Specifieke uitkering versterking havenvoorzieningen goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost 2022–2026

[Regeling vervalt per 31-12-2026.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 29-01-2022 t/m heden

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 25 januari 2022, nr. IENW/BSK-2021/278136, houdende regels voor de verstrekking van een specifieke uitkering in verband met de aanleg en verbetering van openbare havenfaciliteiten op de goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost (Specifieke uitkering versterking havenvoorzieningen goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost 2022–2026)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aansluitende vaarwegen: vaarwegen die aansluiten op de goederenvervoercorridors of die als alternatief voor de vaarwegen op de goederenvervoercorridors kunnen worden ingezet zoals de vaarwegverbindingen richting de Rotterdamse haven, Lek, Nederrijn, Pannerdensch kanaal en de Gelderse IJssel tot en met Zutphen;

  • goederenvervoercorridors: corridor Oost (corridor Rotterdam – Arnhem/Nijmegen – Duitsland (A15, Betuweroute, Waal) en corridor Zuidoost (corridor Rotterdam – Noord-Brabant/Limburg – Duitsland (A16/A58/A67, Brabantroute, Maas en Brabantse kanalen, buisleidingen);

  • haveninitiatief: een (gedeeltelijke) herstructurering of vernieuwing van openbare havenvoorzieningenin eenbinnenhaven of zeehaven ter bevordering van de modal shift van goederen van de weg naar de binnenvaart;

  • de Minister: de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • modal shift: verschuiving van een deel van het goederenvervoer over de weg naar vervoer over het water waarmee de congestie op de weg kan worden verminderd binnen de goederenvervoercorridors;

  • ontvanger: een provincie waar de goederenvervoercorridors in gelegen zijn;

  • openbare havenvoorzieningen: openbare kades en havenbekkens;

  • provincies: de provincies Limburg, Noord-Brabant, Zuid-Holland en Gelderland;

  • vaarwegen op de goederenvervoercorridors: de vaarwegen (Waal, Maas en Brabantse kanalen) zoals opgenomen in het eindrapport MIRT-onderzoek goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost;

Artikel 3. Doel van de regeling

De Minister verleent een specifieke uitkering voor het versnellen van de realisatie van de verbetering van bestaande of uitbreiding van openbare havenvoorzieningen ten behoeve van de binnenvaart in binnenhavens en zeehavens op de goederenvervoercorridors om daarmee een bijdrage te leveren aan de modal shift.

Artikel 4. Voor uitkering in aanmerking komende kosten en de hoogte van de uitkering

  • 1 Voor een specifieke uitkering komen de kosten voor de verwerving, aanleg of verbetering van openbare infrastructuur of openbare havenvoorzieningen gelegen in binnenhavens of zeehavens zoals de kosten van verdieping van openbare havenbekkens of de kosten voor de aanleg of verbetering van openbare kademuren in aanmerking.

  • 2 Een specifieke uitkering bedraagt ten hoogste 50% van het totaal van de in aanmerking komende kosten als bedoeld in het eerste lid, verminderd met de directe baten uit grondverwerving voor de kade en de direct aangrenzende grondstrook met een maximum van € 1.000.000,–, inclusief omzetbelasting.

Artikel 5. Uitkeringsplafond en wijze van verdeling

  • 1 Het uitkeringsplafond bedraagt in totaal € 10.000.000,–.

  • 2 De Minister verdeelt het bedrag op volgorde van rangschikking van de aanvragen

  • 3 Er is een adviescommissie die belast is met advisering van de Minister over de aanvragen door middel van beoordeling en rangschikking, bedoeld in het tweede lid.

  • 4 De adviescommissie bestaat uit drie experts die door de corridorpartijen in het Programma goederenvervoercorridors zijn aangewezen.

  • 5 De adviescommissie beoordeelt de ingediende aanvragen aan de hand van de toetsingscriteria zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

  • 6 Voor elk van de in de bijlage genoemde toetsingscriteria is maximaal 10 punten te behalen, met in totaal een maximale beoordelingsscore van 40 punten.

  • 7 De Minister besluit over de verstrekking van de uitkering op basis van het advies van de adviescommissie en wijkt hier slechts om zwaarwegende redenen van af.

  • 8 Indien twee of meer projecten op dezelfde plaats in de rangschikking terechtkomen, wordt door middel van loting de definitieve plaats in de rangschikking bepaald.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1 Het college van gedeputeerde staten van een provincie kan een specifieke uitkering aanvragen voor een publiek-privaat haveninitiatief gelegen aan een van de vaarwegen op een van de goederenvervoercorridors en daarop aansluitende vaarwegen ten behoeve van de realisatie van het in artikel 3 omschreven doel.

  • 2 Aanvragen kunnen jaarlijks tot 1 mei worden gedaan.

  • 3 Voor een aanvraag wordt een door de Minister beschikbaar gesteld aanvraagformulier gebruikt.

  • 4 Een aanvraag bestaat uit een volledig ingevuld aanvraagformulier en daarbij horende bijlagen, te weten:

    • a. een investeringsbegroting;

    • b. een private modal shift intentieverklaring;

    • c. een financieringsbesluit van provincie.

  • 5 De aanvraag bevat een CO2-reductieberekening conform IenW-format.

  • 6 In de aanvraag dient aan de hand van de investeringsbegroting te worden aangetoond dat de private investeringsomvang in het haveninitiatief in de periode van de eerste 5 jaar minimaal € 1.000.000,– exclusief BTW zal bedragen.

  • 7 Voor de in het vierde en vijfde lid bedoelde documenten wordt de meest recente versie gebruikt.

  • 8 In geval van een onvolledige aanvraag wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen twee weken aan te vullen met de gegevens die op grond van dit artikel zijn vereist.

Artikel 7. Afwijzingsgronden

De Minister beslist afwijzend op een aanvraag om een uitkering, indien:

  • a. de beoordelingsscore, als bedoeld in artikel 5, zesde lid, minder bedraagt dan 20 punten;

  • b. er geen sprake is van cofinanciering door de provincie;

  • c. de private investeringsomvang bedoeld in artikel 6, zesde lid, niet is aangetoond.

Artikel 8. Verlening

  • 1 De beschikking tot verlening van de specifieke uitkering bevat in ieder geval het bedrag dat betrekking heeft op de compensabele BTW-component die wordt toegevoegd aan het BTW-compensatiefonds.

Artikel 9. Voorschotverlening

  • 1 De Minister verstrekt een voorschot van 75%.

  • 2 Dit voorschot wordt betaald binnen 6 weken na bekendmaking van de beschikking tot verlening.

Artikel 10. Verplichtingen ontvanger

  • 1 Een project is binnen 12 maanden na de toekenning van de specifieke uitkering gestart en wordt binnen twee en een half jaar voltooid te rekenen vanaf het moment van toekenning.

  • 2 De Minister kan op voorafgaand verzoek van de ontvanger afwijken van de in het eerste lid genoemde termijnen.

  • 3 De ontvanger levert jaarlijks op 1 maart een schriftelijk verslag aan de Minister aan over de voortgang van het project en de bijdrage aan de doelstellingen van de modal shift over het voorafgaande jaar.

Artikel 12. Vaststelling

De Minister stelt de uitkering vast op 31 december van het jaar waarin de laatste verantwoording, bedoeld in artikel 13, heeft plaatsgevonden.

Artikel 13. Evaluatieverslag

De Minister publiceert voor 1 juli 2026 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de uitkeringen in de praktijk.

Artikel 14. Inwerkingtreding en horizonbepaling

  • 1 Deze regeling treedt op 1 januari 2022 in werking.

  • 2 Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt gepubliceerd, wordt uitgegeven na 1 januari 2022, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2022.

  • 3 Deze regeling vervalt op 31 december 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op uitkeringen die voor die datum zijn aangevraagd, verleend of vastgesteld.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Specifieke uitkering versterking havenvoorzieningen goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost 2022–2026.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat

M.G.J. Harbers

Bijlage Toetsingscriteria, bedoeld in artikel 5, vijfde lid

a. Relevantie

Met dit criterium wordt bepaald aan welke opgave op de goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost als geheel wordt bijgedragen en op welke wijze. Aandachtspunten zijn:

  • CO2 reductie die met het project wordt behaald;

  • De mate van ontlasting van het (rijks)wegennet in de goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost.

b. Impact

Wat is de impact van het project op de doelstellingen van de specifieke uitkering?

  • Is de verplaatsing van het vervoersvolume van de weg naar het water voldoende onderbouwd?

  • Wat zijn de maatschappelijke baten versus de kosten?

  • Wat zijn de met het project verbonden belangrijkste risico’s en de kans dat deze zich voordoen?

c. Voldoende uitgewerkt (mature)

Gaat het om een aanvraag die voldoende is uitgewerkt?

  • Wat is het draagvlak voor dit project?

  • Wat is de commitment van partijen (ook wat betreft de financiering)?

  • Indien gebruik gemaakt wordt van onderaannemers, zijn hier al afspraken mee?

  • Is de vergunningenscan volledig, duidelijk en zijn de termijnen realistisch?

  • Is de uitvoeringsplanning volledig, duidelijk en zijn de termijnen realistisch?

d. Kwaliteit voorstel

Wat is de algehele kwaliteit van de aanvraag?

  • Is de onderbouwing helder?

  • Zijn er eisen aan de aanvraag die in de onderbouwing onderbelicht zijn gebleven?

  • Zijn de plannen en uitwerkingen in de aanvraag voldoende onderbouwd?

Naar boven