Regeling rechtspositie Commissariaat voor de Media en Stimuleringsfonds voor de journalistiek

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-10-2020 t/m heden

Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 7 juli 2020, nr. 24938080, houdende regels met betrekking tot de rechtspositie van de voorzitter en leden van het Commissariaat voor de Media en de leden van het bestuur van het Stimuleringsfonds voor de journalistiek (Regeling rechtspositie Commissariaat voor de Media en Stimuleringsfonds voor de Journalistiek)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 12, eerste lid, en 14, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en de artikelen 7.2 en 8.2 van de Mediawet 2008;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Commissariaat: Commissariaat voor de Media;

  • b. Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • c. Stimuleringsfonds: Stimuleringsfonds voor de journalistiek.

Hoofdstuk 2. Commissariaat voor de Media

§ 2.1. Bezoldiging en overige arbeidsvoorwaarden voorzitter en leden

Artikel 2. Bezoldiging

  • 1 De leden van het Commissariaat worden als volgt bezoldigd:

    • a. de voorzitter volgens het hoogste salarisnummer behorende bij schaal 18 als vermeld in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren, op basis van een volledige werkweek;

    • b. de overige leden volgens het hoogste salarisnummer behorende bij schaal 17 als vermeld in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren, op basis van een volledige werkweek.

  • 2 De bezoldiging wordt aan de hand van de arbeidsduur, bepaald in artikel 3, naar evenredigheid vastgesteld.

  • 3 Als uit de collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren een aanpassing van ambtenarensalarissen volgt, wordt deze bezoldiging met een gelijk percentage aangepast.

  • 4 De bezoldiging wordt in maandelijkse termijnen betaald en wordt uitbetaald tot en met drie maanden na de dag van overlijden.

  • 5 De leden van het Commissariaat hebben recht op een vakantie-uitkering en een eindejaarsuitkering overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren.

Artikel 3. Gemiddelde arbeidsduur

  • 1 Over de periode van een jaar bedraagt de gemiddelde arbeidsduur voor de voorzitter van het Commissariaat 36 uur per week en niet minder dan 32 uur per week, en voor de overige leden 9 uur per week.

  • 2 De Minister kan in het belang van een goede uitvoering van de taken van het Commissariaat op verzoek van de voorzitter van het Commissariaat, met instemming van de betrokken leden, de gemiddelde arbeidsduur voor de overige leden per week tijdelijk verhogen tot maximaal 36 uur per week.

Artikel 4. Verlof

  • 1 De leden van het Commissariaat hebben aanspraak op verlof, bestaande uit:

    • a. verlofuren, vastgesteld overeenkomstig artikel 634, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, en

    • b. verlofuren, gelijk aan het aantal uren dat in het kader van het Individueel Keuze Budget in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren is afgesproken.

  • 2 De aanspraak op verlofuren als bedoeld in het eerste lid, onder a, vervalt na verloop van het kalenderjaar, volgend op het kalenderjaar waarin de aanspraken zijn ontstaan.

  • 3 De aanspraak op verlofuren als bedoeld in het eerste lid, onder b, vervalt na verloop van vijf kalenderjaren, volgend op het kalenderjaar waarin de aanspraken zijn ontstaan.

Artikel 5. Reis- en verblijfkosten

De leden van het Commissariaat hebben recht op een vergoeding voor reis- en verblijfkosten overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren.

Artikel 6. Representatievergoeding

  • 1 De leden van het Commissariaat ontvangen naar rato van hun respectievelijke arbeidsduur voor kosten die niet declarabel zijn een representatievergoeding overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren, ter hoogte van het bedrag dat geldt voor een directeur en een daaraan gelijk gestelde functie.

  • 2 De representatiekostenvergoeding wordt niet langer uitbetaald als een lid van het Commissariaat langer dan een maand niet werkt, anders dan wegens vakantie. Als een lid van het Commissariaat niet werkt vanwege ziekte, dan worden de eerste vier weken van ziekte niet meegerekend voor het bepalen van de datum waarop de representatiekostenvergoeding stopt.

  • 3 De representatiekostenvergoeding wordt weer uitbetaald vanaf de eerste dag van de maand nadat een lid van het Commissariaat weer is gaan werken.

Artikel 7. Vergoeding woon-werkverkeer en overige voorzieningen

  • 1 De leden van het Commissariaat hebben voor het vervoer tussen de vestigingsplaats van het Commissariaat en hun respectievelijke woonplaatsen naar keuze aanspraak op een vervoersbewijs openbaar vervoer 1e klasse of een vergoeding van € 0,20 per kilometer bij gebruikmaking van eigen vervoermiddelen.

  • 2 Het Commissariaat stelt aan de leden de overige voorzieningen, zoals ICT-voorzieningen, beschikbaar die noodzakelijk zijn voor het kunnen uitoefenen van hun functie.

Artikel 8. Arbeidsongeschiktheidsuitkering

  • 1 In geval van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling zijn de bepalingen over doorbetaling van het maandinkomen bij arbeidsongeschiktheid in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren van overeenkomstige toepasing.

  • 2 Aanspraken op uitkeringen in verband met arbeidsongeschiktheid wegens ziekte op grond van enige sociale zekerheidswet worden in mindering gebracht op de doorbetaling van de bezoldiging.

Artikel 9. Uitkering bij ontslag dan wel einde van (her)benoemingstermijn

  • 1 Bij tussentijds ontslag en bij het einde van de benoemingstermijn of herbenoemingstermijn, hebben de leden van het Commissariaat aanspraak op een aanvulling op de reguliere uitkering krachtens de Werkloosheidswet volgens het derde lid als het dagloon hoger is dan het voor de Werkloosheidswet geldende maximum dagloon.

  • 2 Geen recht op uitkering bestaat bij ontslag op eigen verzoek of ten gevolge van eigen schuld of toedoen.

  • 3 De eerste twee maanden wordt de reguliere uitkering krachtens de Werkloosheidswet aangevuld tot 75% van het dagloon en daarna tot 70%.

  • 4 Als de reguliere uitkering krachtens de Werkloosheidswet geheel of gedeeltelijk wordt verlaagd vanwege nieuwe inkomsten, wordt ook de aanvulling op deze uitkering evenredig verlaagd.

  • 5 De wettelijke verplichtingen, sancties en maatregelen die gelden voor een reguliere uitkering krachtens de Werkloosheidswet zijn ook van toepassing op de verhoogde uitkering.

Artikel 10. Afwijking bijzondere gevallen

De Minister kan in bijzondere gevallen bij beschikking afwijken van het bepaalde in deze paragraaf.

Artikel 11. Uitvoering

Het Commissariaat is belast met de uitvoering van de artikelen 2 en 4 tot en met 10. De in deze regeling bedoelde bezoldigingen, uitkeringen en vergoedingen komen ten laste van het Commissariaat.

§ 2.2. Overige bepalingen

Artikel 12. Nevenfuncties

  • 1 Onverminderd artikel 13 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen doen de leden en beoogd leden van het Commissariaat gevraagd en ongevraagd aan de Minister schriftelijk opgave van alle nevenfuncties die zij vervullen bij de aanvang van de uitoefening van hun functie en van alle nevenfuncties die zij op dat moment voornemens zijn te gaan vervullen, alsmede van de aan die nevenfuncties verbonden beloningen.

  • 2 Nevenfuncties behoeven de voorafgaande goedkeuring van de Minister.

Artikel 13. Uitoefening functie

  • 1 Het is de leden van het Commissariaat in de uitoefening van hun functie verboden vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen.

  • 2 De leden van het Commissariaat onthouden zich van het openbaren van gedachten of gevoelens indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van hun functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met de functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.

  • 3 De leden van het Commissariaat zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen in verband met hun functie ter kennis is gekomen, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt. Deze verplichting duurt voort na het einde van het lidmaatschap van het Commissariaat.

Artikel 14. Vrijwaring

Als een lid van het Commissariaat financiële gevolgen ondervindt uit persoonlijke aansprakelijkheid die voortvloeit uit de uitoefening van zijn functie, wordt hij daar door de Staat der Nederlanden van gevrijwaard, tenzij de aansprakelijkheid het gevolg is van ernstig verwijtbaar gedrag, zoals opzet of grove schuld van betrokkene.

Artikel 15. Afkoelingsperiode

  • 1 Leden van het Commissariaat melden ten minste 3 maanden van tevoren aan de Minister elk voornemen tot het na het einde van het lidmaatschap aanvaarden van een betrekking of het uitoefenen van een beroepsactiviteit.

  • 2 Het eerste lid is gedurende de eerste 3 maanden na het einde van het lidmaatschap van het Commissariaat van overeenkomstige toepassing op gewezen leden van het Commissariaat.

  • 3 Gedurende de eerste 12 maanden na het einde van het lidmaatschap van het Commissariaat aanvaarden gewezen leden van het Commissariaat zonder voorafgaand overleg met de Minister geen betrekkingen of oefenen geen beroepsactiviteiten uit die mogelijk conflicterend zijn met het belang van het Commissariaat of die uit een oogpunt van belangenverstrengeling of de schijn daarvan onwenselijk zijn.

Hoofdstuk 3. Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

§ 3.1. Bezoldiging en overige arbeidsvoorwaarden bestuur

Artikel 16. Bezoldiging

  • 1 De leden van het bestuur van het Stimuleringsfonds worden bezoldigd volgens het hoogste salarisnummer behorende bij schaal 17 als vermeld in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren, op basis van een volledige werkweek.

  • 2 De bezoldiging wordt aan de hand van de arbeidsduur als bepaald in artikel 17 naar evenredigheid vastgesteld.

  • 3 De bezoldiging wordt in maandelijkse termijnen betaald en wordt niet langer uitbetaald dan tot en met de dag van overlijden.

  • 4 De leden van het bestuur van het Stimuleringsfonds hebben recht op een vakantie-uitkering en een eindejaarsuitkering overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren.

Artikel 17. Gemiddelde arbeidsduur

Over de periode van een jaar bedraagt de gemiddelde arbeidsduur voor de voorzitter van het bestuur van het Stimuleringsfonds acht uur per week en voor de overige leden van het bestuur van het Stimuleringsfonds vier uur per week.

Artikel 18. Reis- en verblijfkosten

De leden van het bestuur van het Stimuleringsfonds hebben recht op een vergoeding voor reis- en verblijfkosten overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren.

Artikel 19. Representatievergoeding

De Minister kan aan de leden van het bestuur van het Stimuleringsfonds een representatievergoeding toekennen overeenkomstig het Besluit vergoeding representatiekosten rijkspersoneel en de Regeling representatievergoeding OCW 2005.

Artikel 20. Overige voorzieningen

Het Stimuleringsfonds stelt aan de leden van het bestuur de overige voorzieningen, zoals ICT-voorzieningen, beschikbaar die noodzakelijk zijn voor het kunnen uitoefenen van hun functie.

Artikel 21. Uitvoering

Het Stimuleringsfonds is belast met de uitvoering van de artikelen 16 en 18 tot en met 20. De daaruit voortvloeiende kosten van bezoldiging, uitkeringen en vergoedingen komen ten laste van het Stimuleringsfonds.

Hoofdstu 4. Slotbepalingen

Artikel 23. Intrekkings- en overgangsbepaling

Artikel 25. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rechtspositie Commissariaat voor de Media en Stimuleringsfonds voor de journalistiek.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

A. Slob

Naar boven