Artikel 1.3a. (aanvulling artikel 2.7 – specificering leidingen en hulpmiddelen)
Terugwerkende kracht
Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
In aanvulling op artikel 2.7, onder B, van de wet omvat het net op zee, bedoeld in artikel 15a van de Elektriciteitswet 1998, niet leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen ten behoeve van het transport van
elektriciteit die één of meer windparken op zee verbinden met het landelijk hoogspanningsnet
en waarvoor voor 1 januari 2016 een vergunning is verleend die na de inwerkingtreding
van de Omgevingswet geldt als een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking
tot een waterstaatswerk als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder f, onder 2°, van de Omgevingswet.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2024, 17658, datum inwerkingtreding 01-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.
Het artikel is nieuw toegevoegd.
Artikel 1.6. (aanvulling artikelen 4.6 en 4.13 – overgangsbepalingen exploitatieplannen)
-
1 In aanvulling op artikel 4.6, eerste lid, van de wet geldt voor de toepassing van afdeling 13.6 van de Omgevingswet dat regels als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening in een exploitatieplan, voor zover dat op grond van artikel 4.6, eerste lid, onder
m, van de wet geldt als deel van het omgevingsplan, worden aangemerkt als regels als
bedoeld in artikel 13.14, eerste lid, van de Omgevingswet, met dien verstande dat burgemeester en wethouders zolang het omgevingsplan geen
regels over de eindafrekening als bedoeld in artikel 13.14, eerste lid, onder e, onder
2°, van de Omgevingswet bevat, drie maanden na uitvoering van de in het exploitatieplan
voorziene werken, werkzaamheden en maatregelen een afrekening van dat exploitatieplan
vaststellen overeenkomstig artikel 6.20 van de Wet ruimtelijke ordening zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
-
2 In aanvulling op artikel 4.13, tweede lid, van de wet geldt voor de toepassing van afdeling 13.6 van de Omgevingswet dat regels als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening in een exploitatieplan, voor zover dat op grond van artikel 4.13, tweede lid, onder
c, van de wet geldt als een aan een omgevingsvergunning verbonden voorschrift, worden
aangemerkt als voorschriften als bedoeld in artikel 13.14, derde lid, van de Omgevingswet, met dien verstande dat burgemeester en wethouders zolang de omgevingsvergunning
geen voorschriften over de eindafrekening als bedoeld in artikel 13.14, eerste lid,
onder e, onder 2°, van de Omgevingswet bevat, drie maanden na uitvoering van de in
het exploitatieplan voorziene werken, werkzaamheden en maatregelen een afrekening
van dat exploitatieplan vaststellen overeenkomstig artikel 6.20 van de Wet ruimtelijke ordening zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Artikel 1.7. (aanvulling artikel 4.6 – toepasselijkheid oude recht)
In aanvulling op artikel 4.6, tweede lid, van de wet blijft, als een ontwerp van een van de besluiten genoemd in dat lid, onder a, ter
inzage is gelegd, het oude recht ook van toepassing tot dat besluit van kracht is.
Artikel 1.7a. (aanvulling § 4.3.3 – overgangsbepaling besluit afzien procedure vaststellen inpassingsplan of verlenen
omgevingsvergunning tot afwijking van het bestemmingsplan of de beheersverordening
Elektriciteitswet 1998)
Terugwerkende kracht
Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
In aanvulling op paragraaf 4.3.3 van de wet zijn de artikelen 9b en 20a van de Elektriciteitswet 1998 niet van toepassing als het gaat om een productie-installatie, respectievelijk net,
als bedoeld in die artikelen waarvoor voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet op grond van artikel 9b, vierde lid, aanhef en onder a of c, respectievelijk 20a,
derde lid, onder a of c, van de Elektriciteitswet 1998, zoals die wet luidde voor
de inwerkingtreding van de Omgevingswet, Onze Minister als bedoeld in die artikelen
het besluit heeft genomen dat de procedure om een inpassingsplan vast te stellen of
om een omgevingsvergunning tot afwijking van het bestemmingsplan of de beheersverordening
te verlenen niet van toepassing is.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2025, 32257, datum inwerkingtreding 01-10-2025, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.
Het artikel is nieuw toegevoegd.
Artikel 1.7b. (aanvulling § 4.3.5 – overgangsbepaling besluit afzien procedure vaststellen inpassingsplan of verlenen
omgevingsvergunning tot afwijking van het bestemmingsplan of de beheersverordening
Gaswet)
Terugwerkende kracht
Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
In aanvulling op paragraaf 4.3.5 van de wet is artikel 39b van de Gaswet niet van toepassing als het gaat om een gastransportnet, interconnector of LNG-installatie
als bedoeld in dat artikel waarvoor voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet op grond van artikel 39b, derde lid, aanhef en onder a of c, van de Gaswet, zoals
die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, Onze Minister als bedoeld
in dat artikel het besluit heeft genomen dat de procedure om een inpassingsplan vast
te stellen of om een omgevingsvergunning tot afwijking van het bestemmingsplan of
de beheersverordening te verlenen niet van toepassing is.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2025, 32257, datum inwerkingtreding 01-10-2025, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.
Het artikel is nieuw toegevoegd.
Artikel 1.8a. (aanvulling artikel 4.106a – overgangsbepaling besluit afzien coördinatie uitvoeringsbesluiten coördinatieregeling
provincie of Rijk)
Terugwerkende kracht
Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
In aanvulling op artikel 4.106a van de wet geldt een besluit dat is genomen bij de toepassing van een procedure als bedoeld
in artikel 3.33, eerste lid, of 3.35, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening om de voorbereiding en bekendmaking van nader aan te duiden, op aanvraag of ambtshalve
te nemen besluiten niet te coördineren, als een besluit om geen toepassing te geven
aan artikel 5.45, eerste lid, van de Omgevingswet.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2025, 32257, datum inwerkingtreding 01-10-2025, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.
Het artikel is nieuw toegevoegd.
Artikel 1.9. (afwijking artikel 4.110 – ruimtelijke ontheffing Rijk)
In afwijking van artikel 4.110 van de wet wordt in dat artikel in plaats van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat
gelezen: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Artikel 1.10. (aanvulling § 4.3.19 – overgangsbepaling Woningwet voorschriften bouwverordening bouwen op verontreinigde bodem)
-
2 Aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bestaande uit het bouwen
van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie die niet in strijd is met
de regels, bedoeld in het eerste lid, onder b, kan het bevoegd gezag, als het onverminderd
die regels van oordeel is dat de bodem zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar
is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers van het gebouw, voorschriften
aan de omgevingsvergunning verbinden die ertoe strekken dat de bodem alsnog geschikt
wordt gemaakt voor het beoogde doel.
Artikel 2.1a. (geen rechtsgevolg vernummering bruidsschat)
Terugwerkende kracht
Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
De aanvullingen en afwijkingen in dit hoofdstuk zijn van overeenkomstige toepassing
als artikelen van de bruidsschat zijn vernummerd of verletterd en de regels in de
bruidsschat nog gelijkluidend zijn aan regels in de bruidsschat zoals die luidden
op 1 januari 2024.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2024, 17658, datum inwerkingtreding 01-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.
Het artikel is nieuw toegevoegd.
Artikel 2.1b. (aanvulling artikel 22.27 – situering vergunningvrije erf- en perceelafscheidingen)
Terugwerkende kracht
Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
-
1 In aanvulling op artikel 22.27, onder f, onder 2°, van de bruidsschat wordt onder
een gebouw als bedoeld in dat onderdeel verstaan: een hoofdgebouw.
-
2 In aanvulling op artikel 22.27, onder f, onder 3°, van de bruidsschat wordt onder
de lijn, bedoeld in dat onderdeel, verstaan: de lijn die loopt langs de voorkant van
dat hoofdgebouw en vanaf daar evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk
gebied zonder het hoofdgebouw te doorkruisen of in het gebouwerf achter het hoofdgebouw
te komen.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2024, 17658, datum inwerkingtreding 01-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.
Het artikel is nieuw toegevoegd.
Artikel 2.2. (aanvulling artikel 22.33 – specifieke beoordelingsregel aanvraag binnenplanse
omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken bij ruimtelijk plan in procedure)
Terugwerkende kracht
Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
In aanvulling op artikel 22.33, eerste lid, onder a en b, van de bruidsschat wordt
de omgevingsvergunning ook geweigerd, als voor de locatie waarop de aanvraag betrekking
heeft voor de dag van ontvangst van de aanvraag:
-
a. een ontwerp van een bestemmingsplan of van een inpassingsplan ter inzage is gelegd
en de termijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan of inpassingsplan ingevolge
artikel 3.8, eerste lid, onder e, van de Wet ruimtelijke ordening op het tijdstip van het nemen van de beslissing op de aanvraag niet is overschreden;
-
b. een bestemmingsplan of inpassingsplan is vastgesteld en de termijn voor de bekendmaking
van het bestemmingsplan of inpassingsplan na de vaststelling ingevolge artikel 3.8, derde, vierde of zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening op het tijdstip van het nemen van de beslissing op de aanvraag niet is overschreden;
of
-
c. een bestemmingsplan of inpassingsplan na vaststelling is bekendgemaakt, en het bestemmingsplan
of inpassingsplan op het tijdstip van het nemen van de beslissing op de aanvraag nog
niet in werking is getreden of in beroep is vernietigd.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2024, 17658, datum inwerkingtreding 01-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.
-
a. een ontwerp van een bestemmingsplan of van een inpassingsplan ter inzage is gelegd
en de termijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan of inpassingsplan ingevolge
artikel 3.8, eerste lid, onder d, van de Wet ruimtelijke ordening op het tijdstip
van het nemen van de beslissing op de aanvraag niet is overschreden;
Artikel 2.3. (aanvulling artikel 22.39 – activiteit niet van rechtswege in overeenstemming
met tijdelijke deel omgevingsplan)
In aanvulling op artikel 22.39, onder c, van de bruidsschat is artikel 22.36, aanhef
en onder a en c, van de bruidsschat ook niet van toepassing op een activiteit die
wordt verricht op een locatie binnen een afstand als bedoeld in artikel 4.963, eerste lid, onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het eerste lid, aanhef en onder b, of het tweede lid van laatstbedoeld
artikel van toepassing is.
Artikel 2.4. (aanvulling artikel 22.55 – geluidsregels niet van toepassing op hoogspanningsverbindingen)
In aanvulling op artikel 22.55 van de bruidsschat is paragraaf 22.3.4 van de bruidsschat
niet van toepassing op het geluid door bovengrondse hoogspanningsverbindingen met
een spanning van ten minste 110 kV.
Artikel 2.5. (aanvulling artikel 22.278 – specifieke beoordelingsregel omgevingsvergunning
omgevingsplanactiviteit uitvoeren van een werk, niet zijnde bouwwerk, of werkzaamheid,
bij ruimtelijk plan in procedure)
Terugwerkende kracht
Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
In aanvulling op artikel 22.278, eerste lid, onder a en b, van de bruidsschat wordt
de omgevingsvergunning ook geweigerd, als voor de locatie waarop de aanvraag betrekking
heeft voor de dag van ontvangst van de aanvraag:
-
a. een ontwerp van een bestemmingsplan of van een inpassingsplan ter inzage is gelegd
en de termijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan of inpassingsplan ingevolge
artikel 3.8, eerste lid, onder e, van de Wet ruimtelijke ordening op het tijdstip van het nemen van de beslissing op de aanvraag niet is overschreden;
-
b. een bestemmingsplan of inpassingsplan is vastgesteld en de termijn voor de bekendmaking
van het bestemmingsplan of inpassingsplan na de vaststelling ingevolge artikel 3.8, derde, vierde of zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening op het tijdstip van het nemen van de beslissing op de aanvraag niet is overschreden;
of
-
c. een bestemmingsplan of inpassingsplan na vaststelling is bekendgemaakt, en het bestemmingsplan
of inpassingsplan op het tijdstip van het nemen van de beslissing op de aanvraag nog
niet in werking is getreden of in beroep is vernietigd.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2024, 17658, datum inwerkingtreding 01-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.
a. een ontwerp van een bestemmingsplan of van een inpassingsplan ter inzage is gelegd
en de termijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan of inpassingsplan ingevolge
artikel 3.8, eerste lid, onder d, van de Wet ruimtelijke ordening op het tijdstip
van het nemen van de beslissing op de aanvraag niet is overschreden;