Besluit verzekeringskeuringen ex-kankerpatiënten

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Besluit van 2 november 2020, houdende regels voor verzekeringskeuringen van ex-kankerpatiënten ten behoeve van het afsluiten van overlijdensrisicoverzekeringen en uitvaartverzekeringen (Besluit verzekeringskeuringen ex-kankerpatiënten)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 13 juli 2020, 2020-118913, directie Financiële Markten, gedaan mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op artikel 14, derde lid, van de Wet op de medische keuringen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 augustus 2020, nr. W06.20.0265/III;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 28 oktober 2020, 2020-0000153498, directie Financiële Markten, uitgebracht mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 Dit besluit is van toepassing op keuringen in verband met het aangaan of wijzigen van:

    • a. overlijdensrisicoverzekeringen met een verzekerde som van ten hoogste de vragengrens voor levensverzekeringen, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet op de medische keuringen, en een looptijd die eindigt voordat de persoon op wiens leven de verzekering betrekking heeft, de leeftijd van 71 jaar bereikt; en

    • b. uitvaartverzekeringen die worden aangegaan of afgesloten voordat de persoon op wiens leven de verzekering betrekking heeft de leeftijd van 61 jaar bereikt.

  • 2 Voor de toepassing van dit besluit wordt onder overlijdensrisicoverzekering verstaan: een levensverzekering die alleen recht geeft op een uitkering indien de persoon op wiens leven de verzekering betrekking heeft, voor een in de polis genoemde datum komt te overlijden.

Artikel 2

  • 1 De vraag of er bij een keurling in het verleden kanker is gediagnosticeerd is een onevenredige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de keurling in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Wet op de medische keuringen, indien:

    • a. er naar het oordeel van de hulpverlener die de keurling heeft behandeld, sprake was van volledige remissie, inhoudende dat de ziekteactiviteit naar het oordeel van die hulpverlener niet meer detecteerbaar is; en

    • b. er, gerekend vanaf het moment waarop volledige remissie in de zin van onderdeel a wordt vastgesteld, gedurende een onafgebroken periode van tien jaar geen terugkeer van de kanker is gediagnosticeerd.

  • 2 Indien de keurling op het moment dat de kanker werd gediagnosticeerd jonger was dan 21 jaar, bedraagt de in het eerste lid van dit artikel bedoelde termijn vijf jaar.

Artikel 3

In afwijking van artikel 2 gelden kortere termijnen waarna aan een keurling niet meer mag worden gevraagd of hij in het verleden aan een bepaalde vorm van kanker heeft geleden, indien:

  • a. het een vorm van kanker betreft waarvoor naar algemeen aanvaarde medische inzichten en actuariële en statistische gegevens de kans op terugkeer van die kanker al na kortere tijd zo gering is dat het prudentieel belang van de verzekeraar niet zwaarwegend genoeg meer is om nog naar die vorm van kanker te vragen; en

  • b. er op grond van artikel 9 van de Wet op de medische keuringen afspraken zijn gemaakt tussen representatieve organisaties van patiënten en verzekeraars over de met betrekking tot die vorm van kanker te hanteren termijnen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 november 2020

Willem-Alexander

De Minister van Financiën,

W.B. Hoekstra

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

H.M. de Jonge

Uitgegeven de zeventiende november 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven