Besluit vaststelling beleidsregels Onderzoekskader 2019 voor het toezicht op de Nederlandse [...] primair onderwijs en voortgezet onderwijs

Geraadpleegd op 10-06-2025. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2024.
Geldend van 01-08-2024 t/m heden

Besluit van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van 12 februari 2019, nr. 5252180, tot intrekking van waarderingskaders onder vaststelling van beleidsregels houdende Onderzoekskaders 2019

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gezien de voordracht van de Inspecteur-generaal van het onderwijs van 13 december 2018,

Besluit:

Artikel 1

De volgende beleidsregels worden vastgesteld:

  • 1. Onderzoekskader 2019 voor het toezicht op de Nederlandse scholen in het buitenland primair onderwijs (bijlage I); en

  • 2. Onderzoekskader 2019 voor het toezicht op de Nederlandse scholen in het buitenland voortgezet onderwijs (bijlage II).

Artikel 2

De volgende beleidsregels worden ingetrokken:

  • 1. Waarderingskader NTC Primair Onderwijs 20121; en

  • 2. Waarderingskader NTC Voortgezet Onderwijs 20122:

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

A. Slob

Onderzoekskader 2024

voor het toezicht op de Nederlandse scholen in het buitenland primair onderwijs

1. Inleiding

Diversiteit van het onderwijsveld

Het Nederlands onderwijs in het buitenland kent verschillende verschijningsvormen. Naast volledig primair en voortgezet dagonderwijs (deze scholen lijken erg op het onderwijs in Nederland) zijn er de leslocaties voor Nederlandse taal en cultuur (NTC), waarin leerlingen gedurende drie uur per week het Nederlands bijhouden en verder ontwikkelen. Dit gebeurt naast het lokale of internationale dagonderwijs dat deze leerlingen in het buitenland volgen. Als derde verschijningsvorm is er het afstandsonderwijs.

Juridische basis

De wettelijke basis van de onderzoekskaders Nederlands onderwijs buitenland is ontleend aan artikel 3, eerste lid Wet op het onderwijstoezicht, artikel 10 van de Wet overige OCW-subsidies en artikel 6 van de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2024-2028. Hierin is opgenomen dat de Inspectie van het Onderwijs toezicht houdt op het Nederlands onderwijs buitenland en daarbij de door de Minister vastgestelde onderzoekskaders hanteert.

Noch de Wet op het Primair Onderwijs (WPO), noch de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO), noch de Leerplichtwet 1969 zijn formeel van toepassing. Deze laatste wet is alleen van kracht wanneer leerlingen zijn ingeschreven in de basisadministratie van een gemeente in Nederland. De Nederlandse scholen in het buitenland vallen ook niet onder de regelgeving van passend onderwijs. En ook de Vertrouwensinspectie is niet voor de Nederlandse scholen in het buitenland beschikbaar omdat daar de lokale wetgeving van kracht is.

Vergelijkbare kwaliteit om aansluiting van leerlingen te realiseren

De onderzoekskaders primair en voortgezet onderwijs voor het Nederlands onderwijs buitenland komen ondanks de genoemde diversiteit aan verschijningsvormen en ondanks de andere wettelijke basis zoveel mogelijk overeen met, en zijn afgeleid van de onderzoekskaders zoals die in Nederland gelden.

De reden hiervoor is dat het Nederlands onderwijs buitenland de aansluiting met het onderwijs in Nederland (en Vlaanderen) beoogt, zoals vastgesteld in de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2024-2028. Continuïteit in het onderwijs voor leerlingen én continuïteit in de inrichting en de kwaliteit van de Nederlandse scholen in het buitenland en van de scholen in Nederland liggen in elkaars verlengde. Dat betekent dat de wijze waarop de inspectie de kwaliteit van het Nederlands onderwijs in het buitenland kwalificeert, vergelijkbaar dient te zijn met de wijze waarop dit in Nederland gebeurt. Dit betreft vooral de opbouw van het kader in kwaliteitsgebieden en standaarden.

De onderzoekskaders voor scholen primair en voortgezet onderwijs in Nederland onderscheiden basiskwaliteit (deugdelijkheidseisen) en aanvullende ambities. Deze deugdelijkheidseisen zijn voor de scholen in het buitenland niet rechtstreeks vanuit de sectorwetten of de Leerplichtwet 1969 toepasbaar. Omwille van de vergelijkbaarheid van kwaliteit van Nederlandse scholen in het buitenland en scholen in Nederland, hanteren we in de onderzoekskaders Nederlands Onderwijs buitenland de term ‘basiskwaliteit’, die vergelijkbaar is met de deugdelijkheidseisen zoals die voor scholen in Nederland gelden. Op de standaarden spreken we van ‘bevindingen’ of ‘waarderingen’, dit omdat de term ‘oordeel’ uitsluitend is voorbehouden aan wettelijke eisen.

Aanpassingen waarderingskader nodig

De bijzondere omstandigheden van het Nederlands onderwijs in het buitenland vragen om aanpassingen in het waarderingskader. Naast het logistieke argument (de Nederlandse scholen in het buitenland zijn over de hele wereld verspreid) is ook de grote wisseling van populaties van het Nederlands onderwijs in het buitenland een belangrijke overweging. We zien herhaaldelijk dat in de periode tussen twee inspectiebezoeken niet alleen het gehele schoolteam is gewisseld, maar ook de directie, het bestuur 3 en bovendien een groot deel van de leerlingenpopulatie. Deze discontinuïteit vraagt maatwerk in het toezicht en een andere insteek dan in Nederland wordt toegepast. Deze aanpassingen hebben met name consequenties voor de systematiek van het toezicht en voor de normering. We beschrijven dit hieronder.

Concreet betreft het aanpassingen op het punt van de bestuursgerichte benadering, het stimulerend toezicht, het kwaliteitsgebied ‘sturen, kwaliteitszorg en ambitie’, alsmede de kwalificatie ‘Zeer zwak’.

De bestuursgerichte benadering, waarbij in Nederland wordt uitgegaan van een grote mate van autonomie van besturen – maar ook van continuïteit van bestuurlijk handelen ten behoeve van vaak meerdere scholen, in relatie tot andere schoolbesturen, gemeenten en samenwerkingsverbanden – vraagt bij het Nederlands onderwijs buitenland een geheel andere invulling. De besturen van het Nederlands onderwijs in het buitenland functioneren doorgaans autonoom als zogenaamde éénpitter in een geïsoleerde omgeving. Wel vergelijkbaar is het aanspreken van het bestuur op de verantwoordelijkheid voor het in stand houden van de school en voor de kwaliteit van het onderwijs. In die zin zijn de gehanteerde standaarden van de waarderingskaders in gelijke mate van toepassing, maar worden bevindingen / waarderingen alleen gegeven op schoolniveau.

Stimulerend toezicht. De stimulerende taak van het toezicht in het buitenland komt tot uitdrukking in de waardering van de aanvullende ambities. Het richtinggevende model schoolplan van de Stichting NOB volgt, voor zover van toepassing, de opzet en indeling van het schoolplan zoals dat in Nederland van toepassing is. Evenals in Nederland geven de Nederlandse scholen in het buitenland in hun schoolplan aan wat de aanvullende ambities zijn die zij nastreven.

Daarnaast krijgt het stimulerende element van toezicht vorm door het meedenken met het bestuur en andere betrokkenen over oplossingen die de specifieke situatie vereist. Dat geldt met name voor het NTC-onderwijs, dat verreweg het grootste aandeel van het Nederlands onderwijsaanbod in het buitenland vormt. Doordat de inspecteurs op NTC-scholen in heel verschillende omstandigheden en op heel verschillende locaties komen, kennen zij de voor die situatie specifieke problemen. Dat maakt hen een waardevolle gesprekspartner voor de besturen, directies en schoolteams, die vaak maar korte tijd op de betreffende locatie verblijven. Ook de kennis van (de veranderingen van) het onderwijs en van de regelgeving in Nederland is voor besturen, directies en schoolteams in het buitenland relevant.

De standaarden kwaliteitszorg

De standaarden binnen het kwaliteitsgebied Sturing, kwaliteitszorg en ambitie (SKA) vullen we voor de Nederlandse scholen in het buitenland anders in, omdat dit beter aansluit op de situatie van deze scholen. In tegenstelling tot het waarderingskader voor de scholen in Nederland, hanteren we de volgende standaarden: Kwaliteitszorg (SKA1), Kwaliteitscultuur (SKA2) en Verantwoording en dialoog (SKA3).

We verwachten dat het bestuur middels een stelsel van kwaliteitszorg de onderwijskwaliteit op de school waarborgt, waarbij verschillende onderdelen van een goedwerkende kwaliteitszorgcyclus (het stellen van toetsbare doelen vanuit een duidelijke visie, de uitvoering van een voorgenomen kwaliteitsverbetering en de evaluatie) terugkomen. Verder heeft ook het financiële beheer -dat voorwaardelijk is voor het realiseren van goed onderwijs- binnen deze standaard een plek. Het is om die redenen dan ook logisch dat we al deze basisvoorwaarden onderbrengen onder één standaard: Kwaliteitszorg (SKA1).

Doordat we de kwaliteitszorg van een school apart waarderen, kunnen we bij de andere twee standaarden binnen dit kwaliteitsgebied een andere focus leggen; namelijk de wijze waarop een professionele kwaliteitscultuur wordt gerealiseerd (SKA2) en hoe het bestuur en de school verantwoording afleggen en de dialoog voeren (SKA3). Tot slot sluit deze afwijking van de reguliere toezichtsystematiek beter aan op de NTC-scholen die onderdeel zijn van een internationale school. Bij deze scholen kan het voorkomen dat we de standaard Kwaliteitszorg (SKA1) wel onderzoeken, maar geen waardering geven omdat de kwaliteitszorg integraal onderdeel is van de internationale school. In bepaalde situaties kunnen wij dan de andere twee standaarden (SKA 2 en 3) uit dit kwaliteitsgebied wel een waardering toekennen.

De kwalificatie ‘Zeer zwak’ is een laatste belangrijke afwijking van de reguliere toezichtsystematiek in Nederland. Bij onvoldoende kwaliteit van standaarden en van overige al dan niet wettelijke eisen (zoals bijvoorbeeld de vereisten aan de schoolgids) geeft de inspectie herstelopdrachten. Indien nodig kennen we ook de bevinding ‘Onvoldoende’ (op schoolniveau) toe. Bij de afweging sluiten we aan bij de in Nederland gehanteerde normering.

De kwalificatie ‘Zeer zwak’ is in het buitenland niet van toepassing. Indien nodig vragen we verbeterplannen en voortgangsrapportages, aan de hand waarvan we op afstand het herstel monitoren. Ook kunnen we voortgangsgesprekken voeren. Bij onvoldoende kwaliteit op schoolniveau vindt in de regel na twee jaar opnieuw een kwaliteitsonderzoek (herstelonderzoek) plaats. Indien de kwaliteit van de school als geheel dan nog niet op orde is, meldt de inspectie dit aan de Stichting NOB, hetgeen betekent dat de subsidie vanuit de Stichting NOB wordt ingetrokken. (Reglement van aansluiting Stichting NOB, artikel 10, derde lid)

2. Het waarderingskader

Het waarderingskader Primair Onderwijs

In dit hoofdstuk beschrijven we het waarderingskader. We beschrijven de opbouw van het kader (paragraaf 2.1). In paragraaf 2.2 is vervolgens het waarderingskader opgenomen voor de dagscholen en NTC-scholen en instellingen voor afstandsonderwijs. Daarbij hanteren we als uitgangspunt in de beschrijving van de standaard de kwaliteitseisen aan het NTC- en afstandsonderwijs. Indien van toepassing is er per standaard een aanvulling voor het dagonderwijs. In paragraaf 2.3 komen aspecten van naleving aan de orde. Waar van toepassing zijn deze aspecten van naleving aanvullend gebaseerd op de aansluitingsvoorwaarden van de Stichting NOB.

2.1. Opbouw van het waarderingskader

In het waarderingskader onderscheiden we vier kwaliteitsgebieden: Onderwijsproces, Veiligheid en Schoolklimaat, Onderwijsresultaten en Sturen, kwaliteitszorg en ambitie.

Met het waarderingskader krijgen we zicht op de drie elementaire vragen over de betekenis van het onderwijs voor leerlingen: krijgen ze goed les (Onderwijsproces), voelen ze zich veilig (Veiligheid en Schoolklimaat) en leren ze genoeg (Onderwijsresultaten)? Daarnaast kijken we naar de sturing op en de verbetering van de kwaliteit (Sturen, kwaliteitszorg en ambitie). Dit zijn belangrijke aspecten voor de kwaliteit en ontwikkeling van het onderwijs aan leerlingen. We waarderen bij de kwaliteit van het onderwijs het geheel van de prestaties van de school op deze vier gebieden. Het financieel beheer nemen wij mee als onderdeel van de kwaliteitszorg.

Iedere standaard binnen het kwaliteitsgebied is op grond van basisvoorwaarden geoperationaliseerd. Deze basisvoorwaarden zijn afgeleid van de deugdelijkheidseisen zoals die in de Wet Primair onderwijs zijn opgenomen (WPO).

Bij iedere standaard is tevens ruimte voor een dialoog over de eigen aanvullende ambities die de school laat zien of ambieert; we benoemen deze in de vorm van mogelijke voorbeelden en deze zijn niet uitputtend. We betrekken de aanvullende ambities voor de bevinding of waardering ‘Goed’ op de standaard. Daarbij onderzoeken we of het bestuur/de school de eigen ambities realiseert en of de school daarmee volgens wetenschappelijke inzichten goed onderwijs realiseert. Een school kan overigens ook de waardering ‘Goed’ op een standaard krijgen doordat zij de basiskwaliteit op overtuigende wijze realiseert.

Het waarderingskader primair onderwijs kent de volgende opbouw.

KWALITEITSGEBIEDEN EN STANDAARDEN

OP

ONDERWIJSPROCES

OP0

Basisvaardigheden

OP1

Aanbod (alleen voor dagonderwijs)

OP2

Zicht op ontwikkeling en begeleiding

OP3

Pedagogisch-didactisch handelen

OP4

Onderwijstijd

OP6

Afsluiting (optioneel, alleen voor dagonderwijs)

   

VS

VEILIGHEID EN SCHOOLKLIMAAT

VS1

Veiligheid (alleen voor dagonderwijs)

VS2

Schoolklimaat

   

OR

ONDERWIJSRESULTATEN

OR1

Resultaten

OR2

Sociale en maatschappelijke competenties (optioneel, alleen voor dagonderwijs)

   

SKA

STUREN, KWALITEITSZORG EN AMBITIE

SKA1

Kwaliteitszorg

SKA2

Kwaliteitscultuur

SKA3

Verantwoording en dialoog

2.2. Standaarden van het waarderingskader Primair Onderwijs Nederlands onderwijs buitenland

KWALITEITSGEBIED ONDERWIJSPROCES (OP)

STANDAARD OP0 – BASISVAARDIGHEDEN

Het onderwijs in basisvaardigheden bereidt de leerlingen voor op het vervolgonderwijs en de samenleving.

Basiskwaliteit

De school heeft voor het onderwijs in de basisvaardigheid Nederlandse taal (mondelinge taalvaardigheid, lezen, schrijven, begrippenlijst en taalverzorging) een doelgericht en samenhangend curriculum dat past bij de leerlingenpopulatie van de school. Het aanbod sluit aan op het niveau van de leerlingen bij binnenkomst van de school, wordt afgestemd op de onderwijsbehoeften die kenmerkend zijn voor de leerlingenpopulatie en bereidt hen voor op de doelen die er vanuit de referentieniveaus gesteld zijn en het taalaanbod bij het vervolgonderwijs in Nederland en Vlaanderen.

Voor Nederlandse taal is de inhoud van het curriculum tenminste dekkend voor de kerndoelen en werkt het toe naar de referentieniveaus. Het curriculum kent een logisch doorlopende opbouw van doelen en bereidt leerlingen voor op de volgende leerjaren, het vervolgonderwijs en de samenleving. De uitvoering van het curriculum is herkenbaar in de onderwijspraktijk.

Burgerschap richt zich tenminste op bevordering van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en de kennis, houdingen en vaardigheden die daarbij van belang zijn. Dat geldt evenzo voor de sociale en maatschappelijke competenties die nodig zijn in de pluriforme democratische samenleving, en de kerndoelen die daaraan gerelateerd zijn. Op de Nederlandse taal- en cultuurscholen in het buitenland ligt de focus hierbij meer specifiek op de Nederlandse en Vlaamse cultuur.

Aanvulling specifiek voor volledig dagonderwijs:

De school heeft voor het onderwijs in de basisvaardigheid rekenen-wiskunde (getallen, verhoudingen, meten en meetkunde, en verbanden) een doelgericht en samenhangend curriculum dat past bij de leerlingenpopulatie van de school. Voor rekenen-wiskunde is de inhoud van het curriculum tenminste dekkend voor de kerndoelen en werkt het toe naar de referentieniveaus. Het curriculum kent een logisch doorlopende opbouw van doelen en bereidt leerlingen voor op de volgende leerjaren, het vervolgonderwijs en de samenleving. De uitvoering van het curriculum is herkenbaar in de onderwijspraktijk.

Aanvullende ambities:

Zijn er aanvullende ambities voor het onderwijs in de basisvaardigheden en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • Ondersteunende en uitdagende leeromgeving wat betreft de basisvaardigheden

  • voor NTC/afstandsonderwijs:

    • Doelgericht en samenhangend (wereld)burgerschapsonderwijs

    • op maat gesneden aanvankelijk leesonderwijs (afhankelijk van dagschool)

    • goede afstemming met het taal- en begrijpend leesaanbod van de dagschool

STANDAARD OP1 – AANBOD (alleen dagonderwijs)

Het aanbod bereidt de leerlingen voor op vervolgonderwijs en samenleving.

Basiskwaliteit

De school bereidt de leerlingen voor op het vervolgonderwijs en de samenleving. Zij biedt een breed en op de kerndoelen gebaseerd aanbod. Onder aanbod verstaan we alle lesinhouden, ook die digitaal zijn of online aangeboden worden. Het aanbod van de school is afgestemd op de leerlingenpopulatie en sluit aan bij het (beoogde) (taal)niveau en de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Het aanbod wordt waar nodig gedurende de schoolloopbaan verdiept en verbreed, zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkeling kunnen doorlopen. Het aanbod is doelgericht, samenhangend en herkenbaar. Bovendien heeft de school de leerinhouden evenwichtig en in samenhang over de leerjaren verdeeld.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor het aanbod en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • Aanbod gekoppeld aan het land waar de school zich bevindt (bijvoorbeeld de taal)

  • Toekomstgericht aanbod

  • Doelgericht aanbod voor meerbegaafde leerlingen

STANDAARD OP2 – ZICHT OP ONTWIKKELING EN BEGELEIDING

De school volgt de ontwikkeling van de leerlingen en biedt waar nodig passende begeleiding en (extra) ondersteuning.

Basiskwaliteit

De school verzamelt vanaf binnenkomst systematisch informatie over de kennis en vaardigheden van leerlingen op het taaldomein. Het verzamelen van (toets)informatie gebeurt systematisch en zorgvuldig en met behulp van genormeerde toetsen. Voor het verzamelen en vastleggen van (toets)informatie gebruikt de school een leerling- en onderwijsvolgsysteem. De school vergelijkt de informatie met de verwachte ontwikkeling van de leerling, waarbij voor taal in ieder geval de referentieniveaus taal als uitgangspunt gelden. Dit maakt het mogelijk om het onderwijs af te stemmen op de onderwijsbehoeften van zowel groepen als individuele leerlingen. Het stelt de school in staat zorg te dragen voor de ontwikkeling en begeleiding van de leerling. De school heeft daarbij hoge verwachtingen van leerlingen. De school waarborgt daarmee voor leerlingen de ononderbroken ontwikkeling en voortgang daarin en heeft daarbij oog voor de bevordering van gelijke kansen. De school informeert ouders regelmatig over de ontwikkeling en vorderingen van hun kind.

Wanneer individuele of groepen leerlingen niet genoeg lijken te profiteren van het onderwijs, analyseert de school waar de ontwikkeling stagneert en wat mogelijke verklaringen hiervoor zijn. Vervolgens bepaalt zij wat er nodig is om op eventuele achterstanden of voorsprongen in de ontwikkeling van leerlingen in te spelen. De school biedt de begeleiding vervolgens gestructureerd aan. De leerlingen krijgen daarmee de begeleiding die zij nodig hebben om het onderwijsprogramma beter te kunnen doorlopen.

Aanvulling specifiek voor volledig dagonderwijs:

Bovenstaande geldt behalve voor het kennisgebied taal ook voor het kennisgebied rekenen-wiskunde. Naast de basisvaardigheden volgt de volledige dagschool ook overige kennis- en ontwikkelingsgebieden met zelf te bepalen instrumenten en/of werkwijzen.

De school heeft in het schoolplan en de schoolgids vastgelegd of de school onderwijs kan bieden aan leerlingen met een laag niveau wat betreft de Nederlandse taal en welke voorzieningen de school dan kan bieden. Voor de leerlingen die dit nodig hebben, legt de school in het ontwikkelingsperspectief vast hoe zij het onderwijs afstemt op de behoefte van de leerling. De school voert de geplande ondersteuning uit. De inhoud en uitvoering van dit plan wordt minimaal eenmaal per schooljaar met de ouders geëvalueerd.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor zicht op ontwikkeling en begeleiding en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • systematisch volgen van leerlingen op meerdere ontwikkelingsgebieden

  • goed zicht op de aanvankelijk lezen-vorderingen van de leerling op de dagschool en daarbij aansluiten bij het aanleren van de letters en omgaan met interferentie tussen talen

  • de school heeft een uitgebreide intake bij binnenkomst van leerlingen en zorgt voor een zorgvuldige overdracht van informatie bij vertrek van leerlingen, ook bij de overgang naar andere onderwijssystemen en/of terugkeer naar het (vervolg)onderwijs in Nederland / België

  • betrokkenheid van leerlingen (en ouders) bij het opstellen van leer- en ontwikkelingsdoelen

STANDAARD OP3 – PEDAGOGISCH-DIDACTISCH HANDELEN

Het pedagogisch-didactisch handelen van de leraren is afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen en draagt eraan bij dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen.

Basiskwaliteit

De leraren creëren in hun lessen een pedagogisch en didactisch passend en stimulerend leerklimaat, waardoor de leerlingen zich veilig voelen en actief betrokken zijn. De leraren tonen hoge verwachtingen van alle leerlingen. Zij zorgen voor een ordelijk verloop van de les en benutten de lestijd efficiënt. De leraren maken het lesdoel duidelijk. Zij monitoren tijdens de les of de leerlingen het beoogde lesdoel al dan niet halen en passen hun onderwijs waar nodig aan. De leraren leggen de lesstof duidelijk uit en geven de leerlingen voldoende tijd om te oefenen met de lesstof. Zij stemmen daarbij de instructie, de verwerking en het tempo van hun onderwijs af op de onderwijsbehoeften van individuele en groepen leerlingen. De leraren geven hun leerlingen gerichte feedback op hun gemaakte werk en op hun leerproces. Zij stimuleren de leerlingen na te denken over hun eigen ontwikkeling.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor het pedagogisch-didactisch handelen en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • betrekken van leerlingen bij het werken aan de gestelde doelen / eigenaarschap

  • bij geïntegreerd NTC-onderwijs: afstemming van de pedagogische en didactische aanpak met de internationale school

  • bij afstandsonderwijs: creëren van interactiemogelijkheden tussen leerlingen onderling.

STANDAARD OP4 – ONDERWIJSTIJD

De leerlingen krijgen voldoende tijd om zich het aanbod eigen te maken.

Basiskwaliteit

De school biedt een programma aan met voldoende4 onderwijstijd. De school stelt vast welke activiteiten onder de onderwijstijd vallen. De school plant de onderwijsactiviteiten weloverwogen over het schooljaar en deze worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van bevoegde5 leraren. De uitval van geplande onderwijsactiviteiten blijft beperkt.

De school verdeelt de tijd zo over de verschillende taalgebieden dat leerlingen in staat zijn het volledige taalprogramma tot zich te nemen. De school heeft beleid om verzuim van leerlingen tegen te gaan, zodat ook op leerlingniveau gestreefd wordt de onderwijstijd te behalen.

Aanvulling specifiek voor volledig dagonderwijs:

Bovenstaande geldt behalve voor de verschillende taalgebieden ook voor het vakgebied rekenen en alle overige vakgebieden.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor de onderwijstijd en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • Voor NTC-onderwijs: allemaal of grotendeels bevoegde leraren

  • Ruimere onderwijstijd vanwege de onderwijsbehoefte van de leerlingen

  • Vervanging door (bevoegde) leraren bij lesuitval

  • Actieve en schoolbrede aanpak bij verzuim

STANDAARD OP6 – AFSLUITING (optioneel, alleen dagonderwijs)

De afsluiting van het onderwijs verloopt zorgvuldig.

Basiskwaliteit

De school zorgt ervoor dat alle leerlingen goed worden voorbereid op de overgang naar het vervolgonderwijs. Alle leerlingen krijgen een passend advies voor het vervolgonderwijs. De school hanteert hierbij een zorgvuldige procedure, waaruit blijkt dat zij ernaar streeft leerlingen gelijke kansen te bieden. Alle leerlingen in leerjaar 8 maken een doorstroomtoets. De leraren nemen de toets conform de voorschriften af. Wanneer uit de uitslag van de doorstroomtoets een hoger schooladvies blijkt dan het voorlopig advies, dan geeft de school een hoger definitief schooladvies. Alleen als het in het belang is van de leerling, kan de school besluiten het advies niet te verhogen. De school moet dit besluit motiveren.

De school informeert de ouders daarnaast over de vorderingen van de leerling en over de informatie over de leerling die aan de ontvangende school wordt verstrekt.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor de afsluiting en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • De school heeft beleid ten aanzien van een warme overdracht, zeker bij vertrek naar een vo-school in Nederland / België.

KWALITEITSGEBIED VEILIGHEID EN SCHOOLKLIMAAT (VS)

STANDAARD VS1 – VEILIGHEID (alleen dagonderwijs)

De school zorgt voor een veilige omgeving voor leerlingen.

Basiskwaliteit

De school zorgt voor de sociale, fysieke en psychische veiligheid van de leerlingen op school gedurende de schooldag. Een school is veilig als de sociale, fysieke en psychische veiligheid van leerlingen niet door handelingen van anderen wordt aangetast. Dit blijkt onder andere uit de beleving van de veiligheid en het welbevinden van de leerlingen op school. De school monitort dit ten minste jaarlijks.

De school heeft een veiligheidsbeleid beschreven dat bestaat uit een samenhangende set van maatregelen. Het beleid is gericht op het voorkomen, afhandelen, registreren en evalueren van incidenten, en de school voert dat beleid ook uit. Als de uitkomsten van de monitoring daartoe aanleiding geven, treft de school maatregelen om de situatie te verbeteren. De school voorkomt, zoveel als mogelijk, (digitaal) pesten, agressie en geweld in elke vorm en treedt zo nodig snel en adequaat op. Dat geldt ook bij uitingen die strijdig zijn met basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals discriminatie en onverdraagzaamheid. De school heeft een persoon aangesteld die voor ouders en leerlingen het aanspreekpunt is in geval van pesten en die het beleid tegen pesten coördineert.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor de veiligheid en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • Beleid sociale media

  • Preventieve maatregelen bij calamiteiten (natuurgeweld, politieke onrust, etc)

  • Afstemming met actoren buiten de school

STANDAARD VS2 – SCHOOLKLIMAAT

De school heeft een schoolklimaat dat bijdraagt aan het ontwikkelen van sociale en maatschappelijke competenties.

Basiskwaliteit

De school bereidt de leerlingen voor op het leven in de maatschappij. Zij creëert daarvoor een oefenplaats die leerlingen ondersteunt bij het ontwikkelen van sociale en maatschappelijke competenties. De school draagt zorg voor een positief schoolklimaat en aan de bevordering daarvan. Het personeel van de school is in zijn gedrag een voorbeeld voor de leerlingen.

De school stemt aanpak en aanbod af op de leerlingenpopulatie van de school en de leefwereld van de leerlingen. Ook signaleert en corrigeert de school uitingen van leerlingen die met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat in strijd zijn.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor het schoolklimaat en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • gedragsregels voor leerlingen en leraren

  • betrokkenheid leerlingen bij het realiseren van een positief schoolklimaat

  • inrichting van het gebouw

  • aandacht voor en verbinding met de lokale cultuur

KWALITEITSGEBIED ONDERWIJSRESULTATEN (OR)

STANDAARD OR1 – RESULTATEN

De school behaalt met haar leerlingen leerresultaten die ten minste in overeenstemming zijn met wat op grond van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden.

Basiskwaliteit

De cognitieve eindresultaten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de

leerlingenpopulatie verwacht mag worden. Dit betekent dat de eindresultaten voor Nederlandse taal voldoen aan de gestelde norm.

Aanvulling specifiek voor volledig dagonderwijs

Behalve voor Nederlandse taal zijn ook de eindresultaten voor rekenen in overeenstemming met hetgeen op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor de onderwijsresultaten en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • eigen hoge normen worden gerealiseerd

  • bereikte leergroei van leerlingen

  • voor dagonderwijs: de doelen die de school heeft bereikt bij andere ontwikkelingsgebieden dan taal en rekenen.

STANDAARD OR2 – SOCIALE EN MAATSCHAPPELIJKE COMPETENTIES (optioneel, alleen dagonderwijs)

De leerlingen behalen sociale en maatschappelijke competenties op het niveau dat ten minste in overeenstemming is met de verwachtingen van het vervolgonderwijs en de maatschappij.

Basiskwaliteit

De school heeft een goed beeld van de kenmerken van haar leerlingenpopulatie en heeft ambitieuze verwachtingen over het niveau dat de leerlingen voor de sociale en maatschappelijke competenties kunnen bereiken. Ze neemt de aansluiting op het vervolgonderwijs en de maatschappij als uitgangspunt voor de competenties voor leerlingen.

De school onderbouwt welke resultaten ze op dit gebied wil bereiken. De school brengt de resultaten op een betrouwbare en inzichtelijke manier in kaart. De school spant zich zichtbaar in om ervoor te zorgen dat leerlingen die de school verlaten daaraan voldoen. Daarmee laat de school zien dat zij haar doelstellingen voor deze competenties behaald heeft.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor de onderwijsresultaten en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • eigen hoge normen worden gerealiseerd

  • school heeft de te bereiken resultaten gekoppeld aan het land waar de school staat.

KWALITEITSGEBIED STUREN, KWALITEITSZORG EN AMBITIE (SKA)

STANDAARD SKA1 – KWALITEITSZORG

Het bestuur en de school hebben een stelsel van kwaliteitszorg ingericht en verbeteren op basis daarvan het onderwijs. Het bestuur is financieel gezond en kan op korte en langere termijn voldoen aan zijn financiële verplichtingen.

Basiskwaliteit

Het bestuur en de school hebben een stelsel van kwaliteitszorg ingericht. Het stelsel van kwaliteitszorg staat uitgewerkt in het schoolplan van de school. Vanuit dit stelsel bewaakt en bevordert het bestuur (en de school) de kwaliteit van het onderwijsleerproces en de leerresultaten. Het bestuur heeft, als onderdeel van het stelsel van kwaliteitszorg, een gedragen visie, ambities en toetsbare doelen gericht op goed onderwijs die ervoor zorgen dat leerlingen een ononderbroken ontwikkeling kunnen doorlopen. De schoolleiding vertaalt deze visie, ambities en doelen in onderwijskundig beleid en stuurt daarop om de beoogde resultaten te behalen. De schoolleiding beschrijft op welke manier ze zorgt voor het realiseren, borgen en verbeteren van de onderwijskwaliteit en hoe ze de naleving van de gestelde eisen realiseert. De schoolleiding sluit met haar visie, ambities en doelen aan op de kenmerken van de leerlingenpopulatie van de school. Resultaten van eerdere evaluaties, interne en externe dialoog zijn zichtbaar in de doelen voor het onderwijskundig beleid.

De school realiseert de toetsbare doelen voor goed onderwijs, die voortkomen uit haar visie en ambities. Het bestuur, de schoolleiding en het (bevoegd) onderwijspersoneel geven samen uitvoering aan het stelsel van kwaliteitszorg, zodat de school als geheel gericht werkt aan het bereiken van de onderwijskundige doelen. Waar nodig stuurt de schoolleiding tussentijds bij.

De schoolleiding monitort, evalueert, analyseert en beoordeelt als onderdeel van het stelsel van kwaliteitszorg in hoeverre de doelen en het beleid worden gerealiseerd en informeert het bestuur daarover. Het bestuur haalt intern en extern actief informatie op om zicht te krijgen op de uitvoering, de resultaten van het onderwijs voor de leerlingen en mogelijke kansen en bedreigingen voor de verdere ontwikkeling van het onderwijs.

Het bestuur en de schoolleiding zorgen voor een gerichte inzet van (financiële) middelen om gestelde doelen te realiseren. Voor continuïteit is het van belang dat het bestuur inzicht heeft in de financiële uitgangspositie en de ontwikkelingen in de komende drie jaar, en daar beleid op uitzet. In het jaarverslag geeft het bestuur inzicht in deze ontwikkelingen en de daaraan verbonden financiële gevolgen.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor de kwaliteitszorg en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • ambitieuze doelen

  • strategisch omgaan met groei of krimp

  • vervolgsucces monitoren als onderdeel van zicht op kwaliteit

  • de wijze waarop het bestuur het duurzaam voortbestaan van de school financieel waarborgt in bijzondere omstandigheden zoals natuurrampen en andere calamiteiten.

  • de school heeft beleid ten aanzien van een warme overdracht, zeker bij terugkeer naar het onderwijs is Nederland / België.

STANDAARD SKA2 – KWALITEITSCULTUUR

Het bestuur en zijn school (scholen) kennen een professionele kwaliteitscultuur en functioneren transparant en integer.

Basiskwaliteit

Het bestuur handelt zodanig dat dit leidt tot een integere en transparante organisatiecultuur. Ieder werkt vanuit zijn eigen rol aan de verbetering van de onderwijskwaliteit. De verantwoordelijkheidsverdeling tussen bestuur, schoolleiding en team maakt dit mogelijk.

Het bestuur zorgt voor bekwaam en bevoegd personeel op de school en maakt mogelijk dat het

personeel haar bekwaamheid onderhoudt en voert hierover gesprekken met de schoolleider en het team. De schoolleiding en het team werken gezamenlijk aan een voortdurende verbetering van hun professionaliteit. Leraren houden daarbij rekening met de gestelde bekwaamheidseisen en beroepsprofielen en behaalde resultaten bij leerlingen. Zij krijgen daartoe voldoende gelegenheid. De wijze waarop ze dit doen, staat helder beschreven in het schoolplan.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor de kwaliteitscultuur en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • strategisch HRM-beleid

  • faciliteren van bijscholing op afstand en in Nederland

  • voor NTC-onderwijs: stimuleren en faciliteren van het halen van een bevoegdheid bij onbevoegd personeel

  • heldere en functionele gesprekscyclus

STANDAARD SKA3 VERANTWOORDING EN DIALOOG

Het bestuur en de school leggen intern en extern toegankelijk en betrouwbaar verantwoording af over doelen en resultaten van het onderwijs en voeren daarover actief een dialoog.

Basiskwaliteit

Het bestuur en de scholen hebben tegenspraak georganiseerd. Dit gebeurt in ieder geval door

de ouders en personeel te betrekken bij beleids- en besluitvorming. Het bestuur en de scholen

brengen minimaal jaarlijks verslag uit over haar doelen en de resultaten die zij behaalt. Zij doen dit op toegankelijke wijze. Het bestuur en de school verantwoorden zich aan de overheid en aan belanghebbenden.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor de verantwoording en dialoog en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • een actieve dialoog met de omgeving over ambities en resultaten

  • afstemmen van doelen en overleg met de school, waarin de NTC-school is gehuisvest

  • contacten onderhouden en samenwerken met de Nederlandse en/of Belgische ambassade of consulaat en/of de Vlaamse vertegenwoordiger

  • contacten onderhouden met lokale instanties

2.3. Aspecten van naleving

De Nederlandse wetgeving is zoals eerder vermeld beperkt van toepassing op het onderwijs in het buitenland. De Stichting NOB stelt als subsidievoorwaarden onder meer het hebben van een schoolgids en een schoolplan. Afgeleid van het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in Nederland en aansluitend bij de subsidievoorwaarden van de Stichting NOB, controleert de inspectie of de schoolgids en het schoolplan van Nederlandse scholen in het buitenland dezelfde onderdelen bevatten als die in Nederland wettelijk verplicht zijn (voor zover deze van toepassing zijn op het Nederlands onderwijs buitenland). De formuleringen zijn daarop aangepast.

Naleving documenten:

  • aanwezigheid schoolgids (SG)

  • aanwezigheid schoolplan (SP)

  • bovengenoemde documenten voldoen aan de wettelijke eisen zoals die in Nederland gelden op het punt van:

    • o vermelding klachtenregeling (SG)

    • o eigen ambities (SP)

    • o vermelden van behaalde resultaten (leerresultaten en versterken kwaliteit) (SG)

3. Normering

In dit hoofdstuk beschrijven we hoe we met behulp van het waarderingskader uit hoofdstuk 2 tot bevindingen / waarderingen komen over de kwaliteit van het onderwijs, de kwaliteitszorg en het financieel beheer bij de scholen.

3.1. Kwaliteitsbepaling op twee niveaus: op niveau van de standaarden en op schoolniveau

We toetsen de kwaliteit van het onderwijs en de kwaliteitszorg primair op het niveau van de standaard. Standaarden omvatten een omschrijving van de ‘basiskwaliteit’ en aanvullende ambities. In paragraaf 3.2 beschrijven we de normering op basis van de basiskwaliteit en de aanvullende ambities. De bevindingen / waarderingen op de standaarden leiden tot een kwalificatie van de school als geheel (paragraaf 3.3). In paragraaf 3.4 gaan we in op het proces van vaststellen van bevindingen / waarderingen en in paragraaf 3.5 op het vervolgtoezicht.

3.2. Normering standaarden: bevindingen op deugdelijkheidseisen6 (basiskwaliteit)

Voor de waardering goed worden de aanvullende ambities als volgt bij de oordeelsvorming betrokken

Bevinding/ waardering standaard

Norm voor de standaarden

Goed

De school voldoet aan de deugdelijkheidseisen en realiseert ook ambities die daarboven uitstijgen.

Voldoende (basiskwaliteit)

De school voldoet aan de deugdelijkheidseisen en realiseert daarmee basiskwaliteit.

Onvoldoende

De school voldoet niet aan de deugdelijkheidseisen en realiseert daarmee geen basiskwaliteit.

3.3. Normering op het schoolniveau

Op basis van de gehanteerde normen op standaardniveau komt de inspectie tot de volgende bevinding op schoolniveau. We volgen daarbij de volgende normen:

Bevinding op schoolniveau

Norm

Voldoende (basiskwaliteit)

De standaard Resultaten is Voldoende én niet meer dan één van de standaarden Zicht op ontwikkeling en begeleiding, Pedagogisch -didactisch handelen én Veiligheid1 is Onvoldoende én niet meer dan één standaard in het gebied Onderwijsproces is Onvoldoende.

Onvoldoende

Eén of meer van de standaarden Zicht op ontwikkeling en begeleiding of Pedagogisch-didactisch handelen of Veiligheid én Resultaten zijn Onvoldoende, óf twee standaarden in het gebied Onderwijsproces zijn Onvoldoende.

1 Dit geldt alleen voor dagonderwijs

Onderwijsresultaten niet te beoordelen

Norm

Voldoende (basiskwaliteit)

Niet meer dan één van de standaarden Zicht op ontwikkeling en begeleiding, Pedagogisch-didactisch handelen en Veiligheid is Onvoldoende én de standaard Kwaliteitszorg is Voldoende én niet meer dan één standaard in het gebied Onderwijsproces is Onvoldoende.

Onvoldoende

Eén of meer van de standaarden Zicht op ontwikkeling en begeleiding of Pedagogisch-didactisch handelen of Veiligheid én Kwaliteitszorg zijn Onvoldoende, óf twee standaarden in het gebied Onderwijsproces zijn Onvoldoende.

3.4. Het tot stand komen van bevindingen en waarderingen

3.4.1. Naleving deugdelijkheidseisen

Bij het bepalen van de waarderingen op standaard- en schoolniveau hanteren we bovengenoemde normering als richtlijn. De mate waarin de onderwijspraktijk de essentie en de bedoeling van met name de deugdelijkheidseisen zoals die in Nederland gelden tentoonspreidt, is bepalend voor onze bevindingen. Voor de waardering Voldoende gaan we er in principe van uit dat aan alle deugdelijkheidseisen die horen bij de standaard is voldaan. We waarderen de kwaliteit zoals in de standaard is omschreven integraal en niet elke deugdelijkheidseis van de standaard op zichzelf. Het kan zijn dat een bestuur of school op een standaard een positief beeld laat zien, maar op een bepaald element van de standaard (nog) niet. Als dit beperkt van invloed is op de aangetroffen kwaliteit van de school of voor leerlingen én als de tekortkoming eenvoudig en op korte termijn kan worden hersteld, dan geven we de waardering Voldoende op de standaard. Het bestuur / de school krijgt dan een opdracht tot herstel (herstelopdracht) voor dit bepaalde onderdeel van de standaard en zorgt voor de naleving daarvan.

3.4.2. Waarderen van ambities

De besturen en scholen hebben vanuit hun visie ambities. Deze ambities kunnen gaan over de basiskwaliteit en er zijn ambities die daarboven uitstijgen. Naast het voldoen aan de deugdelijkheidseisen, baseren we een waardering Goed op het geheel aan gerealiseerde ambities door het bestuur en de school bij een betreffende standaard. We onderzoeken of de school de voorgenomen ambities uitvoert en realiseert. De visie en de plannen, vastgelegd in het schoolplan, spelen hierbij een belangrijke rol.

3.4.3. Omgevingsfactoren

De omgeving en de condities waarin het bestuur en de school opereren, kunnen in positieve of negatieve zin de onderwijskwaliteit en het financieel beheer beïnvloeden. Omgevingsfactoren en condities zijn bijvoorbeeld de kenmerken en de ontwikkeling van de leerlingenpopulatie, de beschikbaarheid van personeel, de huisvesting, de organisatieontwikkeling en de ontwikkeling van het bestuur. We verwachten dat besturen en scholen met hun visie, ambities, doelen en beleid op deze factoren inspelen om goede kwaliteit van het onderwijs voor al hun leerlingen te realiseren. Onze waarderingen gaan altijd over de gerealiseerde kwaliteit van de (be)sturing en van het onderwijs dat leerlingen ontvangen. Omgeving en condities spelen hoofdzakelijk een rol bij het bepalen van de invulling van het onderzoek en eventueel bij het vervolgtoezicht. Dat geldt vooral in de buitenlandsituatie, die zeer divers kan zijn (zie paragraaf 3.4.4).

3.4.4. Expertise van de bevindingen

Het karakter van het waarderingskader, met enerzijds een stevige basis (vaststelling door de Minister en vermelding in de subsidieregeling van de Stichting NOB), en anderzijds ruimte voor aanvullende ambities, stelt hoge eisen aan onze expertise. Met het onderzoekskader als instrument en met de vermelde richtlijnen voor de bevindingen / waarderingen kwalificeren we de feitelijke realisatie van het onderwijs zoals leerlingen dat ontvangen. Met onze deskundigheid als toezichthouder en met kennis van zaken op de onderscheiden kwaliteitsgebieden zijn we in staat om in gelijke situaties tot gelijke waarderingen te komen.

Onze waarderingen hebben een wettelijke basis en komen tot stand met gebruik van meerdere bronnen, zoals documenten van de school en gesprekken met schoolleiders, leraren, leerlingen, ouders en (eventueel) medezeggenschapsorganen. We passen hoor en wederhoor toe. We werken in een team, onze bevindingen komen in consensus tussen de inspecteurs tot stand en referenten becommentariëren in de rapportagefase de onderbouwing van onze bevindingen. Met deze werkwijze komen we tot een afgewogen geheel.

Voor de waardering van de aanvullende ambities hanteren we een soortgelijke werkwijze. We hebben hier de rol van de critical friend. Het bestuur en de school zijn hier zelf aan zet en we passen onze toezichtstijl daarop aan.

Onze focus gedurende het gehele proces van kwalificeren en waarderen is dat we recht doen aan de onderwijskwaliteit die we aantreffen en we zijn hierin geslaagd als besturen en scholen onze bevindingen / waarderingen als passend ervaren. In de buitenlandsituatie geldt dat (taal)scholen en inspectie ieder vanuit hun eigen rol samenwerken aan het bevorderen van de onderwijskwaliteit om de aansluiting met het onderwijs in Nederland (en Vlaanderen) te bevorderen.

3.5. Vervolgtoezicht

3.5.1. Herstelopdrachten

Het effect van het niet naleven van een deugdelijkheidseis, zoals die in Nederland geldt, kan verschillen en dit wegen we mee in het bepalen van de herstelopdracht. Interventies van de inspectie kunnen – afhankelijk van de contextfactoren – een meer of minder directief karakter hebben. In de praktijk zullen we bij herstelopdrachten waarbij niet wordt voldaan aan de deugdelijkheidseisen zoals die in Nederland gelden, of aan de eisen van aansluiting bij de Stichting NOB, de herstelopdrachten monitoren. Het gaat hierbij om maatwerk. Afhankelijk van de ernst en hoeveelheid van de herstelopdrachten en het niveau van de kwaliteitszorg, kan het zijn dat we besturen vragen om informatie toe te sturen – en hierover eventueel een gesprek voeren – om aan te tonen dat aan de herstelopdracht wordt gewerkt en/of is voldaan. Als de herstelopdrachten meer omvattend zijn (bijvoorbeeld bij een Onvoldoende school) kunnen we een of meerdere voortgangsgesprekken (VG) voeren. Hiervan doen we schriftelijk verslag aan het bestuur. Dit verslag wordt niet op onze website gepubliceerd.

3.5.2. Frequentie van bezoek

In principe bezoekt de inspectie de Nederlandse scholen in het buitenland in ieder geval één keer in de zes jaar. Drie jaar na het laatste bezoek voeren we online een gesprek met de school. Op basis van dat gesprek besluiten we of we de school vier, vijf of zes jaar na het laatste onderzoek weer bezoeken. We kijken daarvoor onder andere naar de wisselingen die zich hebben voorgedaan in schoolleiding, team en bestuur, het aantal onvoldoende standaarden en herstelopdrachten bij het laatste onderzoek en de aanwezigheid van bevoegde leraren.

Bij onvoldoende kwaliteit op schoolniveau vindt na ongeveer twee jaar een herstelonderzoek plaats om te onderzoeken of de school weer aan de basiskwaliteit voldoet. Een herstelonderzoek kan eerder plaatsvinden als daar zwaarwegende redenen voor zijn. Bij een herstelonderzoek worden opnieuw alle standaarden onderzocht en leggen we onze bevindingen / waarderingen vast in een rapport. Het is efficiënt om een volledig kwaliteitsbeeld te schetsen zodat de school bij voldoende herstel van de kwaliteit (Voldoende op schoolniveau) weer onder de reguliere toezichtsystematiek kan vallen.

3.5.3. Escalatie

Bij onvoldoende herstel op schoolniveau én bij onvoldoende zicht op verdere spoedige kwaliteitsverbetering kan de inspectie de Stichting NOB adviseren de aansluiting van de school bij de stichting en daarmee de subsidieverstrekking in te trekken (Reglement van aansluiting Stichting NOB, artikel 10, derde lid). Dit gebeurt uitsluitend nadat een herstelonderzoek heeft plaatsgevonden.

Onderzoekskader 2024

voor het toezicht op de Nederlandse scholen in het buitenland voortgezet onderwijs

1. Inleiding

Diversiteit van het onderwijsveld

Het Nederlands onderwijs in het buitenland kent verschillende verschijningsvormen. Naast volledig primair en voortgezet dagonderwijs (deze scholen lijken erg op het onderwijs in Nederland) zijn er de leslocaties voor Nederlandse taal en cultuur (NTC), waarin leerlingen gedurende drie uur per week het Nederlands bijhouden en verder ontwikkelen. Dit gebeurt naast het lokale of internationale dagonderwijs dat deze leerlingen in het buitenland volgen. Als derde verschijningsvorm is er het afstandsonderwijs.

Juridische basis

De wettelijke basis van de onderzoekskaders Nederlands onderwijs buitenland is ontleend aan artikel 3, eerste lid Wet op het onderwijstoezicht, artikel 10 van de Wet overige OCW-subsidies en artikel 6 van de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2024-2028. Hierin is opgenomen dat de Inspectie van het Onderwijs toezicht houdt op het Nederlands onderwijs buitenland en daarbij de door de Minister vastgestelde onderzoekskaders hanteert.

Noch de Wet op het Primair Onderwijs (WPO), noch de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO), noch de Leerplichtwet 1969 zijn formeel van toepassing. Deze laatste wet is alleen van kracht wanneer leerlingen zijn ingeschreven in de basisadministratie van een gemeente in Nederland. De Nederlandse scholen in het buitenland vallen ook niet onder de regelgeving van passend onderwijs. En ook de Vertrouwensinspectie is niet voor de Nederlandse scholen in het buitenland beschikbaar omdat daar de lokale wetgeving van kracht is.

Vergelijkbare kwaliteit om aansluiting van leerlingen te realiseren

De onderzoekskaders primair en voortgezet onderwijs voor het Nederlands onderwijs buitenland komen ondanks de genoemde diversiteit aan verschijningsvormen en ondanks de andere wettelijke basis zoveel mogelijk overeen met, en zijn afgeleid van de onderzoekskaders zoals die in Nederland gelden.

De reden hiervoor is dat het Nederlands onderwijs buitenland de aansluiting met het onderwijs in Nederland (en Vlaanderen) beoogt, zoals vastgesteld in de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2024-2028. Continuïteit in het onderwijs voor leerlingen én continuïteit in de inrichting en de kwaliteit van de Nederlandse scholen in het buitenland en van de scholen in Nederland liggen in elkaars verlengde. Dat betekent dat de wijze waarop de inspectie de kwaliteit van het Nederlands onderwijs in het buitenland kwalificeert, vergelijkbaar dient te zijn met de wijze waarop dit in Nederland gebeurt. Dit betreft vooral de opbouw van het kader in kwaliteitsgebieden en standaarden.

De onderzoekskaders voor scholen primair en voortgezet onderwijs in Nederland onderscheiden basiskwaliteit (deugdelijkheidseisen) en aanvullende ambities. Deze deugdelijkheidseisen zijn voor de scholen in het buitenland niet rechtstreeks vanuit de sectorwetten of de Leerplichtwet 1969 toepasbaar. Omwille van de vergelijkbaarheid van kwaliteit van Nederlandse scholen in het buitenland en scholen in Nederland, hanteren we in de onderzoekskaders Nederlands Onderwijs buitenland de term ‘basiskwaliteit’, die vergelijkbaar is met de deugdelijkheidseisen zoals die voor scholen in Nederland gelden. Op de standaarden spreken we van ‘bevindingen’ of ‘waarderingen’, dit omdat de term ‘oordeel’ uitsluitend is voorbehouden aan wettelijke eisen.

Aanpassingen waarderingskader nodig

De bijzondere omstandigheden van het Nederlands onderwijs in het buitenland vragen om aanpassingen in het waarderingskader. Naast het logistieke argument (de Nederlandse scholen in het buitenland zijn over de hele wereld verspreid) is ook de grote wisseling van populaties van het Nederlands onderwijs in het buitenland een belangrijke overweging. We zien herhaaldelijk dat in de periode tussen twee inspectiebezoeken niet alleen het gehele schoolteam is gewisseld, maar ook de directie, het bestuur7 en bovendien een groot deel van de leerlingenpopulatie. Deze discontinuïteit vraagt maatwerk in het toezicht en een andere insteek dan in Nederland wordt toegepast. Deze aanpassingen hebben met name consequenties voor de systematiek van het toezicht en voor de normering. We beschrijven dit hieronder.

Concreet betreft het aanpassingen op het punt van de bestuursgerichte benadering, het stimulerend toezicht, het kwaliteitsgebied ‘sturen, kwaliteitszorg en ambitie’, alsmede de kwalificatie ‘Zeer zwak’.

De bestuursgerichte benadering, waarbij in Nederland wordt uitgegaan van een grote mate van autonomie van besturen – maar ook van continuïteit van bestuurlijk handelen ten behoeve van vaak meerdere scholen, in relatie tot andere schoolbesturen, gemeenten en samenwerkingsverbanden – vraagt bij het Nederlands onderwijs buitenland een geheel andere invulling. De besturen van het Nederlands onderwijs in het buitenland functioneren doorgaans autonoom als zogenaamde éénpitter in een geïsoleerde omgeving. Wel vergelijkbaar is het aanspreken van het bestuur op de verantwoordelijkheid voor het in stand houden van de school en voor de kwaliteit van het onderwijs. In die zin zijn de gehanteerde standaarden van de waarderingskaders in gelijke mate van toepassing, maar worden bevindingen / waarderingen alleen gegeven op schoolniveau.

Stimulerend toezicht. De stimulerende taak van het toezicht in het buitenland komt tot uitdrukking in de waardering van de aanvullende ambities. Het richtinggevende model schoolplan van de Stichting NOB volgt, voor zover van toepassing, de opzet en indeling van het schoolplan zoals dat in Nederland van toepassing is. Evenals in Nederland geven de Nederlandse scholen in het buitenland in hun schoolplan aan wat de aanvullende ambities zijn die zij nastreven.

Daarnaast krijgt het stimulerende element van toezicht vorm door het meedenken met het bestuur en andere betrokkenen over oplossingen die de specifieke situatie vereist. Dat geldt met name voor het NTC-onderwijs, dat verreweg het grootste aandeel van het Nederlands onderwijsaanbod in het buitenland vormt. Doordat de inspecteurs op NTC-scholen in heel verschillende omstandigheden en op heel verschillende locaties komen, kennen zij de voor die situatie specifieke problemen. Dat maakt hen een waardevolle gesprekspartner voor de besturen, directies en schoolteams, die vaak maar korte tijd op de betreffende locatie verblijven. Ook de kennis van (de veranderingen van) het onderwijs en van de regelgeving in Nederland is voor besturen, directies en schoolteams in het buitenland relevant.

De standaarden kwaliteitszorg

De standaarden binnen het kwaliteitsgebied Sturing, kwaliteitszorg en ambitie (SKA) vullen we voor de Nederlandse scholen in het buitenland anders in, omdat dit beter aansluit op de situatie van deze scholen. In tegenstelling tot het waarderingskader voor de scholen in Nederland, hanteren we de volgende standaarden: Kwaliteitszorg (SKA1), Kwaliteitscultuur (SKA2) en Verantwoording en dialoog (SKA3).

We verwachten dat het bestuur middels een stelsel van kwaliteitszorg de onderwijskwaliteit op de school waarborgt, waarbij verschillende onderdelen van een goedwerkende kwaliteitszorgcyclus (het stellen van toetsbare doelen vanuit een duidelijke visie, de uitvoering van een voorgenomen kwaliteitsverbetering en de evaluatie) terugkomen. Verder heeft ook het financiële beheer -dat voorwaardelijk is voor het realiseren van goed onderwijs- binnen deze standaard een plek. Het is om die redenen dan ook logisch dat we al deze basisvoorwaarden onderbrengen onder één standaard: Kwaliteitszorg (SKA1).

Doordat we de kwaliteitszorg van een school apart waarderen, kunnen we bij de andere twee standaarden binnen dit kwaliteitsgebied een andere focus leggen; namelijk de wijze waarop een professionele kwaliteitscultuur wordt gerealiseerd (SKA2) en hoe het bestuur en de school verantwoording afleggen en de dialoog voeren (SKA3). Tot slot sluit deze afwijking van de reguliere toezichtsystematiek beter aan op de NTC-scholen die onderdeel zijn van een internationale school. Bij deze scholen kan het voorkomen dat we de standaard Kwaliteitszorg (SKA1) wel onderzoeken, maar geen waardering geven omdat de kwaliteitszorg integraal onderdeel is van de internationale school. In bepaalde situaties kunnen wij dan de andere twee standaarden (SKA 2 en 3) uit dit kwaliteitsgebied wel een waardering toekennen.

De kwalificatie ‘Zeer zwak’ is een laatste belangrijke afwijking van de reguliere toezichtsystematiek in Nederland. Bij onvoldoende kwaliteit van standaarden en van overige al dan niet wettelijke eisen (zoals bijvoorbeeld de vereisten aan de schoolgids) geeft de inspectie herstelopdrachten. Indien nodig kennen we ook de bevinding ‘Onvoldoende’ (op schoolniveau) toe. Bij de afweging sluiten we aan bij de in Nederland gehanteerde normering.

De kwalificatie ‘Zeer zwak’ is in het buitenland niet van toepassing. Indien nodig vragen we verbeterplannen en voortgangsrapportages, aan de hand waarvan we op afstand het herstel monitoren. Ook kunnen we voortgangsgesprekken voeren. Bij onvoldoende kwaliteit op schoolniveau vindt in de regel na twee jaar opnieuw een kwaliteitsonderzoek (herstelonderzoek) plaats. Indien de kwaliteit van de school als geheel dan nog niet op orde is, meldt de inspectie dit aan de Stichting NOB, hetgeen betekent dat de subsidie vanuit de Stichting NOB wordt ingetrokken. (Reglement van aansluiting Stichting NOB, artikel 10, derde lid)

2. Het waarderingskader

Het waarderingskader Voortgezet Onderwijs

In dit hoofdstuk beschrijven we het waarderingskader. We beschrijven de opbouw van het kader (paragraaf 2.1). In paragraaf 2.2 is vervolgens het waarderingskader opgenomen voor de dagscholen en NTC-scholen en instellingen voor afstandsonderwijs. Daarbij hanteren we als uitgangspunt in de beschrijving van de standaard de kwaliteitseisen aan het NTC- en afstandsonderwijs. Indien van toepassing is er per standaard een aanvulling voor het dagonderwijs. In paragraaf 2.3 komen aspecten van naleving aan de orde. Waar van toepassing zijn deze aspecten van naleving aanvullend gebaseerd op de aansluitingsvoorwaarden van de Stichting NOB.

2.1. Opbouw van het waarderingskader

In het waarderingskader onderscheiden we vier kwaliteitsgebieden: Onderwijsproces, Veiligheid en Schoolklimaat, Onderwijsresultaten en Sturen, kwaliteitszorg en ambitie.

Met het waarderingskader krijgen we zicht op de drie elementaire vragen over de betekenis van het onderwijs voor leerlingen: krijgen ze goed les (Onderwijsproces), voelen ze zich veilig (Veiligheid en Schoolklimaat) en leren ze genoeg (Onderwijsresultaten)? Daarnaast kijken we naar de sturing op en de verbetering van de kwaliteit (Sturen, kwaliteitszorg en ambitie). Dit zijn belangrijke aspecten voor de kwaliteit en ontwikkeling van het onderwijs aan leerlingen. We waarderen bij de kwaliteit van het onderwijs het geheel van de prestaties van de school op deze vier gebieden. Het financieel beheer nemen wij mee als onderdeel van de kwaliteitszorg.

Iedere standaard binnen het kwaliteitsgebied is op grond van basisvoorwaarden geoperationaliseerd. Deze basisvoorwaarden zijn afgeleid van de deugdelijkheidseisen zoals die in de Wet Voortgezet onderwijs 2020 zijn opgenomen (WVO2020).

Bij iedere standaard is tevens ruimte voor een dialoog over de eigen aanvullende ambities die de school laat zien of ambieert; we benoemen deze in de vorm van mogelijke voorbeelden en deze zijn niet uitputtend. We betrekken de aanvullende ambities voor de bevinding of waardering ‘Goed’ op de standaard. Daarbij onderzoeken we of het bestuur/de school de eigen ambities realiseert en of de school daarmee volgens wetenschappelijke inzichten goed onderwijs realiseert. Een school kan overigens ook de waardering ‘Goed’ op een standaard krijgen doordat zij de basiskwaliteit op overtuigende wijze realiseert.

Het waarderingskader voortgezet onderwijs kent de volgende opbouw:

KWALITEITSGEBIEDEN EN STANDAARDEN

OP

ONDERWIJSPROCES

OP0

Basisvaardigheden

OP1

Aanbod (alleen voor dagonderwijs)

OP2

Zicht op ontwikkeling en begeleiding

OP3

Pedagogisch-didactisch handelen

OP4

Onderwijstijd

OP6

Afsluiting (alleen als de school toewerkt naar een examen)

   

VS

VEILIGHEID EN SCHOOLKLIMAAT

VS1

Veiligheid (alleen voor dagonderwijs)

VS2

Schoolklimaat

   

OR

ONDERWIJSRESULTATEN

OR1

Resultaten

OR2

Sociale en maatschappelijke competenties (optioneel, alleen voor dagonderwijs)

   

SKA

STUREN, KWALITEITSZORG EN AMBITIE

SKA1

Kwaliteitszorg

SKA2

Kwaliteitscultuur

SKA3

Verantwoording en dialoog

2.2. Standaarden van het waarderingskader Voortgezet Onderwijs Nederlands onderwijs buitenland

KWALITEITSGEBIED ONDERWIJSPROCES (OP)

STANDAARD OP0 – BASISVAARDIGHEDEN

Het onderwijs in basisvaardigheden bereidt de leerlingen voor op het vervolgonderwijs en de samenleving.

Basiskwaliteit

De school heeft voor het onderwijs in de basisvaardigheid Nederlandse taal (mondelinge taalvaardigheid, lezen, schrijven, begrippenlijst en taalverzorging) een doelgericht en samenhangend curriculum dat past bij de leerlingenpopulatie van de school. Het aanbod sluit aan op het niveau van de leerlingen bij binnenkomst van de school, wordt afgestemd op de onderwijsbehoeften die kenmerkend zijn voor de leerlingenpopulatie en bereidt hen voor op de doelen die er vanuit de referentieniveaus of de taalniveaus van de CEFR gesteld zijn en (indien van toepassing) het taalaanbod bij het vervolgonderwijs in Nederland en Vlaanderen.

Voor Nederlandse taal is de inhoud van het curriculum tenminste dekkend voor de kerndoelen en werkt het toe naar de referentieniveaus. Het curriculum kent een logisch doorlopende opbouw van doelen en bereidt leerlingen voor op de volgende leerjaren, het vervolgonderwijs en de samenleving. De uitvoering van het curriculum is herkenbaar in de onderwijspraktijk.

Burgerschap richt zich tenminste op bevordering van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en de kennis, houdingen en vaardigheden die daarbij van belang zijn. Dat geldt evenzo voor de sociale en maatschappelijke competenties die nodig zijn in de pluriforme democratische samenleving, en de kerndoelen die daaraan gerelateerd zijn. Op de Nederlandse taal- en cultuurscholen in het buitenland ligt de focus daarbij meer specifiek op de Nederlandse en Vlaamse cultuur.

Aanvulling specifiek voor dagonderwijs

De school heeft voor het onderwijs in de basisvaardigheid rekenen-wiskunde (getallen, verhoudingen, meten en meetkunde, en verbanden) een doelgericht en samenhangend curriculum dat past bij de leerlingenpopulatie van de school. Voor rekenen-wiskunde is de inhoud van het curriculum tenminste dekkend voor de kerndoelen en werkt het toe naar de referentieniveaus. Het curriculum kent een logisch doorlopende opbouw van doelen en bereidt leerlingen voor op de volgende leerjaren, het vervolgonderwijs en de samenleving. De uitvoering van het curriculum is herkenbaar in de onderwijspraktijk.

Aanvullende ambities:

Zijn er aanvullende ambities voor het onderwijs in de basisvaardigheden en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • Ondersteunende en uitdagende leeromgeving wat betreft de basisvaardigheden

  • Doelgericht en samenhangend (wereld)burgerschapsonderwijs

  • voor NTC/afstandsonderwijs:

    • op maat gesneden taal/leesonderwijs (afhankelijk van dagschool)

    • goede afstemming met het literatuuronderwijsaanbod van de dagschool

STANDAARD OP1 – AANBOD (alleen dagonderwijs)

Het aanbod bereidt de leerlingen voor op vervolgonderwijs en samenleving.

Basiskwaliteit

De school bereidt de leerlingen voor op het vervolgonderwijs en de samenleving. Zij biedt een breed en op de kerndoelen gebaseerd aanbod. Het aanbod is dekkend voor examenprogramma’s. Onder aanbod verstaan we alle lesinhouden, ook die digitaal zijn of online aangeboden worden. Het aanbod van de school is afgestemd op de leerlingenpopulatie en sluit aan bij het (beoogde) (taal)niveau en de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Het aanbod wordt waar nodig gedurende de schoolloopbaan verdiept en verbreed, zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkeling kunnen doorlopen. Het aanbod is doelgericht, samenhangend en herkenbaar. Bovendien heeft de school de leerinhouden evenwichtig en in samenhang over de leerjaren verdeeld. Het aanbod omvat mede activiteiten voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding. Stages kunnen, met name in het vmbo, onderdeel uitmaken van het aanbod. Wanneer een school stages aanbiedt, zorgt ze ervoor dat de inhoud en vormgeving van de stage bijdraagt aan de voorbereiding van de leerling op het vervolgonderwijs en de samenleving.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor het aanbod en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • Aanbod gekoppeld aan het land waar de school zich bevindt (bijvoorbeeld de taal)

  • Toekomstgericht aanbod

  • Doelgericht aanbod voor meerbegaafde leerlingen

STANDAARD OP2 – ZICHT OP ONTWIKKELING EN BEGELEIDING

De school volgt de ontwikkeling van de leerlingen en biedt waar nodig passende begeleiding en (extra) ondersteuning.

Basiskwaliteit

De school verzamelt vanaf binnenkomst systematisch informatie over de kennis en vaardigheden van leerlingen op het taaldomein. Het verzamelen van (toets)informatie gebeurt systematisch en zorgvuldig. Voor het verzamelen en vastleggen van (toets)informatie gebruikt de school een leerling- en onderwijsvolgsysteem. De school vergelijkt de informatie met de verwachte ontwikkeling van de leerling, waarbij voor taal in ieder geval de referentieniveaus taal als uitgangspunt gelden. Dit maakt het mogelijk om het onderwijs af te stemmen op de onderwijsbehoeften van zowel groepen als individuele leerlingen. Het stelt de school in staat zorg te dragen voor de ontwikkeling en begeleiding van de leerling. De school heeft daarbij hoge verwachtingen van leerlingen. De school waarborgt daarmee voor leerlingen de ononderbroken ontwikkeling en voortgang daarin en heeft daarbij oog voor de bevordering van gelijke kansen. De school informeert ouders regelmatig over de ontwikkeling en vorderingen van hun kind.

Wanneer individuele of groepen leerlingen niet genoeg lijken te profiteren van het onderwijs, analyseert de school waar de ontwikkeling stagneert en wat mogelijke verklaringen hiervoor zijn. Vervolgens bepaalt zij wat er nodig is om op eventuele achterstanden of voorsprongen in de ontwikkeling van leerlingen in te spelen. De school biedt de begeleiding vervolgens gestructureerd aan. De leerlingen krijgen daarmee de begeleiding die zij nodig hebben om het onderwijsprogramma beter te kunnen doorlopen.

Aanvulling specifiek voor volledig dagonderwijs

Bovenstaande geldt behalve voor het vak Nederlandse taal ook voor het vak wiskunde. Naast de basisvaardigheden volgt de volledige dagschool ook overige vakken met zelf te bepalen instrumenten en/of werkwijzen.

De school heeft in het schoolplan en de schoolgids vastgelegd of de school onderwijs kan bieden aan leerlingen met een laag niveau wat betreft de Nederlandse taal en welke voorzieningen de school dan kan bieden. Voor de leerlingen die dit nodig hebben, legt de school in het ontwikkelingsperspectief vast hoe zij het onderwijs afstemt op de behoefte van de leerling. De school voert de geplande ondersteuning uit. De inhoud en uitvoering van dit plan wordt minimaal eenmaal per schooljaar met de ouders geëvalueerd.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor zicht op ontwikkeling en begeleiding en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • extern genormeerde toetsen voor taal en rekenen-wiskunde.

  • systematisch volgen van leerlingen op meerdere ontwikkelingsgebieden

  • de school heeft een uitgebreide intake bij binnenkomst van leerlingen en zorgt voor een zorgvuldige overdracht van informatie bij vertrek van leerlingen, ook bij de overgang naar andere onderwijssystemen en/of terugkeer naar het (vervolg)onderwijs in Nederland / België

  • betrokkenheid van leerlingen (en ouders) bij het opstellen van leer- en ontwikkelingsdoelen

STANDAARD OP3 – PEDAGOGISCH-DIDACTISCH HANDELEN

Het pedagogisch-didactisch handelen van de leraren is afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen en draagt eraan bij dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen.

Basiskwaliteit

De leraren creëren in hun lessen een pedagogisch en didactisch passend en stimulerend leerklimaat, waardoor de leerlingen zich veilig voelen en actief betrokken zijn. De leraren tonen hoge verwachtingen van alle leerlingen. Zij zorgen voor een ordelijk verloop van de les en benutten de lestijd efficiënt. De leraren maken het lesdoel duidelijk. Zij monitoren tijdens de les of de leerlingen het beoogde lesdoel al dan niet halen en passen hun onderwijs waar nodig aan. De leraren leggen de lesstof duidelijk uit en geven de leerlingen voldoende tijd om te oefenen met de lesstof. Zij stemmen daarbij de instructie, de verwerking en het tempo van hun onderwijs af op de onderwijsbehoeften van individuele en groepen leerlingen. De leraren geven hun leerlingen gerichte feedback op hun gemaakte werk en op hun leerproces. Zij stimuleren de leerlingen na te denken over hun eigen ontwikkeling.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor het pedagogisch-didactisch handelen en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • betrekken van leerlingen bij het werken aan de gestelde doelen / eigenaarschap

  • bij geïntegreerd NTC-onderwijs: afstemming van de pedagogische en didactische aanpak met de internationale school

STANDAARD OP4 – ONDERWIJSTIJD

De leerlingen krijgen voldoende tijd om zich het aanbod eigen te maken.

Basiskwaliteit

De school biedt een programma aan met voldoende8 onderwijstijd. De school stelt vast welke activiteiten onder de onderwijstijd vallen. De school plant de onderwijsactiviteiten weloverwogen over het schooljaar en deze worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van bevoegde9 leraren. De uitval van geplande onderwijsactiviteiten blijft beperkt.

De school verdeelt de tijd zo over de verschillende taalgebieden dat leerlingen in staat zijn het volledige taalprogramma tot zich te nemen. De school heeft beleid om verzuim van leerlingen tegen te gaan, zodat ook op leerlingniveau gestreefd wordt de onderwijstijd te behalen.

Aanvulling specifiek voor volledig dagonderwijs

Bovenstaande geldt behalve voor de verschillende taalgebieden ook voor vak wiskunde en alle overige vakken.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor de onderwijstijd en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • Voor NTC-onderwijs: allemaal of grotendeels bevoegde leraren

  • Ruimere onderwijstijd vanwege de onderwijsbehoefte van de leerlingen

  • Vervanging door (bevoegde) leraren bij lesuitval

  • Actieve en schoolbrede aanpak bij verzuim

STANDAARD OP6 – AFSLUITING (alleen als de school toewerkt naar een examen)

De afsluiting van het onderwijs verloopt zorgvuldig.

Basiskwaliteit

De school zorgt ervoor dat alle leerlingen goed worden voorbereid op de afsluiting van het onderwijs. De school werkt toe naar examens, indien mogelijk aansluitend bij het dagonderwijs. De school maakt tijdig aan ouders en leerlingen duidelijk hoe het examen is georganiseerd en welke stof wordt geëxamineerd.

Aanvulling specifiek voor volledig dagonderwijs:

De school maakt tijdig aan leerlingen en ouders duidelijk hoe het examen georganiseerd is, welke regels daarbij gelden en welke maatregelen de school hanteert bij leerlingen die zich niet aan de regels houden. Ook moet duidelijk zijn welke examens leerlingen op welke manier kunnen herkansen, welke stof wanneer wordt geëxamineerd, hoe het examen meeweegt en welke vrijstellingen gelden.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor de afsluiting en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • voor NTC: leerlingen in staat stellen tot het behalen van het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal (CNaVT)

  • evaluatie en borging uitgevoerde examenbeleid

KWALITEITSGEBIED VEILIGHEID EN SCHOOLKLIMAAT (VS)

STANDAARD VS1 – VEILIGHEID (alleen dagonderwijs)

De school zorgt voor een veilige omgeving voor leerlingen.

Basiskwaliteit

De school zorgt voor de sociale, fysieke en psychische veiligheid van de leerlingen op school gedurende de schooldag. Een school is veilig als de sociale, fysieke en psychische veiligheid van leerlingen niet door handelingen van anderen wordt aangetast. Dit blijkt onder andere uit de beleving van de veiligheid en het welbevinden van de leerlingen op school. De school monitort dit ten minste jaarlijks.

De school heeft een veiligheidsbeleid beschreven dat bestaat uit een samenhangende set van maatregelen. Het beleid is gericht op het voorkomen, afhandelen, registreren en evalueren van incidenten, en de school voert dat beleid ook uit. Als de uitkomsten van de monitoring daartoe aanleiding geven, treft de school maatregelen om de situatie te verbeteren. De school voorkomt, zoveel als mogelijk, (digitaal) pesten, agressie en geweld in elke vorm en treedt zo nodig snel en adequaat op. Dat geldt ook bij uitingen die strijdig zijn met basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals discriminatie en onverdraagzaamheid. De school heeft een persoon aangesteld die voor ouders en leerlingen het aanspreekpunt is in geval van pesten en die het beleid tegen pesten coördineert.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor de veiligheid en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • Beleid sociale media

  • Preventieve maatregelen bij calamiteiten (natuurgeweld, politieke onrust, etc)

  • Afstemming met actoren buiten de school

STANDAARD VS2 – SCHOOLKLIMAAT

De school heeft een schoolklimaat dat bijdraagt aan het ontwikkelen van sociale en maatschappelijke competenties.

Basiskwaliteit

De school bereidt de leerlingen voor op het leven in de maatschappij. Zij creëert daarvoor een oefenplaats die leerlingen ondersteunt bij het ontwikkelen van sociale en maatschappelijke competenties. De school draagt zorg voor een positief schoolklimaat en aan de bevordering daarvan. Het personeel van de school is in zijn gedrag een voorbeeld voor de leerlingen.

De school stemt aanpak en aanbod af op de leerlingenpopulatie van de school en de leefwereld van de leerlingen. Ook signaleert en corrigeert de school uitingen van leerlingen die met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat in strijd zijn.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor het schoolklimaat en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • gedragsregels voor leerlingen en leraren

  • betrokkenheid leerlingen bij het realiseren van een positief schoolklimaat

  • inrichting van het gebouw

  • aandacht voor en verbinding met de lokale cultuur

KWALITEITSGEBIED ONDERWIJSRESULTATEN (OR)

STANDAARD OR1 – RESULTATEN

De school behaalt met haar leerlingen leerresultaten die ten minste in overeenstemming zijn met de gestelde streefniveaus.

Basiskwaliteit

De leerresultaten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie mag worden verwacht. Dit betekent (examen)resultaten die overeenkomen met het taalniveau van de leerlingen op het vakgebied Nederlands.

Aanvulling specifiek voor volledig dagonderwijs:

Leerlingen behalen in de onderbouw het opleidingsniveau dat overeenkomt met het basisschooladvies en zij lopen gedurende hun schoolloopbaan weinig vertraging op. De doorstroom in de bovenbouw komt overeen met de normering die daarvoor in Nederland geldt. De examenresultaten zijn in overeenstemming met hetgeen op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor de onderwijsresultaten en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • eigen hoge normen worden gerealiseerd

  • bereikte leergroei van leerlingen

STANDAARD OR2 – SOCIALE EN MAATSCHAPPELIJKE COMPETENTIES (optioneel, alleen dagonderwijs)

De leerlingen behalen sociale en maatschappelijke competenties op het niveau dat ten minste in overeenstemming is met de verwachtingen van het vervolgonderwijs en de maatschappij.

Basiskwaliteit

De school heeft een goed beeld van de kenmerken van haar leerlingenpopulatie en heeft ambitieuze verwachtingen over het niveau dat de leerlingen voor de sociale en maatschappelijke competenties kunnen bereiken. Ze neemt de aansluiting op het vervolgonderwijs en de maatschappij als uitgangspunt voor de competenties voor leerlingen.

De school onderbouwt welke resultaten ze op dit gebied wil bereiken. De school brengt de resultaten op een betrouwbare en inzichtelijke manier in kaart. De school spant zich zichtbaar in om ervoor te zorgen dat leerlingen die de school verlaten daaraan voldoen. Daarmee laat de school zien dat zij haar doelstellingen voor deze competenties behaald heeft.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor de onderwijsresultaten en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • eigen hoge normen worden gerealiseerd

  • school heeft de te bereiken resultaten gekoppeld aan het land waar de school staat.

KWALITEITSGEBIED STUREN, KWALITEITSZORG EN AMBITIE (SKA)

STANDAARD SKA1 – KWALITEITSZORG

Het bestuur en de school hebben een stelsel van kwaliteitszorg ingericht en verbeteren op basis daarvan het onderwijs. Het bestuur is financieel gezond en kan op korte en langere termijn voldoen aan zijn financiële verplichtingen.

Basiskwaliteit

Het bestuur en de school hebben een stelsel van kwaliteitszorg ingericht. Het stelsel van kwaliteitszorg staat uitgewerkt in het schoolplan van de school. Vanuit dit stelsel bewaakt en bevordert het bestuur (en de school) de kwaliteit van het onderwijsleerproces en de leerresultaten. Het bestuur heeft, als onderdeel van het stelsel van kwaliteitszorg, een gedragen visie, ambities en toetsbare doelen gericht op goed onderwijs die ervoor zorgen dat leerlingen een ononderbroken ontwikkeling kunnen doorlopen. De schoolleiding vertaalt deze visie, ambities en doelen in onderwijskundig beleid en stuurt daarop om de beoogde resultaten te behalen. De schoolleiding beschrijft op welke manier ze zorgt voor het realiseren, borgen en verbeteren van de onderwijskwaliteit en hoe ze de naleving van de gestelde eisen realiseert. De schoolleiding sluit met haar visie, ambities en doelen aan op de kenmerken van de leerlingenpopulatie van de school. Resultaten van eerdere evaluaties, interne en externe dialoog zijn zichtbaar in de doelen voor het onderwijskundig beleid.

De school realiseert de toetsbare doelen voor goed onderwijs, die voortkomen uit haar visie en ambities. Het bestuur, de schoolleiding en het (bevoegd) onderwijspersoneel geven samen uitvoering aan het stelsel van kwaliteitszorg, zodat de school als geheel gericht werkt aan het bereiken van de onderwijskundige doelen. Waar nodig stuurt de schoolleiding tussentijds bij.

De schoolleiding monitort, evalueert, analyseert en beoordeelt als onderdeel van het stelsel van kwaliteitszorg in hoeverre de doelen en het beleid worden gerealiseerd en informeert het bestuur daarover. Het bestuur haalt intern en extern actief informatie op om zicht te krijgen op de uitvoering, de resultaten van het onderwijs voor de leerlingen en mogelijke kansen en bedreigingen voor de verdere ontwikkeling van het onderwijs.

Het bestuur en de schoolleiding zorgen voor een gerichte inzet van (financiële) middelen om gestelde doelen te realiseren. Voor continuïteit is het van belang dat het bestuur inzicht heeft in de financiële uitgangspositie en de ontwikkelingen in de komende drie jaar, en daar beleid op uitzet. In het jaarverslag geeft het bestuur inzicht in deze ontwikkelingen en de daaraan verbonden financiële gevolgen.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor de kwaliteitszorg en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • ambitieuze doelen

  • strategisch omgaan met groei of krimp

  • vervolgsucces monitoren als onderdeel van zicht op kwaliteit

  • de wijze waarop het bestuur het duurzaam voortbestaan van de school financieel waarborgt in bijzondere omstandigheden zoals natuurrampen en andere calamiteiten.

  • de school heeft beleid ten aanzien van een warme overdracht, zeker bij terugkeer naar het onderwijs is Nederland / België.

STANDAARD SKA2 – KWALITEITSCULTUUR

Het bestuur en zijn school (scholen) kennen een professionele kwaliteitscultuur en functioneren transparant en integer.

Basiskwaliteit

Het bestuur handelt zodanig dat dit leidt tot een integere en transparante organisatiecultuur. Ieder werkt vanuit zijn eigen rol aan de verbetering van de onderwijskwaliteit. De verantwoordelijkheidsverdeling tussen bestuur, schoolleiding en team maakt dit mogelijk.

Het bestuur zorgt voor bekwaam en bevoegd personeel op alle scholen en maakt mogelijk dat het

personeel haar bekwaamheid onderhoudt en voert hierover gesprekken met de schoolleider en het team. De schoolleiding en het team werken gezamenlijk aan een voortdurende verbetering van hun professionaliteit. Leraren houden daarbij rekening met de gestelde bekwaamheidseisen en beroepsprofielen en behaalde resultaten bij leerlingen. Zij krijgen daartoe voldoende gelegenheid. De wijze waarop ze dit doen, staat helder beschreven in het schoolplan.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor de kwaliteitscultuur en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • strategisch HRM-beleid

  • faciliteren van bijscholing op afstand en in Nederland

  • voor NTC-onderwijs: stimuleren en faciliteren van het halen van een bevoegdheid bij onbevoegd personeel

  • heldere en functionele gesprekscyclus

STANDAARD SKA3 VERANTWOORDING EN DIALOOG

Het bestuur en de school leggen intern en extern toegankelijk en betrouwbaar verantwoording af over doelen en resultaten van het onderwijs en voeren daarover actief een dialoog.

Basiskwaliteit

Het bestuur en de scholen hebben tegenspraak georganiseerd. Dit gebeurt in ieder geval door

de ouders en personeel te betrekken bij beleids- en besluitvorming. Het bestuur en de scholen

brengen minimaal jaarlijks verslag uit over haar doelen en de resultaten die zij behaalt. Zij doen dit op toegankelijke wijze. Het bestuur en de school verantwoorden zich aan de overheid en aan belanghebbenden.

Aanvullende ambities

Zijn er aanvullende ambities voor de verantwoording en dialoog en (hoe) worden deze gerealiseerd?

Te denken valt aan:

  • een actieve dialoog met de omgeving over ambities en resultaten

  • afstemmen van doelen en overleg met de internationale school, waarin de NTC-school is gehuisvest

  • contacten onderhouden en samenwerken met de Nederlandse en/of Belgische ambassade of consulaat en/of de Vlaamse vertegenwoordiger

  • contacten onderhouden met lokale instanties

2.3. Aspecten van naleving

De Nederlandse wetgeving is zoals eerder vermeld beperkt van toepassing op het onderwijs in het buitenland. De Stichting NOB stelt als subsidievoorwaarden onder meer het hebben van een schoolgids en een schoolplan. Afgeleid van het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in Nederland en aansluitend bij de subsidievoorwaarden van de Stichting NOB, controleert de inspectie of de schoolgids en het schoolplan van Nederlandse scholen in het buitenland dezelfde onderdelen bevatten als die in Nederland wettelijk verplicht zijn (voor zover deze van toepassing zijn op het Nederlands onderwijs buitenland). De formuleringen zijn daarop aangepast.

Naleving documenten:

  • aanwezigheid schoolgids (SG)

  • aanwezigheid schoolplan (SP)

  • bovengenoemde documenten voldoen aan de wettelijke eisen zoals die in Nederland gelden op het punt van:

    • o vermelding klachtenregeling (SG)

    • o eigen ambities (SP)

    • o vermelden van behaalde resultaten (leerresultaten en versterken kwaliteit) (SG)

3. Normering

In dit hoofdstuk beschrijven we hoe we met behulp van het waarderingskader uit hoofdstuk 2 tot bevindingen / waarderingen komen over de kwaliteit van het onderwijs, de kwaliteitszorg en het financieel beheer bij de scholen.

3.1. Kwaliteitsbepaling op twee niveaus: op niveau van de standaarden en op schoolniveau

We toetsen de kwaliteit van het onderwijs en de kwaliteitszorg primair op het niveau van de standaard. Standaarden omvatten een omschrijving van de ‘basiskwaliteit’ en aanvullende ambities. In paragraaf 3.2 beschrijven we de normering op basis van de basiskwaliteit en de aanvullende ambities. De bevindingen / waarderingen op de standaarden leiden tot een kwalificatie van de school als geheel (paragraaf 3.3). In paragraaf 3.4 gaan we in op het proces van vaststellen van bevindingen / waarderingen en in paragraaf 3.5 op het vervolgtoezicht.

3.2. Normering standaarden: bevindingen op deugdelijkheidseisen10 (basiskwaliteit)

Voor de waardering goed worden de aanvullende ambities als volgt bij de oordeelsvorming betrokken

Bevinding/ waardering standaard

Norm voor de standaarden

Goed

De school voldoet aan de deugdelijkheidseisen en realiseert ook ambities die daarboven uitstijgen.

Voldoende (basiskwaliteit)

De school voldoet aan de deugdelijkheidseisen en realiseert daarmee basiskwaliteit.

Onvoldoende

De school voldoet niet aan de deugdelijkheidseisen en realiseert daarmee geen basiskwaliteit.

3.3. Normering op het schoolniveau

Op basis van de gehanteerde normen op standaardniveau komt de inspectie tot de volgende bevinding op schoolniveau. We volgen daarbij de volgende normen:

Bevinding op schoolniveau

Norm

Voldoende (basiskwaliteit)

De standaard Resultaten is Voldoende én niet meer dan één van de standaarden Zicht op ontwikkeling en begeleiding, Pedagogisch -didactisch handelen én Veiligheid1 is Onvoldoende én niet meer dan één standaard in het gebied Onderwijsproces is Onvoldoende.

Onvoldoende

Eén of meer van de standaarden Zicht op ontwikkeling en begeleiding of Pedagogisch-didactisch handelen of Veiligheid én Resultaten zijn Onvoldoende, óf twee standaarden in het gebied Onderwijsproces zijn Onvoldoende.

1 Dit geldt alleen voor dagonderwijs

Onderwijsresultaten niet te beoordelen

Norm

Voldoende (basiskwaliteit)

Niet meer dan één van de standaarden Zicht op ontwikkeling en begeleiding, Pedagogisch-didactisch handelen en Veiligheid is Onvoldoende én de standaard Kwaliteitszorg is Voldoende én niet meer dan één standaard in het gebied Onderwijsproces is Onvoldoende.

Onvoldoende

Eén of meer van de standaarden Zicht op ontwikkeling en begeleiding of Pedagogisch-didactisch handelen of Veiligheid én Kwaliteitszorg zijn Onvoldoende, óf twee standaarden in het gebied Onderwijsproces zijn Onvoldoende.

3.4. Het tot stand komen van bevindingen en waarderingen

3.4.1. Naleving deugdelijkheidseisen

Bij het bepalen van de waarderingen op standaard- en schoolniveau hanteren we bovengenoemde normering als richtlijn. De mate waarin de onderwijspraktijk de essentie en de bedoeling van met name de deugdelijkheidseisen zoals die in Nederland gelden tentoonspreidt, is bepalend voor onze bevindingen. Voor de waardering Voldoende gaan we er in principe van uit dat aan alle deugdelijkheidseisen die horen bij de standaard is voldaan. We waarderen de kwaliteit zoals in de standaard is omschreven integraal en niet elke deugdelijkheidseis van de standaard op zichzelf. Het kan zijn dat een bestuur of school op een standaard een positief beeld laat zien, maar op een bepaald element van de standaard (nog) niet. Als dit beperkt van invloed is op de aangetroffen kwaliteit van de school of voor leerlingen én als de tekortkoming eenvoudig en op korte termijn kan worden hersteld, dan geven we de waardering Voldoende op de standaard. Het bestuur / de school krijgt dan een opdracht tot herstel (herstelopdracht) voor dit bepaalde onderdeel van de standaard en zorgt voor de naleving daarvan.

3.4.2. Waarderen van ambities

De besturen en scholen hebben vanuit hun visie ambities. Deze ambities kunnen gaan over de basiskwaliteit en er zijn ambities die daarboven uitstijgen. Naast het voldoen aan de deugdelijkheidseisen, baseren we een waardering Goed op het geheel aan gerealiseerde ambities door het bestuur en de school bij een betreffende standaard. We onderzoeken of de school de voorgenomen ambities uitvoert en realiseert. De visie en de plannen, vastgelegd in het schoolplan, spelen hierbij een belangrijke rol.

3.4.3. Omgevingsfactoren

De omgeving en de condities waarin het bestuur en de school opereren, kunnen in positieve of negatieve zin de onderwijskwaliteit en het financieel beheer beïnvloeden. Omgevingsfactoren en condities zijn bijvoorbeeld de kenmerken en de ontwikkeling van de leerlingenpopulatie, de beschikbaarheid van personeel, de huisvesting, de organisatieontwikkeling en de ontwikkeling van het bestuur. We verwachten dat besturen en scholen met hun visie, ambities, doelen en beleid op deze factoren inspelen om goede kwaliteit van het onderwijs voor al hun leerlingen te realiseren. Onze waarderingen gaan altijd over de gerealiseerde kwaliteit van de (be)sturing en van het onderwijs dat leerlingen ontvangen. Omgeving en condities spelen hoofdzakelijk een rol bij het bepalen van de invulling van het onderzoek en eventueel bij het vervolgtoezicht. Dat geldt vooral in de buitenlandsituatie, die zeer divers kan zijn (zie paragraaf 3.4.4).

3.4.4. Expertise van de bevindingen

Het karakter van het waarderingskader, met enerzijds een stevige basis (vaststelling door de Minister en vermelding in de subsidieregeling van de Stichting NOB), en anderzijds ruimte voor aanvullende ambities, stelt hoge eisen aan onze expertise. Met het onderzoekskader als instrument en met de vermelde richtlijnen voor de bevindingen / waarderingen kwalificeren we de feitelijke realisatie van het onderwijs zoals leerlingen dat ontvangen. Met onze deskundigheid als toezichthouder en met kennis van zaken op de onderscheiden kwaliteitsgebieden zijn we in staat om in gelijke situaties tot gelijke waarderingen te komen.

Onze waarderingen hebben een wettelijke basis en komen tot stand met gebruik van meerdere bronnen, zoals documenten van de school en gesprekken met schoolleiders, leraren, leerlingen, ouders en (eventueel) medezeggenschapsorganen. We passen hoor en wederhoor toe. We werken in een team, onze bevindingen komen in consensus tussen de inspecteurs tot stand en referenten becommentariëren in de rapportagefase de onderbouwing van onze bevindingen. Met deze werkwijze komen we tot een afgewogen geheel.

Voor de waardering van de aanvullende ambities hanteren we een soortgelijke werkwijze. We hebben hier de rol van de critical friend. Het bestuur en de school zijn hier zelf aan zet en we passen onze toezichtstijl daarop aan.

Onze focus gedurende het gehele proces van kwalificeren en waarderen is dat we recht doen aan de onderwijskwaliteit die we aantreffen en we zijn hierin geslaagd als besturen en scholen onze bevindingen / waarderingen als passend ervaren. In de buitenlandsituatie geldt dat (taal)scholen en inspectie ieder vanuit hun eigen rol samenwerken aan het bevorderen van de onderwijskwaliteit om de aansluiting met het onderwijs in Nederland (en Vlaanderen) te bevorderen.

3.5. Vervolgtoezicht

3.5.1. Herstelopdrachten

Het effect van het niet naleven van een deugdelijkheidseis, zoals die in Nederland geldt, kan verschillen en dit wegen we mee in het bepalen van de herstelopdracht. Interventies van de inspectie kunnen – afhankelijk van de contextfactoren – een meer of minder directief karakter hebben. In de praktijk zullen we bij herstelopdrachten waarbij niet wordt voldaan aan de deugdelijkheidseisen zoals die in Nederland gelden, of aan de eisen van aansluiting bij de Stichting NOB, de herstelopdrachten monitoren. Het gaat hierbij om maatwerk. Afhankelijk van de ernst en hoeveelheid van de herstelopdrachten en het niveau van de kwaliteitszorg, kan het zijn dat we besturen vragen om informatie toe te sturen – en hierover eventueel een gesprek voeren – om aan te tonen dat aan de herstelopdracht wordt gewerkt en/of is voldaan. Als de herstelopdrachten meer omvattend zijn (bijvoorbeeld bij een Onvoldoende school) kunnen we een of meerdere voortgangsgesprekken (VG) voeren. Hiervan doen we schriftelijk verslag aan het bestuur. Dit verslag wordt niet op onze website gepubliceerd.

3.5.2. Frequentie van bezoek

In principe bezoekt de inspectie de Nederlandse scholen in het buitenland in ieder geval één keer in de zes jaar. Drie jaar na het laatste bezoek voeren we online een gesprek met de school. Op basis van dat gesprek besluiten we of we de school vier, vijf of zes jaar na het laatste onderzoek weer bezoeken. We kijken daarvoor onder andere naar de wisselingen die zich hebben voorgedaan in schoolleiding, team en bestuur, het aantal onvoldoende standaarden en herstelopdrachten bij het laatste onderzoek en de aanwezigheid van bevoegde leraren.

Bij onvoldoende kwaliteit op schoolniveau vindt na ongeveer twee jaar een herstelonderzoek plaats om te onderzoeken of de school weer aan de basiskwaliteit voldoet. Een herstelonderzoek kan eerder plaatsvinden als daar zwaarwegende redenen voor zijn. Bij een herstelonderzoek worden opnieuw alle standaarden onderzocht en leggen we onze bevindingen / waarderingen vast in een rapport. Het is efficiënt om een volledig kwaliteitsbeeld te schetsen zodat de school bij voldoende herstel van de kwaliteit (Voldoende op schoolniveau) weer onder de reguliere toezichtsystematiek kan vallen.

3.5.3. Escalatie

Bij onvoldoende herstel op schoolniveau én bij onvoldoende zicht op verdere spoedige kwaliteitsverbetering kan de inspectie de Stichting NOB adviseren de aansluiting van de school bij de stichting en daarmee de subsidieverstrekking in te trekken (Reglement van aansluiting Stichting NOB, artikel 10, derde lid). Dit gebeurt uitsluitend nadat een herstelonderzoek heeft plaatsgevonden.

  1. https://www.onderwijsinspectie.nl/onderwijssectoren/nederlands-onderwijs-in-het-buitenland/documenten/publicaties/2012/01/01/waarderingskader-ntc-primair-onderwijs-2012 ^ [1]
  2. https://www.onderwijsinspectie.nl/onderwijssectoren/nederlands-onderwijs-in-het-buitenland/documenten/publicaties/2012/01/01/waarderingskader-ntc-voortgezet-onderwijs-2012 ^ [2]
  3. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat als het bestuur een rechtspersoon is die de instelling in stand houdt, de inspectie (het uitvoerend deel van) het bestuur als aanspreekpunt zal zien. ^ [3]
  4. Voldoende onderwijstijd:– ingeval van NTC-onderwijs 120 uur onderwijstijd per jaar in Nederlandse taal en cultuur– ingeval van volledig dagonderwijs de in de Wet op het primair onderwijs respectievelijk de Wet op het voortgezet onderwijs 2020 opgenomen criteria voor de minimale jaarlijkse onderwijstijd– ingeval van individueel online onderwijs tenminste 20 uur per jaar directe contacttijd tussen leraar en leerling ^ [4]
  5. voor dagonderwijs PO: bevoegdheden geldend zoals in Nederlandvoor NTC, mimimaal één leraar met:– bevoegdheid voor PO– eventueel behaald via het bekwaamheidstraject van de Stichting NOBZie verder Reglement van aansluiting Stichting NOB ^ [5]
  6. Zie de inleiding: onder deugdelijkheidseisen wordt verstaan: wettelijke eisen zoals die in Nederland gelden. ^ [6]
  7. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat als het bestuur een rechtspersoon is die de instelling in stand houdt, de inspectie (het uitvoerend deel van) het bestuur als aanspreekpunt zal zien. ^ [7]
  8. Voldoende onderwijstijd:– ingeval van NTC-onderwijs 120 uur onderwijstijd per jaar in Nederlandse taal en cultuur– ingeval van volledig dagonderwijs de in de Wet op het primair onderwijs respectievelijk de Wet op het voortgezet onderwijs 2020 opgenomen criteria voor de minimale jaarlijkse onderwijstijd– ingeval van individueel online onderwijs tenminste 20 uur per jaar directe contacttijd tussen leraar en leerling ^ [8]
  9. voor dagonderwijs VO: bevoegdheden geldend zoals in Nederlandvoor NTC, minimaal één leraar met:– bevoegdheid VO (bevoegdheid voor Nederlandse taal)Zie verder Reglement van aansluiting Stichting NOB ^ [9]
  10. Zie de inleiding: onder deugdelijkheidseisen wordt verstaan: wettelijke eisen zoals die in Nederland gelden. ^ [10]