogste € 5.000.000 beschikbaar.

  • 2 De Minister verdeelt het beschikbare bedrag naar evenredigheid over het aantal toegewezen aanvragen, nadat op alle aanvragen is beslist.

  • 3 De Minister kan per aanvrager die in aanmerking komt voor subsidie één subsidie verstrekken van ten hoogste € 750.000.

Artikel 10. Aanvraagtijdvak

Een subsidie op grond van artikel 2 kan worden aangevraagd vanaf het moment van inwerkingtreding van deze regeling tot 1 december 2024.

Artikel 11. Aanvraag

  • 1 Een aanvraag wordt door de penvoerder van het regionaal verband ingediend door middel van een daartoe door de Minister beschikbaar gesteld elektronisch aanvraagformulier.

  • 2 De penvoerder is in ieder geval gemachtigd om de aanvraag in te dienen namens de rechtspersonen in het regionaal verband die om subsidie op grond van deze regeling verzoeken.

  • 3 Bij de aanvraag wordt in ieder geval bijgesloten:

    • a. een document waarin wordt onderbouwd dat is voldaan aan de subsidievoorwaarden en vereisten, bedoeld in de artikelen 4 tot en met 8;

    • b. een begroting waarin wordt vermeld voor welk deel van het subsidiebedrag, onverminderd artikel 9, iedere deelnemende rechtspersoon de subsidie aanvraagt.

Artikel 12. Verplichtingen

  • 1 De subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 2, worden tussen 1 januari 2025 en 31 december 2025 uitgevoerd.

  • 2 De rechtspersonen die deelnemen aan het regionaal verband financieren gezamenlijk minimaal de helft van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 3.

  • 3 De penvoerder levert aan de Minister de gegevens die nodig zijn voor het monitoren van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 13. Verantwoording

  • 1 Het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt door de penvoerder voorzien van:

    • a. een inhoudelijk eindverslag over de gehele periode over de uitvoering en het verloop van het project en de bereikte resultaten van de subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 2;

    • b. een financieel verslag op basis van werkelijk gemaakte kosten, inclusief een door een externe accountant opgemaakte en goedkeurende accountantsverklaring.

  • 2 Het verzoek wordt uiterlijk 1 juli 2026 ingediend bij de Minister.

Artikel 14. Hardheidsclausule

  • 1 De Minister kan de termijn, bedoeld in artikel 12, eerste lid, verlengen met maximaal drie maanden, indien de penvoerder of de betreffende subsidieontvanger een daartoe voldoende gemotiveerd verzoek ten minste vier weken voor het einde van die termijn indient.

  • 2 Een verzoek tot verlenging wordt slechts ingewilligd indien er sprake is van onvoorziene of andere bijzondere omstandigheden die hebben geleid tot vertraging in de uitvoering van de subsidiabele activiteiten en het niet toewijzen van het verzoek zou leiden tot onevenredige gevolgen voor de subsidieontvanger, mits de verzoeker het voorgaande voldoende schriftelijk kan aantonen en onderbouwen.

  • 3 Indien het verzoek tot verlenging wordt ingewilligd, wordt de beschikking tot subsidieverlening zodanig gewijzigd dan wel aangevuld dat daarin de uiterste datum voor verantwoording, bedoeld in artikel 13, met dezelfde duur wordt verlengd, als wordt toegestaan op grond van het eerste lid.

Artikel 15. Inwerkingtreding en uitwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2029, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling voor die datum zijn verstrekt.

Artikel 16. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling subsidie proeftuinen Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

T.H.D. Struycken