1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
1.1. Wettelijk kader: beoordeling primaire waterkeringen en systematiek monitoring.
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De Waterwet bepaalt dat de keringbeheerder iedere twaalf jaar een verslag uitbrengt aan de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat (verder: minister) over de waterstaatkundige toestand
van de primaire waterkeringen in zijn beheergebied in het licht van de normen, bedoeld
in artikel 2.2 van de Waterwet.
De regels voor de beoordeling van de veiligheid van de primaire waterkering zijn vastgelegd
in de Regeling veiligheid primaire keringen 2023, waarvan deze bijlage een onderdeel
is. In deze regeling wordt de beoordeling beschouwd als een onderdeel van het totaal
aan activiteiten die de beheerder uitvoert om continu inzicht te hebben in het veilig
en doelmatig gebruik van de primaire waterkeringen conform artikel 5.3 van de Waterwet. In deze bijlage wordt het totaal aan deze activiteiten monitoring genoemd. Hiermee
wordt geanticipeerd op de invoering van de Omgevingswet en de terminologie die daarin wordt gebruikt en de wijziging van de Omgevingsregeling van november 2022. In de Omgevingswet wordt gesproken van ‘monitoring van de omgevingswaarden’ en van
‘andere parameters voor signalering veiligheid primaire waterkeringen’ of ‘signaleringsparameters’.
De omgevingswaarden en signaleringsparameters komen overeen met de normen, te weten
de ondergrens en de signaleringswaarden, in de Waterwet.
De normen voor de veiligheid van de primaire waterkeringen zijn sinds 2017 gebaseerd
op de overstromingsrisicobenadering en vastgelegd in de Waterwet als overstromings- en faalkansen per dijktraject. Een overstromingskans betreft de
kans per jaar dat een overstroming optreedt in een gebied dat beschermt wordt door
een dijktraject. De faalkans wordt gebruikt in die gevallen dat het falen van een
dijktraject niet direct leidt tot een overstroming, maar tot een verhoging van de
belasting op de achterliggende keringen.
Monitoring van de veiligheid van de primaire waterkeringen vindt plaats door met metingen,
berekeningen en modellen de overstromingskans dan wel faalkans te bepalen van een
dijktraject in de actuele toestand en deze te vergelijken met de wet vastgestelde
waarde voor de ondergrens en van de signaleringswaarde.
De metingen, berekeningen en modellen die worden ingezet om de overstromings- of faalkans
te bepalen zijn voor elk dijktraject anders. Dit is afhankelijk van de lokale situatie
(belasting, type keringen en de samenstelling en opbouw van de ondergrond) die bepaalt
welke faalmechanismen bijdragen aan de overstromingskans en welke modellen toepasbaar
zijn.
De overstromings- of faalkans is geen statische waarde, maar verandert in de tijd
door klimaatverandering, bodemdaling en veroudering. Ook beleidswijzigingen, zoals
de afvoerverdeling of het al dan niet treffen van noodmaatregelen in Duitsland, kunnen
de overstromings- of faalkans beïnvloeden. Daarnaast leidt de ontwikkeling van nieuwe
kennis over het gedrag van de kering tot andere inzichten in de overstromings- of
faalkans. Tot slot kunnen ook veranderingen in het watersysteem of de kering zelf
zorgen voor een aanpassing in de overstromings- of faalkans.
Het monitoren van de veiligheid van de primaire waterkering (monitoren van de omgevingswaarden
in de Omgevingswet) is daarmee een continu proces dat zowel bestaat uit het rekenkundig bepalen van
de overstromings- of faalkans als het bepalen van de impact van veranderingen op de
berekende overstromings- of faalkans en indien nodig aanpassen van de rekenkundig
bepaalde kans.
Het rekenkundig bepalen van de overstromings- of faalkans van een dijktraject wordt
de beoordeling genoemd. De beoordeling – of delen daarvan – wordt ten minste eenmaal
per twaalf jaar uitgevoerd, en wordt vaker uitgevoerd als de waargenomen veranderingen
daartoe aanleiding geven. De resultaten van de beoordeling worden vastgelegd in de
beoordelingsrapportage.
Het bepalen van de impact van veranderingen is onderdeel van de opdracht die de keringbeheerder
heeft op basis van artikel 5.3 van de Waterwet om, met inachtneming van de normen, de nodige maatregelen te nemen voor het veilig
en doelmatig beheer van waterstaatswerken. Voor de invulling hiervan hebben de keringbeheerders
en het Rijk afspraken gemaakt en vastgelegd in het Kader Zorgplicht primaire waterkeringen (hierna: Kader Zorgplicht).
De keringbeheerder van een primaire waterkering stelt elke twaalf jaar een verslag
op over de algemene waterstaatkundige toestand van de primaire waterkeringen in zijn
beheergebied (artikel 2.12, eerste lid van de Waterwet). Onderdeel van dit verslag zijn de resultaten van de monitoring, inclusief de beoordelingsrapportage
(artikel 2.12, vierde lid, van de Waterwet). Als blijkt dat niet wordt voldaan of
zal worden voldaan aan de ondergrens (wordt, volgens artikel 2.12, zesde lid, van
de Waterwet, in het verslag ook een omschrijving opgenomen van de maatregelen die
op een daarbij aangegeven termijn nodig worden geacht. Afspraken over dit verslag
zijn vastgelegd in het draaiboek Beoordeling op waterveiligheid voor de beoordelingsperiode
2023–2035 (hierna: Draaiboek LBO-2).
Op basis van het Kader Zorgplicht wordt door de keringbeheerder jaarlijks een veiligheidsrapportage
primaire waterkeringen (hierna: veiligheidsrapportage) opgesteld die actuele informatie bevat over de veiligheid
die de primaire keringen bieden tegen overstromingen in het beheergebied van de keringbeheerder.
De veiligheidsrapportage geeft een actueel en integraal veiligheidsbeeld van de waterkeringen
in het beheergebied van de keringbeheerder en bevat onder andere de resultaten van
de beoordeling van de dijktrajecten, de actualiteit daarvan, de veiligheidsopgave
en de maatregelen die vanuit de zorg voor de primaire waterkeringen worden uitgevoerd.
1.2. De Regeling veiligheid primaire waterkeringen 2023
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De Regeling veiligheid primaire waterkeringen 2023 verwijst naar twee bijlagen waarin
de – nadere – regels over de uitvoering van de beoordeling zijn opgenomen:
|
|
Bijlage I
|
Procedure beoordeling primaire waterkeringen
(hierna: bijlage I (Procedure beoordeling))
Deze bijlage beschrijft de te volgen procedure in de beoordeling van een dijktraject
en bevat de eisen die worden gesteld aan de rapportage.
|
|
|
Bijlage II
|
Randvoorwaarden beoordeling primaire waterkeringen
(hierna: bijlage II (Randvoorwaarden beoordeling)).
Deze bijlage beschrijft de randvoorwaarden voor het bepalen van de overstromings-
of faalkans van een dijktraject.
|
Artikel 2.3, tweede lid, van de Waterwet bepaalt dat deze regels steeds na ten hoogste twaalf jaar worden herzien. De regels
uit deze bijlage en bijlage I hebben betrekking op de tweede landelijke beoordeling op basis van overstromingskansen
gedurende de periode 2023 tot 2035 (hierna: LBO2).
De resultaten van de beoordeling worden vastgelegd in de beoordelingsrapportage van
het dijktraject. De beoordelingsrapportage vormt de basis om projecten aan te melden
voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma (hierna: HWBP) en levert informatie die kan
leiden tot maatregelen binnen de zorgplicht.
1.3. Het Basisinstrumentarium
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Naast de in de bijlagen bij de Regeling veiligheid primaire waterkeringen 2023 opgenomen
bepalingen, stelt de minister ook een Basisinstrumentarium beschikbaar ter ondersteuning van de keringbeheerder bij de uitvoering van de beoordeling.
Het Basisinstrumentarium voor het beoordelen en ontwerpen van primaire waterkeringen
bevat onder andere handleidingen, technische leidraden, databases en applicaties (software).
Het Basisinstrumentarium wordt geactualiseerd als er nieuwe kennis of inzichten zijn
die van invloed zijn op de belastingen op en de sterkte van waterkeringen. Het actualiseren
van het Basisinstrumentarium is een continu proces.
Het Basisinstrumentarium bevat generieke instrumenten voor de beoordeling van primaire
waterkeringen. De eisen die worden gesteld aan de ontwikkeling van instrumenten uit
het Basisinstrumentarium en aan andere instrumenten die hiervan geen deel uitmaken
zijn opgenomen in paragraaf 6.3 van bijlage I (Procedure beoordeling).
Figuur 1.1: Schematische weergave van het Beoordelings- en Ontwerpinstrumentarium
(BOI). Het BOI bestaat uit een Procesinstrumentarium, een Basisinstrumentarium en
overige documenten. De Regeling veiligheid primaire waterkeringen 2023 is onderdeel
van het Procesinstrumentarium en bevat bepalingen over de uitvoering van de beoordeling.
De handreiking Veiligheidsontwerp ondersteunt het ontwerpproces en heeft in tegenstelling
tot de hiervoor genoemde regeling geen verplichtend karakter.
1.4. Leeswijzer
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Naast regels over het uitvoeren van de beoordeling bevat deze bijlage ook toelichtende
teksten. Toelichtende teksten zijn cursief weergegeven en hebben geen normatieve betekenis. Ook hoofdstuk 1 van deze bijlage
heeft geen normatieve betekenis.
In hoofdstuk 2 wordt beschreven voor welke gebeurtenissen de overstromings- of faalkans
wordt bepaald. De uitgangspunten voor de bijbehorende schematisering van het watersysteem
staan in hoofdstuk 3.
De belangrijkste elementen van de overstromingskansanalyse zijn gedefinieerd in hoofdstuk
4. Hoofdstuk 5 beschrijft de wijze waarop uit de analyse een overstromings- of faalkans
wordt bepaald.
Een lijst van gehanteerde begrippen is opgenomen in het addendum van
Bijlage I (Procedure beoordeling).
2. Duiding overstromings- of faalkansen
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Dit hoofdstuk bevat de beleidsmatige randvoorwaarden voor de beoordeling van primaire
waterkeringen die volgen uit de vertaling van de bestuurlijke en technische-inhoudelijke
keuzes, die de basis zijn van de normen, naar randvoorwaarden voor het bepalen van
de overstromings- of faalkansen bij de beoordeling van primaire waterkeringen.
De ondergrens en signaleringswaarden zijn het resultaat van een bestuurlijk en wetgevingsproces
en gebaseerd op de beleidsmatige uitgangspunten van een basisbeschermingsniveau voor
iedereen in Nederland en lokale differentiatie op basis van analyses van slachtofferrisico,
maatschappelijke kosten-batenanalyse en groepsrisico. Bij de uitwerking van de ondergrens
en de signaleringswaarde voor de verschillende dijktrajecten zijn bestuurlijke keuzes
gemaakt en zijn technische-inhoudelijke uitgangspunten gehanteerd.
2.1. Kans op overstromen
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Met de kans op overstromen wordt bedoeld de kans op verlies van waterkerend vermogen
van een dijktraject waardoor het door het dijktraject beschermde gebied zodanig overstroomt
dat dit leidt tot dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade.
De overstromings- of faalkans wordt bepaald bij hoogwatersituaties die ontstaan door
stormen dan wel hoge rivierafvoeren. Bijzondere situaties, bijvoorbeeld ijsdammen,
tsunami’s en aardbevingen, worden alleen beschouwd als de keringbeheerder aanleiding
heeft te veronderstellen dat deze bijdragen aan de overstromings- of faalkans.
Buistoten, buioscillaties en seiches zijn kortdurende waterstandveranderingen door
zware buien en grote veranderingen of fluctuaties in de wind. Deze worden alleen meegenomen
als de keringbeheerder aanleiding heeft te veronderstellen dat deze bijdragen aan
de overstromings- of faalkans.
Bij een overstroming wordt verondersteld dat deze wordt veroorzaakt doordat een waterkering
haar waterkerende functie niet meer kan vervullen of dat het kombergingsvermogen is
overschreden en wel in die mate dat er sprake is van slachtoffers en substantiële
schade.
2.2. Bepaling overstromings- of faalkansen
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Bij de bepaling van overstromings- of faalkansen gaat het om reële inschattingen en
onderbouwde overstromings- of faalkansen. Onzekerheden worden daarbij expliciet meegenomen.
Voorbeelden van onzekerheden zijn parameter- en scenario-onzekerheden, statistische
onzekerheden, modelonzekerheden en kennisonzekerheden. In de handleiding Overstromingskansanalyse
in het Basisinstrumentarium wordt aangegeven hoe met deze onzekerheden kan worden
omgegaan.
2.3. Peildatum
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De bepaling van overstromings- of faalkansen vindt plaats voor de verwachte situatie
aan het eind van een beoordelingsperiode, in dit geval op 31 december 2034.
Bij de bepaling van de verwachte situatie wordt:
-
• Rekening gehouden met autonome ontwikkelingen van bodemdaling, morfologie, geomorfologie
en hydrologie.
-
• Ervan uitgegaan dat alle keringbeheerders van het watersysteem de nodige maatregelen
treft, gericht op het inrichten en ingericht houden van het watersysteem overeenkomstig
de in de Waterwet vastgestelde normen, volgens de afspraken vastgelegd in het Kader Zorgplicht.
-
• Ervan uitgegaan dat onderhoud volgens planning is uitgevoerd. Voor onderhoud dat in
het peiljaar is gepland, wordt ervan uitgegaan dat dit groot onderhoud is uitgevoerd
voor de peildatum.
Daarnaast wordt ervan uitgegaan dat:
-
• Voor de peildatum vergunde maatregelen in de rivier zijn uitgevoerd.
-
• Het suppletieprogramma uit het vigerend kustbeleid wordt uitgevoerd tot peildatum.
-
• De legger waterstaatswerken van kracht blijft.
2.4. Menselijk ingrijpen
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Bij de bepaling van de overstromings- of faalkansen wordt alleen rekening gehouden
met gepland menselijk ingrijpen.
Er wordt van uitgegaan dat een waterkering eigenstandig water keert. Bij de bepaling
van de overstromings- of faalkans wordt alleen rekening gehouden met – geplande –
noodmaatregelen. Er wordt geen rekening gehouden met ad hoc interventies die de overstromings-
of faalkans verlagen. Evenmin wordt rekening gehouden met terroristische aanslagen
(bijvoorbeeld in relatie met cyber security) die direct of indirect de overstromings-
of faalkans verhogen. Wel wordt rekening gehouden met geplande maatregelen die in
(calamiteiten)plannen zijn beschreven, zoals het sluiten van coupures of het opzetten
van een slootpeil.
3. Randvoorwaarden watersysteem
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Dit hoofdstuk bevat beleidsmatige randvoorwaarden met betrekking tot het schematiseren
van oppervlaktewaterlichamen en bergingsgebieden die zijn gehanteerd bij het in rekening
brengen van hydraulische belastingen tijdens een beoordeling. Daarbij geldt in de
basis dat de fysieke werkelijkheid zo goed mogelijk wordt benaderd.
Het watersysteem is een samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen
en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende
kunstwerken.
De specifieke combinatie van stochasten van oppervlaktewaterlichamen en bergingsgebieden
(rivierafvoer, getijden, meerpeil, wind en toestand stormvloedkeringen), ofwel variabelen,
bepalen de (variatie in) hydraulische belastingen van het watersysteem.
De uitwerking van het beleid kan als gevolg van nieuwe kennis en inzichten, zoals
nieuwe klimaatscenario’s, wijzigen. De consequenties hiervan voor de instrumenten
in Basisinstrumentarium waarmee hydraulische belastingen kunnen worden bepaald, worden
beschreven in de releasekalender. Bij beleidswijzigingen zullen de Regeling veiligheid
primaire waterkeringen 2023 en het Basisinstrumentarium daaraan worden aangepast.
3.1. Afvoerverdeling Rijntakken
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Rondom de afvoerverdeling van de Rijn geldt de beleidslijn ‘Lek Ontzien’. Daarbij wordt uitgegaan van een realistische (fysiek verwachte) werking van de regelwerken
bij hoge rivierafvoeren.
Komende jaren wordt in het licht van de nieuwe klimaatscenario’s onderzoek gedaan
naar de toekomstige gewenste afvoerverdeling. Daarbij wordt de combinatie van afvoercapaciteit
van de riviertakken en de instelling van de regelwerken binnen het Integraal Riviermanagement
(IRM) programma beschouwd. Als dit leidt tot een andere instelling van de regelwerken,
worden de instrumenten in het Basisinstrumentarium hieraan aangepast.
3.2. Systeemwerking
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Als een primaire waterkering overloopt, achterloops raakt of doorbreekt, zal een deel
van het rivierwater het gebied achter de dijk inlopen. De rivierafvoer neemt daardoor
af, waardoor de belastingen in het benedenstrooms gelegen gebied lager worden. Er
is dan sprake van positieve (gunstige) systeemwerking. Negatieve systeemwerking bestaat
ook, bijvoorbeeld als de belastingen op de Maas toenemen door een dijkdoorbraak van
de Heerewaardense Afsluitdijk langs de Waal.
Met positieve systeemwerking, waarbij de waterkeringen bovenstrooms in Duitsland en
België overstromen, wordt rekening gehouden in de afvoerstatistiek van Rijn en Maas
bij respectievelijk Lobith en Borgharen.
Binnen Nederland wordt voor de bepaling van de overstromings- of faalkans niet gerekend
met systeemwerking. Uitzondering zijn het overstromen van Europoortkeringen, het overstromen
van waterkeringen in de Maasvallei, voor de bepaling van de belastingen langs de bedijkte
Maas, en de overstroming van de Rijntakken voor de beoordeling van de Diefdijk.
3.3. Inzet van bergings- of afvoermaatregelen
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
In het Basisinstrumentarium staat de methode beschreven voor de beoordeling van dijktrajecten
waarvoor, naast de ‘maximaal toelaatbare overstromingskans per jaar’, ook de ‘maximaal
toelaatbare overstromingskans per keer dat de afvoer- of bergingscapaciteit van een
watersysteem wordt vergroot’ als norm is vastgelegd (artikel 2.2, derde lid, van de
Waterwet).
3.4. Bodemligging watersysteem
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Het afleiden van de hydraulische belastingen gebeurt op basis van een schematisering
van de bodem van de watersystemen. Peildatum voor de beoordeling is hierbij 31 december
januari 2034.
Door morfologische ontwikkelingen verandert de bodem van kust en estuaria. De bodem
van de rivieren verandert regelmatig door maatregelen, baggerwerkzaamheden en natuurlijke
processen als erosie en sedimentatie. In de instrumenten voor de bepaling van hydraulische
belastingen in het Basisinstrumentarium is aangegeven welk bodemmodel is gebruikt.
Riviermaatregelen waarvoor een vergunning is verleend, worden meegenomen in de schematisering
van de bodem.
3.5. Grenzen van het winterbed
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Voor de begrenzing van het winterbed wordt uitgegaan van de fysische begrenzing van
het winterbed van de rivieren, ook als deze afwijkt van de begrenzing die in de legger
waterstaatswerken staat.
De grenzen van het winterbed, zoals vastgelegd in de Beleidslijn Grote Rivieren, komen bij de Maas (in Limburg en een klein gedeelte van Noord-Brabant) en in veel
mindere mate bij de Neder-Rijn (Utrechtse heuvelrug en Veluwe) en IJssel (Veluwe)
niet meer geheel overeen met de fysische werkelijkheid bij hoge afvoeren.
3.6. Vegetatie
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Nationaal beleid rondom vegetatie in het rivierbed is in ontwikkeling.
Dit wordt beschreven in de legger waterstaatswerken.
3.7. Toestroming zijrivieren
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Toestroming vanuit zijrivieren (laterale afvoeren) en lozingen door gemalen worden
op realistische wijze meegenomen. In het Basisinstrumentarium zijn de uitgangspunten
van de toestroming uit rivieren en lozingen door gemalen bij de hydraulische databases
beschreven.
3.8. Meerpeilstatistiek
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Er wordt uitgegaan van de peilbesluiten op de peildatum zoals genoemd in paragraaf
2.3.
In het Basisinstrumentarium is voor de peildatum de statistiek vastgelegd die consistent
is met de beleidsbeslissing en bijbehorende peilbesluiten.
3.9. Voorliggende waterkeringen
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Voorliggende waterkeringen zijn waterkeringen die een rivier- of zeearm altijd of
onder speciale omstandigheden afsluiten en daarmee de kansen op extreme belastingen
op achterliggende waterkeringen reduceren.
Verlies van waterkerend vermogen leidt bij voorliggende waterkeringen niet altijd
tot een overstroming van het achterland, maar zorgt ervoor dat de overstromingskans
van achterliggende primaire waterkeringen zodanig wordt verhoogd dat voor de beheersing
van overstromingsrisico’s aanvullende maatregelen nodig zijn.
Stormvloedkeringen en keersluizen zijn voorliggende waterkeringen die onder normale
omstandigheden open zijn en alleen in extreme omstandigheden worden gesloten. Wanneer,
bij welke waterstanden en golven, ligt vast in een sluitprotocol. Het niet-sluiten
van de waterkering, op een moment dat dit volgens het protocol zou moeten, betekent
dat het hoge water of de storm doordringt in het achterliggende gebied. De kans op
niet sluiten is meegenomen in de bepaling van de hydraulische belastingen achter de
kering. Als deze kans groter is dan waar in de modellen mee rekening is gehouden,
is de kans op een overstroming groter dan die berekend op basis van die modellen.
De kans op niet-sluiten wordt vooral bepaald door operationele aspecten van het beheer.
Voor voorliggende waterkeringen zijn in de Waterwet (artikel 2.2, derde lid) normen
op basis van faalkansen vastgelegd.
De bepaling van de faalkans per jaar van stormvloedkeringen heeft betrekking op de
gesloten toestand.
Voor enkele voorliggende keringen, waaronder enkele stormvloedkeringen, is in de Waterwet (artikel 2.2, derde lid, zie ook tabel 1.2 van bijlage I) een aanvullende eis voor de betrouwbaarheid van de sluiting vastgelegd. Deze aanvullende
eis geeft de maximale ‘kans op niet sluiten per keer dat sluiting noodzakelijk is’.
Dit is de kans waarmee rekening wordt gehouden bij het vaststellen van de hydraulische
belasting op achterliggende dijktrajecten. Voor sommige keringen is het niet mogelijk
de betrouwbaarheid van de sluiting te vangen in één waarde omdat er sprake is van
meerdere doorgangen die gesloten moeten worden en er dus meerdere mogelijkheden zijn
om open te staan, met een, twee of meer doorgangen. Deze mogelijkheden en het effect
op het gebied erachter zijn verwerkt in de zogenaamde prestatiepeilen. Zolang deze
voldoen aan de waarden zoals aangehouden bij de bepaling van de hydraulische belastingen
in het achterliggende gebied, voldoet de waterkering aan de eis. Dit betreft op dit
moment de Oosterscheldekering en de Haringvlietsluizen.
3.10. Diefdijk
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De Diefdijk is een achterliggende waterkering, die alleen wordt belast bij een doorbraak
van een voorliggend dijktraject. Hierdoor is de norm uitgedrukt in overstromingskans
per keer dat het dijktraject hydraulisch wordt belast. Dit betekent dat de waterstanden
en golven die de Diefdijk belasten alleen kunnen worden bepaald als de overstromingskansen
van de waterkeringen van de Betuwe-, Tieler en Culemborgerwaarden bekend zijn en om
die reden alleen door de beheerder kunnen worden afgeleid.
3.11. Voorlanden
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De aanwezigheid van voorlanden of dammen is van invloed op de overstromings- of faalkans.
Als de aanwezigheid van een dam of voorland een significante invloed heeft op de overstromings-
of faalkans, moet deze worden meegenomen bij de analyse van de faalmechanismen.
De golfcondities (met name de golfhoogte en -richting) kunnen veranderingen ondergaan
door de aanwezigheid van een dam of een ondiep voorland. Ook heeft de aanwezigheid
van een voorland invloed op de grondwaterlichamen.
Bij de instrumenten voor bepaling van hydraulische belastingen wordt in het Basisinstrumentarium
aangegeven met welke dammen en voorlanden rekening is gehouden.
3.12. Klimaat
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Door de minister wordt het toe te passen klimaatscenario voorgeschreven. Het klimaatscenario
kan gedurende de beoordelingsperiode wijzigen.
Een nieuw klimaatscenario wordt in 2023 verwacht. Zolang dit nog niet beschikbaar
is, wordt uitgegaan van de KNMI 2006 scenario’s. Nieuwe klimaatscenario’s zijn van
belang voor het ontwerp van versterkingen en hebben weinig invloed op de overstromingskans
op 31 december 2034.
4. Analyse faalmechanismen
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Dit hoofdstuk bevat randvoorwaarden voor de analyse van faalmechanismen voor de bepaling
van overstromings- of faalkansen. In dit hoofdstuk is een lijst van initiële en indirecte
mechanismen opgenomen. Ter ondersteuning van de analyse van faalmechanismen zijn in
het Basisinstrumentarium handleidingen voor de overstromingskansanalyse voor de verschillende
faalmechanismen opgenomen.
4.1. Faalmechanisme
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De overstromings- of faalkans van een dijktraject wordt op basis van de analyse van
faalmechanismen bepaald. Een faalmechanisme betreft de combinatie van alle faalpaden
met hetzelfde initieel mechanisme.
Een faalpad betreft een keten van opeenvolgende gebeurtenissen of mechanismen die
samen leiden tot overstroming of falen van de waterkering. In deze faalpaden geven
gebeurtenissen en mechanismen de verandering van een toestand van de waterkering naar
een nieuwe, volgende toestand van de waterkering aan. Elke gebeurtenis geeft de stap
in het faalpad aan. Mechanismen worden gebruikt om de fysica te beschrijven en kunnen
een aaneenschakeling zijn van meerdere gebeurtenissen. Het initiële mechanisme betreft
het eerste mechanisme in het faalpad.
4.2. Lijst van initiële mechanismen
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Voor de bepaling van de overstromings- of faalkans van de relevante faalmechanismen
worden de generieke faalmechanismen beschouwd. Een lijst met initiële mechanismen
is opgenomen in tabel 4.1. De keringbeheerder voegt specifieke faalmechanismen toe
wanneer deze de overstromings- of faalkans van de waterkering beïnvloeden.
4.3. Langs- en overgangsconstructies
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Langs- en overgangsconstructies worden als integraal onderdeel van de waterkering
beschouwd en meegenomen bij de bepaling van de bijdrage aan de overstromings- of faalkans
van de relevante faalmechanismen.
Het (constructief) falen van een langs- en overgangsconstructies wordt als een specifiek
mechanisme beschouwd.
4.4. Technische innovaties
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Voor het reduceren van de kans op een of meer faalmechanismen worden bij dijkversterkingen
(technische) innovaties toegepast. Technische innovaties zijn maatregelen waarvoor
geldt dat voor de bepaling van overstromings- of faalkansen nog geen generieke instrumenten
beschikbaar zijn.
In de beoordeling worden de technische innovaties als een integraal onderdeel van
de waterkering beschouwd en meegenomen bij de bepaling van de bijdrage aan de overstromings-
of faalkans van de relevante faalmechanismen.
Het falen van de (technische) innovatie wordt, waar het een nieuw initieel mechanisme
betreft, als specifiek faalmechanisme beschouwd.
Wanneer (i) de actuele situatie in de gebruikssituatie past binnen de berekende dimensies
en marges die voor ontwikkeling, ontwerp en aanleg zijn bepaald, (ii) er geen nieuwe
inzichten zijn over de innovatie en (iii) de hydraulische belastingen en overige randvoorwaarden
niet significant ongunstiger zijn dan in ontwerp aangenomen, kan de ontwerpanalyse worden gebruikt
als resultaat voor de analyse van relevante faalmechanismen. Een verdere analyse van
de innovatie is in dat geval niet nodig voor de beoordeling.
De actuele situatie volgt uit monitoring van het gedrag van de innovatie.
Tabel 4.1: Lijst initiële mechanismen
Aanzet tot falen
|
Initiële mechanismen
|
De waterkering faalt door golfaanval op het buitentalud
|
• Falen asfaltbekleding door golfklappen
• Falen asfaltbekledingen door wateroverdruk
• Erosie van grasbekleding, met inbegrip van overgangsconstructies
• Afschuiving van grasbekleding
• Instabiliteit steenzetting
|
De waterkering faalt door water dat over de waterkering stroomt
|
• Erosie van kruin en binnentalud, met inbegrip van overgangsconstructies
|
De waterkering faalt door hoge waterspanningen in en onder de waterkering
|
• Piping
• Binnenwaartse macro-instabiliteit
• Binnenwaartse macro-instabiliteit,
− Micro-instabiliteit, met inbegrip van opdrukken binnenbekleding
− Binnenwaartse macro-instabiliteit, met inbegrip van afschuiving binnenbekleding
bij overslag
|
Het waterkerende kunstwerk faalt
|
• Hoogte kunstwerk
• Betrouwbaarheid sluiting kunstwerk
• Piping bij kunstwerk
• Sterkte en stabiliteit puntconstructies
|
De zandige waterkering (duin) faalt
|
• Duinafslag
|
4.5. Indirecte mechanismen
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Een indirect mechanisme leidt tot verzwakkende omstandigheden en vergroot de kans
dat een of meer faalmechanismen tot een overstroming leiden. Tabel 4.2 bevat een lijst
van indirecte mechanismen die van invloed kunnen zijn op de overstromings- of faalkans.
De keringbeheerder voegt specifieke indirecte mechanismen toe wanneer deze de overstromings-
of faalkans beïnvloeden.
Wanneer de indirecte mechanismen de overstromings- of faalkans beïnvloeden, worden
deze met scenario’s voor het optreden van initiële mechanismen in de analyse meegenomen.
Een scenario beschrijft de geometrie van de waterkering die ontstaat na het optreden
van een indirect mechanisme. De kans dat een scenario zich voordoet wordt bepaald
door de kans van optreden van het indirecte mechanisme en de kans dat schade wordt
waargenomen en op tijd wordt hersteld. Met onderbouwing, is het mogelijk om een indirect
mechanisme als specifiek faalmechanisme te definiëren.
Tabel 4.2: Lijst indirecte mechanismen
Type
|
Indirect mechanisme
|
Niet-waterkerende objecten
|
• Mechanismen veroorzaakt door:
– bebouwing
– begroeiing
– kabels en leidingen
– windmolens
|
Voorland en havendammen
|
• Afschuiving voorland
• Zettingsvloeiing
• Golfafslag van voorland
• Bezwijken havendammen
|
Overig
|
• Afschuiving buitentalud
• Graverij
|
Onverwachte gebeurtenissen tijdens dagelijkse omstandigheden worden als indirect mechanisme
in de beoordeling meegenomen.
Het Basisinstrumentarium bevat handleidingen ter ondersteuning bij het analyseren
van scenario’s en het bepalen van de overstromings- of faalkans.
Wanneer de kans op optreden van het indirecte mechanisme verwaarloosbaar is, hoeft
hiermee geen rekening te worden gehouden bij de analyse van relevante faalmechanismen.
4.6. Vakindeling
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Voor de analyse van faalmechanismen wordt per initieel mechanisme een vakindeling
gemaakt. Binnen elk afzonderlijk vak is sprake van bij benadering uniforme kenmerken.
De analyse vindt plaats per kunstwerk of vak op een representatief dwarsprofiel binnen
het vak.
De vakindeling uit LBO1 kan als startpunt worden gebruikt bij de uitvoering van de
beoordeling. Wanneer de variatie in een vak groot is, of vervolgmechanismen hiervoor
aanleiding geven, kan ervoor worden gekozen om een vak te splitsen.
4.7. Schematisering
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Voor de analyse van faalmechanismen wordt de werkelijkheid benaderd met een schematisering.
Het schematiseringsproces is afhankelijk van de analysemethode (bijvoorbeeld analytisch, eindige elementmethode), de te gebruiken rekenmodellen (die de fysica beschrijven) en de te ondersteunen beslissing.
Een schematisering heeft altijd betrekking op een gekozen deel van de waterkering
en wordt op basis van technisch-inhoudelijke kennis van het gedrag en de opbouw van
de waterkering opgesteld. De schematisering is een technisch-inhoudelijk onderbouwde
vertaling van de verzamelde relevante informatie naar een invoer voor de analyse van
een mechanisme. De handleidingen in het Basisinstrumentarium bieden handvatten voor
het omgaan met onzekerheden en het op een objectieve en uniforme wijze komen tot een
schematisering.
Het proces van schematiseren is een iteratief proces, passend bij de werkwijze ‘van
grof naar fijn’. De meest recente schematisering uit beoordeling of ontwerp vormt
het vertrekpunt. De schematisering wordt tijdens de gehele beoordeling verfijnd als
dat nodig is om te komen tot een geloofwaardig oordeel (zie de kwaliteitsindicatoren
in bijlage I (Procedure beoordeling)). Om de schematisering te verfijnen kunnen extra gegevens
nodig zijn. Het iteratieve proces stopt wanneer wordt voldaan aan de kwaliteitseisen
die bij de kwaliteitsindicatoren in het Draaiboek LBO2 zijn afgesproken.
Bij het schematiseren werkt de keringbeheerder van grof naar fijn. Het is vaak niet
nodig om een zeer verfijnde schematisering op te stellen. De keringbeheerder maakt
op basis van technisch-inhoudelijke kennis een inschatting van het benodigde detailniveau
van de schematisering. Ook kan de afweging worden gemaakt (1) om eerst met een beperkte
inspanning grof te schematiseren en daarna met een gerichte inspanning de schematisering
te verfijnen of (2) om direct een relatief grotere inspanning te leveren om te komen
tot een verfijnde schematisering. Mocht het in een vervolgstap noodzakelijk blijken
meer informatie in te winnen, dan kan die informatie alsnog en gerichter worden ingewonnen.
Het uitvoeren van een gevoeligheidsanalyse kan de keringbeheerder helpen om te bepalen
of verfijningen van delen van de schematisering of geschematiseerde eigenschappen
van de waterkering nodig zijn.
De handleidingen in het Basisinstrumentarium bieden handvatten voor het opstellen
van een schematisering voor de verschillende initiële mechanismen.
Schematiseringskeuzes worden vastgelegd en worden onderbouwd op basis van de verzamelde
informatie. Bij het schematiseren moet niet alleen rekening worden gehouden met de
beschikbare informatie, maar ook met onzekerheden die ontstaan door het ontbreken
van informatie.
4.8. Lengte-effect
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Bij de bepaling van de bijdrage van een faalmechanisme aan de overstromings- of faalkans
wordt rekening gehouden met het lengte-effect.
Het lengte-effect wordt bepaald door de ruimtelijke variabiliteit binnen de beschouwde
strekking van het dijktraject in samenhang met de keuzes die tijdens het schematiseren
zijn gemaakt. De wijze waarop het lengte-effect door de keringbeheerder wordt bepaald,
is afhankelijk van het faalmechanisme en staat beschreven in de handleidingen in het
Basisinstrumentarium.
4.9. Belastingmodellen
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Elk oppervlaktewaterlichaam en bergingsgebied kent een eigen wijze van vertaling van
de basisstochasten naar de hydraulische belasting op de waterkering. De manier waarop
deze vertaling plaatsvindt, heet het belastingmodel. De statistiek van de basisstochasten
en de bijbehorende statistische onzekerheid, de correlatiemodellen en modelonzekerheden
worden daarvoor via een probabilistisch model gecombineerd met: (i) een windmodel,
(ii) een hydrodynamische waterbewegings- en (iii) golfmodel om de basisstochasten
te vertalen in een hydraulische belasting nabij de waterkering.
De minister stelt belastingmodellen ter beschikking die door keringbeheerders kunnen
worden gebruikt in de beoordeling. De belastingmodellen van de verschillende watersystemen
staan in het Basinstrumentarium beschreven.
In de handleidingen in het Basisinstrumentarium staan de relevante hydraulische belastingen
voor de verschillende mechanismen beschreven.
Het Basisinstrumentarium bevat instrumenten in de vorm van software en databases voor
het afleiden van hydraulische belastingen. De databases zijn beschikbaar via de website
van het Informatiepunt Leefomgeving.
5. Onderbouwing overstromings- of faalkans
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Dit hoofdstuk beschrijft de wijze waarop uit de resultaten van de analyses van relevante
faalmechanismen en dominante faalpaden de overstromings- of faalkans van een dijktraject
wordt samengesteld.
5.1. Toepassing Basisinstrumentarium
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De instrumenten van het Basisinstrumentarium zijn toepasbaar voor de analyse van de
initiële mechanismen van de relevante faalmechanismen.
De uitgangspunten en data waarop de instrumenten in het Basisinstrumentarium zijn
gebaseerd zijn niet per definitie geldig bij de analyse van vervolgmechanismen bij
dominante faalpaden.
De toepassing van instrumenten uit het Basisinstrumentarium voor de analyse van dominante
faalpaden wordt door de beheerder onderbouwd.
Met een hoekpuntenanalyse, waarbij wordt nagegaan hoe in het meest ongunstige of gunstige
geval de overstromings- of faalkans verandert, kan rekening worden gehouden met de
onzekerheid van nieuwe kennis die niet in het Basisinstrumentarium staat.
5.2. Resultaat analyse relevante faalmechanismen
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Het resultaat van de analyse van de relevante faalmechanismen is een overstromings- of faalkans per vak voor het faalmechanisme. Wanneer de overstromings- of faalkans per doorsnede is bepaald,
wordt deze vertaald naar een overstromings- of faalkans per vak.
In de handleidingen in het Basisinstrumentarium is aangegeven op welke wijze de overstromings-
of faalkans per doorsnede wordt vertaald naar een kans per vak.
Voor kunstwerken wordt met het Basisinstrumentarium direct een kans per vak bepaald.
Waar geen kans kan worden bepaald, wordt een inschatting gemaakt van de afstand tot
de ondergrens en de signaleringswaarde.
Bij de analyse van relevante faalpaden kan met de instrumenten uit het Basisinstrumentarium
niet voor alle initiële mechanismen een faalkans worden berekend. De handleiding Overstromingskansanalyse
uit het Basisinstrumentarium bevat een beschrijving van een methode voor de bepaling
van de afstand tot de ondergrens en de signaleringswaarde en hoe deze te vertalen
is naar een kans die in de verdere analyse kan worden meegenomen.
Voor een initieel mechanisme, waar geen inschatting van de overstromings- of faalkans
kan worden gedaan, wordt aangegeven of deze naar verwachting kleiner of groter is
dan de signaleringswaarde. Wanneer het faalmechanisme één of meerdere dominante faalpaden
kent, wordt bij de analyse van dominante faalpaden een overstromings- of faalkans
bepaald. Initiële mechanismen waarvoor geen overstromings- of faalkans is bepaald,
worden niet gebruikt bij het bepalen van de overstromings- of faalkans van het dijktraject.
5.3. Resultaat analyse dominante faalpaden
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Het resultaat van de analyse van dominante faalpaden is een overstromings- of faalkans per vak voor het betreffende faalmechanisme. Dit is de combinatie van de overstromings- of
faalkans van de dominante faalpaden met hetzelfde initiële mechanisme. De resultaten
van de analyses worden gecombineerd tot een overstromings- of faalkans voor het traject.
De analyse van dominante faalpaden kan ook bestaan uit een integrale analyse van meerdere
vakken en initiële mechanismen. In dat geval vervangt deze de overstromings- of faalkans
uit de analyse van de overstromings- of faalkans van alle vakken die integraal zijn
beschouwd.
In de handleiding Overstromingskansanalyse in het Basisinstrumentarium is aangegeven
op welke wijze de overstromings- of faalkans per vak wordt bepaald.
5.4. Assembleren
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Het assembleren of combineren van de verschillende kansen tot een overstromings- of
faalkans vindt plaats in twee stappen.
-
1. Van de overstromings- of faalkans per vak naar de overstromings- of faalkans per dijktraject
per faalmechanisme.
-
2. Van de overstromings- of faalkans per dijktraject per faalmechanisme naar de overstromings-
of faalkans van het dijktraject.
De stappen kunnen in willekeurige volgorde worden uitgevoerd.
In de handleiding Overstromingskansanalyse in het Basisinstrumentarium wordt het assembleren
toegelicht. Ook wordt hierin aangegeven hoe de resultaten van probabilistische analyses
van meerdere vakken en faalpaden kunnen worden gecombineerd tot een overstromings-
of faalkans. De stappen van de assemblage zijn uitgewerkt in een assemblageprotocol.