Artikel 1. Begripsbepalingen
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
In deze beleidsregel wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:
1.1 (Medische) vervolgopleidingen
De (medische) vervolgopleidingen waarop deze beleidsregel van toepassing is, zijn
te verdelen in twee categorieën:
1.2 Vervolgopleidingen tot (medisch) specialist
De vervolgopleidingen tot (medisch) specialist zijn:
-
a De 27 erkende medisch specialismen: anesthesiologie, cardiologie, cardio-thoracale
chirurgie, dermatologie en venerologie, heelkunde, interne geneeskunde, keel-neus-oorheelkunde,
kindergeneeskunde, klinische genetica, klinische geriatrie, longziekten en tuberculose,
maag-darm-leverziekten, medische microbiologie, neurochirurgie, neurologie, obstetrie
en gynaecologie, oogheelkunde, orthopedie, pathologie, plastische chirurgie, psychiatrie,
radiologie, radiotherapie, reumatologie, revalidatiegeneeskunde, sportgeneeskunde
en urologie;
-
b De technische zorg specialismen: klinische chemie, klinische fysica en ziekenhuisfarmacie;
-
c De tandheelkundige specialismen: orthodontie en kaakchirurgie;
-
d De overige specialismen: arts voor verstandelijk gehandicapten, SEH-arts, huisarts,
specialist ouderengeneeskunde en verslavingsarts;
-
e Gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut;
-
f Klinisch psycholoog en klinisch neuropsycholoog;
-
g Verpleegkundig specialist in de ggz.
1.3 Ziekenhuisopleidingen
De vervolgopleidingen tot gespecialiseerd verpleegkundige en medisch ondersteunend
personeel zijn:
-
a Deskundige infectiepreventie, gipsverbandmeester en gespecialiseerd verpleegkundigen,
te weten: IC-verpleegkundige, IC-neonatologieverpleegkundige, IC-kinderverpleegkundige,
kinderverpleegkundige, dialyseverpleegkundige, oncologieverpleegkundige, SEH-verpleegkundige en obstetrie-verpleegkundige;
-
b Operatieassistent, anesthesiemedewerker, radiodiagnostisch laborant, radiotherapeutisch
laborant en klinisch perfusionist.
1.4 Opleidende zorgaanbieder
De zorgaanbieder die door de daartoe bevoegde instantie is erkend voor het verzorgen
van een (deel van een) (medische) vervolgopleiding.
Voor de opleidingen als genoemd in artikel 1.2, sub e wordt met de opleidende zorgaanbieder
(praktijkopleidingsinstelling) bedoeld een zorgaanbieder die een samenwerkingsovereenkomst
heeft met een door de Minister in het kader van de Wet op de Beroepen in de individuele
gezondheidszorg (BIG) aangewezen opleidingsinstelling
1.5 Opleidingsinstelling
De instelling die het cursorisch gedeelte verzorgt van de opleidingen tot gezondheidszorgpsycholoog,
psychotherapeut of een van hun specialismen en die als zodanig door de Minister in
het kader van de Wet op de Beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) is aangewezen of als zodanig door de CRT is erkend.
1.6 Beschikbaarheidbijdrage
Bijdrage als bedoeld in artikel 56a Wmg.
1.7 Subsidiabele opleidingsplaats
Een opleidingsplaats die in aanmerking komt voor een subsidie.
1.8 Minister
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
1.9 Fte
Fulltime equivalent (voltijdse plaats).
1.10 Startmoment van de opleiding
Het startmoment van de opleiding is dat moment waarop de (medisch) specialist in opleiding
met zijn opleiding begint.
1.11 Jaar t
Jaar t is het lopende subsidiejaar waarin de opleiding plaatsvindt.
1.12 Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa
Het Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa omschrijft de uniforme procedure die
gehanteerd wordt ten aanzien van de verstrekking van alle beschikbaarheidbijdragen
door de NZa. Dit kader is ook van toepassing op de beschikbaarheidbijdrage voor de
(medische) vervolgopleidingen. In enkele gevallen geldt een uitzondering op de uniforme
procedure. Deze uitzondering staat dan omschreven in deze beleidsregel.
Begripsbepalingen vervolgopleiding tot (medisch) specialist
Artikel 1.13 tot en met 1.24 beschrijven de begripsbepalingen die van toepassing zijn
op de vervolgopleidingen tot (medisch) specialist zoals genoemd in artikel 1.2.
1.13 Opleidingen met een vooropleiding
-
a Om de opleidingen longziekten en tuberculose, maag-, darm- en leverziekten, cardiologie,
klinische geriatrie of reumatologie te mogen volgen, dient de (medisch) specialist
in opleiding tevens de vooropleiding interne geneeskunde te volgen.
-
b Om de opleidingen orthopedie, urologie en plastische chirurgie te mogen volgen, dient
de (medisch) specialist in opleiding tevens de vooropleiding heelkunde te volgen.
1.14 Instroomplaats
Opleidingsplaats voor (medisch) specialist in opleiding die:
of;
1.15 Doorstroomplaats
Opleidingsplaats voor (medisch) specialist in opleiding die:
-
a In een eerder jaar met een vervolgopleiding tot (medisch) specialist is begonnen op
een subsidiabele instroomplaats of;
-
b In het jaar t met een vervolgopleiding tot (medisch) specialist is begonnen op een
subsidiabele instroomplaats en om inhoudelijke redenen in jaar t doorstroomt naar
een andere opleidende zorgaanbieder.
1.16 Instroomjaar
Het kalenderjaar (jaar t) waarin de (medisch) specialist in opleiding start met de
opleiding op een subsidiabele opleidingsplaats.
1.17 Boventallige (medisch) specialist in opleiding
Een boventallige (medisch) specialist in opleiding is iemand die wordt opgeleid voor
eigen rekening, voor rekening van de opleidende zorgaanbieder of voor rekening van
derden. Deze (medisch) specialist in opleiding is niet subsidiabel en de zorgaanbieder
kan voor deze (medisch) specialist in opleiding geen beschikbaarheidbijdrage ontvangen.
1.18 Registratiecommissies voor medische specialismen
De registratiecommissies voor (medische) specialismen zijn:
-
a Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) van de Koninklijke Nederlandsche
Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG);
-
b Stichting Opleiding Klinisch Fysicus (OKF);
-
c Specialisten Registratiecommissie (SRC-ZF) van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
ter bevordering der Pharmacie (KNMP);
-
d Registratiecommissie van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
(NVKC);
-
e Registratiecommissie Tandheelkundig Specialismen (RTS) van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT);
-
f Commissie Registratie en Toezicht (CRT) van de Federatie van Gezondheidszorgpsychologen
en Psychotherapeuten (FGzPt);
-
g Registratiecommissie Specialismen Verpleegkunde (RSV) van de Vereniging Verpleegkundigen
en Verzorgenden Nederland (V&VN).
1.19 Erkennende opleidingsinstituten voor medische specialismen
De opleidingsinstituten zijn instituten die erkenningen afgeven aan opleidende zorgaanbieders
voor het verzorgen van opleidingen als genoemd in artikel 1.2.
-
a De RGS van de KNMG geeft erkenningen af aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen
van opleidingen als genoemd in artikel 1.2 sub a en d.
-
b De Stichting OKF geeft erkenningen af aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen
van de opleiding als genoemd in artikel 1.2 sub b, klinische fysica.
-
c De SRC-ZF van de KNMP geeft erkenningen af aan de opleidende zorgaanbieders voor het
verzorgen van de opleiding als genoemd in artikel 1.2 sub b, ziekenhuisfarmacie.
-
d De Registratiecommissie van de NVKC geeft erkenningen af aan opleidende zorgaanbieders
voor het verzorgen van de opleiding als genoemd in artikel 1.2 sub b, klinische chemie.
-
e De RTS van de KNMT geeft erkenningen af aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen
van opleidingen als genoemd in artikel 1.2 sub c.
1.20 Erkennende opleidingsinstituten voor ggz-opleidingen
-
a De CRT van de FGzPt geeft erkenningen af aan de opleidende zorgaanbieders voor het
verzorgen van opleidingen als genoemd in artikel 1.2 sub f.
-
b De RSV van V&VN geeft erkenningen af aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen
van de opleiding als genoemd in artikel 1.2 sub g.
1.21 Werkgevers voor specifieke opleidingen
Voor enkele opleidingen geldt dat de (medisch) specialist in opleiding niet in dienst
is bij een opleidende zorgaanbieder, maar bij een stichting die verantwoordelijk is
voor het gehele proces van de beschikbaarheidbijdrage en financiering van de opleiding.
Deze wordt in deze beleidsregel beschouwd als opleidende zorgaanbieder en is verantwoordelijk
voor het gehele proces van aanvragen van de beschikbaarheidbijdrage en financiering
van deze opleidingen.
Deze stichtingen zijn:
-
a De SBOH. De SBOH is de werkgever van huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde,
artsen voor verstandelijk gehandicapten en verslavingsartsen in opleiding.
-
b De Stichting Beroepsopleiding tot Sportarts (SBOS). De SBOS is de werkgever van sportartsen
in opleiding.
1.22 Opleidingsoverzicht
Overzicht uit het opleidingsregister van de per opleiding tot (medisch) specialist
gerealiseerde opleidingsplaatsen per opleidende zorgaanbieder, uitgesplitst naar instroomplaatsen
(medisch) specialist en doorstroomplaatsen (medisch) specialist.
1.23 Gerealiseerde opleidingsplaats
Het aantal uren dat de (medisch) specialist in opleiding feitelijk heeft besteed aan
zijn opleiding. Hierbij gaan wij uit van de berekening zoals genoemd in artikel 4.3.
1.24 Verdeelplan
Overzicht van de verdeling van het maximaal aantal instroomplaatsen en bijbehorende
fte voor de vervolgopleidingen tot (medisch) specialist per specialisme per opleidende
zorgaanbieder, als bedoeld in onderdeel D van de Bijlage behorende bij de artikelen 2 en 4 van het Besluit beschikbaarheidbijdrage
WMG.
Begripsbepalingen ziekenhuisopleidingen
In de artikelen 1.25 tot en met 1.29 zijn de begripsbepalingen beschreven die van
toepassing zijn op de ziekenhuisopleidingen als genoemd in artikel 1.3.
1.25 Instroomplaats
Opleidingsplaats voor een natuurlijk persoon die voor de eerste keer aanvangt met
een volledige ziekenhuisopleiding bij een opleidende zorgaanbieder.
1.26 Gediplomeerde
Natuurlijk persoon die met goed gevolg een volledige ziekenhuisopleiding heeft voltooid
bij een erkende opleidende zorgaanbieder en een diploma heeft van het CZO. Dit betreft
alle ziekenhuisopleidingen.
1.27 Registratiecommissie voor ziekenhuisopleidingen
De registratiecommissie voor ziekenhuisopleidingen is het College Zorg Opleidingen
(CZO).
1.28 Erkennend opleidingsinstituut voor ziekenhuisopleidingen
Het CZO geeft erkenningen af aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen van
ziekenhuisopleidingen als genoemd in artikel 1.3.
1.29 Opleidingsopgave van CZO
De NZa ontvangt van het CZO een opgave van het gerealiseerde aantal ingestroomde en
gediplomeerde personen in jaar t uitgesplitst naar ziekenhuisopleidingen en door het
CZO erkende zorgaanbieders.
Artikel 2. Doel van de beleidsregel
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
Het doel van deze beleidsregel is om vast te leggen op welke wijze zorgaanbieders
in aanmerking kunnen komen voor een beschikbaarheidbijdrage voor de bekostiging van
(medische) vervolgopleidingen en op welke wijze de NZa gebruik maakt van haar bevoegdheden
om deze beschikbaarheidbijdrage toe te kennen.
Artikel 4. Algemeen
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
4.1
De NZa verstrekt de beschikbaarheidbijdrage aan opleidende zorgaanbieders ter vergoeding
van de kosten die de zorgaanbieder daadwerkelijk maakt voor het verzorgen van (medische)
vervolgopleidingen, als bedoeld in artikel 2 van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG, juncto onderdeel B, onder 1, sub a, b en c van de bijlage.
4.2
De NZa verstrekt uitsluitend beschikbaarheidbijdragen aan opleidende zorgaanbieders
die erkend zijn door een registratiecommissie als genoemd in artikel 1.18, de opleidingsinstituten als genoemd in artikel 1.19 en 1.20 of het CZO als genoemd in artikel 1.27, om een (medische) vervolgopleiding te verzorgen en aan de werkgevers voor specifieke
opleidingen zoals bedoeld in artikel 1.21.
Voor de opleidingen genoemd in artikel 1.2 sub e geldt dat gedurende de gehele periode waarover de beschikbaarheidbijdrage wordt aangevraagd
sprake moet zijn van een samenwerkingsovereenkomst tussen de praktijkopleidingsinstelling
die de beschikbaarheidbijdrage aanvraagt en een door de Minister aangewezen opleidingsinstelling.
4.3 Berekening aantal gerealiseerde fte
De berekening van de realisatie per (medisch) specialist in opleiding (in fte) vindt
plaats volgens de volgende formule:
Aantal uren opleiding volgens de personeels- of salarisadministratie van de zorgaanbieder'
gedeeld door ‘uren reguliere werkweek overeenkomstig de van toepassing zijnde collectieve
arbeidsovereenkomst of sectorale rechtspositieregeling.
|
De collectieve arbeidsovereenkomst of sectorale rechtspositieregeling wordt gehanteerd
van de opleidende zorgaanbieder waar de (medisch) specialist in opleiding zijn formeel
dienstverband heeft. Het aantal uren dat voor één persoon wordt ingevoerd in de aanvraag
mag nooit leiden tot een realisatie hoger dan 1 fte.
Boventallige (medisch) specialisten in opleiding, zoals beschreven in artikel 1.17, komen niet in aanmerking voor een beschikbaarheidbijdrage en mogen niet in de berekening
van de realisatie worden meegenomen.
In de toelichting van deze beleidsregel worden een aantal rekenvoorbeelden gegeven
van hoe het aantal gerealiseerde fte moet worden berekend.
Maximum fte in opleiding voor ggz-opleidingen conform het opleidingsregister
Voor een aantal opleidingen in de ggz bestaat een maximum aantal uren dat een opleideling
in opleiding mag zijn per week. Het aantal gerealiseerde fte per opleideling mag niet
boven dit maximum uitkomen. Een opleideling mag voor meer uren dan het maximum in
dienst zijn bij de opleidende zorgaanbieder, maar deze zorgaanbieder mag voor de uren
boven het maximum geen beschikbaarheidbijdrage ontvangen.
-
• Voor de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog geldt een maximum van 36 opleidingsuren
per week (1 fte).
-
• Voor de opleiding tot klinisch psycholoog geldt een maximum van 27 opleidingsuren
per werkweek (0,75 fte).
-
• Voor de opleiding tot klinisch neuropsycholoog geldt een maximum van 27 opleidingsuren
per werkweek (0,75 fte).
-
• Voor de opleiding tot psychotherapeut geldt een maximum van 18 opleidingsuren per
werkweek (0,50 fte).
-
• Voor de opleiding tot verpleegkundig specialist in de ggz geldt een maximum van 36
opleidingsuren per werkweek (1 fte).
4.4
De NZa accepteert geen mutaties in het instroomjaar, met uitzondering van de opleiding
klinische fysica en de situatie beschreven in artikel 1.15 sub b. De NZa houdt in alle gevallen, met uitzondering van de situaties genoemd in artikel 10.1 (sub a en sub b), het verdeelplan aan voor de berekening van de beschikbaarheidbijdrage over het instroomjaar.
4.5
De NZa beoordeelt de ontvangen aanvragen aan de criteria gesteld in deze beleidsregel
en het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’.
4.6
In aanvulling op het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’ gelden de volgende
voorwaarden, voorschriften en beperkingen ten aanzien van de beschikbaarheidbijdrage
(medische) vervolgopleidingen:
-
a De opleidende zorgaanbieder is verantwoordelijk voor het juist en tijdig laten registreren
van de opleidingsgegevens van de (medisch) specialist in opleiding bij desbetreffende
registratiecommissie, zoals genoemd in artikel 1.18 of het CZO als genoemd in artikel 1.27.
-
b Het is van belang dat de opleidende zorgaanbieder uiterlijk 31 december van het subsidiejaar
(jaar t) een opleideling koppelt aan een toegekende instroomplaats in het opleidingsregister
van de desbetreffende registratiecommissie. Als een opleideling uiterlijk 31 december
van het subsidiejaar niet is gekoppeld aan een instroomplaats, dan ontvangt de zorgaanbieder
voor dat subsidiejaar geen beschikbaarheidbijdrage voor deze instromer.
De zorgaanbieder kan voor deze opleideling wel een doorstroomsubsidie voor jaar t+1
aanvragen als de opleideling door de registratiecommissie in jaar t+1 als doorstromer
wordt aangemerkt.
De situatie kan zich voordoen dat een zorgaanbieder een afwijzing ontvangt op zijn
aanvraag tot verlening voor jaar t+1, omdat de zorgaanbieder alleen één doorstromer
in opleiding heeft die niet tijdig als instromer is gekoppeld in jaar t. In afwijking
van artikel 5.1.3 van het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’ kan de NZa in deze situatie de beschikbaarheidbijdrage voor jaar t+1 vaststellen
zonder dat er voorafgaand een verleningsbeschikking is afgegeven.
Voor de ziekenhuisopleidingen geldt het volgende:
Het is van belang dat de opleidende zorgaanbieder de opleideling registreert in het
Opleidingsregister van het CZO. Voor de ziekenhuisopleidingen waar zowel beschikbaarheidbijdrage
voor instromers als gediplomeerden kan worden aangevraagd, is het volgende van toepassing:
De opleideling dient uiterlijk 31 december van het instroomjaar geregistreerd te staan
bij het CZO. Als een opleideling niet op 31 december van het instroomjaar is geregistreerd
bij het CZO, dan ontvangt de zorgaanbieder geen beschikbaarheidbijdrage voor deze
instromer. De zorgaanbieder kan voor deze opleideling nog wel een beschikbaarheidbijdrage
voor diplomering ontvangen als registratie in het Opleidingsregister alsnog plaatsvindt
en de diplomering uiterlijk 31 december van het jaar van diplomering is aangevraagd
bij het CZO. Voor de ziekenhuisopleidingen waar alleen beschikbaarheidbijdrage per
gediplomeerde kan worden aangevraagd, is het volgende van toepassing: de zorgaanbieder
moet uiterlijk 31 december van het jaar van diplomering het diploma hebben aangevraagd
bij het CZO.
-
c Substitutie van toegewezen fte’s tussen soorten opleidingen en substitutie van fte’s
tussen de categorieën instroom en doorstroom is niet mogelijk.
-
d Het is toegestaan dat opleidelingen met een vooropleiding tijdens de opleiding overstappen
naar een ander specialisme met dezelfde vooropleiding, mits uiterlijk 31 december
van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar het opleidingsschema volledig is goedgekeurd
door desbetreffende registratiecommissie en dit is opgenomen in het opleidingsregister
van desbetreffende registratiecommissie.
-
e Er wordt geen beschikbaarheidbijdrage verstrekt voor (medisch) specialisten in opleiding
die zijn ingestroomd voor eigen rekening, voor rekening van de opleidende zorgaanbieder
of voor rekening van derden. Er wordt ook geen beschikbaarheidbijdrage verstrekt voor
deze (medisch) specialisten in opleiding in latere jaren. Uitzondering op dit laatste
vormt de (medisch) specialist in opleiding die later instroomt op een instroomplaats
die in het verdeelplan is toegewezen aan de opleidende zorgaanbieder.
-
f Indien op grond van een andere subsidieregeling subsidie wordt aangevraagd en toegekend
voor dezelfde activiteiten als waarvoor de beschikbaarheidbijdrage dient, kan (een
deel van) die verkregen subsidie in mindering worden gebracht op de beschikbaarheidbijdrage.
-
g De beschikbaarheidbijdrage wordt, met inachtneming van het aantal subsidiabele opleidingsplaatsen
per opleiding, alleen verstrekt aan de opleidende zorgaanbieder bij wie de (medisch)
specialist in opleiding volgens de desbetreffende registratiecommissie geregistreerd
staat.
-
h Niet-gerealiseerde instroom, als vastgelegd in het verdeelplan, van beroepsbeoefenaren
in opleiding kan niet worden doorgeschoven naar een volgend kalenderjaar.
-
i Bij de bepaling van het gerealiseerde aantal opleidingsplaatsen dient rekening te
worden gehouden met het startmoment en de einddatum van de opleiding en met deeltijdarbeid
zoals vermeld in de (leer)-arbeidsovereenkomst.
-
j De opleidende zorgaanbieder doet direct schriftelijk mededeling aan de NZa wanneer
een samenwerkingsovereenkomst wordt ontbonden, vernietigd of nietig is voor wat betreft
de beroepen als genoemd in artikel 1.2 sub e, een opleidingserkenning wordt ingetrokken of van andere omstandigheden die van belang
kunnen zijn voor (een beslissing tot intrekking van) de beschikbaarheidbijdrage, zoals
een fusie of een faillissement. Daarbij worden relevante stukken overlegd.
4.7 Faillissementen
Als de rechtbank het faillissement van een zorgaanbieder heeft uitgesproken en een
curator heeft aangesteld, dient de curator de aanvraag tot vaststelling namens de
failliete zorgaanbieder in. Dit doet de curator voor de subsidiejaren waarvoor de
failliete zorgaanbieder nog geen vaststelling heeft ingediend, maar wel een verleningsbeschikking
heeft ontvangen. De curator handelt daarbij volgens de voorschriften en voorwaarden
uit deze beleidsregel en het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’.
Als een failliete zorgaanbieder een aanvraag indient voor de verlening van de beschikbaarheidbijdrage,
neemt de NZa deze aanvraag niet in behandeling. Als het faillissement vóór 1 januari
van jaar t wordt uitgesproken en de verleningsbeschikking voor jaar t reeds door de
NZa is afgegeven, kan de NZa de verleningsbeschikking intrekken en de uitgekeerde
voorschotten terugvorderen. Er is dan immers vanwege het faillissement niet opgeleid
in jaar t.
4.8 Fusie en overname
Als een juridische fusie tussen of overname van opleidende zorgaanbieders op 1 januari
van jaar t plaatsvindt, gaat de NZa in jaar t uit van de gefuseerde zorgaanbieder.
De gefuseerde zorgaanbieder dient voor zowel de verlening als de vaststelling van
jaar t één aanvraag in op het NZa-nummer van de gefuseerde zorgaanbieder. De NZa geeft
op basis van deze aanvraag voor zowel de verlening als de vaststelling één beschikking
af op het NZa-nummer van de gefuseerde zorgaanbieder.
Als een juridische fusie tussen of overname van opleidende zorgaanbieders plaatsvindt
na 1 januari van jaar t, gaat de NZa voor de verlening en vaststelling van jaar t
uit van de afzonderlijke zorgaanbieders. Beide zorgaanbieders dienen voor zowel de
verlening als vaststelling van jaar t een aanvraag in op hun eigen NZa-nummer. De
NZa geeft op basis van deze aanvragen voor zowel de verlening als de vaststelling
een beschikking per zorgaanbieder af op hun eigen NZa-nummer.
Vanaf het jaar dat volgt op de fusie of overname gaat de NZa voor de verlening en
de vaststelling uit van de gefuseerde zorgaanbieder. Dit betekent dat de gefuseerde
zorgaanbieder voor zowel de verlening als de vaststelling vanaf het jaar volgend op
de fusie of overname één aanvraag moet indienen op het NZa-nummer van de gefuseerde
zorgaanbieder.
4.9
De vergoedingsbedragen, zoals vastgesteld in de aanwijzing of door de NZa, zijn gedurende
de gehele opleiding gekoppeld aan het specialisme waar de betreffende (medisch) specialist
is ingestroomd.
4.10
Een (medisch) specialist of medisch beroepsbeoefenaar in dienst van het Ministerie
van Defensie kan niet instromen op een instroomplaats. (Medisch) specialisten of medisch
beroepsbeoefenaren in dienst van het Ministerie van Defensie die hun opleiding zijn
gestart vóór het jaar 2022 en waarvoor reeds een beschikbaarheidbijdrage is toegekend,
blijven in aanmerking komen voor een beschikbaarheidbijdrage.
4.11
De vastgestelde beschikbaarheidbijdrage wordt verrekend met de bevoorschotting. Wanneer
de definitieve beschikbaarheidbijdrage hoger uitvalt dan de bevoorschotting, bepaalt
de NZa in de vaststellingsbeschikking dat het openstaande bedrag door Zorginstituut
Nederland wordt voldaan aan de opleidende zorgaanbieder. Wanneer de definitieve beschikbaarheidbijdrage
lager uitvalt dan de bevoorschotting, bepaalt de NZa in de vaststellingsbeschikking
dat de opleidende zorgaanbieder het terug te betalen bedrag dient te voldoen aan Zorginstituut
Nederland.
Artikel 5. Verlening
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
5.1
De NZa kan op aanvraag een beschikbaarheidbijdrage verstrekken voor het bekostigen
van (medische) vervolgopleidingen. De opleidende zorgaanbieder dient vóór 1 oktober
van jaar t-1 de aanvraag voor de verlening van de beschikbaarheidbijdrage in bij de
NZa voor instroom, doorstroom en ziekenhuisopleidingen.
5.2
Een uitzondering op de deadline van 1 oktober van jaar t-1 is de situatie waarbij
de zorgaanbieder gedurende jaar t een opleideling overneemt van een andere zorgaanbieder
waardoor er ten tijde van de aanvraagtermijn in jaar t-1 nog niet kon worden voorzien
dat er een aanvraag voor de verlening van de beschikbaarheidbijdrage had moeten worden
ingediend.
5.3
Aanvragen die op of na 1 oktober van jaar t-1 worden ingediend, neemt de NZa tot en
met 31 december van jaar t in behandeling. De NZa kent bij de te late aanvragen geen
voorschotten toe aan de opleidende zorgaanbieder. Slechts in geval van bijzondere
omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 Awb, kan de NZa hiervan afwijken en kan bevoorschotting van overeenkomstige toepassing
op de bijzondere gevallen worden toegepast.
5.4
Aanvragen die na 31 december van jaar t worden ingediend, neemt de NZa niet in behandeling.
Artikel 6. Berekening verlening beschikbaarheidbijdrage – vervolgopleidingen tot (medisch)
specialist
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
6.1
De NZa toetst het door de opleidende zorgaanbieder aangevraagde aantal instroomplaatsen
voor (medisch) specialisten aan het verdeelplan. Het aantal opleidingsplaatsen (medisch)
specialist per opleiding in de beschikking kan het aantal instroomplaatsen uit het
verdeelplan niet overschrijden.
6.2
Bij het berekenen van de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage worden de instroomplaatsen
voor (medisch) specialisten van vooropleidingen en opleidingen met een vooropleiding
niet meegenomen. Instroomplaatsen van vooropleidingen en opleidingen met een vooropleiding
worden achteraf gefinancierd, zie hiervoor artikel 10.1 sub c.
6.3
De NZa verleent op aanvraag een beschikbaarheidbijdrage voor doorstroomplaatsen (medisch)
specialist volgens de overzichten van de registratiecommissies met peildatum 31 oktober
van jaar t-1. Voor de opleidingen genoemd in artikel 1.2 sub e geldt dat de NZa de doorstroomplaatsen verleent op basis van de overzichten van de
CRT van de FGzPt.
6.4
Bij het berekenen van de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage wordt voor de (medisch)
specialist in opleiding of de medisch beroepsbeoefenaar in dienst bij het Ministerie
van Defensie een correctie toegepast voor een salariscomponent.
6.5
De totale beschikbaarheidbijdrage waar een zorgaanbieder recht op heeft, wordt berekend
aan de hand van de vergoedingsbedragen die de NZa van de Minister ontvangt. Bij de
berekening van de beschikbaarheidbijdrage wordt rekening gehouden met de staffel,
zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, van de aanwijzing.
6.6
In afwijking van artikel 6.5 wordt voor een aantal opleidingen de beschikbaarheidbijdrage
waar de zorgaanbieder recht op heeft, berekend aan de hand van de vergoedingsbedragen
die de NZa heeft vastgesteld. Het betreft de volgende opleidingen:
-
a De ggz-opleidingen tot: gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, klinisch psycholoog,
klinisch neuropsycholoog, psychiater in de ggz, klinisch geriater in de ggz, verpleegkundig
specialist in de ggz en verslavingsarts.
-
b De opleidingen tot arts voor verstandelijk gehandicapten, huisarts en specialist ouderengeneeskunde.
-
c De opleiding tot sportarts
Deze vergoedingsbedragen staan in Bijlage 1 van deze beleidsregel.
6.7
Voor de opleidingen zoals genoemd in artikel 6.6 sub a met uitzondering van de opleiding
tot verslavingsarts wordt bij de berekening van de beschikbaarheidbijdrage rekening
gehouden met een staffel. De staffel geldt per opleiding op basis van het aantal fte
opleidingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van 3 staffels:
|
Staffel
|
1
|
0 tot en met 10 fte opleidelingen
|
2
|
Vanaf 10 tot en met 23 fte opleidelingen
|
3
|
Vanaf 23 fte opleidelingen
|
6.8
De NZa indexeert deze vergoedingsbedragen jaarlijks met de door VWS aangegeven percentages.
Artikel 7. Berekening verlening beschikbaarheidbijdrage – ziekenhuisopleidingen
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
7.1
De NZa toetst of de aanvragende zorgaanbieder in de opleidingsopgave van het CZO van
jaar t-2 voorkomt.
7.2
De NZa verleent op aanvraag een beschikbaarheidbijdrage voor instroomplaatsen en gediplomeerden
van ziekenhuisopleidingen, wanneer deze zijn opgenomen in de opleidingsopgave van
het CZO van jaar t-2.
7.3
De verlening van de beschikbaarheidbijdrage voor de instroomplaatsen van de ziekenhuisopleidingen
vindt per medisch beroepsbeoefenaar in opleiding voor aanvang van de opleiding plaats.
De verlening van de beschikbaarheidbijdrage voor de gediplomeerden van de ziekenhuisopleidingen
vindt per medisch beroepsbeoefenaar in opleiding na diplomering van de opleiding plaats.
7.4
Voor alle ziekenhuisopleidingen als genoemd in artikel 1.3 ontvangt de opleidende zorgaanbieder een beschikbaarheidbijdrage per gediplomeerde.
Voor de opleidingen tot operatieassistent in service, anesthesiemedewerker in service,
radiodiagnostisch laborant in service, radiotherapeutisch laborant in service en klinisch
perfusionist ontvangt de opleidende zorgaanbieder tevens een beschikbaarheidbijdrage
per instromer.
7.5
De totale beschikbaarheidbijdrage waar een zorgaanbieder recht op heeft, wordt berekend
aan de hand van de vergoedingsbedragen voor de ziekenhuisopleidingen die de NZa van
de Minister ontvangt. De NZa indexeert deze vergoedingsbedragen jaarlijks met de door
VWS aangegeven percentages.
Artikel 8. Bevoorschotting
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
8.1
De op grond van artikel 6 en 7 van deze beleidsregel totaal verleende beschikbaarheidbijdrage wordt voor 85% bevoorschot
aan de opleidende zorgaanbieder die haar aanvraag voor 1 oktober van jaar t-1 heeft
ingediend. Dit in afwijking van het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’.
8.2
De bevoorschotting vindt in 10 termijnen plaats met de volgende verdeling: januari
8%, februari 8%, maart 8%, april 7%, mei 16%, juni 7%, juli 8%, augustus 8%, september
7% en oktober 8%. In de maanden november en december van jaar t vindt geen bevoorschotting
plaats. Dit in afwijking van het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’.
8.3
De feitelijke uitbetaling van de voorschotten gebeurt door Zorginstituut Nederland
(ZINL).
Artikel 9. Vaststelling
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
9.1
De opleidende zorgaanbieder moet vóór 1 juni van jaar t+1 de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage
bij de NZa aanvragen.
9.2
Volgens het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’ is iedere opleidende zorgaanbieder die een verleningsbeschikking heeft ontvangen
met een bedrag van € 125.000 of meer, bij de aanvraag tot vaststelling verplicht een
door een accountant opgesteld assurance-rapport mee te leveren. Het bedrag aan ziekenhuisopleidingen in de aanvraag telt niet mee voor deze grens.
9.3
In afwijking van artikel 5.2.4 en 5.2.5 van het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’ controleert de NZa de aanvragen van opleidende zorgaanbieders waaraan een beschikbaarheidbijdrage
is verleend van een bedrag minder dan € 125.000 (exclusief ziekenhuisopleidingen).
De NZa raadpleegt hiervoor de overzichten van desbetreffende registratiecommissies.
Voor de opleidingen genoemd in artikel 1.2 sub e geldt dat de NZa de overzichten van de CRT van de FGzPt raadpleegt. Wanneer de NZa
significante afwijkingen constateert, neemt de NZa contact op met de zorgaanbieder.
Indien de NZa het nodig acht heeft zij de bevoegdheid alsnog een assurance-rapport
op te vragen bij de zorgaanbieder.
9.4
De beschikbaarheidbijdrage kan lager worden vastgesteld als:
-
a De activiteiten waarvoor de beschikbaarheidbijdrage is verleend niet of niet geheel
hebben plaatsgevonden.
-
b De zorgaanbieder niet heeft voldaan aan de verplichtingen die zijn verbonden aan de
beschikbaarheidbijdrage zoals opgenomen in de verleningsbeschikking en deze beleidsregel.
-
c De zorgaanbieder onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking
van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening
zou hebben geleid.
-
d De verlening van de beschikbaarheidbijdrage anderszins onjuist was en de zorgaanbieder
dit wist of dit behoorde te weten.
9.5
De NZa kan gegevens van de registratiecommissies raadplegen voor de eigen controle
van de aanvragen voor vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage. Voor de opleidingen
genoemd in artikel 1.2 sub e geldt dat de NZa de overzichten van de CRT van de FGzPt kan raadplegen. De NZa kan
op basis van deze gegevens van de registratiecommissies de beschikking aanpassen.
Artikel 10. Berekening vaststelling beschikbaarheidbijdrage – vervolgopleidingen tot
(medisch) specialist
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
10.1
De hoogte van de gerealiseerde fte’s voor de vervolgopleiding tot (medisch) specialist
wordt door de NZa vastgesteld, waarbij:
-
a Het aantal instroomplaatsen en/of fte (medisch) specialist per opleiding per opleidende
zorgaanbieder niet hoger vastgesteld kan worden dan het aantal instroomplaatsen en/of
instroom fte (medisch) specialist dat voor die zorgaanbieder in het verdeelplan is
vastgelegd. Als blijkt dat bij één of meerdere opleidingen het aantal aangevraagde
plaatsen en/of fte hoger is dan in het verdeelplan is opgenomen, dan zal de NZa het
aantal personen en/of fte neerwaarts bijstellen tot het maximum van het verdeelplan,
tenzij er sprake is van:
-
• Een (medisch) specialist in vooropleiding die in het instroomjaar niet de opleiding
volgt bij de opleidende zorgaanbieder waaraan de instroomplaats (medisch) specialist
is toegewezen. De instroomplaatsen van opleidingen met een vooropleiding zijn in het
verdeelplan toegewezen aan de zorgaanbieder waar de eindopleiding wordt gevolgd.
-
• Vervanging van een (medisch) specialist in opleiding binnen een instroomjaar, waardoor
het totaal aantal personen het verdeelplan kan overschrijden. Het aantal fte mag in
dit geval niet hoger zijn dan in het verdeelplan is opgenomen.
-
b Het aantal instroomplaatsen en/of fte (medisch) specialist per opleiding per opleidende
zorgaanbieder niet hoger vastgesteld kan worden dan het aantal opleidingsplaatsen
dat voor die zorgaanbieder in het verdeelplan is vastgelegd, tenzij er sprake is van
onderstaande uitzonderingen. Genoemde uitzonderingen moeten aan de hand van de hieronder
nader gespecificeerde documenten bij de aanvraag worden aangetoond.
De uitzonderingen zijn:
-
• De ontbinding, vernietiging of nietigheid van een samenwerkingsovereenkomst voor wat
betreft de opleidingen genoemd in artikel 1.2 sub e, het intrekken van een opleidingserkenning van een opleidende zorgaanbieder waardoor
een andere opleidende zorgaanbieder een of meer opleidingsplaatsen boven het verdeelplan
kan aanvragen. Hier dient een besluit van de relevante registratiecommissie of opleidingsinstituten
als genoemd in de artikelen 1.18 tot en met en 1.20 aan ten grondslag te liggen.
-
• Faillissement van een opleidende zorgaanbieder, waardoor een andere opleidende zorgaanbieder
een of meer opleidingsplaatsen boven het verdeelplan krijgt toegekend. Hiervoor is
goedkeuring nodig van het nieuwe opleidingsschema door de relevante registratiecommissie
of opleidingsinstituut als genoemd in de artikelen 1.18 tot en met 1.20. Voor de opleidingen genoemd in artikel 1.2 sub e geldt dat deze goedkeuring door de CRT van de FGzPt moet worden verleend.
-
• Fusie van twee of meer opleidende zorgaanbieders waardoor één zorgaanbieder of de
opvolgende rechtspersoon de opleidingsplaatsen krijgt toegewezen. Het totaal aantal
plaatsen en fte’s van de gefuseerde zorgaanbieders kan niet hoger zijn dan het aantal
plaatsen en fte’s van de afzonderlijke zorgaanbieders voor de fusie.
-
• Overplaatsing van de (medisch) specialist in opleiding door een uitspraak van een
geschillencommissie of een centrale opleidingscommissie vanuit een opleidende zorgaanbieder
naar een andere opleidende zorgaanbieder. De uitspraak moet bij de aanvraag tot vaststelling
gevoegd worden.
-
• Verlenging van de duur van de opleiding van de (medisch) specialist in opleiding vanwege
opleidingsinhoudelijke redenen. Hier dient een besluit van de registratiecommissie
of opleidingsinstituut als genoemd in de artikelen 1.18 tot en met 1.20 aan ten grondslag te liggen waaruit blijkt dat de duur van de opleiding wordt verlengd.
Voor de opleidingen genoemd in artikel 1.2 sub e geldt dat de opleidingsinstelling als bedoeld in artikel 1.5 het besluit neemt over de verlenging van de duur van de opleiding. De CRT van de
FGzPt verwerkt de verlenging in het opleidingsregister.
-
c Het aantal instroomplaatsen (medisch) specialist van vooropleidingen en opleidingen
met een vooropleiding wordt vastgesteld op basis van de aanvraag tot vaststelling.
-
d Een (medisch) specialist in opleiding een deel van de opleiding buiten Nederland kan volgen als er vooraf toestemming is
van de relevante registratiecommissie of opleidingsinstituut als genoemd in de artikelen 1.18 tot en met 1.20. Voor de opleidingen genoemd in artikel 1.2 sub e geldt dat de opleidingsinstelling als bedoeld in artikel 1.5 deze toestemming geeft. De CRT van de FGzPt verwerkt dit in het opleidingsregister.
Voorwaarden zijn:
-
• Het dienstverband en/of de arbeidsovereenkomst tussen de opleidende zorgaanbieder
en de (medisch) specialist in opleiding moet voortduren;
-
• De opleiding buiten Nederland is vastgelegd in het opleidingsschema;
-
• De opleiding buiten Nederland mag niet leiden tot verlenging van de duur van de opleiding.
10.2
De beschikbaarheidbijdrage kan naast de in artikel 9.4 genoemde omstandigheden lager worden vastgesteld als:
-
a Een (medisch) specialist in opleiding (tijdelijk) stopt met de opleiding. Dit wordt
aangemerkt als uitval, ongeacht de reden daarvan. Als uitzondering op het voorgaande
zal de beschikbaarheidbijdrage in ieder geval niet lager worden vastgesteld indien
sprake is van:
-
• Uitval wegens van ziekte: een zieke (medisch) specialist in opleiding telt mee in
het gerealiseerde aantal fte indien de zorgaanbieder een loondoorbetalingsverplichting
heeft; of
-
• onderbreking van de opleiding gedurende een geschil: de periode van onderbreking telt
mee in het gerealiseerde aantal fte indien de zorgaanbieder een loonbetalingsverplichting
heeft.
-
b De (medisch) specialist in opleiding tijd besteedt aan activiteiten die buiten de
opleiding vallen, bijvoorbeeld het verrichten van onderzoek.
-
c De (medisch) specialist in opleiding vrijstellingen heeft en daardoor eerder gevolgde
onderdelen van de opleiding niet hoeft te volgen.
-
d De opleiding (gedeeltelijk) in eigen tijd wordt gevolgd.
-
e De (medisch) specialist in opleiding of de medisch beroepsbeoefenaar in dienst is
bij het Ministerie van Defensie. De opleiding wordt gevolgd bij een zorgaanbieder.
Het salaris van de (medisch) specialist in opleiding of de medisch beroepsbeoefenaar
wordt betaald door het Ministerie van Defensie.
10.3
De NZa houdt er bij de vaststelling van de definitieve beschikbaarheidbijdrage van
de opleidingen tot (medisch) specialist rekening mee dat:
-
a Opleidingen niet altijd per 1 januari van het jaar beginnen.
-
b Een (medisch) specialist in opleiding die een doorstroomplaats (medisch) specialist
bezet, gedurende het jaar kan wisselen van opleidende zorgaanbieder volgens de regels
van de registratiecommissie. De wijzigingen worden door de NZa verwerkt bij de vaststelling
van de beschikbaarheidbijdrage. Mutaties kunnen alleen plaatsvinden bij doorstroomplaatsen
(medisch) specialist in opleiding, met uitzondering van de situatie als genoemd in
artikel 1.15 sub b.
-
c De opleidende zorgaanbieder een aanvraag indient voor vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage
van de instroomplaatsen (medisch) specialist van vooropleidingen en opleidingen met
een vooropleiding. Gelet op artikel 6.2 vindt de bekostiging van deze vooropleidingen en opleidingen met een vooropleiding
volledig bij de vaststelling plaats.
-
d Een instroomplaats (medisch) specialist in opleiding met een vooropleiding in het
verdeelplan wordt toegewezen aan de opleidende zorgaanbieder waar de eindopleiding
wordt gevolgd.
10.4
De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage wordt vastgesteld, waarbij:
-
a Het aantal gerealiseerde fte per opleiding wordt bepaald, rekening houdend met de
criteria van de artikelen 10.1 tot en met 10.3. De vergoedingsbedragen, zoals vastgesteld door de Minister en geïndexeerd door de
NZa, worden bepaald per opleiding. Bij de berekening van de beschikbaarheidbijdrage
vergoedingsbedragen wordt er rekening gehouden met de staffel zoals omschreven in
artikel 6, tweede lid van de aanwijzing.
-
b In afwijking op artikel 10.4 sub a zijn de vergoedingsbedragen voor de opleidingen tot gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut,
klinisch psycholoog, klinisch neuropsycholoog, psychiater in de ggz, klinisch geriater
in de ggz en verpleegkundig specialist in de ggz en verslavingsarts door de NZa vastgesteld.
Deze vergoedingsbedragen staan in Bijlage 1 van deze beleidsregel. Bij de berekening van de beschikbaarheidbijdrage voor deze
opleidingen is met uitzondering van de opleiding tot verslavingsarts rekening gehouden
met de staffel zoals beschreven in artikel 6.7.
-
c In afwijking op artikel 10.4 sub a zijn de vergoedingsbedragen voor de arts verstandelijk gehandicapten, huisarts en
specialist ouderengeneeskunde door de NZa vastgesteld. Deze vergoedingsbijdragen staan
in Bijlage 1 van deze beleidsregel.
-
d In afwijking op artikel 10.4 sub a is het vergoedingsbedrag voor de sportarts door de NZa vastgesteld. Dit vergoedingsbedrag
staat in Bijlage 1 van deze beleidsregel.
-
e Voor specifieke opleidingen van de in artikel 1.21 genoemde werkgevers is per opleiding een component voor onvoorziene kosten aan het
vergoedingsbedrag toegevoegd ter hoogte van 2% van het vergoedingsbedrag. Indien de
algemene reserve per opleiding op 31 december hoger is dan 10% van de totale omzet
uit de beschikbaarheidsbijdrage per opleiding exclusief de component voor onvoorziene
kosten, wordt de component voor onvoorziene kosten bij de vaststelling in mindering
gebracht op de beschikbaarheidbijdrage.
De instelling dient bij de aanvraag tot vaststelling een jaarrekening in, voorzien
van een goedkeurende controleverklaring van de accountant. In de jaarrekening dient
onder het eigen vermogen de algemene reserve te zijn uitgesplitst naar elke opleiding
waarvoor een beschikbaarheidbijdrage is ontvangen.
-
f Het aantal gerealiseerde fte per opleiding vermenigvuldigd wordt met het corresponderende
vergoedingsbedrag.
Artikel 11. Berekening vaststelling beschikbaarheidbijdrage – ziekenhuisopleidingen
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage voor de ziekenhuisopleidingen wordt vastgesteld
door het aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen per ziekenhuisopleiding te vermenigvuldigen
met het corresponderende vergoedingsbedrag. De vergoedingsbedragen voor ziekenhuisopleidingen
zijn vastgesteld door de Minister en worden jaarlijks geïndexeerd door de NZa.
Voor de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage voor de ziekenhuisopleidingen
geldt het volgende:
-
a Het aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen, uitgedrukt in het aantal instromers en
het aantal gediplomeerden, wordt vastgesteld op basis van de opleidingsopgave van
het CZO over jaar t.
-
b Voor alle ziekenhuisopleidingen ontvangt de opleidende zorgaanbieder een beschikbaarheidbijdrage
per gediplomeerde.
-
c Voor de opleidingen tot operatieassistent in service, anesthesiemedewerker in service,
radiodiagnostisch laborant in service, radiotherapeutisch laborant in service en klinisch
perfusionist ontvangt de opleidende zorgaanbieder ook een beschikbaarheidbijdrage
per instromer.
-
d Wanneer een opleidende zorgaanbieder een beschikbaarheidbijdrage voor een opleidingsplaats
ontvangt, dient een erkenning door het CZO voor deze opleiding aanwezig te zijn. Dit
betekent voor de bekostiging van opleidingsplaatsen dat op het moment dat het diploma
behaald wordt, een erkenning aanwezig is voor de desbetreffende opleiding.
Bij de opleidingen tot operatieassistent in service, anesthesiemedewerker in service,
radiodiagnostisch laborant in service, radiotherapeutisch laborant in service en klinisch
perfusionist dient de erkenning (ook) aanwezig te zijn wanneer wordt gestart met de
opleiding.
-
e Een opleideling kan maar één keer instroomsubsidie ontvangen voor dezelfde ziekenhuisopleiding.
Artikel 13. Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
De Beleidsregel beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen 2023, met kenmerk BR/REG-23136a, blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden
die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode
waarvoor die beleidsregel gold.
Artikel 14. Inwerkingtreding
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.
Ingevolge artikel 5, aanhef en onder e, van de Bekendmakingswet, zal deze beleidsregel in de Staatscourant worden geplaatst.
De beleidsregel ligt ter inzage bij de NZa en is te raadplegen op www.nza.nl.
Artikel 15. Citeertitel
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel beschikbaarheidbijdrage (medische)
vervolgopleidingen 2024.