Regeling vaststelling gelijkwaardige inspanning decentrale overheden inzake EMU-saldo

Geraadpleegd op 02-05-2025. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2019.
Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 31 januari 2019, houdende de vaststelling van de gelijkwaardige inspanning van de decentrale overheden inzake het EMU-saldo

De Staatssecretaris van Financiën,

Handelende in overenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op artikel 3 van de Wet houdbare overheidsfinancien;

Besluit:

Artikel 2. EMU-norm 2019–2022

Het collectieve aandeel van de decentrale overheden gezamenlijk in het EMU-saldo, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, wordt als volgt vastgesteld:

  • a. voor 2019 –0 4 procent van het bruto binnenlands product;

  • b. voor 2020 –0 4 procent van het bruto binnenlands product;

  • c. voor 2021 –0,4 procent van het bruto binnenlands product;

  • d. voor 2022 –0,4 procent van het bruto binnenlands product.

Artikel 3. Onderverdeling naar overheidslaag

Het collectieve aandeel van de decentrale overheden in het EMU-saldo, bedoeld in artikel 2, wordt uitgesplitst naar:

  • a. een aandeel voor de provincies gezamenlijk dat als volgt wordt vastgesteld:

    • 1°. voor 2019 –0,08 procent van het bruto binnenlands product;

    • 2°. voor 2020 –0,08 procent van het bruto binnenlands product;

    • 3°. voor 2021 –0,08 procent van het bruto binnenlands product;

    • 4°. voor 2022 –0,08 procent van het bruto binnenlands product;

  • b. een aandeel voor de gemeenten gezamenlijk dat als volgt wordt vastgesteld:

    • 1°. voor 2019 –0,27 procent van het bruto binnenlands product;

    • 2°. voor 2020 –0,27 procent van het bruto binnenlands product;

    • 3°. voor 2021 –0,27 procent van het bruto binnenlands product;

    • 4°. voor 2022 –0,27 procent van het bruto binnenlands product;

  • c. een aandeel voor de waterschappen gezamenlijk dat als volgt wordt vastgesteld:

    • 1°. voor 2019 –0,05 procent van het bruto binnenlands product;

    • 2°. voor 2020 –0,05 procent van het bruto binnenlands product;

    • 3°. voor 2021 –0,05 procent van het bruto binnenlands product;

    • 4°. voor 2022 –0,05 procent van het bruto binnenlands product.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën,

M. Snel