Inkomstenbelasting wordt onder andere geheven over het door een belastingplichtige
in een kalenderjaar genoten belastbare inkomen uit werk en woning (artikel 2.3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, hierna: Wet IB 2001). Ten onrechte ontvangen looninkomsten worden geacht niet te
zijn genoten als belastingplichtige er binnen redelijke termijn blijk van heeft gegeven
dat hij de ten onrechte ontvangen looninkomsten niet wil behouden (zie bijvoorbeeld
het arrest van de Hoge Raad van 21 december 1988, BNB1989/120*). In dat geval is er
dus geen sprake van belastbare looninkomsten als bedoeld in artikel 3.80 Wet IB 2001.
Als belastingplichtige er niet binnen redelijke termijn blijk van heeft gegeven dat
hij de ten onrechte ontvangen looninkomsten niet wil behouden, zijn die looninkomsten
belast (afdeling 3.3 Wet IB 2001). Aan de hand van de feiten en omstandigheden van het geval beoordeelt de inspecteur
vervolgens of de feitelijke terugbetaling van deze looninkomsten kan kwalificeren
als negatieve inkomsten. In situaties waarin de feitelijke terugbetaling plaatsvindt
in een later kalenderjaar dan het kalenderjaar waarin de looninkomsten zijn genoten,
kan door de progressie in het tarief van de inkomstenbelasting een belastingnadeel
dan wel premienadeel (hierna gezamenlijk: belastingnadeel) optreden ten opzichte van
de situatie waarin de belastingplichtige de looninkomsten in het geheel niet zou hebben
genoten. Ook kunnen nadelige gevolgen voor inkomensafhankelijke regelingen ontstaan,
zoals de diverse toeslagen.
In situaties waarin de looninkomsten niet te kwader trouw zijn verkregen, acht ik
het niet gewenst dat een belastingnadeel of een nadelig gevolg voor inkomensafhankelijke
regelingen ontstaat. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (de hardheidsclausule).
Goedkeuring
Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat de inspecteur ervan uitgaat dat de
ten onrechte ontvangen looninkomsten geacht worden niet te zijn genoten in de zin
van artikel 3.146 Wet IB 2001.
Voorwaarden
Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden:
-
1. belastingplichtige heeft de looninkomsten niet te kwader trouw verkregen,
-
2. belastingplichtige toont de inspecteur aan dat de looninkomsten volledig zijn terugbetaald,
en
-
3. belastingplichtige past ter zake van de terugbetaling van de looninkomsten geen enkele
aftrek op het loon of inkomen toe. Als de aftrek al is toegepast verklaart belastingplichtige
zich akkoord met het terugnemen van de aftrek.
In bijzondere situaties kan het voorkomen dat de ten onrechte ontvangen looninkomsten
gedeeltelijk worden teruggevorderd. In dat geval kan het voorafgaande worden toegepast
op het deel dat wordt teruggevorderd.