Regeling specifieke uitkering niet beoogde kosten jeugdzorg vanwege verblijf in gemeente

[Regeling vervalt per 01-10-2028.]
Geraadpleegd op 27-12-2025.
Toekomstige tekst vanaf 01-01-2026.
Ga naar eerste onderdeel, gewijzigd per 01-01-2026.

Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 november 2023, kenmerk 3726212-1056819-J, houdende regels inzake de verstrekking van een specifieke uitkering in verband met de compensatie van gemeenten na wijziging van het begrip woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet (Regeling specifieke uitkering niet beoogde kosten jeugdzorg vanwege verblijf in gemeente)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aaneengesloten jeugdhulp met verblijf: jeugdhulp waarbij de jeugdige gedurende een periode van drie of meer maanden, minimaal vijf dagen per week in een instelling verblijft en de jeugdige wordt ingeschreven in de BRP op het adres van die instelling;

  • BRP: basisregistratie personen als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen;

  • instelling: een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, een instelling voor opvang of beschermd wonen als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of een instelling voor verblijf als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onder a, van de Wet langdurige zorg;

  • jeugdhulp: jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

  • jeugdige: jeugdige als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

  • minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • moeder: moeder als bedoeld in artikel 198, eerste lid, onder a, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

  • opvangcentrum: een opvangcentrum als bedoeld in artikel 1 van de Wet Centraal orgaan opvang asielzoekers;

  • sisa: systeem van single information, single audit, bedoeld in de Regeling informatieverstrekking sisa;

  • uitkering: specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 2. Toepasselijkheid Algemene wet bestuursrecht

Op verstrekte uitkeringen op grond van deze regeling zijn de artikelen 4:25, 4:35, 4:37 tot en met 4:39, 4:46, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3. Voor een uitkering in aanmerking komende situaties

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 De minister kan op aanvraag een uitkering verstrekken aan een gemeente die op grond de Jeugdwet verantwoordelijk is voor de bekostiging van aaneengesloten jeugdhulp met verblijf en de daarmee samenhangende kosten, die zijn ontstaan na inwerkingtreding van de Wet wijziging woonplaatsbeginsel, voor een jeugdige die:

    • a. is geboren in een in deze gemeente gevestigde instelling en destijds is ingeschreven in de BRP in deze gemeente; en wiens moeder ten tijde van de geboorte van deze jeugdige is ingeschreven in de BRP in deze gemeente, maar dat niet was voorafgaand aan het verblijf in die instelling;

    • b. voorafgaand aan de aaneengesloten jeugdhulp met verblijf, verbleef in een in de aanvragende gemeente gevestigd opvangcentrum en destijds is ingeschreven in het BRP in deze gemeente;

    • c. is geboren buiten Nederland en onmiddellijk sinds diens aankomst in Nederland verbleef in een in de aanvragende gemeente gevestigde instelling en destijds is ingeschreven in de BRP in deze gemeente; of

    • d. vanuit het buitenland geplaatst is bij een bij de minister en gemeente bekende organisatie voor een observatieperiode en daarna in een in de aanvragende gemeente gevestigde instelling is geplaatst, waar diens moeder voor die plaatsing was ingeschreven in de BRP.

  • 2 De minister kan voor de gemeenten Barneveld, Raalte en Westerkwartier afwijken van de situaties, bedoeld in het eerste lid, voor aanvragen betreffende een jeugdige ten aanzien waarvan:

    • a. naar het oordeel van de minister door de betreffende gemeente redelijkerwijs is aangetoond dat sprake is van niet beoogde bekostiging van aaneengesloten jeugdhulp met verblijf en de daarmee samenhangende kosten voor de jeugdige, na inwerkingtreding van de Wet wijziging woonplaatsbeginsel, die voortvloeit uit het feit dat in die gemeente een instelling of opvangcentrum is gevestigd; en

    • b. de aanvragende gemeente zich heeft ingespannen te onderzoeken en bewerkstelligen dat de juiste gemeente de aaneengesloten jeugdhulp met verblijf aan de jeugdige en de daarmee samenhangende kosten financiert.

Artikel 4. In aanmerking komende kosten

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Alleen kosten voor een jeugdige met aangesloten jeugdhulp met verblijf komen voor een uitkering in aanmerking.

  • 2 Alleen de door de aanvragende gemeente werkelijk gerealiseerde kosten voor jeugdhulp, jeugdreclassering als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet en kinderbeschermingsmaatregelen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet komen voor een uitkering in aanmerking.

  • 3 Kosten die gefinancierd worden op grond van de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 komen niet in aanmerking voor een uitkering.

  • 4 Alleen kosten die in het kalenderjaar 2024 en 2025 gemaakt zijn komen voor een uitkering in aanmerking.

Artikel 5. Uitkeringsplafond

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Het uitkeringsplafond voor aanvragen die zien op de jaren 2024 en 2025 is € 60.000.000.

  • 2 Het uit hoofde van het uitkeringsplafond beschikbare bedrag wordt evenredig over de ingediende aanvragen verdeeld als het totaal aangevraagde bedrag het uitkeringsplafond overschrijdt.

Artikel 6. Aanvraag

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Een gemeente dient een aanvraag tot verlening van de uitkering in, die kan zien op het jaar 2024, het jaar 2025 of beiden en op alle jeugdigen tezamen waarop een situatie als bedoeld in artikel 3 op van toepassing is.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend in de periode van 1 mei 2026 om 9.00 uur tot en met 1 juli 2026 om 13.00 uur.

  • 3 Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

Artikel 7. Voorwaarde

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Een uitkering wordt slechts verstrekt als de in aanmerking komende kosten in totaal minimaal € 250.000 bedragen.

Artikel 8. Verlening en bevoorschotting

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 De minister neemt binnen 13 weken na sluiting van het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 6, tweede lid, een besluit omtrent de verstrekking van de uitkering.

  • 2 Het besluit vermeldt in ieder geval voor welke activiteiten de uitkering wordt verstrekt, het bedrag van de uitkering en de wijze van verantwoording.

  • 3 De minister verstrekt bij het besluit een voorschot ter hoogte van 100%, dat in één keer wordt uitbetaald in het jaar 2026.

Artikel 9. Verantwoording en terugvordering

  • 1 De gemeente legt verantwoording af over de besteding van de uitkering op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2 Als uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de uitkering niet of niet volledig is besteed aan de activiteiten waarvoor de uitkering is verstrekt, of onrechtmatig is besteed, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de minister worden teruggevorderd. De minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan de ontvanger van de uitkering.

Artikel 10. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11. Inwerkingtreding

[Wijziging per 01-01-2026.]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024 en vervalt met ingang van 1 oktober 2028 met dien verstande dat deze van toepassing blijft op uitkeringen die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering niet beoogde kosten jeugdzorg vanwege verblijf in gemeente.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. van Ooijen