Regeling Woningbouwimpuls 2020

Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 01-08-2025 t/m heden.

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 mei 2020, nr. 2020-0000027462, houdende nadere regels met betrekking tot verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van het versnellen van de bouw van betaalbare woningen in een kwalitatief goede leefomgeving (Regeling Woningbouwimpuls 2020)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 2, vierde lid, 3, eerste lid, 4, vijfde lid, 5, derde lid, 6, derde lid, 7, zesde lid, en artikel 10, derde lid, van het Besluit Woningbouwimpuls 2020;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Nadere regels inzake de activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt

  • 1 Een project wordt overeenkomstig artikel 2, eerste lid, onder c, van het besluit binnen afzienbare tijd opgestart, indien de eerste bouwwerkzaamheden binnen het project uiterlijk binnen drie jaren na de datum van de uitkeringsbeschikking aanvangen en de overige bouwwerkzaamheden uiterlijk binnen tien jaren na die datum aanvangen.

Artikel 3. Uitkeringsplafond

In totaal is ten hoogste € 2.250.000.000 beschikbaar voor specifieke uitkeringen.

Artikel 4. De aanvraag

  • 1 De minister kan besluiten een aanvraagtijdvak te openen waarin uitsluitend colleges van burgemeester en wethouders die in een voorafgaand aanvraagtijdvak een aanvraag hebben ingediend die is afgewezen een aanvraag kunnen doen voor hetzelfde project als waarop de afgewezen aanvraag zag. Het aanvraagtijdvak vangt aan binnen 17 weken na het sluiten van het voorafgaande aanvraagtijdvak.

  • 2 Een omschrijving van een project als bedoeld in artikel 4, derde lid, onder a, van het besluit, bestaat in ieder geval uit:

    • a. een toelichting op de geografische afbakening van het project;

    • b. een toelichting op het project, waaronder in ieder geval een toelichting op de noodzaak, toerekenbaarheid en proportionaliteit van de activiteiten van de gemeente ten behoeve van de te realiseren woningen;

    • c. een kwantitatief overzicht van de te realiseren woningen; en

    • d. een toelichting op de kwaliteit van de te bouwen woningen en van de leefomgeving.

  • 3 Een haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 4, derde lid, onder b, van het besluit, bevat:

    • a. een begroting en prognose van publieke kosten en opbrengsten, waarmee het aantoonbare financiële tekort wordt onderbouwd;

    • b. een toelichting op de kosten en opbrengsten zoals opgenomen in de begroting en prognose;

    • c. een overzicht van de stand van zaken van het project op het moment waarop de aanvraag is ingediend, waarin wordt ingegaan op de fasering van de woningbouw, de organisatie van het project en de zekerheid van een tijdige realisatie;

    • d. een toelichting op de noodzaak van een bijdrage en het regionaal belang van het project.

  • 4 Een aanvraag wordt ingediend via een formulier dat beschikbaar wordt gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

  • 5 In een aanvraagtijdvak kan een gemeente ten hoogste drie aanvragen indienen.

  • 6 De uitkeringsbeschikking vermeldt in elk geval:

    • a. aan welke activiteiten voor het versnellen of realiseren van de bouw van woningen met de uitkering wordt bijgedragen;

    • b. het bedrag van de uitkering;

    • c. de wijze van verantwoording over de besteding van de uitkering;

    • d. de periode waarvoor de uitkering wordt verleend; en

    • e. de wijze waarop kan worden aangetoond dat de activiteiten binnen het project zijn verricht.

  • 7 De minister betaalt in het geval van een toekennende uitkeringsbeschikking, de uitkering in één keer uit. De minister verleent daarbij een voorschot van 100%.

  • 8 Aan een uitkering kunnen in de uitkeringsbeschikking nadere verplichtingen worden verbonden.

Artikel 5. Scoring van aanvragen

De scores en de weging van de criteria, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder 1° tot en met 4°, van het besluit, worden bepaald conform bijlage I. De totaalscore van een aanvraag is het gewogen gemiddelde van de scores op die criteria.

Artikel 6. Rangschikking van aanvragen

  • 2 Indien na toepassing van het eerste lid nog steeds meerdere aanvragen gelijk scoren worden die aanvragen onderling gerangschikt op grond van de hoogte van de gevraagde bijdrage per woning, waarbij de aanvraag met de laagste bijdrage per woning het hoogst eindigt.

  • 3 Indien een aanvraag niet volledig kan worden toegekend in verband met de overschrijding van het krachtens artikel 3, tweede of derde lid, van het besluit, vastgestelde bedrag, kan de minister besluiten om de aanvraag toch toe te wijzen en het restant van de uitkering ten laste te brengen van het uitkeringsplafond van het eerstvolgende aanvraagtijdvak. De minister kan, in afwijking van artikel 4, zevende lid, voor een geval als bedoeld in de eerste volzin besluiten om de uitkering in twee keer uit te betalen.

Artikel 7. Weigeringsgronden

  • 2 Bij de beoordeling, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder a, van het besluit worden de volgende regio’s onderscheiden:

    • a. Noord: de provincies Drenthe, Friesland en Groningen;

    • b. Oost: de provincies Gelderland en Overijssel;

    • c. Noordwest: de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht;

    • d. Zuidwest: de provincies Zeeland en Zuid-Holland; en

    • e. Zuid: de provincies Noord-Brabant en Limburg.

  • 3 Op grond van de woningbouwopgave van de regio’s, genoemd in het tweede lid, wordt beoordeeld of sprake is van een onevenwichtige spreiding van de beschikbare middelen over die regio’s. De woningbouwopgave wordt bepaald op basis van de door de minister in het kader van de in de meest actuele staat van de woningmarkt gepubliceerde cijfers over het tekort aan woningen.

Artikel 8. Leden van de commissie

  • 1 De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste drie en ten hoogste vier leden.

  • 2 De leden worden door de minister benoemd voor de duur van vier jaar of tot uiterlijk zoveel eerder dat het uitkeringsplafond, genoemd in artikel 3, is uitgeput.

  • 3 De voorzitter en de andere leden hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

  • 4 De voorzitter en de leden worden op eigen aanvraag ontslagen. Zij kunnen voorts worden geschorst en ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

Artikel 9. Ondersteuning van de commissie

  • 1 De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2 In het secretariaat wordt voorzien door de minister.

  • 3 Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit woningbouwimpuls 2020 in werking treedt. Indien aan het besluit terugwerkende kracht wordt verleend, werkt deze regeling terug tot het tijdstip waarop het besluit terugwerkt.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Woningbouwimpuls 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

Bijlage 1. behorende bij artikel 5

Beoordelingscriteria en weging

De totaalscore van een aanvraag wordt als volgt bepaald: elk hoofdcriterium krijgt een deelscore op een schaal van 1 tot 10. De totaalscore van een aanvraag is: deelscore noodzaak × 0,30 + deelscore effectiviteit × 0,30 + deelscore efficiëntie × 0,15 + deelscore urgentie × 0,25.

1. Noodzaak specifieke uitkering

In dit criterium staat de beoordeling van de noodzaak van de aangevraagde specifieke uitkering centraal. Daarvoor wordt gekeken of er sprake is van een realistisch en marktconform publiek tekort en de gevraagde bijdrage die daaruit voortkomt. De beoordeling van dit onderdeel omvat in ieder geval een toetsing op in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van een tekort, hoe goed dit tekort is onderbouwd, of de gehanteerde uitgangspunten passen bij het beleid en in welke mate het tekort kwalitatief, programmatisch en financieel is geoptimaliseerd.

2. Effectiviteit project

Aan de hand van het eerste subcriterium wordt bepaald in hoeverre het realistisch is dat het project start met de bouw binnen de gestelde termijnen van drie jaar (eerste woning) en 10 jaar (laatste woning). Daarbij wordt gekeken naar de hardheid van de plannen, zoals de huidige status van het proces, de nog te doorlopen planologische procedures en de mate van zekerheid dat het project bij een positief besluit doorgaat, tijdig van start gaat en voortvarend wordt gerealiseerd. Ook de mate waarin relevante stakeholders de inschrijving steunen wordt meegewogen in de beoordeling. Daarnaast wordt gekeken of de inzet van instrumenten als parallel plannen of een (regionale) versnellingstafel kunnen bijdragen aan de haalbaarheid van het project.

Aan de hand van het tweede subcriterium wordt bepaald in hoeverre het project bijdraagt aan de betaalbaarheidsprogrammering in de regionale woningbouwopgave (indicator 1) en de nationale woningbouwopgave (indicator 2). De bijdrage aan de doelstellingen ten aanzien van de betaalbaarheidsprogrammering in de regionale woningbouwopgave, zijnde: 30% sociaal en 2/3e betaalbaar en in hoeverre de bijdrage van het project overeenkomt met de betaalbaarheidsprogrammering van de minister en deze niet overschrijdt.

3. Efficiëntie project

Op basis van dit criterium wordt beoordeeld in hoeverre sprake is van een gerichte en doelmatige inzet van financiële middelen. De beoordeling richt zich op de proportionaliteit van de aangevraagde specifieke uitkering ten opzichte van het aantal te realiseren woningen. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de gemiddelde bijdrage per woning en de verhouding tussen de aangevraagde uitkering en de gemeentelijke bijdrage.

4. Urgentie

Dit hoofdcriterium onderscheidt zich van de andere drie hoofdcriteria omdat de score op dit criterium vaststaat en niet afzonderlijk beoordeeld hoeft te worden door de commissie. De score wordt wel meegenomen bij het bepalen van de totaalscore door de toetsingscommissie. Het hoofdcriterium urgentie betreft:

  • Omvang van de woningbouwopgave: de relatieve omvang van de woningbouwopgave in het functioneel woningmarktgebied waar de aanvragende gemeente is gelegen. De relatieve woningbouwopgave wordt bepaald op basis van de nieuwbouwopgave als aandeel van de bestaande voorraad. Gemeenten krijgen een score tussen de 2 en 8 punten voor het subcriterium omvang woningbouwopgave. In artikel 7, derde lid, is beschreven hoe de woningbouwopgave wordt bepaald.

  • Locatie specifieke opgave; Voor het subcriterium locatie specifieke opgave kunnen maximaal 2 punten worden gehaald. De twee manieren om de punten te behalen zijn:

    • i. De locatie is gelegen in een gebied dat valt onder het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid

    • ii. De locatie is gelegen in een regionale grootschalige woningbouwlocatie.

Schematische weergave beoordelingskader
 

Criteria ter beoordeling door de Toetsingscommissie

Aanvullend criterium

 

1. Noodzaak bijdrage

2. Effectiviteit project

3. Efficiëntie project

4. Urgentie

Weging deelscore %

30%

30%

15%

25%

Subcriterium 1

Realiteitsgehalte tekort

Hardheid: zekerheid tijdig realiseren van woningen

Proportionaliteit van de gevraagde bijdrage

Omvang woningbouwopgave

Indicatoren

1. Onderbouwing kosten activiteiten en omvang financieel tekort.

2. Aantonen dat alle mogelijkheden tot verhaal zijn uitgeput.

3. De mate waarin het project kwalitatief en financieel is geoptimaliseerd binnen de randvoorwaarden.

1. Moment van startbouw en planning voor startbouw

2. Planologische status project.

3. Steun van relevante partijen, zoals corporatie(s) en ontwikkelaar(s)

4. Aantonen van voldoende garanties voor het tijdig realiseren van het project waarvoor bijdrage gevraagd wordt, waaronder de eventuele inzet van de instrumenten parallel plannen en de (regionale) versnellingstafel.

1. Gevraagde bijdrage per woning.

2. Gevraagde bijdrage per betaalbare woning.

3. Gevraagde bijdrage als percentage van het financiële tekort.

1. De relatieve omvang van de woningbouwopgave in het functionele woningmarktgebied

Subcriterium 2

Niet van toepassing

Kwaliteit van het betaalbare woningbouwprogramma

1. De bijdrage van het project aan de doelstellingen ten aanzien van de betaalbaarheidsprogrammering in de regionale woningbouwopgave, zijnde: 30% sociaal en 2/3e betaalbaar.

2. In hoeverre de bijdrage van het project overeenkomt met de betaalbaarheidsprogrammering van de minister en deze niet overschrijdt.

Niet van toepassing

Locatiespecifieke opgave

Indicatoren

   

1. De bijdrage van het project aan de doelstellingen ten aanzien van de betaalbaarheidsprogrammering in de regionale woningbouwopgave, zijnde: 30% sociaal en 2/3e betaalbaar.

2. In hoeverre de bijdrage van het project overeenkomt met de betaalbaarheidsprogrammering van de minister en deze niet overschrijdt.

1. Regionale grootschalige woningbouwlocatie

2. Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid.