Regeling aanvullende bekostiging nieuwe scholen en samenvoeging vo

Geraadpleegd op 03-12-2024.
Geldend van 01-08-2022 t/m heden

Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 30 augustus 2021, nr. VO/29099210, houdende regels voor de aanvullende bekostiging voor nieuwe scholen en bij samenvoegingen in het voortgezet onderwijs (Regeling aanvullende bekostiging nieuwe scholen en samenvoeging vo)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 82, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 4, derde lid, van het Besluit bekostiging WVO 2021;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

  • leerling: leerling als bedoeld in artikel 6.7 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020;

  • minister: Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

  • nieuwe school: school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel 4.2, eerste of tweede lid, van de wet, niet zijnde een school als bedoeld in artikel 4.3, tweede lid, van de wet;

  • samenvoeging: samenvoeging als bedoeld in artikel 4.10, eerste lid, van de wet;

  • school: school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

  • schooljaar waarin de school volgroeid is:

    • a. wat betreft een school voor vbo of mavo: het vierde schooljaar dat de school bekostigd wordt;

    • b. wat betreft een school voor havo: het vijfde schooljaar dat de school bekostigd wordt;

    • c. wat betreft een school voor vwo: het zesde schooljaar dat de school bekostigd wordt;

    • d. wat betreft een school voor praktijkonderwijs: het vijfde schooljaar dat de school bekostigd wordt.

  • kalenderjaar waarin de school volgroeid is:

    • a. wat betreft een school voor vbo of mavo: het vierde kalenderjaar na het jaar dat de school voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

    • b. wat betreft een school voor havo: het vijfde kalenderjaar na het jaar dat de school voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

    • c. wat betreft een school voor vwo: het zesde kalenderjaar na het jaar dat de school voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

    • d. wat betreft een school voor praktijkonderwijs: het vijfde kalenderjaar na het jaar dat de school voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • splitsing: splitsing als bedoeld in artikel 4.2, derde lid, van de wet;

  • wet: Wet voortgezet onderwijs 2020.

§ 2. Startbekostiging en aanvullende bekostiging nieuwe scholen vo

Artikel 2. Startbekostiging nieuwe school

  • 2 De startbekostiging wordt verstrekt nadat het bevoegd gezag van de school de prognose van het aantal leerlingen op 1 oktober van het eerste schooljaar heeft ingediend bij de minister. In geval van een scholengemeenschap waarvan een school voor praktijkonderwijs deel uitmaakt, wordt bij de prognose onderscheid gemaakt tussen het aantal leerlingen in het praktijkonderwijs en het aantal leerlingen in de overige schoolsoort of schoolsoorten.

  • 3 De prognose wordt ingediend nadat de goedkeuring voor de start van de nieuwe school is verleend in het kader van de voorzieningenplanning. De minister verstrekt aan het bevoegd gezag van de school een beschikking waarin de startbekostiging is vermeld.

  • 4 De minister beschikt en betaalt de startbekostiging, bedoeld in het eerste lid, als bedrag ineens nadat de prognose door het bevoegd gezag is ingediend, doch niet eerder dan in de maand mei.

Artikel 3. Aanvullende bekostiging nieuwe school eerste schooljaar

  • 1 De minister verstrekt aan een nieuwe school ambtshalve aanvullende bekostiging over de eerste vijf maanden van het eerste schooljaar. De bekostiging wordt berekend op basis van de prognose van het aantal leerlingen per 1 oktober volgend op de feitelijke start per 1 augustus van het eerste schooljaar.

  • 3 De minister betaalt de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, in vijf gelijke maandelijkse termijnen vanaf de maand augustus.

  • 4 De aanvullende bekostiging wordt in december van het eerste schooljaar gewijzigd vastgesteld op basis van de voorlopige telling van het werkelijk aantal leerlingen op 1 oktober en uiterlijk in de maand december van het tweede schooljaar nader gewijzigd vastgesteld op basis van het door de accountant goedgekeurde aantal leerlingen dat op 1 oktober in het eerste schooljaar stond ingeschreven bij de school.

  • 5 Het eerste tot en met vierde lid, met uitzondering van het tweede lid, onderdeel a, zijn van overeenkomstige toepassing op een school als bedoeld in artikel 4.3, tweede lid, van de wet.

Artikel 4. Aanvullende bekostiging nieuwe school vanaf het eerste kalenderjaar na start

  • 4 De minister stelt de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, uiterlijk in de maand april van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft vast. De aanvullende bekostiging wordt betaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. Bij de eerste betaling wordt rekening gehouden met het moment van vaststellen. In de maand waarop de vaststelling en de eerste betaling plaatsvindt wordt ook de bekostiging van de eventueel voorafgaande maand of maanden betaald.

  • 5 De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste, tweede, en derde lid, wordt indien van toepassing uiterlijk in de maand december van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft gewijzigd vastgesteld op basis van het door de accountant gevalideerde aantal leerlingen dat op 1 oktober in het voorafgaande kalenderjaar stond ingeschreven bij de school of op grond van prijsbijstellingen.

Artikel 5. Aanvraag aanvullende bekostiging voor leerlingengroei nieuwe school tweede en volgende schooljaar

  • 1 Het bevoegd gezag van een nieuwe school, of van een school als bedoeld in artikel 4.3, tweede lid, van de wet, kan voorafgaand aan het tweede schooljaar tot en met het schooljaar waarin de school volgroeid is een aanvraag indienen voor aanvullende bekostiging vanwege leerlingengroei. De aanvraag moet in het kalenderjaar waarin de leerlingengroei zich voordoet door DUO zijn ontvangen, doch uiterlijk op 1 juli van dat kalenderjaar. Aanvragen na 1 juli ontvangen, worden in ieder geval afgewezen. De aanvraag gaat vergezeld van een prognose van het te verwachten aantal leerlingen op 1 oktober van het nieuwe schooljaar waarbij, indien van toepassing, onderscheid wordt gemaakt tussen het aantal leerlingen praktijkonderwijs en het overige aantal leerlingen voor voortgezet onderwijs.

  • 2 De leerlingengroei wordt vastgesteld door het verschil te berekenen tussen het aantal geprognosticeerde leerlingen op 1 oktober van het nieuwe schooljaar en het aantal leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar.

  • 3 De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend door de leerlingengroei te vermenigvuldigen met 5/12de van het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo of, indien het leerlingen betreft die praktijkonderwijs volgen, het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo. De minister beschikt en betaalt de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, als bedrag ineens nadat een aanvraag met prognose, bedoeld in het eerste lid door het bevoegd gezag is ingediend, doch niet eerder dan in de maand augustus.

  • 4 De aanvullende bekostiging wordt in december van het lopende schooljaar gewijzigd vastgesteld op basis van de voorlopige telling van het werkelijk aantal leerlingen op 1 oktober en uiterlijk in de maand december van het daaropvolgende schooljaar nader gewijzigd vastgesteld op basis van het door de accountant goedgekeurde aantal leerlingen dat op 1 oktober in het voorafgaande schooljaar staat ingeschreven bij de school.

§ 3. Aanvullende bekostiging bij samenvoeging van scholen

Artikel 6. Aanvullende bekostiging voor samenvoeging van scholen

  • 1 De minister verstrekt, in het eerste kalenderjaar na de samenvoeging, aanvullende bekostiging aan het bevoegd gezag van een school, die met ingang van 1 augustus 2022 of later is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige scholen of scholengemeenschappen berekend op grond van het derde lid.

  • 2 De minister verstrekt aan het bevoegd gezag in het tweede, derde, vierde en vijfde kalenderjaar na de samenvoeging respectievelijk 80 procent, 60 procent, 40 procent en 20 procent van de aanvullende bekostiging, berekend op grond van het derde lid. De hoogte van de aanvullende bekostiging wordt jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling in de bekostiging.

  • 3 De aanvullende bekostiging is voor het eerste kalenderjaar na samenvoeging gelijk aan X-Y, waarin:

    X = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 5.4, eerste lid, onderdeel a, van de wet in het kalenderjaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Y = de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 5.4, eerste lid, onderdeel a, van de wet in het kalenderjaar na de samenvoeging.

  • 4 In afwijking van het eerste lid komt een bevoegd gezag niet in aanmerking voor aanvullende bekostiging als op 1 augustus gelijktijdig met de samenvoeging één of meer van de bij de samenvoeging betrokken scholengemeenschappen tevens is betrokken bij een splitsing en er daarbij geen volledige scholengemeenschap wordt opgeheven.

  • 5 Indien er wel een volledige scholengemeenschap wordt opgeheven is de aanvullende bekostiging voor het eerste kalenderjaar na samenvoeging gelijk aan de bekostiging van de opgeheven scholengemeenschap, berekend op grond van artikel 5.4, eerste lid, onderdeel a, van de wet in het kalenderjaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, wordt in dit geval in gelijke delen verdeeld over de uit de samenvoeging resulterende scholen. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de aanvullende bekostiging op grond van dit lid.

  • 6 De aanvullende bekostiging wegens samenvoeging vervalt volledig indien een school, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen vijf jaar een splitsing ondergaat. Dit geldt ook voor de eventuele aanvullende bekostiging in verband met een eerdere samenvoeging.

  • 7 De minister beschikt en betaalt de aanvullende bekostiging voor 1 april van het kalenderjaar waarop de aanvullende bekostiging betrekking heeft. De betaling vindt plaats in één termijn.

Artikel 7. Overgangsregeling voor samenvoeging van scholen vóór 1-10-2021

  • 1 Het bevoegd gezag van een school of scholengemeenschap, die met ingang van 1 augustus 2021 of eerder is ontstaan uit een samenvoeging van twee of meer zelfstandige scholen of scholengemeenschappen, ontvangt in het eerste kalenderjaar na de samenvoeging aanvullende bekostiging voor personeelskosten en aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten.

  • 2 Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt in het tweede, derde, vierde en vijfde kalenderjaar na de samenvoeging respectievelijk 80 procent, 60 procent, 40 procent en 20 procent van de aanvullende bekostiging, berekend op grond van het derde en vierde lid. De hoogte van de aanvullende bekostiging wordt jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling in de bekostiging.

  • 3 De aanvullende bekostiging voor personeelskosten is voor het eerste kalenderjaar na samenvoeging gelijk aan Xp-Yp, waarin:

    Xp = de som van de bekostiging voor personeelskosten van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 84, derde lid, jo. artikel 85 van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals deze luidde op 1 augustus 2021, in het kalenderjaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Yp = de bekostiging voor personeelskosten van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 84, derde lid, jo. artikel 85 van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals deze luidde op 1 augustus 2021, in het kalenderjaar na de samenvoeging.

  • 5 In afwijking van het eerste lid komt een bevoegd gezag niet in aanmerking voor aanvullende bekostiging als op 1 augustus gelijktijdig met de samenvoeging één of meer van de bij de samenvoeging betrokken scholengemeenschappen tevens is betrokken bij een splitsing en er daarbij geen volledige scholengemeenschap wordt opgeheven. Indien er wel een volledige scholengemeenschap wordt opgeheven is de aanvullende bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten voor het eerste kalenderjaar na samenvoeging gelijk aan Zp+Zm, waarin:

    Zp = de bekostiging voor personeelskosten van de opgeheven scholengemeenschap, berekend op grond van artikel 84, derde lid, jo. artikel 85 van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals deze luidde op 1 augustus 2021 in het kalenderjaar na opheffing, wanneer de opheffing niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Zm = de bekostiging voor exploitatiekosten van de opgeheven scholengemeenschap, berekend op grond van artikel 86, derde lid, onderdeel a en b, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals deze luidde op 1 augustus 2021 in het kalenderjaar na de opheffing, wanneer de opheffing niet zou hebben plaatsgevonden.

  • 6 De aanvullende bekostiging wordt in dit geval in gelijke delen verdeeld over de uit de samenvoeging resulterende scholen. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de aanvullende bekostiging op grond van dit lid.

  • 7 De aanvullende bekostiging wegens samenvoeging vervalt volledig indien een school, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen vijf jaar een splitsing ondergaat. Dit geldt ook voor de eventuele aanvullende bekostiging in verband met een eerdere samenvoeging.

  • 8 De minister beschikt de aanvullende bekostiging voor personeelskosten en exploitatiekosten voor 1 april van het kalenderjaar waarop de aanvullende bekostiging betrekking heeft. Zowel de betaling van de aanvullende bekostiging voor personeelskosten als de betaling van de aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten vindt plaats in één termijn per jaar die wordt uitbetaald voor 1 april van het kalenderjaar waarop de aanvullende bekostiging betrekking heeft.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

A. Slob