Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a.
aantoonbare financiële tekort: aantoonbare financiële tekort als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het besluit;
-
b.
besluit:
Besluit Woningbouwimpuls 2020;
-
c.
commissie: Toetsingscommissie Woningbouwimpuls als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het besluit;
-
d.
functioneel woningmarktgebied: een gebied dat zich van andere functionele woningmarktgebieden onderscheid in de
mate waarin sprake is van een daadwerkelijk regionaal woningtekort, gelet op feitelijke
verhuisstromen, zoals ingedeeld door ABF Research in haar Inventarisatie Plancapaciteit
van november 2020;
-
e.
minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
-
f.
uitkering: specifieke uitkering als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit;
-
g.
uitkeringsbeschikking: beschikking als bedoeld in artikel 4, derde lid, van het besluit.
Artikel 2. Nadere regels inzake de activiteiten waarvoor een uitkering kan worden
verstrekt
-
1 Een project wordt overeenkomstig artikel 2, eerste lid, onder c, van het besluit binnen afzienbare tijd opgestart, indien de eerste bouwwerkzaamheden binnen het project
uiterlijk binnen drie jaren na de datum van de uitkeringsbeschikking aanvangen en
de overige bouwwerkzaamheden uiterlijk binnen tien jaren na die datum aanvangen.
Artikel 3. Uitkeringsplafond
In totaal is ten hoogste € 2.250.000.000 beschikbaar voor specifieke uitkeringen.
-
2 Een omschrijving van een project als bedoeld in artikel 4, derde lid, onder a, van het besluit, bestaat in ieder geval uit:
-
a. een toelichting op de geografische afbakening van het project;
-
b. een toelichting op het project, waaronder in ieder geval een toelichting op de noodzaak,
toerekenbaarheid en proportionaliteit van de activiteiten van de gemeente ten behoeve
van de te realiseren woningen;
-
c. een kwantitatief overzicht van de te realiseren woningen; en
-
d. een toelichting op de kwaliteit van de te bouwen woningen en van de leefomgeving.
-
3 Een haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 4, derde lid, onder b, van het besluit, bevat:
-
a. een begroting en prognose van publieke kosten en opbrengsten, waarmee het aantoonbare
financiële tekort wordt onderbouwd;
-
b. een toelichting op de kosten en opbrengsten zoals opgenomen in de begroting en prognose;
-
c. een overzicht van de stand van zaken van het project op het moment waarop de aanvraag
is ingediend, waarin wordt ingegaan op de fasering van de woningbouw, de organisatie
van het project en de zekerheid van een tijdige realisatie;
-
d. een toelichting op de noodzaak van een bijdrage en het regionaal belang van het project.
Artikel 6. Rangschikking van aanvragen
-
3 Indien een aanvraag niet volledig kan worden toegekend in verband met de overschrijding
van het krachtens artikel 3, tweede of derde lid, van het besluit, vastgestelde bedrag, kan de minister besluiten om de aanvraag toch toe te wijzen
en het restant van de uitkering ten laste te brengen van het uitkeringsplafond van
het eerstvolgende aanvraagtijdvak. De minister kan, in afwijking van artikel 4, zevende lid, voor een geval als bedoeld in de eerste volzin besluiten om de uitkering in twee
keer uit te betalen.
Artikel 7. Weigeringsgronden
-
2 Bij de beoordeling, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder a, van het besluit worden de volgende regio’s onderscheiden:
-
a. Noord: de provincies Drenthe, Friesland en Groningen;
-
b. Oost: de provincies Gelderland en Overijssel;
-
c. Noordwest: de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht;
-
d. Zuidwest: de provincies Zeeland en Zuid-Holland; en
-
e. Zuid: de provincies Noord-Brabant en Limburg.
-
3 Op grond van de woningbouwopgave van de regio’s, genoemd in het tweede lid, wordt
beoordeeld of sprake is van een onevenwichtige spreiding van de beschikbare middelen
over die regio’s. De woningbouwopgave wordt bepaald op basis van de door de minister
in het kader van de in de meest actuele staat van de woningmarkt gepubliceerde cijfers
over het tekort aan woningen.
Artikel 8. Leden van de commissie
Artikel 9. Ondersteuning van de commissie
Artikel 10. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit woningbouwimpuls 2020 in werking treedt. Indien aan het besluit terugwerkende kracht wordt verleend, werkt deze regeling terug tot het tijdstip waarop
het besluit terugwerkt.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Woningbouwimpuls 2020.
Bijlage 1. behorende bij artikel 5
Beoordelingscriteria en weging
De totaalscore van een aanvraag wordt als volgt bepaald: elk hoofdcriterium krijgt
een deelscore op een schaal van 1 tot 10. De totaalscore van een aanvraag is: deelscore
noodzaak × 0,30 + deelscore effectiviteit × 0,30 + deelscore efficiëntie × 0,15 +
deelscore urgentie × 0,25.
1. Noodzaak specifieke uitkering
In dit criterium staat de beoordeling van de noodzaak van de aangevraagde specifieke
uitkering centraal. Daarvoor wordt gekeken of er sprake is van een realistisch en
marktconform publiek tekort en de gevraagde bijdrage die daaruit voortkomt. De beoordeling
van dit onderdeel omvat in ieder geval een toetsing op in hoeverre er daadwerkelijk
sprake is van een tekort, hoe goed dit tekort is onderbouwd, of de gehanteerde uitgangspunten
passen bij het beleid en in welke mate het tekort kwalitatief, programmatisch en financieel
is geoptimaliseerd.
2. Effectiviteit project
Aan de hand van het eerste subcriterium wordt bepaald in hoeverre het realistisch
is dat het project start met de bouw binnen de gestelde termijnen van drie jaar (eerste
woning) en 10 jaar (laatste woning). Daarbij wordt gekeken naar de hardheid van de
plannen, zoals de huidige status van het proces, de nog te doorlopen planologische
procedures en de mate van zekerheid dat het project bij een positief besluit doorgaat,
tijdig van start gaat en voortvarend wordt gerealiseerd. Ook de mate waarin relevante
stakeholders de inschrijving steunen wordt meegewogen in de beoordeling. Daarnaast
wordt gekeken of de inzet van instrumenten als parallel plannen of een (regionale)
versnellingstafel kunnen bijdragen aan de haalbaarheid van het project.
Aan de hand van het tweede subcriterium wordt bepaald in hoeverre het project bijdraagt
aan de betaalbaarheidsprogrammering in de regionale woningbouwopgave (indicator 1)
en de nationale woningbouwopgave (indicator 2). De bijdrage aan de doelstellingen
ten aanzien van de betaalbaarheidsprogrammering in de regionale woningbouwopgave,
zijnde: 30% sociaal en 2/3e betaalbaar en in hoeverre de bijdrage van het project overeenkomt met de betaalbaarheidsprogrammering
van de minister en deze niet overschrijdt.
3. Efficiëntie project
Op basis van dit criterium wordt beoordeeld in hoeverre sprake is van een gerichte
en doelmatige inzet van financiële middelen. De beoordeling richt zich op de proportionaliteit
van de aangevraagde specifieke uitkering ten opzichte van het aantal te realiseren
woningen. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de gemiddelde bijdrage per woning
en de verhouding tussen de aangevraagde uitkering en de gemeentelijke bijdrage.
4. Urgentie
Dit hoofdcriterium onderscheidt zich van de andere drie hoofdcriteria omdat de score
op dit criterium vaststaat en niet afzonderlijk beoordeeld hoeft te worden door de
commissie. De score wordt wel meegenomen bij het bepalen van de totaalscore door de
toetsingscommissie. Het hoofdcriterium urgentie betreft:
-
•
Omvang van de woningbouwopgave: de relatieve omvang van de woningbouwopgave in het functioneel woningmarktgebied
waar de aanvragende gemeente is gelegen. De relatieve woningbouwopgave wordt bepaald
op basis van de nieuwbouwopgave als aandeel van de bestaande voorraad. Gemeenten krijgen
een score tussen de 2 en 8 punten voor het subcriterium omvang woningbouwopgave. In
artikel 7, derde lid, is beschreven hoe de woningbouwopgave wordt bepaald.
-
•
Locatie specifieke opgave; Voor het subcriterium locatie specifieke opgave kunnen maximaal 2 punten worden gehaald.
De twee manieren om de punten te behalen zijn:
Schematische weergave beoordelingskader
| |
Criteria ter beoordeling door de Toetsingscommissie
|
Aanvullend criterium
|
| |
1. Noodzaak bijdrage
|
2. Effectiviteit project
|
3. Efficiëntie project
|
4. Urgentie
|
|
Weging deelscore %
|
30%
|
30%
|
15%
|
25%
|
|
Subcriterium 1
|
Realiteitsgehalte tekort
|
Hardheid: zekerheid tijdig realiseren van woningen
|
Proportionaliteit van de gevraagde bijdrage
|
Omvang woningbouwopgave
|
|
Indicatoren
|
1. Onderbouwing kosten activiteiten en omvang financieel tekort.
2. Aantonen dat alle mogelijkheden tot verhaal zijn uitgeput.
3. De mate waarin het project kwalitatief en financieel is geoptimaliseerd binnen
de randvoorwaarden.
|
1. Moment van startbouw en planning voor startbouw
2. Planologische status project.
3. Steun van relevante partijen, zoals corporatie(s) en ontwikkelaar(s)
4. Aantonen van voldoende garanties voor het tijdig realiseren van het project waarvoor
bijdrage gevraagd wordt, waaronder de eventuele inzet van de instrumenten parallel
plannen en de (regionale) versnellingstafel.
|
1. Gevraagde bijdrage per woning.
2. Gevraagde bijdrage per betaalbare woning.
3. Gevraagde bijdrage als percentage van het financiële tekort.
|
1. De relatieve omvang van de woningbouwopgave in het functionele woningmarktgebied
|
|
Subcriterium 2
|
Niet van toepassing
|
Kwaliteit van het betaalbare woningbouwprogramma
1. De bijdrage van het project aan de doelstellingen ten aanzien van de betaalbaarheidsprogrammering
in de regionale woningbouwopgave, zijnde: 30% sociaal en 2/3e betaalbaar.
2. In hoeverre de bijdrage van het project overeenkomt met de betaalbaarheidsprogrammering
van de minister en deze niet overschrijdt.
|
Niet van toepassing
|
Locatiespecifieke opgave
|
|
Indicatoren
|
|
|
1. De bijdrage van het project aan de doelstellingen ten aanzien van de betaalbaarheidsprogrammering
in de regionale woningbouwopgave, zijnde: 30% sociaal en 2/3e betaalbaar.
2. In hoeverre de bijdrage van het project overeenkomt met de betaalbaarheidsprogrammering
van de minister en deze niet overschrijdt.
|
1. Regionale grootschalige woningbouwlocatie
2. Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid.
|