In artikel 10bis.5, tweede lid, onderdeel a, Wet IB 2001 is als voorwaarde voor een SEW opgenomen dat de rekeninghouder of zijn partner een
eigenwoningschuld heeft. In artikel 10bis.5, derde lid, onderdeel a, Wet IB 2001 is
dezelfde voorwaarde voor de eigenaar van een BEW of zijn partner opgenomen. Voor een
KEW geldt de voorwaarde van het hebben van een eigenwoningschuld niet voor de verzekeringnemer
of zijn partner. In de parlementaire geschiedenis is aandacht besteed aan dit verschil
op het moment van afsluiten van deze producten. Dit verschil was niet bewust gecreëerd.
Mede gelet op het feit dat de KEW – net als de SEW – uitsluitend mag worden benut
voor de aflossing van een eigenwoningschuld, leek dit met name een theoretisch verschil
(Kamerstukken I 2007/08, 30 432, C, p. 4). Het is niet meer mogelijk om een nieuwe
SEW/BEW af te sluiten. In de parlementaire behandeling is niet voorzien dat in voorkomende
gevallen na het afsluiten van een SEW/BEW tijdelijk geen eigenwoningschuld aanwezig
is.
Een strikte toepassing van de voorwaarde blijkt in de praktijk niet goed houdbaar
in de uitzonderlijke situatie dat tijdelijk geen eigenwoningschuld aanwezig is. Deze
voorwaarde leidt dan tot het niet meer voldoen aan de voorwaarden van de SEW/BEW wat
tot gevolg kan hebben dat de SEW/BEW fictief tot uitkering komt, waarbij moet worden
afgerekend over het rentebestanddeel daar waar dit niet het geval zou zijn geweest
bij een KEW. De strikte toepassing kan er ook toe leiden dat geen gebruik kan worden
gemaakt van de verhuisregeling, terwijl deze wel van toepassing zou zijn bij een KEW.
Dit acht ik ongewenst. Daarom keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de SEW/BEW tijdens de looptijd niet hoeft te voldoen aan de voorwaarde
dat de rekeninghouder/eigenaar van het beleggingsrecht of zijn partner een eigenwoningschuld
heeft. Voor de volledigheid merk ik op dat de andere voorwaarden van artikel 10bis.5 Wet IB 2001 onverkort blijven gelden.
Als de definitieve aanslag over een belastingjaar onherroepelijk vaststaat, gelden
de bijzondere regels voor ambtshalve vermindering zoals opgenomen in artikel 9.6 Wet IB 2001 met dien verstande dat artikel 45aa, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 geen toepassing vindt. Dit betekent dat de belastingplichtige een verzoek om ambtshalve
vermindering op basis van dit besluit kan doen als minder dan vijf jaren zijn verlopen
na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft.
Hierna volgen twee voorbeelden ter toelichting op de goedkeuring.
Voorbeeld 1
Een belastingplichtige heeft een BEW. Hij lost zijn eigenwoningschuld met eigen middelen
af. Door de goedkeuring leidt dit niet tot een fictieve deblokkering van de BEW. Op
een later moment gaat de belastingplichtige een nieuwe eigenwoningschuld aan, voor
bijvoorbeeld aankoop, verbetering of onderhoud van de eigen woning. Aan het einde
van de looptijd van de BEW gebruikt de belastingplichtige het tegoed van de BEW volledig
om zijn (nieuwe) eigenwoningschuld af te lossen. Hierdoor kan hij gebruikmaken van
de uitkeringsvrijstelling.
Voorbeeld 2
Een belastingplichtige heeft een SEW. Hij verkoopt zijn eigen woning en lost de eigenwoningschuld
met eigen middelen af. Dit leidt tot een fictieve deblokkering, waarop mogelijk de
uitkeringsvrijstelling van toepassing is (artikel 10bis.7, juncto artikel 10bis.6, eerste en tweede lid, Wet IB 2001). De SEW verhuist als spaarrekening naar box 3. Binnen de termijn voor de verhuisregeling
(artikel 10bis.2b, juncto artikel 10bis.2, derde lid, Wet IB 2001) heeft de belastingplichtige een nieuwe eigen woning, bijvoorbeeld als sprake is
van een woning in aanbouw (artikel 3.111, derde lid, Wet IB 2001). De belastingplichtige heeft echter binnen de termijn van de verhuisregeling nog
geen eigenwoningschuld. Door de goedkeuring herleeft de spaarrekening als SEW, ook
als er op dat moment nog geen nieuwe eigenwoningschuld is.
De goedkeuring laat namelijk onverlet dat op het moment van een latere (fictieve)
deblokkering voldaan moet zijn aan de voorwaarden van artikel 10bis.7, juncto 10bis.6 Wet IB 2001 om gebruik te kunnen maken van de uitkeringsvrijstelling. Op bepaalde uitzonderingen
na, betekent dit dat er een eigenwoningschuld moet zijn die wordt afgelost met het
gedeblokkeerde tegoed (artikel 10bis.6, eerste lid, onderdeel a en tweede lid, Wet IB 2001).