Beleidsregel beschikbaarheidbijdrage op aanvraag
Gelet op artikel 57, eerste lid, onderdeel e, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking
tot het uitoefenen van de bevoegdheid tot het toekennen van een beschikbaarheidbijdrage
als bedoeld in artikel 56a van de Wmg.
Op grond van artikel 56a, tweede lid, onder a, van de Wmg geeft de NZa op aanvraag toepassing aan artikel 56a, eerste tot en met negende lid,
van de Wmg.
Gelet op artikel 59, aanhef en onder e, van de Wmg, heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) met brieven van 12 december
2012 (kenmerk MC-U-3147126), 16 juli 2014 (kenmerk 640237-123257-MC), 11 december
2014 (kenmerk 696542-130372-MC en 692617-129795-MC), 16 juni 2015 (kenmerk 776212-137548-MC)
30 juni 2015 (kenmerk 776198-137542-MC), 21 april 2017 (kenmerk 1123133-163202-MC),
29 september 2017 (kenmerk 1223399-167180-MC), 3 oktober 2017 (kenmerk 1223400-167181-MC),
25 juni 2020 (kenmerk 1662538 – 203164-PZo), 6 juli 2020 (kenmerk 1713658-207569-PZo),
27 september 2021 (kenmerk 3253869-1015137-PZO), 28 oktober 2021 (kenmerk 3266624-1017495-PZO)
en 14 juni 2023 (kenmerk 3610431-1048165-PZo) ten behoeve van de voorliggende beleidsregel
een aanwijzing op grond van artikel 7 van de Wmg, aan de NZa gegeven.
Op de beschikbaarheidbijdrage zijn titel 4.2 (‘subsidies’) en 4.4 (‘bestuursrechtelijke geldschulden’) van de Algemene wet bestuursrecht, het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG en het Besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011 (C(2011)9380) van toepassing.