Tijdelijke regeling specifieke uitkeringen decentraal spoor

[Regeling vervalt per 01-01-2025.]
Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 15-12-2021 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 13 december 2021, nr. IENW/BSK-2021/297496, houdende regels voor toekenning van specifieke uitkeringen ten behoeve van decentrale trein- en tramdiensten (Tijdelijke regeling specifieke uitkeringen decentraal spoor)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • Minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • ontvanger: de provincies Drenthe, Limburg, Overijssel en Utrecht;

  • specifieke uitkering: uitkering als bedoeld in artikel 3.

Artikel 2. Doel

Doel van de specifieke uitkering op grond van deze regeling is een bijdrage aan de ontvanger leveren ten behoeve van de dekking van het exploitatie- of beheertekort van de in artikel 3 bedoelde decentrale spoor- en tramdiensten, ten behoeve van de instandhouding van die diensten.

Artikel 3. Specifieke uitkering

De Minister verstrekt jaarlijks een specifieke uitkering aan de ontvangers voor:

  • 1. het beheer van de infrastructuur van de tramdienst Utrecht-Nieuwegein-IJsselstein; en

  • 2. voor de exploitatie van de decentrale spoordiensten:

    • a. op het traject Zwolle-Emmen;

    • b. stoptreindienst Roermond-Maastricht Randwijck;

    • c. stoptreindienst Sittard-Heerlen;

    • d. sneltreindienst Heerlen-Aken;

    • e. op het traject Zwolle-Enschede.

Artikel 4. Hoogte van de specifieke uitkering

  • 1 De specifieke uitkering bedraagt maximaal het hierna aangegeven bedrag per jaar voor de daarbij genoemde ontvanger:

    • a. provincie Drenthe: € 1.922.000,-;

    • b. provincie Limburg, voor:

      • stoptreindiensten Sittard-Heerlen en Roermond-Maastricht Randwijck: € 6.000.000,-;

      • sneltreindienst Heerlen-Aken: € 250.000,-;

    • c. provincie Overijssel: € 9.706.000,-;

    • d. provincie Utrecht: € 4.950.000,-.

  • 2 Met uitzondering van het in het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, genoemd bedrag, worden de in het eerste lid genoemde bedragen in 2022 gecorrigeerd conform het prijspeil van 2021.

  • 3 De in het eerste lid, onderdelen a, b, onder 2°, en c, genoemde bedragen worden, na correctie bedoeld in het eerste lid, met ingang van 2022 jaarlijks geïndexeerd conform de Landelijke Bijdrage Index trein-elektrisch.

  • 4 Het in het eerste lid, onderdeel d, genoemd bedrag wordt, na correctie bedoeld in het eerste lid, met ingang van 2022 jaarlijks geïndexeerd conform de Index Bruto Overheidsinvesteringen.

Artikel 5. Voorschotverlening

  • 1 Gelijktijdig met de beschikking tot verlening van de specifieke uitkering verleent de Minister een voorschot van 100%.

  • 2 Dit voorschot wordt betaald binnen zes weken na bekendmaking van de beschikking tot verlening.

Artikel 7. Vaststelling

De Minister stelt de specifieke uitkering overeenkomstig de verlening jaarlijks vast binnen zes maanden nadat de eindverantwoording voor het betreffende jaar overeenkomstig artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet heeft plaatsgevonden.

Artikel 8. Inwerkingtreding en horizonbepaling

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2025, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum zijn verstrekt.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling specifieke uitkeringen decentraal spoor.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

S.P.R.A. van Weyenberg

Naar boven