Geweld tegen dieren kan een risicofactor zijn voor ander delictgedrag. Het is daarom
van belang goed onderzoek naar de persoon van de verdachte te doen en daartoe het
instrument van justitiële voorwaarden gericht in te zetten. Een reclasseringsadvies
verdient aanbeveling. Daarbij kan ook worden gedacht aan het aanvragen van een NIFP-advies.
Voor een passende afdoening kan vervolgens worden gedagvaard of een OMSB opgelegd
worden.
Indien sprake is van strafverzwarende omstandigheden bij een first offender dient
in de eerste plaats naar de strafbaarstelling van de naastgelegen categorie te worden
gekeken.
Bij eenmaal recidive en strafverzwaring is maatwerk geboden. Dagvaarden is dan het
devies.
Houdverboden – van toepassing bij alle strafbare feiten waar dieren bij betrokken
zijn
Het houdverbod kan op verschillende manieren worden opgelegd wanneer verdachte niet
in staat moet worden geacht om op een verantwoorde wijze met dieren om te gaan.
|
|
De gedragsaanwijzing strekt ertoe het gedrag van de verdachte, in afwachting van de
strafrechtelijke afdoening door de rechter, te beïnvloeden. Op deze wijze is direct
ingrijpen mogelijk in de periode die gelegen is tussen het moment van het begaan van
het strafbare feit en de berechting van de verdachte. Ook kan de ongewenste situatie
direct worden beëindigd en wordt het risico op recidive tot een minimum beperkt.
|
|
Het houdverbod als zelfstandige maatregel (en als bijzondere voorwaarde) strekt ertoe
voor langere tijd te voorkomen dat een verdachte dieren houdt. In de uitspraak van
de rechter waarbij het houdverbod wordt opgelegd, ligt het oordeel besloten dat de
verdachte niet in staat moet worden geacht om op een verantwoorde manier met dieren
om te gaan. De zelfstandige maatregel heeft tot doel om ongewenst gedrag direct te
beëindigen en in de toekomst te voorkomen.
|
|
Zelfstandig houdverbod
– Artikel 8.11a Wet Dieren, ook wel genoemd het ‘zelfstandig houdverbod’, maakt het mogelijk dat een vrijheidsbeperkende
maatregel kan worden opgelegd bij een rechterlijke uitspraak.
– In artikel 8.11a Wet Dieren gaat het (uitsluitend) om strafbare feiten waar dieren bij betrokken zijn. Voor toepassing
van dit artikel moet sprake zijn van enig strafbaar feit. Het is dus niet vereist
dat dit feit strafbaar is gesteld in de Wet dieren.1
– De maatregel kan een houdverbod en/of gebiedsverbod inhouden.
– Het houdverbod kan inhouden dat verdachte wordt bevolen geen of minder dieren, dan
wel bepaalde diersoorten niet, te houden.
– De maatregel kan voor de duur van het leven of een periode van max dertig jaren
worden opgelegd.
– De rechter kan bij zijn uitspraak bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar
is indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom
een strafbaar feit zal begaan dat de gezondheid of het welzijn van een of meer dieren
benadeelt.
– De maatregel kan tezamen met straffen en andere maatregelen worden opgelegd.
– Het overtreden van dit houdverbod is strafbaar gesteld als misdrijf in 8.11 lid 1 Wet Dieren.
– Het OM vordert in de regel een zelfstandig houdverbod.
|
|
Houdverbod als bijzondere voorwaarde
– Het opleggen van een houdverbod als bijzondere voorwaarde blijft mogelijk, maar
hierbij geldt de reguliere maximale proeftijd van drie jaar (artikel 14b, tweede lid, Sr).
– De dadelijke uitvoerbaarheid van een houdverbod als bijzondere voorwaarde is niet
mogelijk.
|
|
Gedragsaanwijzing ex 509hh Sv
– De gedragsaanwijzing strekt ertoe het gedrag van de verdachte, in afwachting van
de strafrechtelijke afdoening door de rechter, te beïnvloeden. Er moet dan een voornemen
zijn om de verdachte te dagvaarden2. Op deze wijze is direct ingrijpen mogelijk in de periode die gelegen is tussen het
moment van het begaan van het strafbare feit en de berechting van de verdachte. Ook
kan de ongewenste situatie direct worden beëindigd en wordt het risico op recidive
tot een minimum beperkt.
– Het is mogelijk om op basis van art. 509hh lid 1 onderdeel d Sv een gedragsaanwijzing op te leggen in geval van verdenking van een strafbaar feit
in verband waarmee vrees bestaat voor gedrag van de verdachte dat herhaald gevaar
voor de gezondheid of het welzijn van een of meer dieren oplevert. Volgens 509hh lid
2 onderdeel e Sv kan de gedragsaanwijzing inhouden dat een verdachte geen of minder
dieren kan houden, dan wel bepaalde diersoorten niet kan houden.
– Het overtreden van deze gedragsaanwijzing is als misdrijf strafbaar op grond van
artikel 184 Sr.
Voor de strafuitgangspunten wordt verwezen naar de richtlijn 184 Sr.
|
|
Een houdverbod bij een OM strafbeschikking
Een houdverbod kan eventueel ook bij een strafbeschikking worden opgelegd, als aanwijzing
het gedrag betreffende ex 257e Sv. Deze aanwijzing kan worden opgelegd voor de maximale duur van één jaar. Verdachte
moet wel worden gehoord door een (adj) OvJ en moet zich bereid verklaren zich aan
het verbod te houden. Let wel: indien een houdverbod wordt overwogen, is het zelfstandig houdverbod o.b.v. de Wet Dieren voorliggend. De strafbeschikking – indien passend en aangewezen – kan in tweede instantie
als optie voor een houdverbod gelden.
|
|
Toezicht op de naleving van een houdverbod en/of reclasseringstoezicht
Bij het toezicht op de naleving van een houdverbod (als zelfstandige maatregel, bijzondere
voorwaarde of gedragsaanwijzing) en/of reclasseringstoezicht spelen de politie, de
reclassering, de LID en het NVWA een belangrijke rol. Een of meerdere van hen kunnen
als toezichthouder(s) worden aangewezen.
|
|
N.B.: Het OM verzoekt de rechtbank om een door het OM aangewezen instantie (politie, LID
en/of NVWA) aan te wijzen die toezicht houdt op de naleving van het houdverbod, waarbij
het OM tevens de rechtbank verzoekt een medewerkingsplicht te koppelen aan het houdverbod
en dit vast te leggen in het vonnis. Bij een houdverbod als onderdeel van een OMSB
draagt het OM zorg voor een juiste en volledige vastlegging van de toezichthouder
in GPS.
|
1
Kamerstukken II, 2020–2021, 35 892, nr. 3, pagina’s 9: ‘Met de voorgestelde vrijheidsbeperkende maatregel
in de Wet dieren wordt het voor de rechter mogelijk om in geval van dierenmishandeling, dierenverwaarlozing,
het aanhitsen of het niet onschadelijk houden van een gevaarlijk dier alsmede in geval
van ontucht met dieren en dierenpornografie, een vrijheidsbeperkende maatregel op
te leggen die is toegesneden op het voorkomen van nieuw dierenleed en de beveiliging
van de maatschappij. [..] Dit betekent overigens niet dat de maatregel alleen kan
worden toegepast bij overtreding van de Wet dieren. Voor toepassing van het voorgestelde
artikel 8.11a Wet dieren moet sprake zijn van enig strafbaar feit. Niet vereist is dat dit feit strafbaar
is gesteld in de Wet dieren. [..] In artikel 8.11a Wet dieren gaat het uitsluitend
om strafbare feiten waarbij dieren betrokken zijn. In die zin kan het artikel worden
beschouwd als een lex specialis ten opzichte van artikel 38v Sr. De inhoud van de maatregel is hierop ook toegesneden: de maatregel kan alleen bestaan
uit een houdverbod of een gebiedsverbod. Voor het opleggen van een contactverbod,
zoals in artikel 38v Sr is geregeld, bestaat in dit geval geen aanleiding.’
2 Zie ook de aanwijzing kader voor toepassing van voorwaarden, gedragsaanwijzinen en
maatregelen.
Artikel 2.1* en 2.10 Wet Dieren en 350 lid 2 Sr
Dierenmishandeling en dierendoding
*Dit verbod beperkt zich niet tot lichamelijke mishandeling. Uit de nota van toelichting
volgt dat psychische mishandeling ook valt onder de delictsomschrijving ‘onnodig benadelen
van de gezondheid en het welzijn van het dier’.
# In artikel 2.1 lid 1 van de Wet Dieren is het verbod neergelegd om zonder redelijk doel pijn of letsel te veroorzaken of
om de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen. Dit verbod is een open
norm die voorziet in een algemene strafbaarstelling van dierenmishandeling. Naast deze algemene strafbaarstelling wijst artikel 2.1 lid 2, 3 en 5 Wet Dieren en 1.3 van het Besluit houders van dieren een aantal gedragingen aan die als dierenmishandeling in de zin van artikel 2.1 lid
1 Wet Dieren zijn aan te merken.
In deze gevallen hoeft géén schending van het dierenwelzijn aangetoond te worden,
i.e. pijn, letsel of een benadeling van de gezondheid of het welzijn. Het aantonen
van de gedraging op zichzelf is voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Deze
gedragingen kunnen geen redelijk doel dienen.
In deze richtlijn zijn de meest voorkomende gedragingen opgenomen.
Voor toelichting op de * en #: zie hiervoor.
|
|
First offender
|
1x recidive
|
Slaan of #schoppen
|
Geen of licht letsel
|
TS 20–40 uur +
GS 1 wk vw
|
TS 40–80 uur of
GS 2 wkn
|
Zwaar letsel:
blijvende en/of ernstige lichamelijke gevolgen/ invaliditeit/hulpbehoevendheid
|
TS 100 uur +
GS 2 wkn vw
|
GS 2–6 mnd
|
Het dier overlijdt ten gevolge van het feit:
Dier is overleden / dier komt te overlijden na inbeslagneming / dier lijdt uitzichtloos
en moet worden ingeslapen
|
TS 150 uur +
GS 2 mnd vw
|
GS 6–9 mnd
|
Steken met een mes of vergelijkbaar voorwerp
|
Zwaar letsel:
blijvende en/of ernstige lichamelijke gevolgen/ invaliditeit/hulpbehoevendheid
|
GS 3–6 mnd
|
GS 5–8 mnd
|
Verdrinken
Verwurgen
Pletten van een dier
|
Het dier overlijdt ten gevolge van het feit:
Dier is overleden / dier komt te overlijden na inbeslagneming / dier lijdt uitzichtloos
en moet worden ingeslapen
|
GS 6–9 mnd
|
GS 8–11 mnd
|
Schieten op een dier met een vuurwapen of een ander voorwerp (bijv. kruisboog)
|
Zwaar letsel:
blijvende en/of ernstige lichamelijke gevolgen/ invaliditeit/hulpbehoevendheid
|
GS 5–8 mnd
|
GS 7–10 mnd
|
# Onderwerpen van een dier aan een explosieve, bijtende of brandende stof (bijv. vuurwerk)
(N.B. het wapenbezit en de stoffen apart ten laste leggen!)
|
Het dier overlijdt ten gevolge van het feit:
Dier is overleden / dier komt te overlijden na inbeslagneming / dier lijdt uitzichtloos
en moet worden ingeslapen
|
GS 8–11 mnd
|
GS 10–13 mnd
|
# Zich ontdoen
van een dier
2.1 lid 1 Wet Dieren
jo 1.3 sub a Besluit
houders van dieren
|
|
TS 50 uur
|
TS 90 uur + GS 2 wkn vw
|
Strafverzwarend onder andere:
Het betreft meerdere dieren en/of sprake was van lijden over een langdurige periode
– Het gebruik van een slagwapen, zwaar voorwerp en/of stroomstootwapen/-band
– Naar uiterlijke verschijningsvorm lijkt sprake te zijn van sadistisch gedrag/handelen.
Hieronder wordt verstaan het pijnigen of vernederen van dieren voor (al dan niet seksueel)
plezier of genoegen. De intensiteit en/of wreedheid waarmee een dier (fysiek of psychisch)
pijn en/of letsel werd aangedaan kan bepalend zijn, maar ook minder verregaande gedragingen
kunnen sadistisch zijn. Voorbeelden kunnen zijn het villen van een levend dier, het
breken of (uit)steken van lichaamsdelen, excessieve stroomtoediening, maar ook het
eenzaam opsluiten van een dier, een of meermalen knijpen, slaan of anderszins pijnigen
of vernederen van dieren. Hier is maatwerk geboden.
– De mishandeling en/of het doden van het dier is bedoeld/wordt ingezet om binnen
een huiselijk geweldcontext een persoon te intimideren.
– Het dier wordt mishandeld en/of gedood in tegenwoordigheid van een kind.
– Bij het zich ontdoen van een dier wordt een ongeoorloofd risico genomen dat een
dier van alles kan overkomen. Strafverzwarend is als het gedumpte dier kwetsbaar is
(bijv. jonge of zieke dieren) en/of wanneer een dier achtergelaten wordt op een wijze
(bijv. in een tas, prullenbak of vastgebonden aan een boom of hekwerk) of op een plaats
(bijv. een afgelegen gebied) waar de kans naar verwachting klein is dat het dier snel
gevonden kan worden.
– Meermalen recidive (maatwerk).
|
Artikel 2.2 lid 8 Wet dieren
Onthouden nodige zorg (verwaarlozing)
|
|
first offender
|
1x recidive
|
Slechte (fysieke) verzorging
|
Dier kan herstellen
|
TS 20–40 uur
+ GS 1 wk
vw
|
TS 40 uur of
GS 2 wkn
|
Onvoldoende voedsel en water (van passende kwaliteit)
|
|
|
|
Onthouden medische zorg
|
Zwaar letsel:
Blijvende en/of ernstige lichamelijke gevolgen /
invaliditeit / hulpbehoevendheid
|
TS 100 uur +
GS 2 wkn vw
|
GS 2–6 mnd
|
Slechte leefomstandigheden en huisvesting (bijv. verblijf in krappe ruimte met beperkte
bewegingsvrijheid en/of zonder voldoende daglicht)
(o.a. met inachtneming van de artikelen 1.6 t/m 1.8 Besluit houders van dieren)
|
Het dier overlijdt ten gevolge van het feit:
Dier is overleden / dier komt te overlijden na inbeslagneming / dier lijdt uitzichtloos
en moet worden ingeslapen
|
TS 150 uur +
GS 2 mnd vw
|
GS 6–9 mnd
|
Strafverzwarend onder andere:
– Het betreft meerdere dieren en/of sprake was van lijden over een langdurige periode
– Naar uiterlijke verschijningsvorm lijkt sprake te zijn van sadistisch gedrag/handelen.
Hieronder wordt verstaan het pijnigen of vernederen van dieren voor (al dan niet seksueel)
plezier of genoegen. De intensiteit en/of wreedheid waarmee een dier (fysiek of psychisch)
pijn en/of letsel werd aangedaan kan bepalend zijn, maar ook minder verregaande gedragingen
kunnen sadistisch zijn. Voorbeelden kunnen zijn het villen van een levend dier, het
breken of (uit)steken van lichaamsdelen, excessieve stroomtoediening, maar ook het
eenzaam opsluiten van een dier, een of meermalen knijpen, slaan of anderszins pijnigen
of vernederen van dieren. Hier is maatwerk geboden.
– De verwaarlozing van het dier is bedoeld/wordt ingezet om binnen een huiselijk geweldcontext
een persoon te intimideren.
– Een eerdere controle(s) door een handhavende instantie, waarbij men niet tot (voldoende)
verandering is gekomen aanzien van het dier ondanks eerdere waarschuwingen.
– Meermalen recidive (maatwerk).
|
Artikel 425 Wetboek van Strafrecht
Het onvoldoende terughouden en/of onschadelijk houden van een dier
|
|
first offender
|
1x recidive
|
Hond bijt dier
|
Geen of licht letsel
|
TS 30 uur
|
TS 70 uur + HTS 3 wkn
|
Zwaarder/zwaar letsel
|
TS 70–100 uur + HTS 3–4 wkn
|
Maatwerk
|
Dood ten gevolge
|
TS 150 uur + HTS 2 mnd
|
Maatwerk
|
Hond bijt mens
|
Geen of licht letsel
|
TS 70 uur + HTS 3 wkn
|
Maatwerk
|
Zwaarder/zwaar letsel
|
TS 100–150 uur + HTS 1–2 mnd
|
Maatwerk
|
Strafverzwarend onder andere:
– Aanhitsen van een dier (306a Sr). Dit is een misdrijf waarbij een gevangenisstraf moet worden geëist in plaats van
hechtenis.
– Het bijtincident is veroorzaakt door meer dieren en/of een roedel.
– Eerdere waarschuwingen en/of oplegging muilkorf- of aanlijngebod.
– Eerdere bijtincidenten (ook veroorzaakt door andere dieren van verdachte).
– Wijze waarop en omstandigheden waaronder het bijtincident plaatsgevonden heeft.
Dit kan ook
– zijn het gedrag van de verdachte voor of na afloop (bijv. hond niet aangelijnd terwijl
dat verplicht is;
verdachte is van te voren aangesproken, maar heeft niet gereageerd of is weggelopen
zonder zijn gegevens achter te laten).
– Meermalen recidive (maatwerk).
|
Artikel 8.11a Wet Dieren
Overtreding houdverbod (misdrijf ex 8.11 lid 1 Wet Dieren)
|
First offender
|
1x recidive
|
Overtreding houdverbod met enkel dier
|
GS 1 week
|
GS 2–4 wkn
|
Overtreding houdverbod met meerdere dieren
|
GS 2 wkn
|
GS 3–5 wkn
|
N.B Zie voor overtreding houdverbod als gedragsaanwijzing ex. 509hh Sv de richtlijn 184 Sr.
Artikel 2.4 Wet Dieren juncto artikel 1 onder 2 WED (misdrijf 2 jaar, 4e categorie, overtreding, 6 mnd, 4e categorie)
Het niet voldoen aan de bepalingen uit het Besluit Identificatie en Registratie van Dieren, in verband met de registratie van honden
|
first offender
|
Dit kan een particulier zijn die een hond heeft gekocht, of een hobbyfokker die een
aantal honden heeft en meer dan wel minder bedrijfsmatig bezig is.
|
GB € 300 per dier
(met maximum van 1500)
|