Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 29 december
2017, nr. IenM/BSK-2017/302182, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 9.7.1.2, 9.7.2.1, eerste en tweede lid, 9.7.2.4, derde lid,
9.7.2.5, tweede lid, 9.7.3.8, 9.7.4.1, eerste en tweede lid, 9.7.4.2, 9.7.4.3, 9.7.4.4,
eerste en vijfde lid, 9.7.4.7, tweede lid, 9.7.4.8, eerste en vijfde lid, 9.7.4.11,
tweede lid, 9.7.4.12, vierde lid, 9.7.4.13, vierde lid, 9.7.4.14, tweede lid, 9.7.5.3,
derde lid, 9.7.5.4, derde lid, 9.7.5.6, tweede lid, 9.8.1.3, 9.8.2.1, eerste en derde
lid, 9.8.2.4, derde lid, 9.8.2.5, tweede lid, 9.8.3.2, 9.8.3.4, 9.8.4.4, derde lid,
en 9.8.4.6, tweede lid, van de Wet milieubeheer;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 februari 2018,
no.W17.17.0409/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
van 26 april 2018, nr. IenW/BSK-2018/58167, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische
Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: