Verzoeken om gratie worden namens de minister behandeld en gecoördineerd door Justis.
                                    
                                    Gratieverzoek
                                    
                                    Het OM heeft formeel de mogelijkheid om ambtshalve een verzoekschrift om gratie in
                                       te dienen. De instemming van betrokkene is daarvoor niet vereist (art. 6:7:5 Sv). Gelet op de gewijzigde verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging zal het OM
                                       het initiatief voor gratie veelal aan de veroordeelde of de minister laten en van
                                       deze mogelijkheid slechts in uitzonderlijke situaties gebruik maken.
                                    
                                    Advies over gratie
                                    
                                    De minister vraagt het OM om advies over een gratieverzoek (hierna: gratie-advies)
                                       in zaken:
                                    
                                    
                                       - 
                                          – die door een meervoudige kamer zijn afgedaan; 
- 
                                          – waarin eerder een advies (als bedoeld in artikel 6:1:10 Sv) is uitgebracht of 
- 
                                          – waaraan voor de inwerkingtreding van de wet USB de executie-indicator is toegekend. 
Ten behoeve van de advisering ontvangt het OM het verzoekschrift en het verslag van
                                       bevindingen van de minister. Dit verslag bevat de door de minister ingewonnen informatie
                                       (art. 5, tweede lid Gratiewet), zoals in voorkomende gevallen de zienswijze van veroordeelde, slachtoffers en/of
                                       betrokken uitvoeringsorganisatie.
                                    
                                    Het OM zendt zijn advies en de ontvangen stukken aan het aangewezen gerecht (art. 5, vierde lid, Gratiewet). Indien het OM geen aanleiding ziet een advies over gratie uit te brengen, zendt
                                       het de zaak met die mededeling door naar het aangewezen gerecht.
                                    
                                    Overig
                                    
                                    De minister is bevoegd de tenuitvoerlegging van geldboeten waarvoor geen gratie kan
                                       worden verleend te beëindigen indien hij van oordeel is dat met de voortzetting daarvan
                                       geen redelijk doel wordt gediend (art. 6:1:11 Sv). De minister bepaalt of de uitvoering van de straf wordt opgeschort na een gratieverzoek.
                                       Het OM heeft hierin geen rol.
                                    
                                    Indien bij de verlening van gratie voorwaarden worden gesteld, is het OM formeel belast
                                       met het toezicht op de naleving (art.6:3:14, eerste lid, sub a, onder 7 Sv). Hiervoor geldt de hiervoor (in hoofdstuk 5) beschreven verantwoordelijkheidsverdeling. De opdracht tot het feitelijke toezicht
                                       wordt gegeven door de minister. Overtredingen van de voorwaarden worden door de feitelijk
                                       toezichthouder gemeld bij het OM en de minister. Het is niet aan het OM om naar aanleiding
                                       van een overtreding een vervolgbeslissing over de gratie te nemen. De minister (Justis)
                                       kan aanleiding zien om het besluit waarbij gratie is verleend te herroepen. De veroordeelde
                                       wordt zo mogelijk gehoord door de minister.