Onverminderd regels in het omgevingsplan over het in stand houden van een bouwwerk
die betrekking hebben op de ernstige ontsiering van het uiterlijk van dat bouwwerk,
geldt het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten, niet voor
een omgevingsplanactiviteit voor zover de activiteit betrekking heeft op een van de
volgende bouwwerken:
-
a. een bouwwerk voor zover daaraan gewoon onderhoud wordt verricht en daarbij detaillering,
profilering en vormgeving van het bouwwerk niet wijzigen;
-
b. een dakkapel in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd
zijdakvlak, als wordt voldaan aan de volgende eisen:
-
1°. voorzien van een plat dak;
-
2°. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
-
3°. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
-
4°. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok; en
-
5°. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
-
c. een dakraam, daklicht, lichtstraat of soortgelijke daglichtvoorziening in een dak,
als wordt voldaan aan de volgende eisen:
-
1°. bij plaatsing in het achterdakvlak, een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd
zijdakvlak of een plat dak:
-
i. de constructie steekt niet meer dan 0,6 m uit buiten het dakvlak respectievelijk het
platte dak; en
-
ii. zijkanten, onder- en bovenzijde meer dan 0,5 m van de randen van het dakvlak of het
platte dak; en
-
2°. bij plaatsing in een ander dakvlak dan bedoeld onder 1°:
-
i. de constructie steekt niet uit buiten het dakvlak; en
-
ii. zijkanten, onder- en bovenzijde meer dan 0,5 m van de randen van het dakvlak;
-
d. een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking op een
dak, als wordt voldaan aan de volgende eisen:
-
1°. bij plaatsing op een schuin dak:
-
2°. bij plaatsing op een plat dak: afstand tot de zijkanten van het dak ten minste gelijk
aan hoogte collector of paneel; en
-
3°. als de collector of het paneel niet één geheel vormt met de installatie voor het opslaan
van het water of het omzetten van de opgewekte elektriciteit: die installatie aan
de binnenzijde van een bouwwerk geplaatst;
-
e. een kozijn, kozijninvulling, gevelpaneel, isolatieplaat of boeideel, of stucwerk,
bij plaatsing in of aan de achtergevel of een niet naar openbaar toegankelijk gebied
gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw, of in of aan een gevel van een bijbehorend
bouwwerk, voor zover die gevel is gelegen in achtererfgebied;
-
f. een zonwering, rolhek, luik of rolluik aan of in een gebouw, als, voor zover het daarbij
gaat om een rolhek, luik of rolluik in een voorgevel of een naar openbaar toegankelijk
gebied gekeerde zijgevel van een ander hoofdgebouw dan een woning of woongebouw, wordt
voldaan aan de volgende eisen:
-
g. een afscheiding tussen balkons of dakterrassen;
-
h. tuinmeubilair, als dat niet hoger is dan 2,5 m;
-
i. een sport- of speeltoestel voor alleen particulier gebruik, als wordt voldaan aan
de volgende eisen:
-
1°. niet hoger dan 2,5 m; en
-
2°. alleen functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens;
-
j. een erf- of perceelafscheiding, als die niet hoger is dan 1 m;
-
k. een constructie voor het overbruggen van een terreinhoogteverschil van niet meer dan
1 m die niet hoger is dan het aansluitende afgewerkte terrein;
-
l. een vlaggenmast op een gebouwerf, als wordt voldaan aan de volgende eisen:
-
m. een antenne-installatie voor mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, met
inbegrip van een hekwerk ter beveiliging van een dergelijke antenne-installatie op
of aan een bouwwerk als bedoeld onder 1°, als wordt voldaan aan de volgende eisen:
-
1°. bij plaatsing op of aan een hoogspanningsmast, wegportaal, reclamezuil, lichtmast,
windturbine, sirenemast of een niet van een bouwwerk deel uitmakende schoorsteen,
of op een antenne-installatie als bedoeld onder n of een andere antenne-installatie
voor zover hoger dan 5 m:
-
i. de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, niet hoger dan 5 m; en
-
ii. de antenne hoger geplaatst dan 3 m, gemeten vanaf het bij het bouwwerk aansluitende
afgewerkt terrein;
-
2°. bij plaatsing op of aan een ander bouwwerk dan bedoeld onder 1°:
-
i. de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, niet hoger dan 0,5 m; of
-
ii. de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, of als deze is bevestigd aan
een gevel van een gebouw, gemeten vanaf het punt waarop de antenne, met antennedrager,
het dakvlak kruist, niet hoger dan 5 m; waarbij:
-
– de antenne, met antennedrager, hoger geplaatst dan 9 m, gemeten vanaf het bij het
bouwwerk aansluitende afgewerkt terrein;
-
– de bedrading in of direct langs de antennedrager of inpandig aangebracht, of in een
kabelgoot, als deze kabelgoot meer dan 1 m achter de voorgevel is geplaatst; en
-
– de antennedrager bij plaatsing op het dak van een gebouw:
-
1°. aan of bij een op het dak aanwezig object geplaatst;
-
2°. in het midden van het dak geplaatst; of
-
3°. elders op het dak geplaatst, als de afstand in meters tot de voorgevel van het bouwwerk
ten minste gelijk is aan: 18 gedeeld door de hoogte waarop de antenne, met antennedrager,
is geplaatst, gemeten vanaf het bij het gebouw aansluitende afgewerkt terrein tot
aan de voet van de antenne, met antennedrager; of
-
3°. de antenne voldoet aan de fysieke en technische kenmerken, opgenomen in de Uitvoeringsverordening
kenmerken draadloze toegangspunten met klein bereik of in andere bij of krachtens
artikel 57, tweede lid, van de Telecomcode gestelde regels;
-
n. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt voor de C2000-infrastructuur voor
de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten;
-
o. een andere antenne-installatie dan bedoeld onder m en n, als wordt voldaan aan de
volgende eisen:
-
p. een bouwwerk voor een infrastructurele of openbare voorziening, voor zover het gaat
om:
-
1°. een bouwwerk voor een nutsvoorziening, de waterhuishouding, het meten van de luchtkwaliteit,
het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het weg-, spoorweg-, water- of
luchtverkeer, als wordt voldaan aan de volgende eisen:
-
2°. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor:
-
i. het weren van voorwerpen die de veiligheid van het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer
in gevaar kunnen brengen;
-
ii. de beveiliging van een weg, spoor- of waterweg of een spoorweg- of luchtvaartterrein;
-
iii. verkeersregeling, verkeersgeleiding, handhaving van de verkeersregels, wegaanduiding,
het opladen van accu’s van voertuigen, verlichting of tolheffing;
-
iv. het verschaffen van toegang tot het openbaar vervoer of openbaar vervoersgebouwen
of het overbruggen van hoogten door personen met een handicap in en nabij openbaar
vervoersgebouwen of perrons;
-
v. het beperken van geluid door een weg of spoorweg ter uitvoering van een besluit tot
vaststelling van een geluidproductieplafond als omgevingswaarde als bedoeld in artikel 2.13a of 2.15, tweede lid, van de wet; of
-
vi. het beperken van geluid door een weg of spoorweg ter uitvoering van de in een programma
als bedoeld in artikel 22.18 van de wet of een saneringsplan als bedoeld in artikel 11.60 van de Wet milieubeheer gekozen maatregel voor een locatie;
-
3°. bovenleidingen met de bijbehorende draagconstructies of seinpalen;
-
4°. ondergrondse buis- en leidingstelsels, met inbegrip van ondergrondse faunapassages
en met uitzondering van:
-
5°. een container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, als wordt voldaan aan de volgende eisen:
-
6°. een elektronische sirene voor het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of
de dreiging daarvan, met inbegrip van de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
-
7°. straatmeubilair; of
-
8°. meubilair in openbaar vervoersgebouwen of op perrons;
-
q. een bouwkeet, bouwbord, steiger, heistelling, hijskraan, damwand, terreininrichting
of andere hulpconstructie die functioneel is voor bouw-, onderhouds- of sloopwerkzaamheden,
tijdelijke werkzaamheden in de grond-, weg- of waterbouw of werkzaamheden met een
verplaatsbaar mijnbouwwerk als bedoeld in artikel 3.322, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, bij plaatsing op of in de onmiddellijke nabijheid van het terrein waarop die werkzaamheden
worden verricht; of
-
r. een ander bouwwerk in voor- of achtererfgebied, als wordt voldaan aan de volgende
eisen: