4.1. Fiscaal partnerschap over een deel van het kalenderjaar
                                        
                                       [Regeling vervallen per 21-09-2023]
                                     
                                    
                                       
                                       
                                       Als het fiscaal partnerschap gedurende het kalenderjaar aanvangt of wordt beëindigd
                                          en er sprake is van een kortstondig partnerschap (fiscaal partnerschap van minder
                                          dan 6 maanden), komt de belastingplichtige bij wie het kind op het woonadres in de
                                          BRP staat ingeschreven niet in aanmerking voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting
                                          als diegene een hoger arbeidsinkomen heeft dan zijn nieuwe respectievelijk voormalig
                                          partner. Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen bij scheiding, overlijden of
                                          het ontstaan van het fiscaal partnerschap in de tweede helft van het jaar.
                                       
                                       Deze situatie acht ik niet in overeenstemming met de achtergrond van de regeling.
                                          Het inkomen van de voormalig of nieuwe partner zou niet bepalend mogen zijn indien
                                          er in een bepaald kalenderjaar sprake is van een kortstondig partnerschap.
                                       
                                       Daarom keur ik met toepassing van artikel 63 AWR (hardheidsclausule) onder voorwaarden het volgende goed.
                                       
                                       Goedkeuring
                                       
                                       Ik keur onder voorwaarden goed dat de belastingplichtige die in het kalenderjaar een
                                          hoger arbeidsinkomen heeft dan zijn (voor een gedeelte van het jaar) fiscaal partner,
                                          toch in aanmerking kan komen voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
                                       
                                       Voorwaarden
                                       
                                       Voor deze goedkeuring gelden de volgende (cumulatieve) voorwaarden:
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1. In het kalenderjaar is sprake van een kortstondig fiscaal partnerschap (minder dan
                                                zes maanden).
                                           
                                          - 
                                             
2. De belastingplichtige voldoet aan de overige voorwaarden voor toepassing van de inkomensafhankelijke
                                                combinatiekorting.
                                           
                                       
                                       
                                       Voorbeelden
                                       
                                       Hieronder worden drie voorbeelden opgenomen.
                                       
                                       
                                          Voorbeeld 1: A staat met een jong kind (C) ingeschreven op woonadres Y. B staat met een jong
                                          kind (D) ingeschreven op woonadres Z. Op 1 december besluiten A en B te gaan samenwonen,
                                          waardoor B zichzelf en D inschrijft op het woonadres Y. Door deze inschrijving op
                                          woonadres Y ontstaat een fiscaal partnerschap tussen A en B. B heeft een lager arbeidsinkomen
                                          dan A. Er is geen sprake van een kwalificerende co-ouderschapssituatie met voormalige
                                          partners.
                                       
                                       A zou zonder onderhavige goedkeuring niet in aanmerking komen voor de inkomensafhankelijke
                                          combinatiekorting, omdat gedurende het jaar sprake is van een fiscaal partnerschap
                                          met B en het arbeidsinkomen van B lager is dan dat van A. Op grond van onderhavige
                                          goedkeuring heeft A toch recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. B heeft
                                          ook recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting, omdat aan alle voorwaarden
                                          voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt voldaan.
                                       
                                       
                                          Voorbeeld 2: A en B hebben één jong kind en zijn vorig jaar officieel gescheiden. Zij staan echter
                                          nog tot eind januari van het huidige jaar met hun kind ingeschreven op hetzelfde woonadres.
                                          Hierdoor zijn A en B tot en met 31 januari van dit jaar fiscaal partner. Op 1 februari
                                          van dit jaar laat A zich met het kind inschrijven op een nieuw woonadres. A heeft
                                          over dit jaar een hoger arbeidsinkomen dan B. Er is tussen A en B geen sprake van
                                          een kwalificerende co-ouderschapssituatie.
                                       
                                       Aangezien A dit jaar tot 31 januari een fiscaal partner heeft gehad en A een hoger
                                          arbeidsinkomen geniet dan B, zou A zonder onderhavige goedkeuring niet in aanmerking
                                          komen voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Op grond van onderhavige goedkeuring
                                          heeft A toch recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. B heeft geen recht
                                          op de inkomensafhankelijke combinatiekorting, omdat het kind niet ten minste zes maanden
                                          op hetzelfde woonadres staat ingeschreven.
                                       
                                       
                                          Voorbeeld 3: A en B hebben twee jonge kinderen (C en D) en zijn vorig jaar officieel gescheiden.
                                          Zij staan echter nog tot eind januari van het huidige jaar met hun kinderen ingeschreven
                                          op hetzelfde woonadres. Hierdoor zijn A en B tot en met 31 januari van dit jaar fiscaal
                                          partner. Op 1 februari van dit jaar laat A zich met kind C inschrijven op een nieuw
                                          woonadres. Kind D blijft bij B ingeschreven op het (oude) woonadres. A heeft over
                                          dit jaar een hoger arbeidsinkomen dan B.
                                       
                                       Aangezien A dit jaar tot 31 januari een fiscaal partner heeft gehad en A een hoger
                                          arbeidsinkomen geniet dan B, zou A zonder onderhavige goedkeuring niet in aanmerking
                                          komen voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Op grond van onderhavige goedkeuring
                                          heeft A toch recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. B heeft ook recht
                                          op de inkomensafhankelijke combinatiekorting, omdat aan alle voorwaarden voor de inkomensafhankelijke
                                          combinatiekorting wordt voldaan.