Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020

Geraadpleegd op 12-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2023.
Geldend van 01-04-2023 t/m 16-05-2023

Regeling van de Minister van Financiën van 18 december 2019, tot vaststelling van het mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begrippen

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2024, 19126, datum inwerkingtreding 15-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van de laatste begripsbepaling door een puntkomma, een begripsbepaling toegevoegd, luidende

  • r. IG: inspecteur-generaal inspectie belastingen, toeslagen en douane.

Hoofdstuk 2. Mandaten en volmachten

Artikel 2. Mandaat, volmacht en machtiging

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van:

  • a. volmacht om in naam van een bewindspersoon privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, en

  • b. machtiging om in naam van een bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 3. Organisatie- en Mandaatbesluiten

  • 2 De SG stelt, in overeenstemming met de DGBD, de DGTSL en de DGD, een organisatiebesluit en een mandaatbesluit voor de directoraten-generaal Belastingdienst, Toeslagen en Douane vast.

Artikel 4. Mandaat aan SG en DG’s

  • 1 Aan de secretaris-generaal wordt mandaat verleend ten aanzien van de tot de verantwoordelijkheid van de bewindspersoon behorende aangelegenheden, met uitzondering van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 11.

  • 2 De SG en DG’s hebben binnen het kader van de jaarplannen en binnen eventueel door de minister of namens de minister door de SG gegeven richtlijnen mandaat ten aanzien van het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle aangelegenheden die behoren tot hun werkterrein tenzij bij wet anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

  • 3 De ondertekening van uitgaande stukken zal luiden als volgt:

    De Minister van Financiën, resp. De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane, resp. De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,

    namens deze,

    gevolgd door de naam en functie van de (onder)gemandateerde.

Artikel 5. Ondermandaat

  • 1 De SG en de DG’s kunnen ieder voor hun werkterrein ondermandaat verlenen.

  • 2 Directeuren kunnen het aan hen verleende ondermandaat doormandateren.

  • 3 In een ondermandaat wordt de omvang ervan aangegeven.

Artikel 6. Mandaatregister

  • 1 Onderdeel van deze regeling vormt een mandaatregister. Het mandaatregister bevat de namen van de in dit besluit gemandateerde, ondergemandateerde en gevolmachtigde functionarissen.

  • 2 De directeur Juridische Zaken draagt zorg voor het bijhouden en online publiceren van het mandaatregister. Het mandaatregister wordt gepubliceerd op de webpagina van het ministerie van Financiën, te vinden via www.rijksoverheid.nl.

Hoofdstuk 3. Beslissingen met financiële gevolgen

Artikel 7. Hoofdbudgethouderschap

  • 1 De SG en DG’s zijn hoofdbudgethouder voor wat betreft hun taken en zijn uit dien hoofde bevoegd verplichtingen – met financiële consequenties – aan te gaan en uitgaven goed te keuren binnen hun budgetten.

  • 2 De hoofdbudgethouders zijn verantwoordelijk voor een adequaat financieel beheer.

Artikel 8. Budgethouderschap

  • 1 Het mandaat van de DG met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is beperkt tot het budget dat aan de DG ter beschikking is gesteld op basis van een door de secretaris-generaal en de directeur Financieel-economische Zaken goedgekeurde budgettaire uitwerking van dat deel van de begroting waarvoor het diensthoofd verantwoordelijk is.

  • 2 De SG en DG’s kunnen voor de in artikel 7 genoemde bevoegdheden ondermandaat verlenen aan budgethouders. In een ondermandaat kan een maximumbedrag worden aangegeven.

Artikel 9. Instemming van de directeur FEZ

Instemming van de directeur Financieel-Economische Zaken is vereist:

  • a. voor zover voorgenomen besluiten met financiële consequenties niet passen binnen de door de SG vastgestelde budgetten;

  • b. voor de benoeming van de directeuren control van het DGBD, het DGTSL en het DGD.

Artikel 10. Voorbehouden aan SG en DG’s, uitgezonderd DGBD, DGTSL en DGD

Aan de DG is voorbehouden te beslissen over het afwijken van de procedures als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012, alsmede over het toepassen van een uitzonderingsgrond als bedoeld in de artikelen 2.24 tot en met 2.24c van de Aanbestedingswet 2012.

Hoofdstuk 4. Algemene bepalingen ten aanzien van de uitoefening van taken

Artikel 11. Voorbehouden aan bewindspersonen

Aan de bewindspersonen is voorbehouden het afdoen en ondertekenen van stukken:

  • a. gericht aan de Koning;

  • b. gericht aan de Raad van State;

  • c. gericht aan de ministerraad (van het Koninkrijk);

  • d. gericht aan de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal;

  • e. gericht aan de president van de Algemene Rekenkamer;

  • f. gericht aan de Nationale Ombudsman;

  • g. gericht aan autoriteiten in binnen- en buitenland, gelijk of hoger in rang dan een minister of staatssecretaris;

  • h. zijnde Ministeriële regelingen houdende algemeen verbindende voorschriften.

Artikel 12. Voorbehouden aan de secretaris-generaal

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Onverminderd de overige bepalingen van dit besluit waarin aan de SG mandaat wordt verleend, wordt aan de SG mandaat verleend voor:

  • a. aangelegenheden op het gebied van de ambtelijke leiding van al hetgeen het ministerie betreft, zoals nader omschreven in de toelichting bij het Besluit regeling functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal (Stb. 1988, 499);

  • b. het vaststellen van circulaires, met uitzondering van circulaires die naar het oordeel van de SG door een ander organisatieonderdeel genoemd in het Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020 moeten worden vastgesteld;

  • c. het vaststellen van de werkterreinen van de directeuren-generaal, genoemd in het Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020;

  • d. het uitoefenen van de bevoegdheden van de minister inzake benoeming, schorsing, ontslag en vergoeding van ambtenaren en andere personen in organen van rechtspersonen en colleges, voor zover daarvoor geen mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan een andere ambtenaar binnen het ministerie;

  • e. het doen van voorstellen omtrent de vaststelling van de topstructuur van het ministerie, tot en met het niveau van directies, en hiermee samenhangend het besluiten tot reorganisaties;

  • f. het vaststellen van de formatie, en hiermee samenhangend het besluiten tot reorganisaties van het kernministerie en van de topstructuur van het DGBD, als opgenomen in het Organisatiebesluit Directoraten-Generaal Belastingdienst, Toeslagen en Douane 2021 als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering 2011, en na gehoord hebbende de bestuursraad;

  • g. het aangaan van de arbeidsovereenkomst, het plaatsen en het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met ambtenaren in functies behorende tot de topstructuur van het ministerie en de directoraten-generaal, waarbij het aangaan van een arbeidsovereenkomst plaatsvindt na overleg met de bestuursraad;

  • h. het toekennen van maatregelen van sociaal flankerend beleid aan functionarissen als bedoeld in het vorige onderdeel;

  • i. het maken van afspraken over beloning, van functionarissen behorende tot de topstructuur van het ministerie en de directoraten-generaal;

  • j. het voeren van overleg met bonden over onderwerpen van algemeen belang voor de rechtstoestand van werknemers.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2024, 19126, datum inwerkingtreding 15-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2020.

In artikel 12, aanhef en onder f, wordt ‘Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering 2011’ vervangen door ‘Coördinatiebesluit organisatie, bedrijfsvoering en informatiesystemen rijksdienst’.

Artikel 13. Voorbehouden aan de pSG

Met inachtneming van artikel 12 is aan de pSG voorbehouden:

  • a. het, na overleg met de bestuursraad, doen van voorstellen omtrent de vaststelling van de organisatie van het kernministerie vanaf het niveau van afdelingen (of daarmee vergelijkbare organisatieonderdelen) en lager, en hiermee samenhangend het besluiten tot reorganisaties;

  • b. het vaststellen van de formatie van het DGBD, het DGTSL en het DGD, voor zover het een uitbreiding van de totale formatie betreft;

  • c. het – met inachtneming van artikel 12 – aangaan van de arbeidsovereenkomst, plaatsen en het beëindigen van de arbeidsovereenkomst van ambtenaren in overige leidinggevende functies bij het kernministerie tot het niveau van afdelingshoofden of daarmee gelijk te stellen leidinggevende functies.

  • d. het – met inachtneming van artikel 12 – aangaan van de arbeidsovereenkomst, plaatsen en het beëindigen van de arbeidsovereenkomst van ambtenaren werkzaam in functies bij het kernministerie met een bezoldiging van salarisschaal 15 of hoger. Het aangaan van de arbeidsovereenkomst vindt plaats na overleg met de bestuursraad;

  • e. het toekennen van maatregelen van sociaal flankerend beleid aan functionarissen als bedoeld in de vorige twee onderdelen;

  • f. het toekennen van een (bijzondere) beloning van functionarissen van het kernministerie;

  • g. het voeren van overleg met bonden over onderwerpen van algemeen belang voor de rechtstoestand van werknemers bij afwezigheid van de SG;

  • h. het vaststellen van regelingen of maken van afspraken met betrekking tot sociaal flankerend beleid;

  • i. het vaststellen van regels en beleid(skaders) inzake de bedrijfsvoering, waaronder regels die leiden tot wijzigingen in de rechten of verplichting van ambtenaren, voor zover van toepassing op ambtenaren van het gehele ministerie of het kernministerie;

  • j. het ondertekenen van de rijksbrede overeenkomsten in het kader van categoriemanagement, voor zover het de categorieën betreft die ressorteren onder het ministerie;

  • k. het opleggen van ordemaatregelen en straffen aan functionarissen behorende tot de topstructuur van het ministerie en de directoraten-generaal;

  • l. het verzoeken om toestemming aan het UWV tot ontslag wegens bedrijfseconomische redenen;

  • m. het verzoeken om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen;

  • n. het verzoeken om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewetensbezwaren/werkweigering;

  • o. het verzoeken om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding;

  • p. het verzoeken om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen, een dringende reden of wegens wanprestatie;

  • q. het verzoeken van ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens andere omstandigheden die zodanig zijn dat in redelijkheid niet kan worden verwacht dat de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet;

  • r. het verzoeken van ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een combinatie van ontslaggronden, voor zover één van de gronden is voorbehouden aan de pSG;

  • s. het sluiten van een vaststellingsovereenkomst in verband met het beëindigen van de arbeidsovereenkomst of tewerkstelling bij het ministerie of een wijziging van een reeds afgesloten vaststellingsovereenkomst;

  • t. het beslissen op verzoeken doorwerken na AOW-gerechtigde leeftijd voor functionarissen van het kernministerie;

  • u. alle met cassatie verband houdende beslissingen zowel als eisende partij als verwerende partij met betrekking tot personeelsaangelegenheden;

  • v. het ten aanzien van onder hem ressorterende medewerkers geven van toestemming op verzoeken om systemen te mogen raadplegen naar aanleiding van vermoedens van niet integer gedrag door medewerkers.

Artikel 14. Voorbehouden aan de algemene leiding DG, uitgezonderd het DGBD, het DGTSL en het DGD

Met inachtneming van voorgaande artikelen van dit besluit is aan de algemene leiding van een DG, uitgezonderd het DGBD, het DGTSL en het DGD, ten aanzien van onder hen ressorterende medewerkers voorbehouden het nemen van beslissingen:

  • a. betreffende de plaatsing, beëindiging van de arbeidsovereenkomst en beloning van medewerkers vanaf schaal 15, behoudens het bepaalde in artikel 13;

  • b. tot het sluiten van een tijdelijke arbeidsovereenkomst in bijzondere situaties;

  • c. tot een (tijdelijke) uitzending in het buitenland;

  • d. het toekennen van maatregelen van sociaal flankerend beleid aan functionarissen als bedoeld in de vorige twee onderdelen;

  • e. tot beloning van:

    • i. afdelingshoofden of daarmee gelijk te stellen functionarissen;

    • ii. directeuren (m.u.v. Algemeen directeur), sectormanagers en manager Bestuursondersteuning en Vaktechniek bij de ADR;

  • f. tot het opleggen van ordemaatregelen en straffen, met uitzondering van de wettelijke mogelijkheden het dienstverband te beëindigen;

  • g. tot schadeloosstelling;

  • h. tot het verzoeken van toestemming aan het UWV tot ontslag wegens ziekte;

  • i. met betrekking tot (de aansprakelijkheidsstelling als gevolg van) dienstongevallen, beroepsziekten en beroepsincidenten als bedoeld in de CAO Rijk, waarbij de pSG door de algemene leiding wordt geïnformeerd;

  • j. tot het geven van toestemming op verzoeken om systemen te mogen raadplegen naar aanleiding van vermoedens van niet integer gedrag door medewerkers.

Artikel 14a. Afnemen eed en belofte

  • 1 Met inachtneming van voorgaande artikelen van dit besluit is elk van de leden van de algemene leiding van een DG, uitgezonderd de DGBD, de DGTSL en de DGD, bevoegd om ten aanzien van de medewerkers van het kernministerie de eed en belofte af te nemen.

  • 2 In geval van verhindering kan de algemene leiding van een DG zich bij het afnemen van de eed en belofte laten vervangen door de directeur Financieel-Economische Zaken.

Artikel 15. Voorbehouden aan algemene leiding DGBD, DGTSL en DGD

Met inachtneming van voorgaande artikelen van dit besluit is aan de algemene leiding van het DGBD, het DGTSL en het DGD, ten aanzien van onder hen ressorterende medewerkers voorbehouden, het nemen van beslissingen:

  • a. tot het vaststellen van de organisatie tot en met afdelingsniveau, en hiermee samenhangend het besluiten tot reorganisaties;

  • b. tot het vaststellen van de formatie, waarbij tot wijzigingen in formatie van functies met salarisschaal 16 en hoger na overleg met de bestuursraad besloten wordt;

  • c. tot het – met inachtneming van artikel 12 – aangaan van de arbeidsovereenkomst, benoemen, plaatsen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst van ambtenaren in overige leidinggevende functies tot het niveau van afdelingshoofden of daarmee gelijk te stellen leidinggevende functies;

  • d. tot het – met inachtneming van artikel 12 – aangaan van de arbeidsovereenkomst, benoemen, plaatsen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst van ambtenaren in functies met een bezoldiging van salarisschaal 16 of hoger is verbonden. Benoemingen worden afgestemd met de bestuursraad, en over de arbeidsvoorwaarden dient vooraf afstemming met de pSG plaats te vinden.

  • e. tot het sluiten van een tijdelijke arbeidsovereenkomst waarbij wordt afgeweken van de CAO Rijk;

  • f. tot een (tijdelijke) uitzending naar het buitenland;

  • g. tot het toekennen van maatregelen van sociaal flankerend beleid aan functionarissen als bedoeld in de onderdelen c, d en e van dit artikel.

  • h. tot en met inachtneming van artikel 12 – beloning van ambtenaren in:

    • i. overige leidinggevende functies tot het niveau van afdelingshoofden of daarmee gelijk te stellen leidinggevende functies, of

    • ii. overige functies met een beloning van salarisschaal 16 of hoger, waarbij afstemming met de pSG dient plaats te vinden.

  • i. het binnen de rijksbrede en/of ministeriebrede kaders vaststellen van regels en beleid(skaders) inzake de bedrijfsvoering voor zover specifiek van toepassing bij het DGBD;

  • j. tot het opleggen van ordemaatregelen en straffen, met uitzondering van de wettelijke mogelijkheden het dienstverband te beëindigen, aan:

    • i. leidinggevende functionarissen;

    • ii. (strategische) functionarissen met een bezoldiging van salarisschaal 15 of hoger.

  • k. tot het verzoeken van toestemming aan het UWV tot ontslag wegens ziekte;

  • l. met betrekking tot (de aansprakelijkheidsstelling als gevolg van) dienstongevallen, beroepsziekten en beroepsincidenten, waarbij de pSG door de algemene leiding wordt geïnformeerd.

Artikel 16. Voorbehouden aan de directeuren en hun plaatsvervangers

  • 1 De directeuren van de in het Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020 genoemde directies en hun plaatsvervangers, uitgezonderd het DGBD, het DGTSL en het DGD, hebben binnen het kader van hun jaarplannen en binnen door de minister of namens de minister door de secretaris-generaal of de algemene leiding van het directoraat-generaal gegeven richtlijnen en behoudens de voorgaande bepalingen volmacht tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle aangelegenheden die behoren tot hun beleidsterrein genoemd in het Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020, tenzij bij wet anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

  • 2 De in het eerste lid toegekende mandaten kunnen binnen het kader van hun taken ook worden uitgeoefend door de onder de directeuren ressorterende functionarissen die daartoe worden gemandateerd in het mandaatregister.

  • 3 Onverminderd het eerste lid is de bevoegdheid tot het afdoen van besluiten namens de in het eerste lid gevolmachtigde functionarissen toegekend aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel van de directie Bedrijfsvoering.

  • 4 Aan de in het eerste lid gevolmachtigde functionarissen is voorbehouden het afdoen en ondertekenen van beslissingen aangaande:

    • a. vaststelling feitelijk opgedragen functie;

    • b. opzegging wegens bereiken AOW-gerechtigde leeftijd;

    • c. (verlenging) tijdelijke arbeidsovereenkomst;

    • d. ver- en herplaatsing;

    • e. het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;

    • f. tijdelijk opdragen van andere werkzaamheden;

    • g. toekenning extra periodieke verhoging;

    • h. onthouding van een periodieke verhoging;

    • i. wijziging van salarisschaal;

    • j. incidentele beloning voor bijzondere prestaties;

    • k. korting beloning bij arbeidsongeschiktheid;

    • l. het maken van afspraken tot uitbreiding van een arbeidsduur van meer dan 36 uur per week.

Artikel 17. Overleg met bewindspersonen

Over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn, treedt de algemene leiding in contact met de bewindspersoon die het aangaat, voordat van bevoegdheden gebruik wordt gemaakt.

Artikel 18. Personeelsbeslissingen

Bij het maken van afspraken, afdoen van stukken en ondertekenen van uitgaande brieven met betrekking tot alle personeelsaangelegenheden, bedoeld in de bijlage bij deze regeling, betreffende het kernministerie is advies van het hoofd Eenheid Organisatie en Personeel van de directie Bedrijfsvoering vereist.

Artikel 19. Overige bepalingen

  • 1 In situaties waarin het bevoegd gezag een beloning aan een medewerker wil toekennen, waarbij wordt afgeweken van de reguliere beloningsregels dient vooraf overleg met de pSG plaats te vinden.

  • 2 De bevoegdheid tot het toekennen van maatregelen sociaal flankerend beleid is voorbehouden aan de directeur van het organisatieonderdeel waar betrokkene is geplaatst, voor zover die bevoegdheid niet op grond van dit besluit aan een ander is voorbehouden.

Artikel 19aa. De IG

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Met inachtneming van de voorgaande artikelen van dit besluit is aan de IG ten aanzien van onder hem ressorterende medewerkers voorbehouden, het nemen van beslissingen betreffende:

    • a. het vaststellen van de organisatie van de IBTD, en hiermee samenhangend het besluiten tot reorganisaties. In die gevallen wordt de bestuursraad niet gehoord;

    • b. het aangaan, het plaatsen en het beëindigen van de arbeidsovereenkomst;

    • c. het maken van afspraken over de beloning en het toekennen van maatregelen van sociaal flankerend beleid;

    • d. het toekennen van een (bijzondere) beloning;

    • e. het opleggen van ordemaatregelen en straffen, met uitzondering van de wettelijke mogelijkheden het dienstverband te beëindigen;

    • f. het geven van toestemming op verzoeken om systemen te mogen raadplegen naar aanleiding van vermoedens van niet integer gedrag door onder hem ressorterende medewerkers;

    • g. het sluiten van een tijdelijke arbeidsovereenkomst in bijzondere situaties;

    • h. opzegging wegens bereiken AOW-gerechtigde leeftijd;

    • i. (verlenging) tijdelijke arbeidsovereenkomst;

    • j. een (tijdelijke) uitzending in het buitenland;

    • k. schadeloosstelling;

    • l. het verzoeken van toestemming aan het UWV tot ontslag wegens ziekte;

    • m. (de aansprakelijkheidsstelling als gevolg van) dienstongevallen, beroepsziekten en beroepsincidenten als bedoeld in de CAO Rijk, waarbij de pSG door de IG wordt geïnformeerd.

  • 2 De afdelingshoofden van de IBTD hebben, voor zover het hun werkterrein betreft en binnen door de minister of namens de minister door de IG gegeven richtlijnen en behoudens de voorgaande bepalingen, mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende de taken die behoren tot de IBTD genoemd in het Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020, tenzij bij wet anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

  • 3 De functionarissen zoals bedoeld in het tweede lid zijn bevoegd tot het afdoen en ondertekenen van beslissingen aangaande de:

    • a. vaststelling feitelijk opgedragen functie;

    • b. ver- en herplaatsing;

    • c. tijdelijk opdragen van andere werkzaamheden;

    • d. toekenning extra periodieke verhoging;

    • e. onthouding van een periodieke verhoging;

    • f. wijziging van salarisschaal;

    • g. incidentele beloning voor bijzondere prestaties;

    • h. korting beloning bij arbeidsongeschiktheid;

    • i. het maken van afspraken tot uitbreiding van een arbeidsduur van meer dan 36 uur per week.

  • 5 Artikel 18 en de in dat artikel bedoelde bijlage is van overeenkomstige toepassing. De IG hoeft echter geen voorafgaand advies aan de directeur CDMO te vragen als het gaat om de personeelsaangelegenheid wijziging van de salarisschaal zonder wijziging van de functie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2024, 19126, datum inwerkingtreding 15-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Hoofdstuk 4a. Woo-verzoeken

Artikel 19a. Woo-verzoeken kernministerie

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Aan de directeuren-generaal van het kernministerie wordt mandaat verleend om te besluiten op Woo-verzoeken die betrekking hebben op informatie die berust bij het kernministerie. Zij kunnen aan onder hen ressorterende ambtenaren ter zake ondermandaat verlenen.

  • 2 Aan de secretaris-generaal en het hoofd Openbaarheid van bestuur van de directie Juridische Zaken en, bij diens afwezigheid, de directeur of plaatsvervangend directeur van die directie, wordt mandaat verleend om de tegen de in het eerste lid bedoelde besluiten gerichte bezwaren te behandelen en daarop te beslissen. Beiden kunnen aan onder hen ressorterende ambtenaren ter zake ondermandaat verlenen.

  • 3 Aan de directeur van de directie Juridische Zaken wordt machtiging verleend tot de behandeling van procedures bij de rechtbanken en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en tot het instellen van hoger beroep ter zake van de Woo-verzoeken bedoeld in het eerste lid. Hij kan aan onder hem ressorterende ambtenaren ter zake ondermachtiging verlenen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2023, 19085, datum inwerkingtreding 12-07-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2023.

1 Aan de secretaris-generaal, de thesaurier-generaal en de directeuren-generaal van het kernministerie wordt mandaat verleend om te besluiten op Woo-verzoeken die betrekking hebben op informatie die berust bij het kernministerie, voor zover het hun eigen dienstonderdeel betreft. Zij kunnen aan onder hen ressorterende ambtenaren ter zake ondermandaat verlenen.

Artikel 19b. Zwaarwegende of politiek-bestuurlijk gevoelige Woo-verzoeken DGBD, DGTSL en DGD

  • 1 Ten aanzien van informatie die berust binnen het eigen directoraat-generaal, wordt aan de directeuren-generaal van DGBD, DGTSL en DGD mandaat verleend om te besluiten op zwaarwegende of politiek-bestuurlijk gevoelige Woo-verzoeken, tot welke categorie in ieder geval behoren de Woo-verzoeken van vertegenwoordigers van de media, van politieke en maatschappelijke organisaties en van belangengroeperingen. Op zwaarwegende of politiek-bestuurlijk gevoelige Woo-verzoeken wordt beslist namens de Staatssecretaris. De directeur-generaal kan aan onder hem ressorterende ambtenaren ter zake ondermandaat verlenen.

  • 2 Op zwaarwegende of politiek-bestuurlijk gevoelige Woo-verzoeken die zijn ingediend bij de inspecteur of de ontvanger wordt overeenkomstig het eerste lid beslist namens de Staatssecretaris.

  • 3 Aan de secretaris-generaal en het hoofd Openbaarheid van bestuur van de directie Juridische Zaken en, bij diens afwezigheid, de directeur of plaatsvervangend directeur van die directie, wordt mandaat verleend om de tegen de in het eerste lid bedoelde besluiten gerichte bezwaren te behandelen en daarop te beslissen. Beiden kunnen aan onder hen ressorterende ambtenaren ter zake ondermandaat verlenen.

  • 4 Aan de directeur van de directie Juridische Zaken wordt machtiging verleend tot de behandeling van procedures bij de rechtbanken en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en tot het instellen van hoger beroep ter zake van de Woo-verzoeken bedoeld in het eerste lid. Hij kan aan onder hem ressorterende ambtenaren ter zake ondermachtiging verlenen.

Artikel 19c. Overige Woo-verzoeken DGBD, DGTSL en DGD

  • 1 Aan de (algemeen) directeuren van de organisatieonderdelen van het DGBD, het DGTSL en het DGD wordt mandaat verleend om te beslissen op andere Woo-verzoeken betreffende informatie die berust bij het betreffende organisatieonderdeel dan bedoeld in artikel 19b, eerste lid. De (algemeen) directeuren kunnen aan onder hen ressorterende ambtenaren ter zake ondermandaat verlenen.

  • 2 Aan de directeuren-generaal van respectievelijk DGBD, DGTSL en DGD wordt mandaat verleend om de tegen de in het eerste lid bedoelde besluiten gerichte bezwaren te behandelen en daarop te beslissen. De directeuren-generaal kunnen aan onder hen ressorterende ambtenaren ter zake ondermandaat verlenen.

  • 3 Aan de directeuren-generaal van respectievelijk DGBD, DGTSL en DGD wordt machtiging verleend tot de behandeling van procedures bij de rechtbanken en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en tot het instellen van hoger beroep ter zake van de Woo-verzoeken bedoeld in het eerste lid. Zij kunnen aan onder hen ressorterende ambtenaren ter zake ondermachtiging verlenen.

  • 4 Rechterlijke uitspraken in procedures van de organisatieonderdelen van het DGBD, het DGTSL en het DGD, worden zo spoedig mogelijk na ontvangst door het betreffende directoraat-generaal in afschrift toegezonden aan de directie Juridische Zaken.

Artikel 19d. Woo-verzoeken ten aanzien van meerdere organisatieonderdelen

  • 1 Indien een Woo-verzoek betrekking heeft op informatie die berust bij meerdere directoraten-generaal of dienstonderdelen van het DGBD, het DGTSL en het DGD, dan is diegene bij wiens directoraat-generaal of organisatieonderdeel van het DGBD, het DGTSL of het DGD het zwaartepunt van het verzoek ligt, bevoegd overeenkomstig de artikelen 19a tot en met 19c. De bevoegdheden worden uitgeoefend in overeenstemming met de directoraten-generaal of dienstonderdelen van het DGBD, het DGTSL en het DGD waar tevens informatie berust waarop het Woo-verzoek betrekking heeft.

  • 2 Bij welk organisatieonderdeel het zwaartepunt van het verzoek ligt, wordt in onderling overleg tussen de betrokken directoraten-generaal of organisatieonderdelen van het DGBD, het DGTSL en het DGD bepaald.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 20. Vaste verandermomenten

Wijzigingen van dit besluit treden in werking per 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober, behoudens spoedeisende gevallen.

Artikel 21. Intrekking andere (mandaat)regelingen

Artikel 22. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 23. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën,

W.B. Hoekstra

Bijlage als bedoeld in artikel 18

De personeelsaangelegenheden als bedoeld in artikel 18 van het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020 zijn:

  • stopzetten of opschorten beloning bij ziekte;

  • verplichtingen en sancties bij ziekte en re-integratie;

  • verplichtingen werkgever bij ziekte en re-integratie;

  • ontslag/sanctie bij reorganisatie;

  • toekennen VWNW-voorzieningen en stimuleringspremie;

  • beroep op de hardheidsclausule;

  • aanzuiveren tekort als bedoeld in het eerste lid van artikel 7:661 van het Burgerlijk Wetboek;

  • wijziging van de salarisschaal zonder wijziging van de functie;

  • ordemaatregelen en straffen;

  • tot het sluiten van een tijdelijke arbeidsovereenkomst waarbij wordt afgeweken van de CAO Rijk;

  • opzegging met toestemming UWV;

  • opzegging wegens dringende reden;

  • opzegging met instemming;

  • verzoeken tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst;

  • vaststellingsovereenkomst waarin het einde van de arbeidsovereenkomst wordt geregeld;

  • hoogte en uitbetaling transitievergoeding;

  • vermissing;

alsmede

  • aangelegenheden met betrekking tot (de aansprakelijkheidsstelling al dan niet als gevolg van) dienstongevallen, beroepsziekten en beroepsincidenten, waarbij de pSG wordt geïnformeerd, en

  • de vaststelling van de formatie zoals gebaseerd op artikel 3 van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering 2011.

Zie ook Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020, Staatscourant 2019, 70716.