Als een werknemer op jaarbasis doorgaans naar een of meer vaste arbeidsplaatsen reist,
                                          kan een werkgever aan de hand van de volgende factoren een vaste vergoeding van reiskosten
                                          bepalen:
                                       
                                       
                                          - 
                                             
a. aantal reguliere werkdagen per jaar, verminderd met het gemiddeld aantal dagen in
                                                verband met kortstondige afwezigheid (vakantie, verlof en ziekte): 214;
                                           
                                          - 
                                             
b. de totale reisafstand, dat wil zeggen heen en terug, bedraagt maximaal 150 kilometer
                                                per dag. Zie voor langere reisafstanden hierna.
                                           
                                       
                                       
                                       Een werkgever kan daarbij aannemelijk maken dat het onder a bedoelde aantal dagen
                                          van 214 bij hem in betekenende mate hoger is.
                                       
                                       De toegestane onbelaste vergoeding voor reiskosten is dan op jaarbasis: 214 x factor
                                          b x € 0,19. De toegestane vaste onbelaste vergoeding per maand of per week is het
                                          bedrag op jaarbasis, gedeeld door respectievelijk 12 of 52.
                                       
                                       Doorgaans reizen naar een vaste arbeidsplaats
                                       
                                       Een werknemer reist op jaarbasis doorgaans naar een vaste arbeidsplaats als hij de
                                          desbetreffende arbeidsplaats op jaarbasis ten minste 36 weken (70% x 52 weken) bezoekt.
                                          Als de dienstbetrekking gaandeweg het kalenderjaar begint of eindigt, mag worden uitgegaan
                                          van 70% van het aantal volle weken dat het dienstverband duurt. Een werknemer die
                                          bijvoorbeeld in week 41 met pensioen gaat, heeft in dat jaar een dienstverband van
                                          40 weken. Als hij in die 40 weken ten minste 28 weken naar dezelfde arbeidsplaats
                                          zal reizen, reist hij op jaarbasis doorgaans naar een vaste arbeidsplaats.
                                       
                                       Voorbeeld 1
                                       
                                       Werknemer A reist 5 dagen per week naar zijn werk. Zijn totale reisafstand is 36 kilometer
                                          (18 kilometer enkele reis).
                                       
                                       Op jaarbasis is dan een vaste onbelaste reiskostenvergoeding toegestaan van: 214 x
                                          36 x € 0,19 = € 1.464, ofwel € 122 per maand of € 28 per week.
                                       
                                       Voorbeeld 2
                                       
                                       Werknemer B reist op jaarbasis doorgaans naar zijn werk te R. De enkele reisafstand
                                          naar R is 18 kilometer. Op 1 dag per week werkt hij thuis en elke derde week reist
                                          hij één dag voor een vergadering naar arbeidsplaats Z:
                                       
                                       
                                       
                                       Voor het reizen naar R is een vaste vergoeding volgens deze praktische regeling mogelijk
                                          omdat werknemer B doorgaans naar R reist. Hij reist 2/3 van de weken 4 dagen per week
                                          en 1/3 van de weken 3 dagen per week naar R. In dit geval is op jaarbasis een onbelaste
                                          vaste reiskostenvergoeding toegestaan van (2/3 x 4/5 x € 1.464) + (1/3 x 3/5 x € 1.464)
                                          = € 1.074.
                                       
                                       Voor de reizen naar Z is geen vaste vergoeding volgens deze praktische regeling mogelijk,
                                          omdat werknemer B op jaarbasis niet doorgaans naar Z reist. Wel is voor de totale
                                          reisafstand naar Z een onbelaste kilometervergoeding op declaratiebasis of een vaste
                                          vergoeding met nacalculatie volgens paragraaf 4.1 mogelijk, naast de toepassing van de praktische regeling voor de reizen naar R. Het
                                          is ook mogelijk om voor alle reizen te kiezen voor een vergoeding op declaratiebasis
                                          of voor een vaste vergoeding met nacalculatie (zie hiervoor, onder punt 4.1. Vaste
                                          reiskostenvergoeding met nacalculatie).
                                       
                                       Deeltijd
                                       
                                       Voor een werknemer die in deeltijd werkt of een aantal dagen per week naar een vaste
                                          arbeidsplaats reist, kan deze praktische regeling naar evenredigheid worden toegepast.
                                          Als een werknemer in deeltijd bijvoorbeeld doorgaans drie dagen per week naar een
                                          vaste arbeidsplaats reist, moet de uitkomst van de berekening met factor 0,6 (3/5)
                                          worden vermenigvuldigd.
                                       
                                       Langere reisafstanden
                                       
                                       Voor reisafstanden van (heen en terug) meer dan 150 kilometer per dag geldt als voorwaarde
                                          dat een nacalculatie plaatsvindt (zie hiervoor, onder punt 4.1. Vaste reiskostenvergoeding met nacalculatie).
                                       
                                       Voorbeeld
                                       
                                       Werknemer C reist 4 dagen per week naar zijn werk. Zijn totale reisafstand is 168
                                          kilometer (84 kilometer enkele reis). Zijn werkgever betaalt hem per periode van 4
                                          weken een reiskostenvergoeding van 4/52 x 4/5 x 214 x 168 x € 0,19 = € 420. Op het
                                          moment dat een nieuwe periode van 4 weken begint kan de werknemer wegens ziekte drie
                                          weken niet werken. In de vierde week reist hij achtereenvolgens op 7 dagen naar zijn
                                          werk. Daarna eindigt de dienstbetrekking.
                                       
                                       In dit geval is een vaste onbelaste vergoeding voor reiskosten mogelijk. Maar omdat
                                          de totale reisafstand per dag meer bedraagt dan 150 kilometer is nacalculatie hier
                                          verplicht.
                                       
                                       Over een periode van 8 weken heeft de werknemer 2 x € 420 = € 840 ontvangen. Hij is
                                          in deze periode 23 keer naar zijn werk gereisd. Op basis van zijn werkelijke reizen
                                          is een onbelaste vergoeding mogelijk van 23 x 168 x € 0,19 = € 735. Hierom moet de
                                          werknemer het verschil van € 105 aan zijn werkgever terugbetalen, ofwel moet de werkgever
                                          dit bedrag in de heffing betrekken.
                                       
                                       Kortstondige afwezigheid
                                       
                                       Van kortstondige afwezigheid is sprake als in redelijkheid een afwezigheid van maximaal
                                          zes aaneensluitende weken is te verwachten. Voor wat betreft ziekte wordt aangesloten
                                          bij de zeswekentermijn in het kader van de Wet verbetering poortwachter. De arbodienst
                                          geeft bij dreigend langdurig ziekteverzuim uiterlijk zes weken na de eerste ziektedag
                                          een oordeel over de aard van het ziektebeeld en geeft een advies over de mogelijkheden
                                          tot herstel en werkhervatting. Een werkgever mag een onbelaste reiskostenvergoeding
                                          doorbetalen tijdens kortstondige afwezigheid.
                                       
                                       Op het moment dat een langdurige afwezigheid in redelijkheid is te voorzien, mag de
                                          vaste reiskostenvergoeding de lopende en de eerstvolgende kalendermaand nog onbelast
                                          worden uitbetaald. Daarna is een vaste onbelaste reiskostenvergoeding pas weer toegestaan
                                          per de eerste van de maand volgende op de maand van herstel.
                                       
                                       Voorbeeld
                                       
                                       Een werknemer meldt zich op 20 maart ziek wegens griep. Hij is net één week weer aan
                                          het werk, als hij op 5 april van de trap valt en zijn been breekt. Hij kan daardoor
                                          vermoedelijk twee maanden zijn werk niet verrichten. Op 5 augustus is de werknemer
                                          hersteld en hervat hij zijn werkzaamheden.
                                       
                                       Op 20 maart is in redelijkheid sprake van kortstondige afwezigheid; de werkgever mag
                                          de vaste reiskostenvergoeding onbelast doorbetalen. Op 5 april is langdurige afwezigheid
                                          in redelijkheid te voorzien; de werkgever mag de vaste reiskostenvergoeding over april
                                          en mei nog onbelast uitbetalen; daarna is geen vaste onbelaste reiskostenvergoeding
                                          meer toegestaan tot en met augustus. Pas met ingang van september kan de werknemer
                                          weer een onbelaste reiskostenvergoeding volgens de praktische regeling krijgen; voor
                                          een eventuele vergoeding over de gewerkte dagen in augustus gelden de reguliere wettelijke
                                          regelingen.
                                       
                                       Samenloop van de praktische regeling voor reiskostenvergoedingen naar een vaste werkplek
                                          met de thuiswerkvergoeding
                                       
                                       Het is niet toegestaan om een werknemer over dezelfde dag zowel een vergoeding voor
                                          reiskosten naar een vaste werkplek als een thuiswerkvergoeding te geven.