Toezichtbeleidsbrief erkenninghouders RDW 2018

[Regeling materieel uitgewerkt per 03-06-2021.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 25-06-2019 t/m heden

Toezichtbeleid erkenninghouders RDW 2018

Deze beleidsregel wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De directie van de Dienst Wegverkeer,

A. van Ravestein

Algemeen Directeur

Bijlage I

Algemeen Deel

Toezichtbeleidsbrief

Erkenninghouders RDW 2018

Hoofdstuk 1 – Toelichting op de Toezichtbeleidsbrief

2

1.1

Toelichting

2

1.2

Indeling

2

1.3

Titel

3

1.4

Erkenningen en bevoegdheden

3

1.5

Meerdere erkenningen en bevoegdheden

3

Hoofdstuk 2 – Positie van de RDW

3

2.1

Basis van het toezicht

3

2.2

Wijze van toezicht houden

4

2.3

Frequentie van het toezicht

4

Hoofdstuk 3 – Positie van de erkenninghouder

4

3.1

Verplichtingen voor de erkenninghouder

4

3.1.1

Meewerken aan het toezicht

4

3.1.2

Documentatie

4

3.1.3

Voeren van en inleveren erkenningsschild/verwijderen sticker(s)

4

3.1.4

Financiële verplichting

5

3.1.5

Instrueren van uw personeel

5

3.1.6

Bewaarplicht stukken, bewaartermijn en -plaats

5

3.1.7

Verplichting verstrekken tellerstand

5

3.2

Maatregelen

5

3.2.1

Schorsing

5

3.2.2

Verscherpt toezicht

5

3.2.3

Wachttijd bij intrekking

5

Hoofdstuk 4 – Overtredingen en sancties

6

4.1

Vaststellen van een overtreding

6

4.2

Zienswijze

6

4.3

Ingangsdatum

6

4.4

Verjaringstermijn

6

4.5

Categorisering overtredingen en stroomschema

6

4.6

Soorten sancties

7

Hoofdstuk 5 – Bezwaar en beroep

7

5.1

Bezwaar

7

5.1.1

Hoorzitting

7

5.1.2

Waarschuwing

7

5.1.3

Opschorten

7

5.2

Beroep

8

5.3

Voorlopige voorziening

8

Stroomschema sancties overtreding erkenning/bevoegdheid

9

Hoofdstuk 1. – Toelichting op de Toezichtbeleidsbrief

1.1. Toelichting

Dit is het Algemeen Deel van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW. Als erkenninghouder bent u gerechtigd een aantal taken uit te voeren namens de RDW. Het uitvoeren van deze taken kent een grote verantwoordelijkheid. De RDW houdt hier toezicht op. Hoe en waarom de RDW toezicht houdt, is vastgelegd in het toezichtbeleid. U vindt hier de regels die voor iedere erkenning gelden.

1.2. Indeling

Het Algemeen Deel van de Toezichtbeleidsbrief bevat algemene informatie voor iedere erkenninghouder, terwijl de bijlagen specifieke informatie bevatten over de afzonderlijke erkenningen. Voor het toezichtbeleid dat bij uw erkenning(en) hoort, leest u het Algemeen Deel van de Toezichtbeleidsbrief én de bijlage(n) bij uw erkenning(en).

Het Algemeen Deel is niet van toepassing op APK keurmeester, tachograaftechnici en deelnemers aan de handelaarskentekenregeling. Voor het toezichtbeleid van de APK keurmeester en de tachograaftechnicus hoeft u alleen de toepasselijke Bijlage te lezen. Voor deelnemers aan de handelaarskentekenregeling is de Bijlage Bedrijfsvoorraad en Handelaarskentekenbewijzen van toepassing.

Samenvattend een illustratie van de samenstelling van de Toezichtbeleidsbrief:

Bijlage 262680.png

1.3. Titel

Dit deel is getiteld: Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW.

1.4. Erkenningen en bevoegdheden

Bij de RDW kunnen de volgende erkenningen en bevoegdheden worden aangevraagd:

  • erkenning APK;

  • erkenning tachografen;

  • erkenning gasinstallaties;

  • erkenningsregeling boordcomputer taxi's (BCT);

  • de erkenningsregeling tenaamstelling

  • erkenning Export Dienstverlening;

  • erkenning bedrijfsvoorraad (met als mogelijke onderdelen):

    • bevoegdheid Online Registratie Export Handelaren (OREH);

    • bevoegdheid Online Registratie Auto Demontage (ORAD);

    • bevoegdheid Tenaamstelling Voertuigbedrijf (TV);

    • deelnemer handelaarskentekenregeling;

  • bevoegdheid Aanvraag tot het versneld inschrijven van voertuigen zonder/met afzonderlijk onderzoek (Versnelde Inschrijving (VI);

  • erkenning kentekenplaatfabrikant en/of lamineerder (GAIK);

  • bevoegdheid APK-keurmeester;

  • bevoegdheid tachograaftechnicus.

1.5. Meerdere erkenningen en bevoegdheden

Het is mogelijk dat u in het bezit bent van meerdere erkenningen en bevoegdheden.

De bevoegdheden die voor een natuurlijk persoon of rechtspersoon kunnen worden aangevraagd bij een erkenning bedrijfsvoorraad, zijn onderdeel van de erkenning bedrijfsvoorraad. Bent u erkenninghouder bedrijfsvoorraad met één of meerdere aanvullende bevoegdheden, dan geldt voor u dat u op de hoogte moet zijn van het Algemeen Deel, de Bijlage Erkenning Bedrijfsvoorraad en handelaarskentekenbewijzen en de bijlage Bevoegdheid tot het versneld aanvragen van de inschrijving van voertuigen (Versnelde Inschrijving).

Indien u zowel de erkenninghouder APK als de APK-keurmeester bent, leest u voor de erkenning APK het Algemeen Deel + de Bijlage Erkenninghouder APK. Voor de keuringsbevoegdheid richt u zich alleen op de Bijlage APK Keurmeester.

Hoofdstuk 2. – Positie van de RDW

2.1. Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de verleende erkenningen en bevoegdheden. Dit gebeurt op basis van de Wegenverkeerswet 1994, de Arbeidstijdenwet en het Besluit personenvervoer 2000. De bepalingen die voor uw erkenning van toepassing zijn staan o.a. beschreven in de erkenningsregelingen. De geldende wet- en regelgeving kunt u vinden op www.overheid.nl.

2.2. Wijze van toezicht houden

De RDW houdt toezicht door middel van het uitvoeren van administratieve / registercontroles en bezoeken. In beginsel kondigt de RDW deze bezoeken aan. Daarnaast heeft de RDW het recht erkenninghouders onaangekondigd te bezoeken om toezicht uit te oefenen.

De RDW brengt de erkenninghouder een bezoek naar aanleiding van:

  • een steekproef na een melding door middel van datacommunicatie tussen de RDW en de erkenninghouder, of een steekproef op andere wijze;

  • een periodiek controlebezoek (de frequentie van het periodieke toezicht is per erkenning verschillend en wordt per bijlage aangegeven);

  • administratieve / registercontrole;

  • een externe melding van bijvoorbeeld de Belastingdienst, een voertuigeigenaar of de politie.

2.3. Frequentie van het toezicht

In iedere bijlage is aangegeven wat de frequentie is van het toezicht dat u van de RDW kunt verwachten.

Hoofdstuk 3. – Positie van de erkenninghouder

Als erkenninghouder bent u bevoegd om namens de RDW bepaalde taken uit te voeren. Dit kan uiteenlopen tot het tenaamstellen van voertuigen of het keuren van voertuigen. Door deze taken kunt u een breed pakket aan diensten aanbieden aan uw klanten. Naast het profijt dat u van de erkenning kunt hebben, brengt deze ook een grote verantwoordelijkheid voor u met zich mee. De RDW vertrouwt erop dat u op de juiste wijze gebruik maakt van de erkenning(en) en bevoegdheden en de verplichtingen uit de regelgeving naleeft. De RDW houdt toezicht op de correcte naleving van de eisen en voorschriften die uit de regelgeving voortvloeien en het juiste gebruik van de verantwoordelijkheden die u op eigen verzoek heeft ontvangen.

3.1. Verplichtingen voor de erkenninghouder

Een erkenning van de RDW brengt een aantal verplichtingen met zich mee. In dit hoofdstuk kunt u lezen aan welke verplichtingen u als erkenninghouder (blijvend) moet voldoen. Per bijlage worden deze, indien van toepassing, aangevuld met specifieke verplichtingen voor uw erkenning.

3.1.1. Meewerken aan het toezicht

U en uw medewerkers moeten alle medewerking verlenen aan de uitoefening van het toezicht door de RDW. Het niet meewerken aan toezicht leidt tot een sanctie.

Indien men zijn of haar emoties richt op de persoon van de RDW-medewerker d.m.v. verbale agressie (uitschelden), discriminatie, intimidatie of seksuele intimidatie in uw bedrijf door daar aanwezige personen dan is dit een categorie IV overtreding en volgt een intrekking voor onbepaalde tijd van de erkenning en, indien van toepassing, een wachttijd van 30 maanden. Ook bij fysiek geweld of dreiging daarmee tegen een RDW-medewerker in uw bedrijf door daar aanwezige personen volgt een intrekking voor onbepaalde tijd van de erkenning en wordt aangifte gedaan door de RDW voor strafrechtelijke vervolging.

Ook bij agressie, discriminatie, intimidatie of seksuele intimidatie dan wel dreiging daarmee ongeacht in welke vorm deze geuit wordt tegen een RDW-medewerker buiten uw bedrijf geldt dat dit een categorie IV overtreding is en volgt een intrekking voor onbepaalde tijd van de erkenning en, indien van toepassing, een wachttijd van 30 maanden. Tevens geldt dat dit aanleiding kan zijn om aangifte te doen.

3.1.2. Documentatie

U moet beschikken over de algemeen verplicht gestelde documentatie. Per erkenning of bevoegdheid kan de documentatie verschillen. Per bijlage is weergegeven over welke documentatie u moet beschikken voor de betreffende erkenning of bevoegdheid.

3.1.3. Voeren van en inleveren erkenningsschild/verwijderen sticker(s)

U mag het RDW-erkenningsschild alleen voeren als u over een geldige erkenning of bevoegdheid beschikt. Wanneer u, om welke reden dan ook, geen gebruik meer kunt of mag maken van uw erkenning, dient u per direct de zaken die u voor het uitvoeren van de erkenning of bevoegdheid heeft verkregen, in te leveren bij de RDW. Het gaat hier in ieder geval om het erkenningsschild. Heeft u meerdere erkenningen op één locatie, dan moet u alleen de goederen inleveren die bij de erkenning of bevoegdheid horen waarvoor de intrekking voor onbepaalde tijd is opgelegd. Heeft u meerdere erkenningen verspreid over meerdere locaties, dan hoeft u alleen de zaken in te leveren van de locatie waarvoor de intrekking voor onbepaalde tijd van toepassing is. Per bijlage is aangegeven welke zaken nog meer moeten worden ingeleverd. Tevens dient u na intrekking voor onbepaalde tijd alle stickers, die op de ingetrokken erkenningen en/of bevoegdheden betrekking hebben, te verwijderen.

3.1.4. Financiële verplichting

Als erkenninghouder moet u aan uw financiële verplichting voldoen. Dit geldt voor alle kosten die u als erkenninghouder moet voldoen. Voldoet u niet aan uw financiële verplichting, dan wordt de erkenning in eerste instantie voor de duur van zes weken geschorst. De ingangsdatum is dan 1 week na dagtekening van de verzending van dit besluit. Heeft u na deze periode nog steeds niet aan de financiële verplichting voldaan, dan wordt een intrekking voor onbepaalde tijd opgelegd.

3.1.5. Instrueren van uw personeel

Voor een goed gebruik van uw erkenning is het van groot belang dat u uw personeel voldoende instrueert. Hoe u dit invult is uw eigen verantwoordelijkheid. De gevolgen van het niet (voldoende) instrueren van uw personeel komen voor uw rekening en risico. Naast de gevolgen van het niet (voldoende) instrueren van uw personeel, komen ook fouten gemaakt door uw personeel, voor uw rekening en risico.

3.1.6. Bewaarplicht stukken, bewaartermijn en -plaats

Met betrekking tot verschillende stukken en zaken is er sprake van een bewaarplicht. De betreffende stukken en zaken dient u ten minste twee jaar in een afsluitbare voorziening, zoals een kast of kluis, te bewaren.

Kijkt u in de bijlage van uw erkenning welke stukken en zaken u voor welke termijn moet bewaren, op welke manier u deze moet bewaren en of u de stukken ook moet vernietigen.

3.1.7. Verplichting verstrekken tellerstand

In het kader van erkenningen en bevoegdheden is de erkenninghouder verplicht de tellerstand aan de RDW te verstrekken. In de bijlage van uw erkenning kunt u lezen hoe hiermee om wordt gegaan.

De verplichting bestaat echter ook bij reparatie en onderhoud boven een bedrag van € 150,–. Bandenwissel wordt als een bijzondere vorm van onderhoud gezien. In dat geval geldt de bijlage van de erkenning en/of bevoegdheid die aan u verstrekt is.

3.2. Maatregelen

3.2.1. Schorsing

Als een schorsing is opgelegd, betekent dit dat u uw erkenning of bevoegdheid niet mag gebruiken, omdat u niet meer aan alle eisen of (algemene) voorschriften voldoet. Een schorsing geldt voor 6 of 12 weken en duurt tot het moment waarop u hebt aangetoond weer te voldoen aan de betreffende eisen of voorschriften. U moet zelf aantonen dat de reden voor de schorsing is verholpen. Een schorsing kan leiden tot een herschouwing. Dit is afhankelijk van de reden waarvoor de schorsing is opgelegd. De herschouwing vindt plaats tegen geldend tarief (u vindt dit op www.rdw.nl). De schorsing gaat per direct in. In verband met de vereiste spoed wordt afgezien van het horen. Als u binnen de termijn van de schorsing de tekortkoming niet heeft verholpen, volgt een intrekking voor onbepaalde tijd van de erkenning. De geldigheid van handelaarskentekens wordt niet geschorst.

3.2.2. Verscherpt toezicht

De RDW kan verscherpt toezicht opleggen in combinatie met een sanctie. Dit is een maatregel waardoor de frequentie van het toezicht op uw erkenning hoger wordt. Ook behoudt de RDW zich het recht voor om op andere momenten verscherpt toezicht op te leggen. In hoofdstuk 4 leest u hier meer over.

3.2.3. Wachttijd bij intrekking

Bij een overtreding van de categorie IV of ondermijning van het toezicht of fraude, wordt een wachttijd van 30 maanden voor het indienen van een aanvraag opgelegd. Wanneer aan u voor vier overtredingen binnen dertig maanden een intrekking is opgelegd, wordt een wachttijd van 1 jaar voor het indienen van de aanvraag opgelegd. Zie verder ook de bijlage(n) bij uw erkenning(en).

Hoofdstuk 4. – Overtredingen en sancties

4.1. Vaststellen van een overtreding

Een overtreding kan onder andere worden vastgesteld:

  • tijdens een controlebezoek;

  • tijdens een steekproefcontrole;

  • door een administratieve / registercontrole;

  • door de politie;

  • door een klacht;

  • door de douane;

  • door de Belastingdienst.

4.2. Zienswijze

Als een overtreding is geconstateerd, krijgt u van de RDW in beginsel de gelegenheid uw zienswijze te uiten voordat wordt besloten u een sanctie op te leggen. In verband met de vereiste spoed zal uw zienswijze niet worden gevraagd in geval sprake is van agressie, intimidatie, seksuele intimidatie of discriminatie dan wel dreiging daarmee ongeacht in welke vorm deze geuit wordt tegen een RDW medewerker in uw bedrijf door daar aanwezige personen. Dit geldt ook indien agressie, intimidatie, seksuele intimidatie of discriminatie dan wel dreiging daarmee ongeacht in welke vorm deze geuit wordt tegen een RDW medewerker buiten uw bedrijf plaatsvindt. In uw zienswijze kunt u alle feiten en omstandigheden weergeven, met name ook specifiek voor u geldende en aantoonbare bijzondere feiten of omstandigheden. Niet als bijzonder feit of omstandigheid geldt het gestelde onder 4.4. Ook het naleven van de regelgeving of specifieke onderdelen daarvan geldt niet als bijzonder feit of omstandigheid. De RDW neemt uw zienswijze mee bij het al dan niet opleggen van een sanctie en de zwaarte van de sanctie. Per bijlage staat beschreven hoe u uw zienswijze kunt uiten.

4.3. Ingangsdatum

Een sanctie treedt in beginsel direct in werking. Uitzondering hierop vormt een besluit met als sanctie een intrekking voor bepaalde tijd. Deze treedt in beginsel 1 week na dagtekening van het besluit in werking. Deze termijn is gesteld, zodat u uw eerstkomende afspraken met klanten kunt nakomen. De RDW zal bij meer dan één intrekking voor bepaalde tijd, de sanctie opvolgend ten uitvoer leggen.

4.4. Verjaringstermijn

Als grondslag voor de verjaringstermijn geldt de datum van constatering van de overtreding.

Voor sancties en attenties wordt een verjaringstermijn van 30 maanden gehanteerd. Dit betekent dat bij het opleggen van een vervolgsanctie eerdere overtredingen worden meegewogen. De verjaringstermijn geldt in alle gevallen. Dit betekent dat zowel uw goede historie als overtredingen niet meer dan 30 maanden meetellen. Dat u voor de verjaringstermijn de regelgeving heeft nageleefd, geen overtredingen heeft begaan of sancties zijn opgelegd, geldt dus niet als bijzonder feit of omstandigheid.

4.5. Categorisering overtredingen en stroomschema

De RDW heeft mogelijke overtredingen ondergebracht in vier categorieën, te weten:

I tot en met IV, waarbij categorie I de lichtere overtredingen betreft en categorie IV de zwaarst mogelijke overtredingen betreft. De hoogte van een sanctie wordt in beginsel bepaald door de categorie waarin een overtreding is ingedeeld.

In het stroomschema op de laatste pagina worden de sancties schematisch weergegeven. In dit stroomschema is rekening gehouden met de zwaarte van overtredingen en het vaker begaan van overtredingen. U kunt op basis van dit schema zelf nagaan welke sanctie naar verwachting wordt opgelegd.

Meervoudige overtreding

In het stroomschema is uitgegaan van een enkelvoudige overtreding. Het kan voorkomen dat er bij u, bij één bedrijfsbezoek of steekproefcontrole verschillende overtredingen worden geconstateerd. Wanneer tijdens één bedrijfsbezoek of controle meerdere overtredingen worden geconstateerd, dan wordt dit beschouwd als een meervoudige overtreding. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de categorieën van de verschillende overtredingen bij elkaar worden opgeteld. Is echter sprake van maximaal twee overtredingen, beide van de categorie I en/of II, dan worden de categorieën niet opgeteld, maar wordt een sanctie opgelegd in overeenstemming met de categorie behorend bij de zwaarste van de twee overtredingen. In alle gevallen wordt uw historie meegeteld bij het bepalen van de sanctiezwaarte. Als u na een meervoudige overtreding een volgende overtreding begaat wordt slechts de zwaarste overtreding van de meervoudige overtreding als historie aangemerkt. Of dit voor uw erkenning en/of bevoegdheden van toepassing is, zie de bijlage(n) bij uw erkenning(en).

4.6. Soorten sancties

De RDW kent de volgende sancties:

Schriftelijke waarschuwing

De waarschuwingen worden schriftelijk aan u bekend gemaakt. Dit kan in combinatie met verscherpt toezicht. Uit het stroomschema is te herleiden wanneer een waarschuwing met verscherpt toezicht wordt opgelegd. De schriftelijke waarschuwing heeft een geldigheidsduur van 30 maanden.

Intrekking voor bepaalde tijd

Een intrekking voor bepaalde tijd houdt in dat u gedurende de aan u gemelde periode geen gebruik mag maken van de erkenning. Een intrekking voor bepaalde tijd wordt altijd gevolgd door een herschouwing tegen het geldende tarief (zie www.rdw.nl). In beginsel vindt de herschouwing plaats voordat u de erkenning weer mag gebruiken. Zie verder ook de bijlage(n) bij uw erkenning(en).

Een intrekking voor bepaalde tijd kan voor de periode van zes, negen, twaalf weken of zes maanden zijn. Dit is afhankelijk van uw historie en/of de categorie waarin de overtreding(en) valt of vallen. Ook gedurende de periode dat uw erkenning tijdelijk is ingetrokken, dient u aan alle voorschriften te voldoen.

Intrekking voor onbepaalde tijd

Een intrekking voor onbepaalde tijd betekent dat uw erkenning is ingetrokken. Om weer in aanmerking te komen voor een erkenning moet u een nieuwe aanvraag indienen bij de RDW.

Hoofdstuk 5. – Bezwaar en beroep

5.1. Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunt u tegen een sanctiebesluit bezwaar indienen bij de RDW. U dient dit te doen binnen zes weken na de dag van verzending van het sanctiebesluit. U moet uw bezwaarschrift indienen bij de directie van de RDW, Postbus 777, 2700 AT Zoetermeer. Voor nadere informatie verwijs ik u naar www.rdw.nl.

5.1.1. Hoorzitting

Als u bezwaar aantekent tegen een besluit van de RDW krijgt u in de regel de gelegenheid uw bezwaarschrift mondeling toe te lichten. Dit is op het kantoor van de RDW. U ontvangt hiervoor een uitnodiging na ontvangst van uw bezwaarschrift. Stelt u prijs op een telefonische hoorzitting dan kunt u dit aangeven. Hoe u dit doet, kunt u lezen in de uitnodigingsbrief. U mag zich altijd laten vertegenwoordigen door een raadsman of advocaat. Als u iemand die geen advocaat is, machtigt om namens u het woord te doen en u komt zelf niet naar de hoorzitting, dan moet u een schriftelijke verklaring meegeven. Hierin geeft u aan dat deze persoon gemachtigd is om u te vertegenwoordigen. Als u zelf ook naar de hoorzitting komt is dit niet nodig.

5.1.2. Waarschuwing

Tegen een schriftelijke waarschuwing kan geen bezwaar worden gemaakt. Wanneer deze waarschuwing binnen de verjaringstermijn leidt tot een vervolgsanctie in de vorm van een op rechtsgevolg gericht besluit, dan kunt u bezwaren tegen de waarschuwing in de bezwaarprocedure van dat sanctiebesluit kenbaar maken.

5.1.3. Opschorten

Als u bezwaar, dat dient te voldoen aan alle wettelijke vereisten die aan een bezwaar worden gesteld, aantekent tegen een besluit met als sanctie een intrekking voor bepaalde tijd van maximaal 12 weken of een ongeldigverklaring van een handelaarskenteken, die wordt opgelegd naar aanleiding van een geconstateerde overtreding van (een van) uw handelaarskenteken(s), wordt de inwerkingtreding van het besluit opgeschort totdat het bezwaarschrift is afgehandeld. De beslissing op bezwaar treedt in beginsel in werking twee weken nadat deze is verstuurd.

De RDW behoudt zich het recht voor om in bovenstaande gevallen geen opschortende werking te verlenen of deze te beëindigen. In dat geval wordt u hierover geïnformeerd.

5.2. Beroep

Als de RDW een beslissing heeft genomen op uw bezwaarschrift, kunt u ongeacht het resultaat daartegen in beroep gaan bij de rechtbank. Onderaan de beslissing op uw bezwaar vindt u de clausule waarin beschreven staat hoe u in beroep kunt gaan. Indien u in beroep gaat wordt de werking van de beslissing op uw bezwaar niet opgeschort.

5.3. Voorlopige voorziening

Als u een intrekking voor onbepaalde tijd wordt opgelegd of een intrekking voor 6 maanden, verleent de RDW bij een bezwaarprocedure geen opschortende werking van de sanctie. Hiervoor kunt u een voorlopige voorziening bij de Rechtbank aanvragen.

Bij een voorlopige voorziening geldt als vereiste dat de zaak een spoedeisend karakter heeft. Als u een verzoek om een voorlopige voorziening wilt indienen bij de rechtbank, kunt u hiervoor contact opnemen met de griffier. De contactgegevens van de rechtbank kunt u vinden op www.overheid.nl/ via ‘overheidsinformatie’ > ‘overheidsorganisaties’ > ‘rechterlijke macht’.

Stroomschema sancties overtreding erkenning/bevoegdheid

Bijlage 260220.png

Bijlage Erkenninghouder APK 2018

Hoofdstuk 1 – Toelichting op de Bijlage Erkenninghouder APK

10

1.1

Toelichting

10

1.2

Indeling

10

1.3

Titel

11

1.4

Erkenningen en bevoegdheden

11

1.5

Meerdere keuringsplaatsen

11

Hoofdstuk 2 – Positie van de RDW

11

2.1

Basis van het toezicht

11

2.2

Wijze van toezicht houden

11

2.3

Frequentie van het toezicht

11

Hoofdstuk 3 – Positie van de erkenninghouder

12

3.1

Voorschriften voor de APK-keuring / Het keuringsproces

12

3.1.1

Toezicht door middel van steekproeven

12

3.1.2

Documentatie

13

3.1.3

Beëindiging erkenning

13

3.1.4

Financiële verplichting

13

3.1.5

Instrueren van uw personeel

13

3.1.6

Bewaarplicht stukken

14

3.1.7

Keuringsplaats

14

3.1.8

Datacommunicatie met de RDW

14

3.2

Maatregelen

14

3.3

Voertuigen

14

3.4

Handhaving APK

14

Hoofdstuk 4 – Overtredingen en sancties

14

4.1

Vaststellen van een overtreding

14

4.2

Zienswijze

14

4.3

Ingangsdatum

15

4.4

Verjaringstermijn

15

4.5

Categorisering overtredingen en stroomschema

15

4.6

Soorten sancties

16

Hoofdstuk 5 – Bezwaar en beroep

16

5.1

Beroep tegen het resultaat van de steekproefherkeuring of een vermeend onterechte goed- of afkeur

16

5.1.1

Hoorzitting

16

5.1.2

Opschorten

16

5.2

Beroep

16

5.3

Voorlopige voorziening

16

Hoofdstuk 6 – Erkenningseisen

16

6.1

Eisen aan de keuringsinstantie

16

6.2

Beoordeling erkenningseisen van de keuringsruimte en de apparatuur

16

Hoofdstuk 1. – Toelichting op de Bijlage Erkenninghouder APK

1.1. Toelichting

De Bijlage Erkenninghouder APK is een bijlage bij het Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW. In deze bijlage vindt u de specifieke bepalingen voor de erkenninghouder APK. Voor een volledig beeld van het toezichtbeleid van de RDW dient u eerst het Algemeen Deel te lezen.

Zoekt u een specifiek onderwerp in deze bijlage, dan raden wij u aan het hele hoofdstuk te lezen waarin het onderwerp wordt behandeld.

1.2. Indeling

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

Het zwart gearceerde onderdeel van de Toezichtbeleidsbrief is van toepassing voor u als erkenninghouder APK.

Bijlage 260221.png

1.3. Titel

Deze bijlage is getiteld: Bijlage Erkenninghouder APK van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW.

1.4. Erkenningen en bevoegdheden

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

1.5. Meerdere keuringsplaatsen

Geldt uw erkenning APK voor meerdere keuringsplaatsen? Dan wordt in de regel de kwaliteit per keuringsplaats beoordeeld. Een eventuele sanctie wordt hierop afgestemd. In beginsel wordt steeds per keuringsplaats gesanctioneerd. Uitbreiding of wijziging van een erkenning is als gevolg van artikel 19, vijfde lid van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK niet mogelijk indien een overtreding is geconstateerd waarvoor een sanctie wordt opgelegd. Dit geldt eveneens als de sanctie is opgelegd en ten tijde van de effectuering van de sanctie.

Voor mobiele keuringseenheden geldt dat er aantoonbaar afwisselend keuringen moeten worden verricht in de op bijlage van de erkenning vermelde inrichtingen. Uitbreiding van een erkenning voor mobiele keuringseenheden is sinds 1 juli 2014 niet meer mogelijk.

Verder geldt dat uitbreidingen of wijzigingen van de erkenning zoals in uw uittreksel van de Kamer van Koophandel moeten worden gemeld aan de RDW ten behoeve van de aanpassing van het erkenningsbesluit.

Hoofdstuk 2. – Positie van de RDW

2.1. Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de verleende erkenning APK. De basis van het toezicht is vastgelegd in de Wegenverkeerswet 1994 en de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK.

2.2. Wijze van toezicht houden

(zie Algemeen deel)

Bij een herkeuring (steekproef) beoordeelt de RDW primair de kwaliteit van de uitgevoerde APK-keuring. Bij een periodiek controlebezoek wordt vooral getoetst of u zich aan de erkenningseisen en de voorschriften houdt.

2.3. Frequentie van het toezicht

De frequentie van het toezicht is met name afhankelijk van het aantal door u uitgevoerde APK-keuringen en de resultaten van de herkeuringen (steekproeven). Dit wordt bijgehouden in het cusumsysteem. U leest hier meer over in de Regelgeving APK, Cusumsysteem Erkenninghouder APK 2017.

De RDW brengt u daarnaast in beginsel één keer per twee jaar een periodiek controlebezoek.

Hoofdstuk 3. – Positie van de erkenninghouder

Als u in bezit bent van de erkenning APK, moet u een keuringsplaats hebben waarin een door de RDW erkend keurmeester voertuigen APK mag keuren. Hiermee levert u een bijdrage aan de kwaliteit van het Nederlandse wagenpark. Deze erkenning brengt dus een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Daarom houdt de RDW toezicht op uw erkenning APK.

De erkenning APK kan nog op twee manieren worden uitgevoerd: met een vaste keuringsplaats en met mobiele keuringseenheden. Indien er onderscheid gemaakt moet worden tussen de mobiele erkenninghouder en de niet-mobiele erkenninghouder, is dit in de tekst aangegeven.

Het raadplegen en afmelden van voertuigen mag uitsluitend plaatsvinden op de in het handboek regelgeving APK aangegeven tijden.

3.1. Voorschriften voor de APK-keuring / Het keuringsproces

In de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK staat het keuringsproces beschreven. U wordt er met nadruk op gewezen dat u uw bedrijfsvoering zodanig inricht dat aan alle verplichtingen wordt voldaan. De volledige keuring van het voertuig wordt door de keurmeester uitgevoerd. Kort gezegd houdt dit het volgende in:

  • a) Voorafgaand aan het technische deel van de keuring van het voertuig wordt gecontroleerd of het voertuig overeenstemt met de voertuiggegevens (kenteken, VIN, en datum eerste toelating) in het kentekenregister. Indien het VIN van het voertuig niet leesbaar is of niet overeenstemt met het VIN in het kentekenregister, dan mag geen keuring worden verricht en moet de klant doorverwezen worden naar de RDW.

  • b) Let op! Bij taxi’s en OV-auto’s moet het goedkeuringsdocument die bij het kentekenbewijs hoort aanwezig zijn bij het voertuig. Bij voertuigen met een GN-, BN-, CD- of CDJ-of ZZ kenteken, moet het kentekenbewijs aanwezig zijn.

  • c) De technische keuring van het voertuig wordt door de keurmeester uitgevoerd, zo nodig met roetmeting.

  • d) Na afloop van het technische deel van de keuring wordt, overgegaan tot het afmelden van het resultaat van de keuring van dat voertuig (check kenteken)

    • de afkeurmelding, of

    • goedkeur na reparatie, of;

    • de goedkeurmelding met de eventuele adviespunten en reparatieadviespunten.

  • e) In alle gevallen, dus ook bij afkeur, wordt het keuringsrapport ingevuld.

  • f) Na controle van de juistheid en volledigheid van het keuringsrapport wordt dit door de keurmeester zelf handmatig ondertekend.

Bij al deze handelingen moeten zowel het voertuig als de keurmeester in de keuringsruimte aanwezig zijn. De aan de keurmeesters verstrekte pincodes voor het afmelden zijn persoonsgebonden. Deze mogen niet door iemand anders worden gebruikt. Ook u als erkenninghouder moet er zorg voor dragen dat het gebruik van de pincode van een keurmeester persoonsgebonden is en blijft.

3.1.1. Toezicht door middel van steekproeven

Sleutelen in quarantainetijd

Het is ten strengste verboden om tussen het afmelden van het voertuig en de komst van de steekproefcontroleur aan het afgemelde voertuig te sleutelen of metingen te verrichten. Alleen dan kan de RDW tijdens de steekproefherkeuring een goed beeld krijgen van de kwaliteit van de keuring. Het (laten) aanbrengen van wijzigingen of metingen (laten) verrichten aan een afgemeld voertuig door een in de keuringsplaats aanwezig persoon, of dit nu uw personeel, klant of andere relatie betreft, vóór aankomst van de steekproefcontroleur, wordt ‘sleutelen in quarantainetijd’ genoemd. Dit is een overtreding en wordt gesanctioneerd.

Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef

Uw medewerking aan een steekproef wordt op onderstaande wijze van u verwacht. U bent ervoor verantwoordelijk dat het voertuig, de keurmeester en het keuringsrapport aanwezig zijn en blijven, zodat de steekproefcontroleur van de RDW de steekproef kan uitvoeren. Dit houdt onder meer in dat na de melding dat het voertuig in een steekproef valt:

  • a. de betrokken keurmeester verplicht in de keuringsplaats aanwezig moet zijn en blijven. Ook het keuringsrapport moet u onder u houden. Het kentekenbewijs hoeft, met uitzondering van de gevallen vermeld onder 3.1. onder a niet aanwezig te zijn bij de keuring en steekproef. Naast de aanwezigheid van de keurmeester die het voertuig heeft gekeurd en het keuringsrapport heeft ondertekend, betekent dit dat deze keurmeester meteen assistentie verleent.

  • b. het voertuig, ongeacht wiens eigendom het is, aanwezig moet zijn en blijven in de keuringsplaats. Heeft u een mobiele erkenning APK, dan geldt dat ook de mobiele keuringseenheid bij de steekproef aanwezig moet zijn en blijven. U moet al het mogelijke doen om te voorkomen dat het gekeurde voertuig de keuringsplaats verlaat. U doet dit bijvoorbeeld door uw klanten goed te informeren over de steekproef, hen niet op de keuring te laten wachten, hen vervangend vervoer aan te bieden of hen weg te laten brengen. In ieder geval moet u de aanvrager voorafgaand aan de keuring duidelijk maken dat de mogelijkheid bestaat dat zijn voertuig in de steekproef valt.

  • c. u de keuringsruimte en deugdelijk functionerende apparatuur ter beschikking moet stellen. Let er bij het afmelden op dat de herkeuring volledig kan worden uitgevoerd: als de weersomstandigheden al bij het afmelden zodanig slecht zijn dat een volledige herkeuring niet (meer) mogelijk is, geldt dit als een overtreding die wordt gesanctioneerd.

Als u of anderen tijdens de uitvoering van de steekproef, inclusief een eventuele herkeuring in beroep, zonder toestemming van de RDW medewerker aan het voertuig wijzigingen aanbrengt of aan laat brengen is dit een overtreding van de categorie III,

Als een voertuig de keuringsplaats verlaat, voordat de steekproef kon worden uitgevoerd, dan gelden voor u de volgende, in artikel 32 van de Regeling opgenomen verplichtingen:

  • geef geen keuringsrapport af;

  • wijs de klant er op dat de goedkeuring vervalt, en

  • meldt dit dan direct telefonisch bij het ACN kantoor te Zwolle van de RDW en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur.

Het nakomen van deze verplichtingen maakt de overtreding niet ongedaan en is om deze reden dan ook niet als bijzonder feit of omstandigheid aan te merken.

Ook de aanwezigheid van het kentekenbewijs bij aankomst van de steekproefcontroleur, bijvoorbeeld omdat het voertuig uw eigendom is of in uw bedrijfsvoorraad is opgenomen, vormt een aanwijzing dat het voertuig aanwezig is geweest, maar maakt de overtreding van artikel 31 van de Regeling niet ongedaan en is om die reden dan ook geen bijzonder feit of omstandigheid.

Is de steekproefcontroleur niet binnen 90 minuten aanwezig, dan mag u het keuringsrapport alsnog afgeven. Het voertuig hoeft dan ook niet meer beschikbaar te zijn voor de RDW.

3.1.2. Documentatie

Als erkenninghouder APK moet u over de volgende documentatie op papier of digitaal beschikken:

  • Boekwerk Regelgeving APK;

  • Nederlandstalige handleidingen en certificaten van de vereiste meetmiddelen;

  • het meest recente erkenningsbesluit.

De documentatie moet u ook aan uw keurmeesters ter beschikking stellen voor de APK-keuringen.

3.1.3. Beëindiging erkenning

Als aan u een intrekking voor onbepaalde tijd wordt opgelegd of u beëindigt de erkenning op eigen verzoek dan moet u de in het Algemeen Deel genoemde stukken, per direct inleveren bij de RDW. Bent u een mobiele erkenninghouder APK, dan voert u geen erkenningsschild of raamstickers. U kunt deze dus ook niet inleveren bij de RDW.

Bij een verzoek om beëindiging van een erkenning, waarbij daaraan voorafgaand sancties zijn opgelegd, wordt aan dit verzoek voldaan na effectuering van de sancties.

3.1.4. Financiële verplichting

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

3.1.5. Instrueren van uw personeel

(zie Algemeen deel)

Als erkenninghouder APK moet u uw personeel in ieder geval over de volgende zaken instrueren:

  • de pincode van de keurmeester is persoonlijk;

  • de APK-keuring moet door een bevoegd keurmeester worden gedaan;

  • de keurmeester is degene die de APK-keuring afmeldt;

  • zowel de APK-goedkeur als de APK-afkeur moet worden afgemeld;

  • er mag niet worden gesleuteld in quarantainetijd;

  • de aanwijzingen van de RDW medewerker moeten worden opgevolgd;

  • het voertuig, de keurmeester en het keuringsrapport moeten aanwezig zijn tijdens een steekproefcontrole;

  • bij een mobiele erkenning moet ook de mobiele keuringseenheid aanwezig zijn.

3.1.6. Bewaarplicht stukken

De steekproefcontrolerapporten die u ontvangt moeten 30 maanden worden bewaard.

3.1.7. Keuringsplaats

Als erkenninghouder APK moet u beschikken over een werkplaats die voldoet aan de Arbo-eisen, goed verwarmd, behoorlijk af te sluiten en goed verlicht is. Goed verwarmd houdt in dat de gemiddelde temperatuur in de werkplaats minimaal 10 graden Celsius is. De verwarming moet een dusdanige capaciteit hebben dat de ruimte ook met geopende deuren voldoende verwarmd is en blijft. De apparatuur moet gebruikt worden binnen het door de fabrikanten opgegeven temperatuurbereik van deze apparatuur.

De keuringsplaats moet ook voorzien zijn van een deugdelijke hefinrichting of een inspectieput. Wat de RDW verstaat onder deugdelijkheid met betrekking tot deze voorzieningen vindt u in hoofdstuk 6 van deze bijlage.

Voor de erkenninghouder van een mobiele keuringseenheid geldt dat bovenstaande verplichtingen ook van toepassing zijn op de inrichtingen.

3.1.8. Datacommunicatie met de RDW

Om uw erkenning goed te kunnen gebruiken, heeft u toegangscodes en certificaten ontvangen van de RDW. Deze heeft u nodig voor de datacommunicatie met de RDW zodat u het register kunt inzien en een keuring kunt afmelden. De toegangscodes en certificaten mogen uitsluitend voor de aan u verstrekte erkenning en de daaraan gekoppelde keuringsplaats worden gebruikt.

3.2. Maatregelen

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

3.3. Voertuigen

U mag in uw keuringsplaats alleen die voertuigen keuren waarvoor uw erkenning van toepassing is. Let hierbij vooral op brandstofsoort, de afmetingen (let daarbij op de minimaal vereiste hefhoogte van de hefinrichting en het blijvend functioneren van de afrijbeveiliging) en de toegestane maximum massa van de voertuigen die naar uw keuringsinstantie komen. Het keuren van een voertuig buiten de erkenning, is een overtreding en wordt gesanctioneerd.

3.4. Handhaving APK

Als blijkt dat een voertuig niet in het zogenaamde APK-register van de RDW voorkomt, maar er voor dat voertuig wel een keuringsrapport door u is afgegeven, is dit fraude. U kunt zelf controleren of een afgemeld voertuig ook daadwerkelijk is geaccepteerd door de RDW en dus in het keuringsregister is opgenomen. U kunt dit doen aan de hand van:

  • de transactiecode die u krijgt direct na de afmelding;

  • directe of dagelijkse controle van het register;

  • het zogenaamde raadpleegscherm voor afmeldingen; of

  • de maandelijkse controle van de rekening van de provider waarbij u afmeldt.

Hoofdstuk 4. – Overtredingen en sancties

4.1. Vaststellen van een overtreding

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

4.2. Zienswijze

In aanvulling op het Algemeen Deel geldt dat in de regel de medewerker van de RDW een afspraak met u maakt over het in persoon naar voren brengen van uw zienswijze en uw bedrijf hiervoor zal bezoeken. Indien u uw zienswijze schriftelijk kenbaar wil maken dan heeft u hiervoor één week de tijd nadat u bent benaderd door de RDW medewerker voor een afspraak.

4.3. Ingangsdatum

Als u een erkenning heeft voor het eigen wagenpark treedt iedere sanctie onmiddellijk in werking. Voor de andere erkenningen geldt dat de sanctie in beginsel direct in werking treedt. Uitzondering hierop vormt een besluit met als sanctie een intrekking voor bepaalde tijd van 6, 9 of 12 weken. Deze treedt in beginsel na 1 week na het versturen ervan in werking. Deze termijn is gesteld om uw eerstkomende afspraken met klanten na te kunnen komen.

4.4. Verjaringstermijn

(zie Algemeen Deel)

Als grondslag voor de verjaringstermijn geldt de datum van constatering van de overtreding.

4.5. Categorisering overtredingen en stroomschema

Zie Algemeen Deel

Voorbeelden van categorie I overtredingen:

  • goedkeuringsdocument van Taxi / OV auto of kentekenbewijs, BN-, GN-, CD-, CDJ-of ZZ voertuig ontbreekt;

  • ingeslagen VIN in het voertuig komt niet overeen met het VIN in het kentekenregister;

  • niet vooraf doorgeven van wijzigingen ten aanzien van de erkenning;

  • tijdens de steekproef defecte apparatuur;

  • niet ondertekenen steekproefcontrolerapport.

Voorbeelden van categorie II overtredingen:

  • geen

Voorbeelden van categorie III overtredingen:

  • keuren en afmelden van een voertuig buiten de erkenning;

  • keuren en afmelden van een voertuig, terwijl de minimaal vereiste hefhoogte van de hefinrichting niet wordt bereikt;

  • sleutelen in quarantainetijd;

  • geen of onvoldoende medewerking verlenen, zoals:

    • voertuig en/of mobiele eenheid niet aanwezig;

    • keurmeester niet aanwezig;

    • het niet ter beschikking stellen van de vereiste apparatuur;

    • zonder toestemming van de RDW medewerker wijzigingen aanbrengen of aan laten brengen aan het voertuig.

  • onbevoegd gebruik van pincode;

  • gebruik maken van niet-geijkte apparatuur;

  • onbevoegde ondertekening van een keuringsrapport;

  • kwaliteit toepassing keuringseisen op basis van de Regeling Cusumsysteem Erkenninghouder APK 2017:

    • cusumstand 12 wordt bereikt of overschreden;

    • één afzonderlijke cusumbijdrage van 10 of hoger;

    • apert onveilig voertuig

  • het niet volledig uitvoeren van een keuring.

Voorbeelden van categorie IV overtredingen:

  • fraude;

  • kwaliteit toepassing keuringseisen op basis van de Regeling Cusumsysteem Erkenninghouder APK 2017:

    • één afzonderlijke cusumbijdrage van 25 of hoger;

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • verbaal en/of fysiek geweld of dreiging daarmee;

    • niet verlenen van toegang tot de keuringsruimte;

    • intimidatie.

Het is mogelijk dat u een overtreding begaat, die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.

Meervoudige overtredingen

Indien de som van een meervoudige overtreding hoger is dan III wordt een sanctie van tijdelijke intrekking voor de duur van 6 maanden opgelegd.

4.6. Soorten sancties

(zie Algemeen Deel)

Bij een overtreding van de categorie IV of een vierde overtreding binnen 30 maanden wordt een sanctie van intrekking voor onbepaalde tijd en een wachttijd van 30 maanden voor het doen van een nieuwe aanvraag opgelegd.

Hoofdstuk 5. – Bezwaar en beroep

5.1. Beroep tegen het resultaat van de steekproefherkeuring of een vermeend onterechte goed- of afkeur

Zowel op het keuringsrapport als het steekproefcontrolerapport staan deze procedures vermeld.

Voor meer informatie over artikel 90 en 91 procedure van de Wegenverkeerswet 1994 wordt u verwezen naar de Administratieve procedures van de Regelgeving APK.

5.1.1. Hoorzitting

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.2. Opschorten

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.2. Beroep

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

5.3. Voorlopige voorziening

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

Hoofdstuk 6. – Erkenningseisen

6.1. Eisen aan de keuringsinstantie

In dit hoofdstuk leest u hoe een aantal erkenningseisen bij het toezicht van de RDW wordt beoordeeld.

Bij de aanvraag van een erkenning wordt onderzocht of u voldoet aan de erkenningseisen. Hiervoor geldt dat u onder meer de beschikking moet hebben over ruimte en apparatuur. U moet permanent aan deze eisen voldoen. De periodieke controlebezoeken door de RDW zijn primair bedoeld om te beoordelen of u nog aan deze eisen voldoet, maar dit kan eveneens tijdens steekproeven plaatsvinden.

6.2. Beoordeling erkenningseisen van de keuringsruimte en de apparatuur

Verlichting

Onder goede verlichting in de keuringsruimte wordt verstaan dat de gemiddelde lichtopbrengst minimaal 300 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. Bij twijfel wordt de lichtopbrengst in de keuringsruimte vastgesteld aan de hand van een lichtmeting. De lichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter. Dit gebeurt als volgt:

  • 1. onder de hefinrichting of in de inspectieput, met daarop een voertuig, wordt op 1 meter afstand van het voertuig aan alle zijden van het voertuig de lichtsterkte gemeten (hierbij wordt de lichtcel naar de lichtbron gehouden);

  • 2. aan beide zijden van de voor- en achterzijde van het voertuig wordt de lichtsterkte gemeten op 1 meter afstand (hierbij wordt de luxmeter op 1 meter hoogte gehouden en wordt de lichtcel van de luxmeter naar het voertuig gericht);

  • 3. de gemiddelde waarde van deze vier metingen moet minimaal 300 lux bedragen.

Verwarming

De keuringsruimte moet voldoende verwarmd zijn. Dit houdt in dat de gemiddelde temperatuur in de keuringsruimte minimaal 10 graden Celsius is. De verwarming moet van een dusdanige capaciteit zijn dat de ruimte na het openen van de deuren voldoende verwarmd is en blijft. De apparatuur moet gebruikt worden binnen het door de fabrikanten opgegeven temperatuurbereik van deze apparatuur.

De verwarming van de keuringsruimte moet op een veilige manier zijn uitgevoerd. Dit houdt in dat de verwarmingsapparaten waarin een brander is gemonteerd, deze brander niet direct van buitenaf te benaderen mag zijn. Dit dient origineel en deugdelijk te zijn uitgevoerd. De inlaatgassen moeten op deugdelijke manier van buitenaf aangevoerd worden. De uitlaatgassen hiervan moeten op deugdelijke manier naar de buitenlucht afgevoerd worden. Het zogenaamde open vuur is niet toegestaan.

Hefinrichting

Onder een doelmatige hefinrichting wordt verstaan:

  • De afrijbeveiliging werkt volledig als een voertuig op de hefinrichting staat. Dit geldt voor zowel de voorzijde als de achterzijde van het voertuig. De afrijbeveiliging mag niet zijn verwijderd.

  • De hefinrichting moet zijn voorzien van een goed werkende valbeveiliging.

  • De bediening en beveiliging van de hefinrichting verkeren in goede staat en werken op correcte wijze.

  • De elektrische installatie aan de hefinrichting vertoont geen gebreken.

  • De hefkabels zijn onbeschadigd.

  • De hydraulische onderdelen lekken niet.

  • De hefinrichting is aan alle zijden toegankelijk. De vrije ruimte rondom de hefinrichting is minimaal 0,5 meter. De eventueel aanwezige oprijplaten worden bij de beoordeling van de vrije ruimte buiten beschouwing gelaten.

  • De hefinrichting is voorzien van voldoende verlichting. De verlichting van de hefinrichting moet voldoen aan onderstaande eisen:

    • De verlichtingsarmaturen mogen niet beschadigd zijn en moeten zijn voorzien van beschermkappen.

    • De hefinrichting is gelijkmatig verlicht waarbij de gemiddelde lichtopbrengst onder de inrichting minimaal 200 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. In geval van twijfel wordt de lichtopbrengst vastgesteld door het uitvoeren van een lichtmeting. De lichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter. Dit gebeurt als volgt:

      • 1. midden op de hefinrichting wordt een voertuig geplaatst;

      • 2. bij ieder wiel wordt de lichtsterkte gemeten, daarbij wordt de lichtcel van de luxmeter naar het midden van de hefinrichting gericht;

      • 3. de gemiddelde waarde van deze metingen dient minimaal 200 lux te bedragen.

De deugdelijkheid en goede staat van onderhoud van de hefinrichting blijkt uit een minimaal eenmaal per jaar, door een bij de RDW aangemelde en geaccepteerde voor hefinrichtingen gecertificeerd bedrijf of persoon, afgegeven certificaat en geldige goedkeursticker hiervoor heeft afgegeven aan de erkenninghouder.

Inspectieput

Onder een doelmatige inspectieput wordt het volgende verstaan:

  • De inspectieput is vrij toegankelijk:

    • Voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer is dan 3.500 kg moet, indien een voertuig op de inspectieput staat, minimaal één uitgang vrij toegankelijk zijn. Er moet minimaal 1 meter vrije ruimte aanwezig zijn.

    • Voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer is dan 3.500 kg moet, indien een voertuig op de inspectieput staat, een vrije ruimte aan de voor- of achterzijde van het voertuig van minimaal 1 meter aanwezig zijn. (dit betekent voertuiglengte plus 1 meter)

    • De uitgangen dienen te allen tijde vrij van obstakels en toegankelijk te zijn.

    • De inspectieput is toegankelijk door middel van een vaste trap of een vast klimijzer.

  • In de inspectieput is geen water en/of andere vloeistof aanwezig.

  • De elektrische installatie in de inspectieput vertoont geen gebreken. Deze is zodanig uitgevoerd dat de afzuiginstallatie minstens 30 seconden in werking is voordat de verlichting kan worden ingeschakeld of een ander punt onder spanning wordt gebracht.

  • De inspectieput is voorzien van een mechanische afzuiginstallatie waarmee dampen (bijvoorbeeld LPG of benzine) doeltreffend worden afgezogen. Daartoe dient:

    • aan beide zijden van de inspectieput afzuigkanalen te zijn aangebracht waarin gelijkmatig verdeeld over de lengte, afzuigopeningen aanwezig zijn;

    • de capaciteit van de afzuiginstallatie per minuut ten minste één kubieke meter lucht per vierkante meter inspectieput te bedragen;

    • de verbinding met de buitenlucht te bestaan uit een onbrandbare buisleiding met een inwendige diameter van minimaal 150 mm;

    • de ventilatormotor van de afzuiginstallatie zich buiten de luchtstroom te bevinden of explosieveilig uitgevoerd te worden;

    • de afvoergassen minstens 1 meter boven het dak van de keuringsinrichting te worden afgevoerd, buiten de nabijheid van ramen en deuren.

    Toelichting: indien aantoonbaar op een andere wijze aan de eisen met betrekking tot afzuiging kan worden voldaan, dan kan dit door de RDW worden geaccepteerd. Het aantoonbaar maken dient te gebeuren aan de hand van een verklaring van de fabrikant/leverancier en in overleg met de RDW.

  • De inspectieput is voorzien van voldoende verlichting. De verlichting van de inspectieput moet voldoen aan onderstaande eisen:

    • De verlichtingsarmaturen mogen niet beschadigd zijn en moeten zijn voorzien van beschermkappen.

    • De inspectieput is gelijkmatig verlicht waarbij de gemiddelde lichtopbrengst onder de inrichting minimaal 200 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. Bij twijfel wordt de lichtopbrengst vastgesteld door middel van een lichtmeting. De lichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter, op de volgende wijze:

      • 1. midden op de inspectieput wordt een voertuig geplaatst;

      • 2. bij ieder wiel wordt de lichtsterkte gemeten; daarbij wordt de lichtcel van de luxmeter naar het midden van de inspectieput gericht;

      • 3. de gemiddelde waarde van deze metingen dient minimaal 200 lux te bedragen.

Koplamptester

Een koplamptestapparaat wordt geacht deugdelijk te zijn indien:

  • a) de voet, de zuil, het vizier, de verstelinrichtingen en de optiekkast waaronder de lens en het projectievlak niet dusdanig zijn beschadigd dat de werking van het apparaat beïnvloed wordt;

  • b) de verstelinrichtingen spelingvrij zijn en werken zoals oorspronkelijk bedoeld is;

  • c) de koplamptester op rails is gemaakt, moeten de rails aanwezig zijn en niet dusdanig beschadigd zijn dat de werking van het apparaat beïnvloed wordt;

  • d) de optiekkast waterpas gemonteerd is ten opzichte van de voet, dan wel de optiekkast waterpas te stellen is ten opzichte van de voet.

Krik

Als gebruik wordt gemaakt van een putkrik, moet deze doelmatig zijn. Hieronder wordt verstaan dat deze is voorzien van een beveiligingsvoorziening waarbij het voertuig niet kan zakken in geval van problemen met de krik (bijvoorbeeld lekkage). De krik moet minimaal voorzien zijn van een terugstroombeveiliging.

Bijlage Erkenninghouder Tachografen 2019

Hoofdstuk 1

Toelichting op de Bijlage Erkenninghouder Tachografen

3

1.1

Toelichting

3

1.2

Indeling

3

1.3

Titel

4

1.4

Erkenningen en bevoegdheden

4

1.5

Meerdere werkplaatsen

4

Hoofdstuk 2

Positie van de RDW

4

2.1

Basis van het toezicht

4

2.2

Wijze van toezicht houden

4

2.3

Frequentie van het toezicht

4

2.4

Risico gestuurd toezicht

5

Hoofdstuk 3

Positie van de erkenninghouder

5

3.1

Voorschriften

5

 

3.1.1

Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef

6

 

3.1.2

Documentatie

7

 

3.1.3

Erkenningsschild

7

 

3.1.4

Financiële verplichting

7

 

3.1.5

Instrueren van uw personeel

7

 

3.1.6

Bewaarplicht stukken

8

 

3.1.7

Werkplaatsen en inrichtingen

8

 

3.1.8

Datacommunicatie met de RDW

8

 

3.1.9

Apparatuur

8

3.2

Maatregelen

8

3.4

Handhaving tachografen

8

Hoofdstuk 4

Overtredingen en sancties

8

4.1

Vaststellen van een overtreding

8

4.2

Zienswijze

9

4.3

Ingangsdatum

9

4.4

Verjaringstermijn

9

4.5

Categorisering overtredingen en stroomschema

9

4.6

Soorten sancties

10

Hoofdstuk 5

Bezwaar en beroep

10

5.1

Second opinion over het resultaat van een steekproefcontrole

10

 

5.1.a

Klacht

10

 

5.1.1

Hoorzitting

10

 

5.1.2

Opschorten

10

5.2

Beroep

10

5.3

Voorlopige voorziening

11

Hoofdstuk 6

Erkenningseisen

11

6.1

Eisen aan de werkplaats of inrichting

11

6.2

Beoordeling erkenningseisen van de werkplaatsruimte en de apparatuur

11

Hoofdstuk 1. Toelichting op de Bijlage Erkenninghouder Tachografen

1.1. Toelichting

De Bijlage Erkenninghouder Tachografen is een bijlage bij het Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW. In deze bijlage vindt u de specifieke bepalingen voor de erkenninghouder tachografen. Voor een volledig beeld van het toezichtbeleid van de RDW dient u eerst het Algemeen Deel te lezen.

Zoekt u een specifiek onderwerp in deze bijlage, dan raden wij u aan het hele hoofdstuk te lezen waarin het onderwerp wordt behandeld.

1.2. Indeling

(Zie Algemeen Deel)

Het zwart gearceerde onderdeel van de Toezichtbeleidsbrief is van toepassing voor u als erkenninghouder Tachografen.

Bijlage 262679.png

1.3. Titel

Deze bijlage is getiteld: Bijlage Erkenninghouder Tachografen van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW.

1.4. Erkenningen en bevoegdheden

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

1.5. Meerdere werkplaatsen

Uitbreiding of wijziging van een erkenning met werkplaats is niet mogelijk indien een overtreding is geconstateerd waarvoor een sanctie wordt opgelegd. Dit geldt eveneens als de sanctie is opgelegd en ten tijde van de effectuering van de sanctie.

Voor mobiele onderzoekseenheden geldt dat hiervoor vanaf 15 juni 2019 geen erkenning meer aangevraagd kan worden. Voor de bestaande mobiele onderzoekseenheden geldt dat er vanaf 1 januari 2020 bij inrichtingen werkzaamheden verricht moeten worden. Hiervoor geldt dan wel dat er aantoonbaar afwisselend onderzoeken moeten worden verricht in de op de bijlage bij het erkenningsbesluit van de erkenning vermeldde inrichtingen.

In beginsel wordt een sanctie per mobiele onderzoekseenheid dan wel werkplaats van een erkenninghouder opgelegd.

Hoofdstuk 2. Positie van de RDW

2.1. Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de verleende erkenning tachografen. De basis van het toezicht is vastgelegd in de Verordening EU nr. 165/2014, de Arbeidstijdenwet Vervoer, het Arbeidstijdenbesluit, de Regeling tachografen en de Regeling tachograafkaarten.

2.2. Wijze van toezicht houden

(Zie Algemeen deel).

Bij een steekproefsgewijze controle beoordeelt de RDW primair de kwaliteit van de werkzaamheden aan de tachograaf. Bij een technische audit (periodiek controlebezoek) wordt vooral getoetst of u zich aan de erkenningseisen en procedure van de werkzaamheden houdt.

2.3. Frequentie van het toezicht

De frequentie van het toezicht door middel van steekproefsgewijze controle afhankelijk van het aantal door u uitgevoerde werkzaamheden en de resultaten van de steekproefsgewijze controle. Dit wordt bijgehouden in een cusumsysteem.

De RDW brengt u daarnaast in beginsel één keer per drie jaar een technische audit.

2.4. Risico gestuurd toezicht

Risico gestuurd toezicht houdt in dat bedrijven die minder goed of aantoonbaar slecht presteren op het gebied van naleving van de regels vaker gecontroleerd worden dan bedrijven die aantoonbaar de regels en instructies goed naleven.

Hoofdstuk 3. Positie van de erkenninghouder

Als erkenninghouder tachografen mag u werkzaamheden aan tachografen laten uitvoeren door een bevoegde tachograaftechnicus. Dit moet gebeuren in de door u opgegeven werkplaats of inrichting. De tachograaftechnicus moet beschikken over een bevoegdheidspas en werkplaatskaart. Deze werkplaatskaart wordt afgegeven door de KIWA. Nadere informatie over het aanvragen en verkrijgen van een werkplaatskaart kunt u vinden op www.kiwa.nl.

De erkenning brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Door uw handelen kan het toezicht op de arbeidstijden van uw klanten worden beïnvloed.

In de Regeling tachografen is beschreven aan welke eisen u permanent moet voldoen en hoe u uw erkenning moet gebruiken. In de Regeling tachograafkaarten is beschreven welke rechten en plichten er aan het houden van een tachograafkaart zijn verbonden.

U kunt deze Regelingen vinden op www.wetten.nl en in het Handboek Tachograaf.

De erkenning tachografen kan op twee manieren worden uitgevoerd: mobiel met inrichtingen en niet-mobiel (vaste werkplaats). Indien er onderscheid gemaakt moet worden tussen een erkenninghouder met een vaste werkplaats en een erkenninghouder met een mobiele onderzoek-eenheid met inrichtingen, is dit in de tekst aangegeven.

Het afmelden van voertuigen mag uitsluitend plaatsvinden tijdens de in het Handboek Tachograaf opgegeven tijden. Raadplegen van de datum eerste toelating, opmaken van een manipulatieformulier en een zegelverbrekingsformulier kan ook buiten de openingstijden van de RDW.

3.1. Voorschriften

Op 4 februari 2014 is de Verordening EU nr. 165/2014 vastgesteld en geldt vanaf 2 maart 2016. In de Regeling tachografen staan aanvullende nationale voorschriften beschreven voor de werkzaamheden aan tachografen. Om uw erkenning naar behoren te kunnen gebruiken heeft u naast de verplicht gestelde documentatie de verordening nodig.

Samengevat moet u bij het verrichten van werkzaamheden aan de tachograaf in ieder geval aan de volgende voorschriften voldoen:

  • a. Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt de datum eerste toelating van het voertuig vastgesteld door de RDW website te raadplegen. Indien het een niet Nederlands voertuig betreft moet u het buitenlandse kentekenbewijs hiervoor raadplegen.

  • b. Tijdens de werkzaamheden moet een manipulatiecontrole worden uitgevoerd. Bij vaststelling van manipulatie of aanwezigheid van manipulatieapparatuur moet dit zo spoedig mogelijk bij de Dienst Wegverkeer gemeld worden door middel van het manipulatiemeldingsformulier. Dit formulier kunt u terugvinden in het handboek en digitaal opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW systeem. De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een tachograaftechnicus met gebruik van de vereiste apparatuur en gereedschappen. Daarna verzegelt de tachograaftechnicus de tachograaf en sluit hij de werkzaamheden af met een proefrit om te controleren of de tachograaf functioneert. Indien de werkzaamheden niet of niet volledig kunnen worden afgerond moet u een zegelverbrekingsformulier opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW systeem.

  • c. Indien de tachograaftechnicus de digitale tachograaf buiten bedrijf stelt of in een ander voertuig installeert en alleen als het niet mogelijk is om de gegevens veilig te stellen, wordt dit direct aan de Dienst Wegverkeer gemeld. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het Certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht dat u eveneens digitaal kunt opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW systeem;

  • d. Van alle werkzaamheden worden de gegevens vastgelegd op een registerkaart.

  • e. Na de werkzaamheden wordt het voertuig door de tachograaftechnicus met pasnummer van de bevoegdheidspas en de daarbij behorende pincode via datacommunicatie afgemeld bij de RDW.

  • f. Na de melding werkzaamheden wordt het oude installatieplaatje verwijderd en een nieuw installatieplaatje met onuitwisbare gegevens op het voertuig aangebracht. Dit moet in de nabijheid van de tachograaf worden bevestigd op een vast voertuigonderdeel, op een goed waarneembare plek in de bestuurdersruimte. Het bedoelde installatieplaatje wordt niet eerder aangebracht dan nadat is vastgesteld dat de tachograaf goed is afgesteld en verzegeld en door de Dienst Wegverkeer is medegedeeld dat:

    • de bedoelde melding niet leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden door de Dienst Wegverkeer; of

    • de melding leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden, maar dat deze steekproefcontrole niet binnen 90 minuten na de melding wordt begonnen; dan wel

    • de melding leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden en deze controle heeft geleid tot een goedkeuring van de betreffende werkzaamheden.

Ik wijs u er met nadruk op dat de werkplaatskaart uitsluitend voor werkzaamheden aan de tachograaf mag worden gebruikt en voorts ook werkzaamheden, inclusief de manipulatiecontrole, van voertuigen met een niet Nederlands kenteken moeten worden afgemeld. In dat geval moet het volledige identificatienummer worden gebruikt bij de melding.

Sleutelen in quarantainetijd

Het is ten strengste verboden om tussen het afmelden van het voertuig en de komst van de steekproefcontroleur aan het afgemelde voertuig en de tachograaf te sleutelen of metingen te verrichten. Alleen dan kan de RDW tijdens de steekproefcontrole een goed beeld krijgen van de kwaliteit van de werkzaamheden. Het (laten) aanbrengen van wijzigingen of metingen (laten) verrichten aan een afgemeld voertuig of tachograaf door een in de werkplaats of inrichting aanwezig persoon, of dit nu uw personeel, klant of andere relatie betreft, vóór aankomst van de steekproefcontroleur, wordt ‘sleutelen in quarantainetijd’ genoemd. Als er tijdens de uitvoering van de steekproefcontrole, inclusief de second opinion zonder toestemming van de RDW-medewerker aan het voertuig of de tachograaf wijzigingen worden aangebracht wordt dit ook aangemerkt als sleutelen in quarantainetijd.

3.1.1. Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef

Uw medewerking aan een steekproef wordt op onderstaande wijze van u verwacht. Als werkzaamheden aan de tachograaf in de steekproef valt, is de tachograaftechnicus die de werkzaamheden heeft uitgevoerd en het voertuig heeft afgemeld verplicht aanwezig. Aan de steekproef moet alle medewerking worden verleend. Naast de aanwezigheid van de tachograaftechnicus betekent dit dat hij ook meteen feitelijke assistentie verleent, door onder meer zijn werkplaatskaart ter beschikking te stellen. Ook moet hij de ruimte en deugdelijk functionerende apparatuur ter beschikking stellen.

3.1.1.1. Aanwezigheid tijdens de steekproef

U als erkenninghouder bent ervoor verantwoordelijk dat het voertuig en de tachograaftechnicus aanwezig zijn en blijven zodat de steekproefcontroleur van de RDW de steekproef kan uitvoeren. Heeft u een erkenning voor een mobiele onderzoek-eenheid tachografen, dan geldt dat ook de mobiele onderzoek-eenheid, bij de steekproef aanwezig moet zijn.

Is de steekproefcontroleur niet binnen 90 minuten in uw werkplaats of inrichting aanwezig, dan mag u het voertuig vrijgeven. Het voertuig hoeft dan ook niet meer beschikbaar te zijn voor de RDW.

Als een voertuig in de steekproef valt moet u al het mogelijke doen om te voorkomen dat het voertuig de werkplaats of inrichting verlaat. U doet dit bijvoorbeeld door uw klanten goed te informeren over de steekproef, hen niet op de werkzaamheden te laten wachten, hun vervangend vervoer aan te bieden of hen weg te laten brengen. In ieder geval moet u uw klant voorafgaand aan de werkzaamheden duidelijk maken dat de mogelijkheid bestaat dat zijn voertuig in de steekproef valt en dat hij verplicht is hieraan mee te werken. Als een voertuig de werkplaats of inrichting verlaat, voordat de steekproef kon worden uitgevoerd, dan meldt u dit direct telefonisch bij het ACN kantoor te Zwolle van de RDW en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur.

De aanwezigheid van het kentekenbewijs bij aankomst van de steekproefcontroleur, bijvoorbeeld omdat het voertuig uw eigendom is of in uw bedrijfsvoorraad is opgenomen, vormt een aanwijzing dat het voertuig aanwezig is geweest, maar maakt de overtreding niet ongedaan en is om die reden dan ook geen bijzonder feit of omstandigheid.

3.1.2. Documentatie

Als erkenninghouder tachografen moet u beschikken over de werkplaatshandboeken en documentatie die door de fabrikant of importeur van de tachografen wordt voorgeschreven voor die merken en types tachograaf waaraan u werkzaamheden laat verrichten. Uw tachograaftechnicus moet hier ook over kunnen beschikken. Daarnaast moet gebruik worden gemaakt van het actuele Handboek Tachograaf.

3.1.3. Erkenningsschild

Bent u een erkenninghouder met een mobiele onderzoek-eenheid met inrichtingen, dan hoeft u geen erkenningsschild of raamstickers te voeren. Bij beëindiging van uw bedrijf moet u het aan u toegekende merkteken direct inleveren bij de RDW.

3.1.4. Financiële verplichting

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

3.1.5. Instrueren van uw personeel

(zie Algemeen deel)

Bevoegd personeel

Voor de erkenninghouder van tachografen geldt dat de tachograaftechnicus per erkende werkplaats of mobiele onderzoekseenheid over maximaal één werkplaatskaart mag beschikken. Deze heeft hij nodig om de werkzaamheden aan tachografen te verrichten.De werkplaatskaarten die zijn afgegeven op uw erkenning vallen onder uw verantwoordelijkheid en mogen de werkplaats of mobiele onderzoekseenheid niet verlaten. De werkplaatskaarten moeten ontoegankelijk voor onbevoegden opgeborgen zijn.

Een examen en bevoegdheidsverlenging tachograaftechnicus kan gedaan worden bij het IBKI. De tachograaftechnicus ontvangt na diplomering een bevoegdheidspas en pincode van de RDW die 4 jaar geldig is. Voor verlenging van de bevoegdheid moet de tachograaftechnicus opnieuw met goed gevolg een toets afleggen.

De bevoegdheidspas en pincode moet worden gebruikt voor het afmelden van de tachografen in het RDW register. Deze verstrekte pas en pincodes zijn persoonsgebonden en mogen niet door iemand anders worden gebruikt. Ook u als erkenninghouder moet er zorg voor dragen dat het gebruik van de pincode persoonsgebonden is en blijft.

Overig personeel

Om de regelgeving goed te kunnen naleven en de erkenning in stand te houden, moet het personeel in ieder geval over de volgende zaken zijn geïnformeerd:

  • het gebruik van de werkplaatskaarten en pincodes is persoonsgebonden;

  • alleen de tachograaftechnicus mag werkzaamheden aan de tachograaf verrichten;

  • afmelden mag alleen door de tachograaftechnicus worden gedaan;

  • het voertuig, bevoegdheidspas en de werkplaatskaart moeten aanwezig zijn bij een steekproef;

  • de tachograaftechnicus moet aan de steekproef feitelijk assistentie verlenen.

3.1.6. Bewaarplicht stukken

In de Regeling tachografen staat in hoofdstuk 4 aangegeven welke gegevens u goed geordend in een register moet bewaren voor een periode van 3 jaar, dit geldt ook voor de ongeldige werkplaatskaarten en de zogenoemde technische print out en print out gebeurtenissen.

Als u de gegevens geheel of gedeeltelijk geautomatiseerd vastlegt, bewaart, raadpleegt of verstrekt is de AVG van toepassing. Dit houdt onder meer in, dat u een verwerking van persoonsgegevens moet aanmelden bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Dit kan eenvoudig door middel van een formulier dat u kunt downloaden van het internet.

3.1.7. Werkplaatsen en inrichtingen

Als erkenninghouder tachografen moet u beschikken over een werkplaats die goed verwarmd, behoorlijk af te sluiten en goed verlicht is.

Vanaf 1 juli 2020 moet u als erkenninghouder voor elke werkplaats in het bezit zijn van een deugdelijke hefinrichting of inspectieput. Voor erkenninghouders van mobiele onderzoekseenheden geldt dat voor 1 januari 2020 de lijst met inrichtingen moet zijn aangeleverd bij de RDW en in die inrichtingen per 1 juli 2020 eveneens een hefinrichting of inspectieput aanwezig moet zijn.

Wat de RDW onder deugdelijk verstaat van deze voorzieningen leest u in hoofdstuk 6.

3.1.8. Datacommunicatie met de RDW

Om uw erkenning goed te kunnen gebruiken, heeft u toegangscodes en certificaten ontvangen van de RDW. Deze heeft u nodig voor de datacommunicatie met de RDW zodat u tachograafwerkzaamheden kunt afmelden. De toegangscodes en certificaten mogen uitsluitend voor de aan u verstrekte erkenning en de daaraan gekoppelde werkplaats of mobiele onderzoekseenheid worden gebruikt.

3.1.9. Apparatuur

In de Regeling tachografen staat beschreven over welke apparatuur en gereedschap u moet beschikken. Dit kan door de fabrikant of importeur voorgeschreven apparatuur zijn of door de RDW daaraan gelijkwaardig geachte apparatuur. Het gaat hierbij veelal om specifieke meetapparatuur en gereedschap. Alle apparatuur en gereedschap moeten deugdelijk zijn en in goede staat verkeren.

3.2. Maatregelen

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

3.4. Handhaving tachografen

Als blijkt dat werkzaamheden aan de tachograaf niet zijn afgemeld bij de RDW, maar er wel een installatieplaatje is aangebracht, of de instellingen van het tachograaf zijn gewijzigd zonder dit bij de RDW af te melden, wordt dit aangemerkt als een overtreding.

Hoofdstuk 4. Overtredingen en sancties

4.1. Vaststellen van een overtreding

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

4.2. Zienswijze

In aanvulling op het Algemeen Deel geldt dat in de regel de medewerker van de RDW een afspraak met u maakt over het in persoon naar voren brengen van uw zienswijze en uw bedrijf hiervoor zal bezoeken. Indien u uw zienswijze schriftelijk kenbaar wil maken dan heeft u hiervoor één week de tijd nadat u bent benaderd door de RDW medewerker voor een afspraak.

4.3. Ingangsdatum

Als u een erkenning heeft ten behoeve van uw eigen wagenpark, treedt iedere sanctie onmiddellijk in werking.

4.4. Verjaringstermijn

(Zie Algemeen Deel)

Als grondslag voor de verjaringstermijn geldt de datum van constatering van de overtreding.

4.5. Categorisering overtredingen en stroomschema

(Zie Algemeen Deel)

Voorbeelden van categorie I overtredingen:

  • tijdens de steekproef defecte apparatuur;

  • gegevens in het register of op registerkaart niet volledig of juist vastgelegd;

  • niet vooraf doorgeven van wijzigingen ten aanzien van de erkenning;

  • niet kunnen tonen certificaat van undownloadability of manipulatiemeldingsformulier;

  • niet aanwezig zijn van de testschijf bij de registerkaart;

  • beheer werkplaatskaarten niet op orde;

  • voorgeschreven apparatuur niet gebruikt.

Voorbeelden van categorie II overtredingen:

signaalsnelheid snelheidsbegrenzer onjuist ingesteld

Voorbeelden van categorie III overtredingen:

  • kwaliteit ten aanzien van de werkzaamheden op basis van de Regeling Cusumsysteem tachografen:

    • cusumstand van 12 wordt bereikt of overschreden;

    • één afzonderlijke cusumbijdrage van 10 of hoger

    • apert onjuiste werkzaamheden

  • sleutelen in quarantainetijd;

  • geen of onvoldoende medewerking verlenen tijdens een steekproef:

    • voertuig en/of mobiele onderzoek-eenheid niet aanwezig;

    • tachograaftechnicus niet aanwezig bij de steekproefcontrole;

    • vereiste apparatuur niet ter beschikking gesteld

  • voertuig / werkzaamheden niet afgemeld;

  • (oude) werkplaatskaart niet aanwezig;

  • werkzaamheden uitgevoerd door onbevoegde persoon;

  • onbevoegd gebruik van de werkplaatskaart, bevoegdheidspas en/of pincode;

  • onterecht of niet afgeven certificate van undownloadability;

  • onvolledige werkzaamheden / ontbreken zegelverbrekengsformulier (niet conform Verordening EU nr. 165/2014);

  • niet downloaden massageheugen;

  • vastgestelde manipulatie niet gemeld.

Voorbeelden van categorie IV overtredingen:

fraude

  • kwaliteit ten aanzien van de onderzoek eisen op basis van de Regeling Cusumsyteem Erkenninghouders tachografen: één afzonderlijke cusumbijdrage van 25 of hoger

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • verbaal en/of fysiek geweld of dreiging daarmee;

    • niet verlenen van toegang tot de werkplaats of inrichting;

    • intimidatie.

Het is mogelijk dat een overtreding geconstateerd wordt die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.

Meervoudige overtredingen

Indien de som van de een meervoudige overtreding hoger is dan III wordt een sanctie van tijdelijke intrekking voor de duur van 6 maanden opgelegd.

4.6. Soorten sancties

(zie Algemeen deel)

Hoofdstuk 5. Bezwaar en beroep

5.1. Second opinion over het resultaat van een steekproefcontrole

Als u het niet eens bent met het resultaat van de steekproefcontrole, kunt u hiertegen in beroep gaan. U moet dit direct aangeven aan de steekproefcontroleur en vermelden op het steekproefcontrolerapport. De RDW-medewerker belt dit dan door. De RDW zal vervolgens een nieuw onderzoek instellen naar het besluit van de steekproefcontroleur. Voorwaarde is wel dat het voertuig in ongewijzigde staat beschikbaar blijft. De steekproefcontroleur zal aanwezig blijven.

5.1.a. Klacht

Bij klachten van belanghebbenden of constateringen van de politie of IL&T zal door een deskundige van de RDW onderzocht worden of het installatieplaatje ten onrechte is aangebracht. Indien bij het onderzoek vast komt te staan dat, gelet op het tijdsbestek, het installatieplaatje ten onrechte is aangebracht op de datum van afmelding, zal dit meetellen in het voornoemde cusumsysteem.

5.1.1. Hoorzitting

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.2. Opschorten

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.2. Beroep

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

5.3. Voorlopige voorziening

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

Hoofdstuk 6. Erkenningseisen

6.1. Eisen aan de werkplaats of inrichting

In dit hoofdstuk leest u hoe een aantal erkenningseisen bij het toezicht van de RDW wordt beoordeeld.

Bij de aanvraag van een erkenning wordt onderzocht of u voldoet aan de erkenningseisen. Hiervoor geldt dat u onder meer de beschikking moet hebben over ruimte en apparatuur. U moet permanent aan deze eisen voldoen. De periodieke controlebezoeken door de RDW zijn primair bedoeld om te beoordelen of u nog aan deze eisen voldoet, maar dit kan eveneens ten tijde van steekproeven plaatsvinden.

6.2. Beoordeling erkenningseisen van de werkplaatsruimte en de apparatuur

Verlichting

Onder goede verlichting in de ruimte wordt verstaan dat de gemiddelde lichtopbrengst minimaal 300 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. Bij twijfel wordt de lichtopbrengst in de ruimte vastgesteld aan de hand van een lichtmeting. De lichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter. Dit gebeurt als volgt:

  • 1. onder de hefinrichting of in de inspectieput, met daarop een voertuig, wordt op 1 meter afstand van het voertuig aan alle zijden van het voertuig de lichtsterkte gemeten (hierbij wordt de lichtcel naar de lichtbron gehouden);

  • 2. aan beide zijden van de voor- en achterzijde van het voertuig wordt de lichtsterkte gemeten op 1 meter afstand (hierbij wordt de luxmeter op 1 meter hoogte gehouden en wordt de lichtcel van de luxmeter naar het voertuig gericht);

  • 3. de gemiddelde waarde van deze vier metingen moet minimaal 300 lux bedragen.

Verwarming

De ruimte moet voldoende verwarmd zijn. Dit houdt in dat de gemiddelde temperatuur in de ruimte minimaal 10 graden Celsius is. De verwarming moet van een dusdanige capaciteit zijn dat de ruimte na het openen van de deuren voldoende verwarmd is en blijft. De apparatuur moet gebruikt worden binnen het door de fabrikanten opgegeven temperatuurbereik van deze apparatuur.

De verwarming moet op een veilige manier zijn uitgevoerd. Dit houdt in dat de verwarmingsapparaten waarin een brander is gemonteerd, deze brander niet direct van buitenaf te benaderen mag zijn. Het zogenaamde open vuur is niet toegestaan.

Hefinrichting

Onder een doelmatige hefinrichting wordt verstaan:

  • De afrijbeveiliging werkt volledig als een voertuig op de hefinrichting staat. Dit geldt voor zowel de voorzijde als de achterzijde van het voertuig. De afrijbeveiliging mag niet zijn verwijderd.

  • De hefinrichting moet zijn voorzien van een goed werkende valbeveiliging.

  • De bediening en beveiliging van de hefinrichting verkeren in goede staat en werken op de correcte wijze.

  • De elektrische installatie aan de hefinrichting vertoont geen gebreken.

  • De hefkabels zijn onbeschadigd.

  • De hydraulische onderdelen lekken niet.

  • De hefinrichting is aan alle zijden toegankelijk. De vrije ruimte rondom de hefinrichting is minimaal 0,5 meter. De eventueel aanwezige oprijplaten worden bij de beoordeling van de vrije ruimte buiten beschouwing gelaten.

  • De hefinrichting is voorzien van voldoende verlichting. De verlichting van de hefinrichting moet voldoen aan onderstaande eisen:

    • De verlichtingsarmaturen mogen niet beschadigd zijn en moeten zijn voorzien van beschermkappen.

    • De hefinrichting is gelijkmatig verlicht waarbij de gemiddelde lichtopbrengst onder de inrichting minimaal 200 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. In geval van twijfel wordt de lichtopbrengst vastgesteld door het uitvoeren van een lichtmeting. De lichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter. Dit gebeurt als volgt:

      • 1. midden op de hefinrichting wordt een voertuig geplaatst;

      • 2. bij ieder wiel wordt de lichtsterkte gemeten, daarbij wordt de lichtcel van de luxmeter naar het midden van de hefinrichting gericht;

      • 3. de gemiddelde waarde van deze metingen dient minimaal 200 lux te bedragen.

De deugdelijkheid en goede staat van onderhoud van de hefinrichting blijkt uit een minimaal eenmaal per jaar, door een bij de RDW aangemelde en geaccepteerde voor hefinrichtingen gecertificeerd bedrijf of persoon, afgegeven certificaat en geldige goedkeursticker hiervoor heeft afgegeven aan de erkenninghouder.

Inspectieput

Onder een doelmatige inspectieput wordt het volgende verstaan:

  • De inspectieput is vrij toegankelijk:

    • Voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer is dan 3.500 kg moet, indien een voertuig op de inspectieput staat, minimaal één uitgang vrij toegankelijk zijn. Er moet minimaal 1 meter vrije ruimte aanwezig zijn.

    • Voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer is dan 3.500 kg moet, indien een voertuig op de inspectieput staat, een vrije ruimte aan de voor- of achterzijde van het voertuig van minimaal 1 meter aanwezig zijn. (dit betekent voertuiglengte plus 1 meter)

    • De uitgangen dienen te allen tijde vrij van obstakels en toegankelijk te zijn.

    • De inspectieput is toegankelijk door middel van een vaste trap of een vast klimijzer.

  • In de inspectieput is geen water en/of andere vloeistof aanwezig.

  • De elektrische installatie in de inspectieput vertoont geen gebreken. Deze is zodanig uitgevoerd dat de afzuiginstallatie minstens 30 seconden in werking is voordat de verlichting kan worden ingeschakeld of een ander punt onder spanning wordt gebracht.

  • De inspectieput is voorzien van een mechanische afzuiginstallatie waarmee dampen (bijvoorbeeld LPG of benzine) doeltreffend worden afgezogen. Daartoe dient:

    • aan beide zijden van de inspectieput afzuigkanalen te zijn aangebracht waarin gelijkmatig verdeeld over de lengte, afzuigopeningen aanwezig zijn;

    • de capaciteit van de afzuiginstallatie per minuut ten minste één kubieke meter lucht per vierkante meter inspectieput te bedragen;

    • de verbinding met de buitenlucht te bestaan uit een onbrandbare buisleiding met een inwendige diameter van minimaal 150 mm;

    • de ventilatormotor van de afzuiginstallatie zich buiten de luchtstroom te bevinden of explosieveilig uitgevoerd te worden;

    • de afvoergassen minstens 1 meter boven het dak van de keuringsinrichting te worden afgevoerd, buiten de nabijheid van ramen en deuren.

Toelichting : indien aantoonbaar op een andere wijze aan de eisen met betrekking tot afzuiging kan worden voldaan, dan kan dit door de RDW worden geaccepteerd. Het aantoonbaar maken dient te gebeuren aan de hand van een verklaring van de fabrikant/leverancier en in overleg met de RDW.

  • De inspectieput is voorzien van voldoende verlichting. De verlichting van de inspectieput moet voldoen aan onderstaande eisen:

    • De verlichtingsarmaturen mogen niet beschadigd zijn en moeten zijn voorzien van beschermkappen.

    • De inspectieput is gelijkmatig verlicht waarbij de gemiddelde lichtopbrengst onder de inrichting minimaal 200 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. Bij twijfel wordt de lichtopbrengst vastgesteld door middel van een lichtmeting. De lichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter, op de volgende wijze:

      • 1. midden op de inspectieput wordt een voertuig geplaatst;

      • 2. bij ieder wiel wordt de lichtsterkte gemeten; daarbij wordt de lichtcel van de luxmeter naar het midden van de inspectieput gericht;

      • 3. de gemiddelde waarde van deze metingen dient minimaal 200 lux te bedragen.

Bijlage Erkenninghouder Gasinstallaties 2018

Hoofdstuk 1 – Toelichting op de bijlage erkenninghouder gasinstallaties

27

1.1

Toelichting

27

1.2

Indeling

27

1.3

Titel

28

1.4

Erkenningen en bevoegdheden

28

1.5

Meerdere werkplaatsen

28

Hoofdstuk 2 – Positie van de RDW

28

2.1

Basis van het toezicht

28

2.2

Wijze van toezicht houden

28

2.3

Frequentie van het toezicht

28

Hoofdstuk 3 – Positie van de erkenninghouder

28

3.1

Voorschriften voor de keuring van LPG-gasinstallaties

29

3.1.1

Toezicht door middel van steekproeven

29

3.1.2

Documentatie

30

3.1.3

Erkenningsschild

30

3.1.4

Financiële verplichting

30

3.1.5

Instrueren van uw personeel

30

3.1.6

Bewaarplicht stukken

30

3.1.7

Werkplaats

30

3.1.8

Datacommunicatie met de RDW

31

3.2

Maatregelen

31

3.3

Handhaving gasinstallatie

31

Hoofdstuk 4 – Overtredingen en sancties

31

4.1

Vaststellen van een overtreding

31

4.2

Zienswijze

31

4.3

Ingangsdatum

31

4.4

Verjaringstermijn

31

4.5

Categorisering overtredingen en stroomschema

31

4.6

Soorten sancties

32

Hoofdstuk 5 – Bezwaar en beroep

32

5.1

Second opinion over het resultaat van een steekproefherkeuring

32

5.1.1

Hoorzitting

32

5.1.2

Opschorten

32

5.2

Beroep

32

5.3

Voorlopige voorziening

33

Hoofdstuk 6 – Erkenningseisen

33

6.1

Eisen aan de hefinrichting

33

6.2

Eisen aan de inspectieput

33

Hoofdstuk 1. – Toelichting op de Bijlage Erkenninghouder Gasinstallaties

1.1. Toelichting

De Bijlage Erkenninghouder Gasinstallaties is een bijlage bij het Algemeen Deel van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW. In deze bijlage vindt u de specifieke bepalingen voor de erkenninghouder gasinstallaties. Voor een volledig beeld van het toezichtbeleid van de RDW dient u eerst het Algemeen Deel te lezen.

Zoekt u een specifiek onderwerp in deze bijlage, dan raden wij u aan het hele hoofdstuk te lezen waarin het onderwerp wordt behandeld.

1.2. Indeling

Bij de erkenning gasinstallaties wordt onderscheid gemaakt tussen de erkenninghouder en de LPG-technicus. De erkenninghouder gasinstallaties beheert de werkplaats en de LPG-technicus keurt de LPG-installaties. Voor de LPG-technicus is er geen aparte bijlage in de Toezichtbeleidsbrief. Het toezicht op de erkenning wordt onder andere gehouden op basis van het cusumsysteem. Dit betekent dat wanneer de LPG-technicus een fout begaat, u daar als erkenninghouder voor kunt worden gesanctioneerd. De LPG-technicus wordt in onderdeel 3.1.5 apart besproken.

Het zwart gearceerde onderdeel van de Toezichtbeleidsbrief is van toepassing voor u als Erkenninghouder gasinstallaties.

Bijlage 260223.png

1.3. Titel

Deze bijlage is getiteld: Bijlage Erkenninghouder gasinstallaties van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW.

1.4. Erkenningen en bevoegdheden

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

1.5. Meerdere werkplaatsen

Geldt uw erkenning voor meerdere werkplaatsen? Dan wordt in de regel de kwaliteit per werkplaats beoordeeld. Een eventuele sanctie wordt hierop afgestemd. In beginsel wordt steeds per werkplaats gesanctioneerd. Uitbreiding of wijziging van een erkenning is niet mogelijk indien een overtreding is geconstateerd waarvoor een sanctie wordt opgelegd. Dit geldt eveneens als de sanctie is opgelegd en ten tijde van de effectuering van de sanctie.

Hoofdstuk 2. – Positie van de RDW

2.1. Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de verleende erkenning gasinstallaties. De basis van het toezicht is vastgelegd in de Wegenverkeerswet 1994 en de Regeling aanpassing voertuigen.

2.2. Wijze van toezicht houden

De RDW houdt toezicht op de erkenninghouder gasinstallaties door middel van herkeuringen (steekproeven) en periodieke controlebezoeken.

Bij een herkeuring (steekproef) beoordeelt de RDW primair de kwaliteit van de keuring van de LPG-gasinstallatie. Bij een periodiek controlebezoek wordt vooral getoetst of u zich aan de erkenningseisen en -voorschriften houdt.

2.3. Frequentie van het toezicht

De frequentie van het toezicht door middel van herkeuringen (steekproeven) is afhankelijk van het aantal door u uitgevoerde keuringen van LPG-gasinstallaties en de resultaten van de herkeuringen (steekproeven). De RDW hanteert een percentage van gemiddeld 5% steekproeven. Dit wordt bijgehouden in een cusumsysteem. U leest hier meer over in het Cusumsysteem Erkenninghouders Gasinstallaties 2017. De RDW brengt u in beginsel één keer per twee jaar een periodiek controlebezoek.

Hoofdstuk 3. – Positie van de erkenninghouder

Als u in het bezit bent van een erkenning gasinstallaties mag u LPG-gasinstallaties keuren in voertuigen die in Nederland zijn geregistreerd. Dit moet gebeuren in de erkende werkplaats. Dit houdt in dat de werkplaats aan een aantal eisen moet voldoen.

Het raadplegen en afmelden van keuringen van gasinstallaties in voertuigen mag uitsluitend plaatsvinden tijdens de in het handboek keuring gasinstallaties opgegeven tijden.

3.1. Voorschriften voor de keuring van LPG-gasinstallaties

In de Regeling aanpassing voertuigen staat het keuringsproces beschreven. U wordt er met nadruk op gewezen dat u uw bedrijfsvoering zodanig inricht dat aan de verplichtingen in deze regeling wordt voldaan. Dit houdt het volgende in:

  • a. Voorafgaand aan het technische deel van de keuring van het voertuig wordt gecontroleerd of het voertuig overeenstemt met de voertuiggegevens (kenteken, VIN, en datum eerste toelating) in het kentekenregister. Indien het VIN van het voertuig niet leesbaar is of niet overeenstemt met het VIN in het kentekenregister, dan mag geen keuring worden verricht en moet de klant doorverwezen worden naar de RDW;

  • b. Controle op lekkage;

  • c. De LPG- technicus keurt de LPG-gasinstallaties met behulp van de voorgeschreven apparatuur;

  • d. Na afloop van het van de keuring wordt overgegaan tot het afmelden van de goedkeuring van de LPG-gasinstallatie;

  • e. de LPG-technicus vult de opnamekaart gasinstallatie in en ondertekent deze.

Als er in uw werkplaats een G3-installatie dan wel een R115-installatie wordt gekeurd, moet de inbouw uitgevoerd zijn aan de hand van de bij de installatie geleverde documentatie. Ook moet worden gecontroleerd of de betreffende gasinstallatie voor het specifieke merk en type voertuig is toegestaan.

Bij al deze handelingen moeten zowel het voertuig als de LPG-technicus in de werkplaats aanwezig zijn. Per 1 januari 2015 geldt dat de aan de LPG-technicus verstrekte bevoegdheidspas en pincode ten behoeve van het afmelden persoonsgebonden zijn. Deze mogen niet door iemand anders worden gebruikt. Ook u als erkenninghouder moet er zorg voor dragen dat het gebruik van de pincode van een LPG-technicus persoonsgebonden is en blijft.

3.1.1. Toezicht door middel van steekproeven

Sleutelen in quarantainetijd

Het is ten strengste verboden om tussen het afmelden van een voertuig en de komst van een steekproefcontroleur aan een afgemeld voertuig te sleutelen of metingen te verrichten. Alleen dan kan de RDW tijdens de steekproefcontrole een zo duidelijk mogelijk beeld krijgen van de kwaliteit van de keuring van de LPG-gasinstallatie.

Het (laten) aanbrengen van wijzigingen of metingen (laten) verrichten aan een afgemeld voertuig door een in de werkplaats aanwezig persoon, of dit nu uw personeel, klant of andere relatie betreft, vóór aankomst van de steekproefcontroleur, wordt ‘sleutelen in quarantainetijd’ genoemd. Dit is een overtreding en wordt gesanctioneerd.

Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef

Uw medewerking aan een steekproef wordt op onderstaande wijze van u verwacht. U bent ervoor verantwoordelijk dat het voertuig, de LPG-technicus en de opnamekaart gasinstallatie aanwezig zijn en blijven, zodat de steekproefcontroleur van de RDW de steekproef kan uitvoeren Dit houdt onder meer in dat na de mededeling dat het voertuig in een steekproef valt:

  • a. de betrokken LPG-technicus verplicht in de werkplaats aanwezig moet zijn en blijven. Naast de aanwezigheid van deze LPG-technicus die het voertuig heeft gekeurd en de opnamekaart gasinstallaties heeft ondertekend, betekent dit dat deze LPG-technicus meteen feitelijke assistentie verleent. De steekproefcontroleur moet uiterlijk binnen 15 minuten na aankomst met de uitvoering van de steekproef kunnen beginnen. Deze periode van 15 minuten is uitdrukkelijk niet bedoeld om de LPG-technicus van elders, buiten de werkplaats, te (laten) komen.

  • b. het voertuig aanwezig moet zijn en blijven in de werkplaats. U moet al het mogelijke doen om te voorkomen dat het voertuig met de gekeurde gasinstallatie de werkplaats verlaat. U doet dit bijvoorbeeld door uw klanten goed te informeren over de steekproef, hen niet op de keuring te laten wachten, hen vervangend vervoer aan te bieden of hen weg te laten brengen. In ieder geval moet u de aanvrager voorafgaand aan de keuring duidelijk maken dat de mogelijkheid bestaat dat zijn voertuig in de steekproef valt.

  • c. Na de mededeling dat het voertuig in de steekproef valt moet u de werkplaats en deugdelijk functionerende apparatuur ter beschikking stellen.

Als er tijdens de steekproefcontrole, inclusief de eventuele second opinion, zonder toestemming van de steekproefcontroleur aan het voertuig wijzigingen worden aangebracht, wordt dit aangemerkt als een categorie III overtreding.

Indien een voertuig de werkplaats verlaat, voordat de steekproef kon worden uitgevoerd, dan gelden de volgende verplichtingen:

  • geef geen opnamekaart gasinstallatie af;

  • wijs de klant er op dat de goedkeuring vervalt, en

  • meldt dit dan direct telefonisch bij het ACN kantoor te Zwolle van de RDW en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur

  • De eventuele aanwezigheid van het kentekenbewijs vormt een aanwijzing dat het voertuig aanwezig is geweest in de werkplaats, maar maakt de overtreding niet ongedaan en vormt evenmin een bijzonder feit of omstandigheid.

Is de steekproefcontroleur niet binnen 90 minuten aanwezig, dan mag u de opnamekaart gasinstallatie alsnog afgeven. Het voertuig hoeft dan ook niet meer beschikbaar te zijn voor de RDW.

3.1.2. Documentatie

Als erkenninghouder moet u over de volgende documentatie op papier of digitaal beschikken:

  • Boekwerk Regelgeving keuring gasinstallatie;

  • Nederlandstalige handleidingen en certificaten van de vereiste meetmiddelen;

  • het meest recente erkenningsbesluit.

De documentatie moet u ook aan uw LPG-technicus ter beschikking stellen ten behoeve van de keuringen van de LPG gasinstallaties.

3.1.3. Erkenningsschild

Als erkenninghouder gasinstallatie moet u een erkenningsschild en raamsticker voeren.

3.1.4. Financiële verplichting

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

3.1.5. Instrueren van uw personeel

(zie Algemeen deel)

Als erkenninghouder gasinstallaties moet u uw personeel in ieder geval over de volgende zaken instrueren:

  • de pincode van de LPG-technicus is persoonlijk;

  • de keuring van de gasinstallatie moet door een bevoegd LPG-technicus worden gedaan;

  • de LPG-technicus is degene die de keuring afmeldt;

  • er mag niet worden gesleuteld in quarantainetijd;

  • de aanwijzingen van de RDW medewerker moeten worden opgevolgd;

  • het voertuig, de LPG-technicus en de opnamekaart gasinstallatie moeten aanwezig zijn tijdens een steekproefcontrole.

De LPG-technicus

Iemand is LPG-technicus, als hij beschikt over het diploma LPG-technicus van de stichting VAM. De LPG-technicus is bevoegd om LPG-gasinstallaties te keuren.

Om de kwaliteit van keuren van gasinstallaties te onderhouden en bevorderen is een verplichte toets om de 4 jaar ingevoerd. Indien de toets met goed gevolg is afgelegd ontvangt de LPG-technicus een bevoegdheidspas en pincode die moet worden gebruikt bij het afmelden van gasinstallaties.

Voor nadere informatie over de toets kunt u zich wenden tot het IBKI.

3.1.6. Bewaarplicht stukken

In de Regeling aanpassing voertuigen vindt u een lijst met stukken die u moet archiveren. U moet deze stukken 3 jaar bewaren. Het betreft hier onder andere:

  • de afschriften van de opnamekaarten gasinstallaties;

  • de steekproefcontrolerapporten;

  • als het een keuring van een VN/ECE-reglement 115-installatie betreft, de inbouwhandleiding of de verwijzing ernaar.

3.1.7. Werkplaats

Als erkenninghouder gasinstallatie moet u beschikken over een werkplaats die goed verwarmd, behoorlijk af te sluiten en goed verlicht is. Goed verwarmd houdt in dat de gemiddelde temperatuur in de werkplaats minimaal 10 graden Celsius is. De verwarming moet een dusdanige capaciteit hebben dat de ruimte ook met geopende deuren voldoende verwarmd is en blijft. De apparatuur moet gebruikt worden binnen het door de fabrikanten opgegeven temperatuurbereik van deze apparatuur. De verwarming van de werkplaats moet op een veilige manier zijn uitgevoerd. Dit houdt in dat de verwarmingsapparaten waarin een brander is gemonteerd, deze brander niet direct van buitenaf te benaderen mag zijn. Dit dient origineel en deugdelijk te zijn uitgevoerd. De inlaatgassen moeten op deugdelijke manier van buitenaf aangevoerd worden. De uitlaatgassen hiervan moeten op deugdelijke manier naar de buitenlucht afgevoerd worden. Het zogenaamde open vuur is niet toegestaan.

De werkplaats moet ook voorzien zijn van een deugdelijke hefinrichting of een inspectieput. Wat de RDW verstaat onder deugdelijkheid met betrekking tot deze voorzieningen vindt u in hoofdstuk 6 van deze bijlage.

3.1.8. Datacommunicatie met de RDW

Om uw erkenning te kunnen gebruiken, heeft u toegangscodes en certificaten ontvangen van de RDW. Deze heeft u nodig voor de datacommunicatie met de RDW zodat u keuringen van LPG-gasinstallaties kunt afmelden. De toegangscodes en certificaten mogen uitsluitend voor de aan u verstrekte erkenning en de daaraan gekoppelde werkplaats worden gebruikt.

3.2. Maatregelen

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

3.3. Handhaving gasinstallatie

Als blijkt dat een wijziging van de brandstof in het voertuig niet in het kentekenregister van de RDW voorkomt, maar er voor dat voertuig wel een opnamekaart gasinstallatie door u is afgegeven, is dit fraude. U kunt zelf controleren of een afgemeld voertuig ook daadwerkelijk is geaccepteerd door de RDW en dus in het register is opgenomen. U kunt dit doen aan de hand van:

  • de transactiecode die u krijgt direct na de afmelding;

  • directe of dagelijkse controle van het register;

  • het zogenaamde raadpleegscherm voor afmeldingen

Hoofdstuk 4. – Overtredingen en sancties

4.1. Vaststellen van een overtreding

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

4.2. Zienswijze

In aanvulling op het Algemeen Deel geldt dat in de regel de medewerker van de RDW een afspraak met u maakt over het in persoon naar voren brengen van uw zienswijze en uw bedrijf hiervoor zal bezoeken. Indien u uw zienswijze schriftelijk kenbaar wil maken dan heeft u hiervoor één week de tijd nadat u bent benaderd door de RDW medewerker voor een afspraak.

4.3. Ingangsdatum

(Zie Algemeen Deel)

4.4. Verjaringstermijn

(zie Algemeen Deel)

Als grondslag voor de verjaringstermijn geldt de datum van constatering van de overtreding.

4.5. Categorisering overtredingen en stroomschema

(Zie Algemeen Deel)

Voorbeelden van categorie I overtredingen:

  • niet vooraf doorgeven van wijzigingen met betrekking tot de erkenning;

  • tijdens de steekproef defecte apparatuur.

Voorbeelden van categorie II overtredingen:

Voorbeelden van categorie III overtredingen:

  • sleutelen in quarantainetijd

  • geen of onvoldoende medewerking verlenen, zoals:

    • voertuig niet aanwezig;

    • LPG-technicus niet aanwezig;

    • het niet ter beschikking stellen van de vereiste apparatuur;

  • onbevoegd gebruik van pincode;

  • gebruik maken van niet-geijkte apparatuur;

  • onbevoegde ondertekening van een opnamekaart gasinstallatie;

  • kwaliteit toepassing keuringseisen op basis van de Regeling Cusumsysteem Erkenninghouder Gasinstallaties 2017:

    • cusumstand 12 wordt bereikt of overschreden;

    • één afzonderlijke cusumbijdrage van 10 of hoger;

    • apert onveilig voertuig;

  • het niet volledig uitvoeren van een keuring;

  • keuren en afmelden van een gasinstallatie in een voertuig terwijl de minimaal vereiste hefhoogte van de hefinrichting niet wordt bereikt.

Voorbeelden van categorie IV overtredingen:

  • fraude;

  • kwaliteit toepassing keuringseisen op basis van de Regeling Cusumsysteem Erkenninghouder Gasinstallaties 2017: éen afzonderlijke cusumbijdrage van 25 of hoger;

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • verbaal en/of fysiek geweld of dreiging daarmee;

    • niet verlenen van toegang tot de werkplaats;

    • intimidatie.

Het is mogelijk dat u een overtreding begaat, die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.

Meervoudige overtredingen

Indien de som van de een meervoudige overtreding hoger is dan III wordt een sanctie van tijdelijke intrekking voor de duur van 6 maanden opgelegd.

4.6. Soorten sancties

(zie Algemeen Deel)

Bij een overtreding van de categorie IV of een vierde overtreding binnen 30 maanden wordt een sanctie van intrekking voor onbepaalde tijd en een wachttijd van 30 maanden voor het doen van een nieuwe aanvraag opgelegd.

Hoofdstuk 5. – Bezwaar en beroep

5.1. Second opinion over het resultaat van een steekproefherkeuring

Als u het niet eens bent met het resultaat van de steekproefherkeuring, kunt u hiertegen in beroep gaan. Meer hierover leest u in het boekwerk Regelgeving keuring gasinstallatie onder ‘administratieve procedures’.

5.1.1. Hoorzitting

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.2. Opschorten

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.2. Beroep

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

5.3. Voorlopige voorziening

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

Hoofdstuk 6. – Erkenningseisen

6.1. Eisen aan de hefinrichting

Onder een doelmatige hefinrichting wordt verstaan:

  • De afrijbeveiliging werkt volledig als een voertuig op de hefinrichting staat. Dit geldt voor zowel de voorzijde als de achterzijde van het voertuig. De afrijbeveiliging mag niet zijn verwijderd. Deze eis geldt niet indien gebruik wordt gemaakt van een hefinrichting zonder rijplaten.

  • De hefinrichting is voorzien van een goed werkende valbeveiliging.

  • Bediening en beveiliging van de hefinrichting verkeren in goede staat en werken op de correcte wijze.

  • De elektrische installatie aan de hefinrichting vertoont geen gebreken.

  • De hefkabels zijn onbeschadigd.

  • Hydraulische onderdelen lekken niet.

  • De hefinrichting is aan alle zijden toegankelijk. De vrije ruimte rondom de hefinrichting is minimaal 0,5 meter. De eventueel aanwezige oprijplaten worden bij de beoordeling van de vrije ruimte buiten beschouwing gelaten.

  • De hefinrichting is voorzien van voldoende verlichting. De verlichting van de hefinrichting moet voldoen aan onderstaande eisen:

    • De verlichtingsarmaturen mogen niet beschadigd zijn en moeten zijn voorzien van beschermkappen.

    • De hefinrichting is gelijkmatig verlicht waarbij de gemiddelde lichtopbrengst onder de inrichting minimaal 200 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. In geval van twijfel wordt de lichtopbrengst vastgesteld door een lichtmeting uitgevoerd met een luxmeter. Dit gebeurt als volgt:

      • 1. midden op de hefinrichting wordt een voertuig geplaatst;

      • 2. bij ieder wiel wordt de lichtsterkte gemeten, waarbij de lichtcel van de luxmeter naar het midden van de hefinrichting wordt gericht;

      • 3. de gemiddelde waarde van deze metingen dient minimaal 200 lux te bedragen.

De deugdelijkheid en goede staat van onderhoud van de hefinrichting blijkt uit een minimaal eenmaal per jaar, door een bij de RDW aangemelde en geaccepteerde voor hefinrichtingen gecertificeerd bedrijf of persoon, afgegeven certificaat en een geldige goedkeursticker hiervoor heeft afgegeven aan de erkenninghouder.

6.2. Eisen aan de inspectieput

Onder een doelmatige inspectieput wordt het volgende verstaan:

  • De inspectieput is vrij toegankelijk:

    • Voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3.500 kg moet, indien een voertuig op de inspectieput staat, minimaal één uitgang vrij toegankelijk zijn. Er moet minimaal 1 meter vrije ruimte aanwezig zijn.

  • Voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer is dan 3.500 kg moet, indien een voertuig op de inspectieput staat, een vrije ruimte aan de voor- of achterzijde van het voertuig van minimaal 1 meter aanwezig zijn. (dit betekent voertuiglengte plus 1 meter)

    • De uitgangen dienen te allen tijde vrij van obstakels en toegankelijk te zijn.

    • De toegang tot de inspectieput moet mogelijk zijn door middel van een vaste trap of een vast klimijzer.

  • In de inspectieput is geen water en/of andere vloeistof aanwezig.

  • De elektrische installatie in de inspectieput vertoont geen gebreken. Deze is zodanig uitgevoerd dat de afzuiginstallatie minstens 30 seconden in werking is voordat de verlichting kan worden ingeschakeld of een ander punt onder spanning wordt gebracht.

  • De inspectieput is voorzien van een mechanische afzuiginstallatie waarmee dampen (bijvoorbeeld LPG of benzine) doeltreffend worden afgezogen. Daartoe dient:

    • aan beide zijden van de inspectieput afzuigkanalen te zijn aangebracht waarin gelijkmatig verdeeld over de lengte, afzuigopeningen aanwezig zijn;

    • de capaciteit van de afzuiginstallatie per minuut ten minste 1 kubieke meter lucht per vierkante meter inspectieput te bedragen;

    • de verbinding met de buitenlucht te bestaan uit een onbrandbare buisleiding met een inwendige diameter van minimaal 150 mm;

    • de ventilatormotor van de afzuiginstallatie zich buiten de luchtstroom te bevinden of explosieveilig uitgevoerd te worden;

    • de afvoergassen minstens 1 meter boven het dak van de keuringsinrichting te worden afgevoerd, buiten de nabijheid van ramen en deuren.

    Toelichting: indien aantoonbaar op een andere wijze aan de eisen met betrekking tot afzuiging kan worden voldaan, dan kan dit door de RDW worden geaccepteerd. Het aantoonbaar maken dient te gebeuren aan de hand van een verklaring van de fabrikant/leverancier en in overleg met de RDW.

  • De inspectieput is voorzien van voldoende verlichting. De verlichting van de inspectieput moet voldoen aan onderstaande eisen:

    • De verlichtingsarmaturen mogen niet beschadigd zijn en moeten zijn voorzien van beschermkappen.

    • De inspectieput is gelijkmatig verlicht waarbij de gemiddelde lichtopbrengst onder de inrichting minimaal 200 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. In geval van twijfel wordt de lichtopbrengst vastgesteld door een lichtmeting uitgevoerd met een luxmeter. Dit gebeurt op de volgende wijze:

      • 1. midden op de inspectieput wordt een voertuig geplaatst;

      • 2. bij ieder wiel wordt de lichtsterkte gemeten, waarbij de lichtcel van de luxmeter naar het midden van de inspectieput wordt gericht;

      • 3. de gemiddelde waarde van deze metingen dient minimaal 200 lux te bedragen.

Bijlage Erkenninghouder Boordcomputer taxi 2018

Hoofdstuk 1 – Toelichting op de Bijlage Boordcomputer taxi

35

1.1

Toelichting

35

1.2

Indeling

35

1.3

Titel

36

1.4

Erkenningen en bevoegdheden

36

1.5

Meerdere werkplaatsen

36

Hoofdstuk 2 – Positie van de RDW

36

2.1

Basis van het toezicht

36

2.2

Wijze van toezicht houden

36

2.3

Frequentie van het toezicht

36

Hoofdstuk 3 – Positie van de erkenninghouder

36

3.1

Voorschriften

37

3.1.1

Documentatie

37

3.1.2

Erkenningsschild

37

3.1.3

Financiële verplichting

37

3.1.4

Instrueren van uw personeel

37

3.1.5

Bewaarplicht stukken

37

3.1.6

Werkplaats of inrichting

37

3.1.7

Datacommunicatie met de RDW

37

3.1.8

Apparatuur

38

3.1.9

Certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht

38

3.2

Maatregelen

38

Hoofdstuk 4 – Overtredingen en sancties

38

4.1

Vaststellen van een overtreding

38

4.2

Zienswijze

38

4.3

Ingangsdatum

38

4.4

Verjaringstermijn

38

4.5

Categorisering overtredingen en stroomschema

38

4.6

Soorten sancties

39

Hoofdstuk 5 – Bezwaar en beroep

39

5.1.1

Hoorzitting

39

5.1.2

Opschorten

39

5.2

Beroep

39

5.3

Voorlopige voorziening

39

Hoofdstuk 1. – Toelichting op de Bijlage Boordcomputer taxi

1.1. Toelichting

De Bijlage Erkenninghouder Boordcomputer taxi is een bijlage bij het Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW. In deze bijlage vindt u de specifieke bepalingen voor de erkenninghouder boordcomputer taxi. Voor een volledig beeld van het toezichtbeleid van de RDW dient u eerst het Algemeen Deel te lezen.

Zoekt u een specifiek onderwerp in deze bijlage, dan raden wij u aan het hele hoofdstuk te lezen waarin het onderwerp wordt behandeld.

1.2. Indeling

(Zie Algemeen Deel)

Het zwart gearceerde onderdeel van de Toezichtbeleidsbrief is van toepassing voor u als Erkenninghouder boordcomputer taxi.

Bijlage 260224.png

1.3. Titel

Deze bijlage is getiteld: Bijlage Erkenninghouder Boordcomputer taxi van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW.

1.4. Erkenningen en bevoegdheden

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

1.5. Meerdere werkplaatsen

Uitbreiding of wijziging van een erkenning met een mobiele activeringseenheid of werkplaats is niet mogelijk indien een overtreding is geconstateerd waarvoor een sanctie wordt opgelegd. Dit geldt eveneens als de sanctie is opgelegd en ten tijde van de effectuering van de sanctie. Voor mobiele activeringseenheden geldt dat er aantoonbaar afwisselend activeringen moeten worden verricht in de op de bijlage van de erkenning vermeldde inrichtingen

In beginsel wordt een sanctie per mobiele activeringseenheid dan wel werkplaats van een erkenninghouder opgelegd. Indien een erkenninghouder meerdere werkplaatsen dan wel mobiele activeringseenheden met inrichtingen heeft geldt dat indien in, al dan niet verschillende, werkplaatsen of met mobiele activeringseenheden in inrichtingen, drie overtredingen van de categorie III zijn geconstateerd de gehele erkenning wordt ingetrokken voor een periode van 12 weken. Dit houdt in dat u als erkenninghouder gedurende die 12 weken geen activeringen kunt verrichten,

Indien een erkenninghouder meerdere werkplaatsen dan wel mobiele activeringseenheden met inrichtingen heeft geldt dat indien in, al dan niet verschillende werkplaatsen of met mobiele activeringseenheden in inrichtingen, een categorie IV overtreding wordt geconstateerd de gehele erkenning wordt ingetrokken.

Hoofdstuk 2. – Positie van de RDW

2.1. Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de verleende erkenning boordcomputer taxi. De basis van het toezicht is vastgelegd in de Besluit Personenvervoer 2000, de Regeling erkenning werkplaatsen boordcomputer taxi, Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi en de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten.

2.2. Wijze van toezicht houden

De RDW houdt toezicht op de erkenninghouder boordcomputer taxi naar aanleiding van een externe melding.

2.3. Frequentie van het toezicht

De frequentie van het toezicht wordt bepaald door de externe meldingen.

Hoofdstuk 3. – Positie van de erkenninghouder

Als erkenninghouder boordcomputer taxi mag u een boordcomputer taxi activeren en onderzoeken. Dit moet gebeuren in de door u opgegeven werkplaats of met de mobiele activeringseenheid in de door u opgeven inrichting. Per werkplaats of mobiele activeringseenheid beschikt u over maximaal 2 keuringskaarten. Deze keuringskaart wordt afgegeven door de KIWA. Nadere informatie over het aanvragen en verkrijgen van een keuringskaart kunt u vinden op www.kiwa.nl.

Deze erkenning kan u in uw dienstverlening naar de klant grote voordelen opleveren. U kunt zo een volledig pakket aan diensten verlenen. De erkenning brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Door uw handelen, kan het toezicht op de arbeidstijden van uw klanten worden beïnvloed.

In de Regeling erkenning werkplaatsen boordcomputer taxi is beschreven aan welke eisen u permanent moet voldoen en hoe u uw erkenning moet gebruiken. In de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten is beschreven welke rechten en plichten er aan het houden van een keuringskaart zijn verbonden.

U kunt deze Regelingen vinden op www.wetten.nl en op www.rdw.nl.

De erkenning boordcomputer taxi kan op twee manieren worden uitgevoerd: mobiel en niet-mobiel (vaste werkplaats). Indien er onderscheid gemaakt moet worden tussen een erkenninghouder met een vaste werkplaats en een erkenninghouder met een mobiele installatie-eenheid, is dit in de tekst aangegeven.

3.1. Voorschriften

In hoofdstuk 3, paragraaf 2, van de Regeling erkenning werkplaatsen boordcomputer taxi staan de voorschriften die bij elke activering of onderzoek moeten worden uitgevoerd. Samengevat betreft dit:

  • a. De controle op het overeenstemmen van het voertuigidentificatienummer en kenteken van de auto met het kentekenregister van de RDW;

  • b. De keuringskaart in de boordcomputer invoeren voor aanvang van de werkzaamheden.

  • c. Controle of de inbouw van de boordcomputer deugdelijk is;

  • d. De omstandigheden van de auto waarin de boordcomputer wordt geactiveerd controleren

  • e. (artikel 12), zoals de onbelaste rijklare toestand (het voldoen aan de APK eisen van de banden), de bandenmaat en -spanning;

  • f. Handelingen ten behoeve van de activering en de-activering van de boordcomputer.

Nadat de werkzaamheden aan de boordcomputer zijn afgerond worden de relevante gegevens vastgelegd op een registerkaart. U dient nog wel de kilometerstand door te geven aan de RDW.

3.1.1. Documentatie

Als erkenninghouder boordcomputer taxi moet u beschikken over handboeken en documentatie die voor de werkzaamheden aan de boordcomputer noodzakelijk zijn. Uw personeel moet hier ook over kunnen beschikken.

3.1.2. Erkenningsschild

Bent u een erkenninghouder met een mobiele activeringseenheid, dan hoeft u geen erkenningsschild of raamstickers te voeren.

3.1.3. Financiële verplichting

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

3.1.4. Instrueren van uw personeel

(zie Algemeen deel)

Onder ter zake kundig personeel wordt personeel verstaan die voldoende kennis en vaardigheden heeft om boordcomputers taxi te activeren en te onderzoeken.

Om de regelgeving goed te kunnen naleven en de erkenning in stand te houden, moet het personeel in ieder geval zijn geïnformeerd:

  • over het gebruik van de keuringskaarten;

  • dat alleen ter zake kundige personen werkzaamheden aan een boordcomputer mogen verrichten;

  • over de procedure voor het opmaken en archiveren van de registerkaart;

3.1.5. Bewaarplicht stukken

U moet de gegevens op de registerkaart tot ten minste twee jaar bewaren. Als u de gegevens geheel of gedeeltelijk geautomatiseerd vastlegt, bewaart, raadpleegt of verstrekt is de Wet bescherming persoonsgegevens(WBP) van toepassing. Dit houdt onder meer in, dat u een verwerking van persoonsgegevens moet aanmelden bij het College bescherming persoonsgegevens. Dit kan eenvoudig door middel van een formulier dat u kunt downloaden van het internet. Voor meer informatie kijkt u op www.cbpweb.nl.

Indien er sprake is van de-activering van een boordcomputer taxi geldt een bewaartermijn van 6 maanden na overdracht van de gegevens op de externe gegevensdrager.

3.1.6. Werkplaats of inrichting

Als erkenninghouder boordcomputer taxi moet u beschikken over een werkplaats of, bij een mobiele activeringseenheid en een inrichting, die voldoet aan de Arbo-eisen, goed verwarmd, behoorlijk af te sluiten en goed verlicht is. Goed verwarmd houdt in dat de gemiddelde temperatuur in de werkplaats minimaal 10 graden Celsius is. De verwarming moet van een dusdanige capaciteit zijn dat de ruimte ook met geopende deuren voldoende verwarmd is en blijft. De apparatuur moet gebruikt worden binnen het door de fabrikanten opgegeven temperatuurbereik. De verwarming van de werkplaats moet op een veilige manier zijn uitgevoerd. Dit houdt in dat de verwarmingsapparaten waarin een brander is gemonteerd, deze brander niet direct van buitenaf te benaderen mag zijn. Dit dient origineel en deugdelijk te zijn uitgevoerd. De inlaatgassen moeten op deugdelijke manier van buitenaf aangevoerd worden. De uitlaatgassen hiervan moeten op deugdelijke manier naar de buitenlucht afgevoerd worden. Het zogenaamde open vuur is niet toegestaan.

3.1.7. Datacommunicatie met de RDW

Om uw erkenning goed te kunnen gebruiken, heeft u toegangscodes en certificaten ontvangen van de RDW. Deze heeft u nodig voor de datacommunicatie met de RDW zodat u bij werkzaamheden aan de boordcomputer de kilometerstand kunt melden.

3.1.8. Apparatuur

In de Regeling erkenning werkplaatsen boordcomputer taxi staat beschreven over welke apparatuur en gereedschap de erkenninghouder voor elke werkplaats of mobiele activeringseenheid permanent moet beschikken. Dit kan ook door de fabrikant of importeur voorgeschreven apparatuur zijn of door de RDW daaraan gelijkwaardig geachte apparatuur. Het gaat hierbij veelal om specifieke meetapparatuur en gereedschap. Alle apparatuur en gereedschap moeten deugdelijk zijn en in goede staat verkeren.

3.1.9. Certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht

Als een boordcomputer defect is en vervangen moet worden, moeten de in het geheugen van het defecte apparaat opgeslagen gegevens worden veiliggesteld. Dit zal in de praktijk niet altijd mogelijk zijn. In dat geval moet u een ‘certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht’ afgeven. Een model certificaat is te downloaden op www.rdw.nl. Dit document moet worden voorzien van een certificaatnummer die u bij de RDW kunt aanvragen. Van de uitgegeven certificaten moet u een eigen administratie bijhouden. U moet de afgegeven certificaten en de veiliggestelde data ongewijzigd ten minste één jaar bewaren.

Is het niet mogelijk de gegevens digitaal over te brengen, maar kan er wel een afdruk uit het apparaat worden gegenereerd? Dan moet die afdruk worden gemaakt en aan het certificaat worden gehecht.

3.1.10. Maatregelen

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

Hoofdstuk 4. – Overtredingen en sancties

4.1. Vaststellen van een overtreding

(Zie Algemeen Deel)

De constateringen gedaan door de politie, de ILT, de RDW of -schriftelijke- klachten van belanghebbenden, kunnen worden gesanctioneerd.

4.2. Zienswijze

In aanvulling op het Algemeen Deel geldt dat in de regel de medewerker van de RDW een afspraak met u maakt over het in persoon naar voren brengen van uw zienswijze en uw bedrijf hiervoor zal bezoeken. Indien u uw zienswijze schriftelijk kenbaar wil maken dan heeft u hiervoor één week de tijd nadat u bent benaderd door de RDW medewerker voor een afspraak.

4.3. Ingangsdatum

(Zie Algemeen Deel)

4.4. Verjaringstermijn

(Zie Algemeen Deel)

Als grondslag voor de verjaringstermijn geldt de datum van constatering van de overtreding.

4.5. Categorisering overtredingen en stroomschema

(Zie Algemeen Deel)

Voorbeelden van categorie I overtredingen:

  • gegevens in het register niet volledig vastgelegd;

  • niet vooraf doorgeven van wijzigingen ten aanzien van de erkenning.

Voorbeelden van categorie II overtredingen:

Er zijn geen voorbeelden van overtredingen in categorie II.

Voorbeelden van categorie III overtredingen:

  • geen of onvoldoende medewerking verlenen;

  • keuringskaart niet aanwezig;

  • onterecht (niet) afgeven van een certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht.

Voorbeelden van categorie IV overtredingen:

  • fraude;

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • verbaal en/of fysiek geweld of dreiging daarmee;

    • niet verlenen van toegang tot de werkplaats of inrichting;

    • intimidatie.

Het is mogelijk dat een overtreding geconstateerd wordt die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.

Meervoudige overtredingen

Indien de som van de meervoudige overtreding hoger is dan III wordt een sanctie van tijdelijke intrekking voor de duur van 6 maanden opgelegd.

4.6. Soorten sancties

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

Hoofdstuk 5. – Bezwaar en beroep

5.1.1. Hoorzitting

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.2. Opschorten

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.2. Beroep

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

5.3. Voorlopige voorziening

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

Bijlage Erkenning Tenaamstelling 2018 (dienstverlening aan het loket)

Hoofdstuk 1 – Toelichting op de Bijlage Erkenning Tenaamstelling

40

1.1

Toelichting

40

1.2

Indeling

40

1.3

Titel

41

1.4

Erkenningen en bevoegdheden

41

1.5

Meerdere loketten

41

Hoofdstuk 2 – Positie van de RDW

41

2.1

Basis van het toezicht

41

2.2

Wijze van toezicht houden

41

2.3

Frequentie van het toezicht

42

Hoofdstuk 3 – Positie van de erkenninghouder

42

3.1

Eisen en voorschriften voor de erkenninghouder

42

3.1.1

Meewerken aan toezicht door de RDW

43

3.1.2

Documentatie

44

3.1.3

Voeren en verwijderen erkenningsticker(s)

44

3.1.4

Financiële verplichting

44

3.1.5

Instrueren van de medewerkers

44

3.1.6

Bewaarplicht stukken

44

3.1.7

Verplichting verstrekken tellerstand

44

3.2

Maatregelen

44

Hoofdstuk 4 – Overtredingen en sancties

44

4.1

Vaststellen van een overtreding

44

4.2

Zienswijze

44

4.3

Ingangsdatum

45

4.4

Verjaringstermijn

45

4.5

Categorisering overtredingen en stroomschema

45

4.5.1

Voorbeelden van overtredingen:

45

4.5.2

Voorbeelden van categorie IV overtredingen

45

4.6

Soorten sancties

46

4.6.1

Waarschuwing

46

4.6.2

Intrekking van de erkenning

46

Hoofdstuk 5 – Bezwaar en beroep

46

5.1

Bezwaar

46

5.1.1

Hoorzitting

46

5.1.2

Waarschuwing

46

5.1.3

Opschorten

46

5.2

Beroep

46

Stroomschema sancties overtredingen erkenning tenaamstelling

47

Hoofdstuk 1. – Toelichting op de Bijlage Erkenning Tenaamstelling

1.1. Toelichting

De Bijlage Erkenning Tenaamstelling (dienstverlening aan het loket) is een bijlage bij het Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW. In deze bijlage vindt u de specifieke bepalingen voor de erkenninghouder tenaamstelling en diens loketten. Voor een volledig beeld van het toezichtbeleid van de RDW dient u eerst het Algemeen Deel te lezen. Zoekt u een specifiek onderwerp in deze bijlage, dan raden wij u aan het hele hoofdstuk te lezen waarin het onderwerp wordt behandeld.

Als erkenninghouder tenaamstelling kunt u met uw landelijk dekkend netwerk van loketten, diensten voor derden aanbieden. Hierbij vervult u een loketfunctie voor burgers en bedrijven voor de volgende RDW diensten:

  • Het tenaamstellen van kentekens;

  • Het schorsen van voertuigverplichtingen;

  • Het opheffen van de schorsing van voertuigverplichtingen.

U bent verplicht om alle bovengenoemde diensten aan te bieden wanneer u erkenninghouder tenaamstelling bent.

U bent verantwoordelijk voor de uitvoering van de dienstverlening. Dit betekent dat u de dienst uitvoert voor eigen rekening en risico.

Let op! Voor deze erkenning geldt een opzegtermijn van 1 jaar.

1.2. Indeling

(zie Algemeen Deel)

Deze bijlage heeft betrekking op het zwart gearceerde onderdeel van het onderstaande schema.

Bijlage 260225.png

1.3. Titel

Deze bijlage is getiteld: Bijlage Erkenninghouder Tenaamstelling (dienstverlening aan het loket) van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW.

1.4. Erkenningen en bevoegdheden

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

1.5. Meerdere loketten

De erkenning tenaamstelling wordt verleend aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon. Deze natuurlijk of rechtspersoon wordt aangeduid als de ‘erkenninghouder’. De erkenninghouder staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Alleen de erkenninghouder tenaamstelling krijgt een bedrijfsnummer toegekend, de afzonderlijke loketten niet. De loketten die onderdeel uitmaken van het landelijk dekkend netwerk van loketten van deze erkenninghouder, voeren de dienstverlening uit onder de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de erkenninghouder tenaamstelling. Bij overtredingen wordt de erkenninghouder gesanctioneerd. Omdat ook de kwaliteit per loket wordt beoordeeld, kan een eventuele sanctie inhouden dat de erkenninghouder aan een bepaald loket of door bepaalde medewerkers de handelingen behorend bij de erkenning niet meer mag uitvoeren.

Hoofdstuk 2. – Positie van de RDW

2.1. Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de verleende erkenning tenaamstelling. De basis van het toezicht is vastgelegd in de Wegenverkeerswet 1994, het Kentekenreglement en de Regeling erkenning tenaamstelling.

2.2. Wijze van toezicht houden

Zie Algemeen deel. Daarnaast houdt de RDW toezicht op de erkenning tenaamstelling en de bijbehorende loketten door middel van een accountantscontrole, administratieve controles en indien nodig fysieke controles. Bovendien wordt bij het toezicht gebruik gemaakt van onder andere signaleringen van andere instanties zoals de Belastingdienst en Douane ten behoeve van Risico Gestuurd Toezicht.

Risico Gestuurd Toezicht houdt kortgezegd in dat erkende bedrijven waar overtredingen geconstateerd zijn vaker het onderwerp van toezicht zullen zijn. Bedrijven die minder goed of slecht presteren op het gebied van naleving van de regels zullen vaker gecontroleerd worden dan bedrijven die aantoonbaar de regels en instructies goed naleven.

Ingeval u niet voldoet aan de gestelde voorwaarden dan heeft de RDW de mogelijkheid om te interveniëren. Met nadruk wordt gesteld dat overtredingen die worden geconstateerd bij de loketten aan u worden toegerekend. U heeft na constatering de verplichting om de noodzakelijke maatregelen te treffen om structureel verbeteringen door te voeren.

2.3. Frequentie van het toezicht

  • Jaarlijks, binnen 2 maanden na afronding van het kalenderjaar, laat u een door u aangewezen registeraccountant (RA) een verklaring verstrekken aan de RDW waarin staat aangegeven of u voldoet aan de eisen en voorschriften zoals vermeld in deze bijlage.

Hoofdstuk 3. – Positie van de erkenninghouder

Als u in bezit bent van de erkenning tenaamstelling heeft u de mogelijkheid om de registratie ten aanzien van voertuigverplichtingen te wijzigen. Deze erkenning brengt dus een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Daarom houdt de RDW toezicht op uw erkenning.

3.1. Eisen en voorschriften voor de erkenninghouder

Naast de in het Algemeen Deel genoemde verplichtingen, moet u permanent aan een aantal andere voorwaarden voldoen. Deze zijn weergegeven in onderdeel 3.1 A t/m D en 3.1.1 t/m 3.1.7. U moet blijvend voldoen aan de volgende vereisten:

A Loket vereisten

  • 1. Bij de aanvraag van de erkenning voorziet u in ten minste 80% van de gemeenten met meer dan 10.000 inwoners in een loket. In gemeenten waar u geen loket heeft, voorziet u in een loket in de naastgelegen gemeente. Binnen 2 jaar na verlening van de erkenning voorziet u in alle gemeenten met meer dan 10.000 inwoners in een loket. Bij gemeenten met minder dan 10.000 inwoners, moet in de naastgelegen gemeente een loket zijn.

  • 2. Een loket moet ten minste 5 dagen in de week, 3 uur aaneengesloten geopend zijn, met uitzondering van nationale feestdagen.

  • 3. U beschikt over een uitwijkplan in het geval een loket langer dan 24 uur uitvalt. In het uitwijkplan staat beschreven hoe u voor dat loket binnen 48 uur na de (tijdelijke) sluiting, in dezelfde of aangrenzende gemeente de dienst hervat. Bij uitval van een loket, bent u verplicht het uitwijkplan uit te voeren.

  • 4. Voor de herkenbaarheid van een loket als een locatie waar men terecht kan voor voertuigtenaamstellingen, schorsingen en opheffen van schorsingen van de voertuigverplichtingen ontvangt u een erkenningsticker van de RDW. U dient deze zichtbaar vanaf de buitenzijde van het loket te bevestigen.

  • 5. U garandeert goede toegankelijkheid van uw loketten. U heeft hiertoe aantoonbare voorzieningen of maatregelen getroffen waardoor uw loketten toegankelijk zijn voor mindervaliden.

B ICT- en beveiligingseisen

  • 6. De gegevens en informatie die u in het kader van de uitvoering van de diensten van deze erkenning verwerkt dan wel waar u inzage in heeft, mogen uitsluitend worden gebruikt voor de verlening van de desbetreffende dienst. Dit geldt voor de erkenninghouder, diens loketten en andere, onder verantwoordelijkheid van de erkenninghouder, door hem ingezette partijen.

  • 7. U sluit op een uniforme en door de RDW voorgeschreven wijze, aan op de RDW ICT infrastructuur met geschikte datacommunicatieapparatuur, waarbij voldaan wordt aan de eisen en voorwaarden die de RDW daaraan stelt. Deze zijn dat:

    • u beschikt over een door de RDW verstrekt certificaat om een vertrouwde communicatie verbinding met de RDW tot stand te kunnen brengen;

    • u elke onder uw certificaat uitgevoerde transactie kunt herleiden tot de medewerker die de transactie volgens het systeem heeft uitgevoerd. Het vereiste beveiligingsniveau is daarbij minimaal gelijk aan het niveau van een gebruikersnaam en wachtwoord combinatie;

    • u de gebruikersidentificatie (bijvoorbeeld medewerkers ID) meestuurt bij iedere transactie;

    • u het loket waar de transactie wordt uitgevoerd als een uniek gegeven (locatie ID) meestuurt bij iedere transactie.

  • 8. U voldoet aan de volgende beveiligingseisen:

    • U zorgt ervoor dat de documenten met gevoelige informatie die zijn achtergebleven bij een loket, direct na de transactie worden vernietigd. Wanneer dit niet mogelijk is dan vernietigt u de documenten zo snel mogelijk na de transactie maar in elk geval dezelfde dag.

    • U beschikt over beveiligingsrichtlijnen voor medewerkers, waaronder instructies veilig gebruik applicaties, veilig gebruik wachtwoorden, omgang met RDW informatie en herkenning/melding van beveiligingsincidenten. Deze richtlijnen zijn aan de medewerkers van de loketten bekend gemaakt.

    • U houdt een registratie van beveiligingsincidenten bij en de daarbij door u genomen maatregelen ter herstel en voorkoming van deze incidenten.

C Facturatie

  • 9. U bent verplicht om de RDW bedragen afzonderlijk op de factuur voor de klant te vermelden.

  • 10. U zorgt voor een zekerheidsstelling ter grootte van de door de RDW geschatte omzet van de te verlenen tenaamstellingen en schorsingen over 2 maanden. Onder omzet wordt verstaan het totale bedrag dat u aan de RDW verschuldigd bent. Een voorbeeld van een zekerheidsstelling is een bankgarantie.

D Kwaliteit dienstverlening

  • 11. Er vindt verslaglegging plaats van een door u (of door een extern bureau in opdracht van u) uitgevoerde risicoanalyse op de dienstverlening die u uitvoert voor de RDW. Uit de risicoanalyse zijn maatregelen geformuleerd en deze zijn aantoonbaar door u geïmplementeerd. Deze risicoanalyse wordt minimaal elke 30 maanden opnieuw uitgevoerd.

  • 12. U dient voldoende beheersingsmaatregelen in te richten om de integriteit van de uitvoering van de dienstverlening te borgen. Dit houdt in dat u moet handelen in overeenstemming met het goedgekeurde kwaliteitshandboek. In het kwaliteitshandboek moet staan op welke wijze de procedures intern zijn ingericht. Uit het handboek komt in ieder geval naar voren welke maatregelen u neemt ter waarborging van de privacy van de burger, de beschikbaarheid van de te verlenen diensten voor de burger, de bescherming van de zuiverheid van het kentekenregister en het voorkomen van fouten door het personeel dat de diensten daadwerkelijk uitvoert. Het bevat tevens een beschrijving van de wijze waarop de interne opleiding wordt verzorgd, ook de wijze waarop wordt vastgelegd welke medewerker een tenaamstelling of schorsing heeft verzorgd.

  • 13. U bent verplicht om iedere wijziging met betrekking tot het voldoen aan de criteria voor uitvoering van de dienstverlening direct na bekend worden, aan de RDW te melden. Dit geldt ook bij substantiële wijziging van het kwaliteitshandboek.

3.1.1. Meewerken aan toezicht door de RDW

U bent verplicht mee te werken aan het toezicht door de RDW. Dit betekent dat u de voor de erkenning te controleren relevante administratie ter beschikking van de accountant/auditor of de RDW moet stellen en dat u binnen de gestelde termijn aan de RDW de gevraagde informatie verstrekt. Dit houdt onder andere in dat:

  • U een door u aangewezen registeraccountant (RA) een verklaring laat verstrekken aan de RDW waarin met voldoende toelichting staat aangegeven of u voldoet aan de criteria zoals vermeld onder 3.1 A t/m D en 3.1.2. Om met een redelijke mate van zekerheid vast te kunnen stellen of u voldoet, is een steekproefomvang van minimaal 5% van de loketten (daar waar dat relevant is), verspreid door heel Nederland en verschillend in omvang nodig. Criteria zoals de landelijke dekking moet in zijn geheel worden gecontroleerd.

    De accountantsverklaring over het voorgaande kalenderjaar dient ieder jaar uiterlijk op 1 maart door de RDW te zijn ontvangen.

    Indien uit de accountantsverklaring blijkt dat u aan één of meerdere criteria niet voldoet, dan dient u binnen de door de RDW aangegeven termijn aantoonbaar maatregelen te treffen om dit te herstellen, zodat u wel voldoet aan de gestelde eisen en voorschriften. Uiteindelijk kan het niet voldoen aan de eisen en voorschriften gevolgen hebben voor uw erkenning.

  • U naar aanleiding van een schriftelijk verzoek van de RDW binnen één week na dagtekening van dat verzoek dient aan te tonen bij welk loket en/of door welke medewerker een specifieke transactie is uitgevoerd volgens het systeem.

  • De RDW kan een controle uitvoeren of u (nog) voldoet aan de landelijke dekkingseis. U levert hiertoe op verzoek van de RDW een actueel Excel bestand van loketten met minimaal kolommen met locatie ID, plaatsnaam, straatnaam met huisnummer en postcode.

  • U op verzoek kunt aantonen dat een zekerheidsstelling ter grootte van de omzet over 2 maanden (te weten 1 facturerings- plus 1 betaaltermijn) aanwezig is. Onder omzet wordt verstaan het totale bedrag dat u aan de RDW verschuldigd bent. Een voorbeeld van zekerheidsstelling is een bankgarantie.

  • U gehoor dient te geven aan een verzoek tot inzage in de registratie van beveiligingsincidenten.

  • U uitvoering moet geven aan een verzoek van de RDW om een registeraccountant (RA) of register IT-auditor (RE) opdracht te geven een audit bij u uit te voeren. De RDW kan een registeraccountant of register IT-auditor (RE)ook zelf opdracht geven om een audit bij u uit te voeren. De opdracht behelst dan een audit om vast te stellen of u aan de gestelde eisen en voorschriften voldoet. Daarnaast kan worden bekeken of de loketten hebben voldaan aan de vastgestelde procedures. U en de aan u gelieerde loketten zijn verplicht om hieraan medewerking te verlenen.

  • Als de RDW u op basis van geconstateerde fouten aangeeft direct passende maatregelen te nemen om het geconstateerde te herstellen dan wel herhaling te voorkomen dan dient u hier gehoor aan te geven. U bent verplicht om de genomen maatregelen op verzoek aan de RDW te tonen.

Tevens dient u medewerking te verlenen aan een bedrijvencontroleur van de RDW bij een bezoek aan u of één van uw loketten.

3.1.2. Documentatie

U bent verantwoordelijk voor de kwaliteit van de dienstverlening en draagt er zorg voor dat de medewerkers die de transacties verrichten aantoonbare kennis hebben op het gebied van documentherkenning en identiteitsvaststelling. Ter ondersteuning hierbij stelt de RDW een e-learning module aan u beschikbaar over deze onderwerpen, zie hiervoor www.rdw.nl. Verder geldt dat u aan elk loket actuele documentatie beschikbaar stelt van de tenaamstellingsapplicatie, procedures en handleidingen ten behoeve van de geautoriseerde medewerkers van een loket. Bij geen gebruik wordt de documentatie in een afsluitbare voorziening opgeborgen.

3.1.3. Voeren en verwijderen erkenningsticker(s)

Aan de buitenzijde van een loket mag alleen een erkenningsticker van de erkenning tenaamstelling zijn bevestigd als op de betreffende locatie voertuigtenaamstellingen, schorsingen en opheffen van schorsingen van de voertuigverplichtingen worden uitgevoerd. Bij een loket dat definitief is gesloten, moet de betreffende erkenningsticker direct worden verwijderd. Tevens dient u na beëindiging van de erkenning of na intrekking van de erkenning voor onbepaalde tijd, de erkenningstickers van de erkenning tenaamstelling bij de loketten te verwijderen.

3.1.4. Financiële verplichting

Als erkenninghouder moet u aan uw financiële verplichtingen voldoen.

U bent aan de RDW een kostendekkend tarief (‘leges’) per transactie verschuldigd.

U mag voor het uitvoeren van de tenaamstellings- en schorsingshandelingen naast de leges die u verschuldigd bent aan de RDW, kosten in rekening brengen aan de klant tot het maximaal vastgestelde bedrag dat als zodanig is gepubliceerd in de Regeling tarieven van de RDW. Deze wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

3.1.5. Instrueren van de medewerkers

Voor een goed gebruik van uw erkenning is het van groot belang dat u de medewerkers die de handelingen uitvoeren voldoende instrueert. Hoe u dit invult is uw eigen verantwoordelijkheid. De gevolgen van het niet (voldoende) instrueren van de medewerkers komen voor uw risico en rekening. Naast de gevolgen van het niet (voldoende) instrueren van de medewerkers, komen ook fouten gemaakt door de medewerkers voor uw risico en rekening. Zie tevens paragraaf 3.1 en 3.1.2 van deze bijlage.

3.1.6. Bewaarplicht stukken

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

3.1.7. Verplichting verstrekken tellerstand

Niet van toepassing.

3.2. Maatregelen

(zie Algemeen Deel)

In afwijking van het Algemeen Deel gaat een schorsing van de erkenning 1 week na dagtekening van de brief in.

Hoofdstuk 4. – Overtredingen en sancties

4.1. Vaststellen van een overtreding

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

4.2. Zienswijze

In aanvulling op het Algemeen Deel geldt dat als er een reden is om naar aanleiding van een geconstateerde onregelmatigheid een sanctie op te leggen, het voornemen hiertoe aan u wordt meegedeeld door middel van een concept sanctiebrief. Voordat een sanctie aan u wordt opgelegd, krijgt u de gelegenheid om uw zienswijze kenbaar te maken. Hoe u dit kunt doen, kunt u lezen in de concept sanctiebrief. U heeft dan 3 weken na dagtekening van de brief waarbij de concept sanctie aan u wordt aangeboden de tijd om mondeling (bijvoorbeeld telefonisch) dan wel schriftelijk uw visie kenbaar te maken aan de RDW. Na 3 weken krijgt u een definitieve sanctiebrief toegezonden. Bij de totstandkoming van de definitieve brief wordt met uw zienswijze rekening gehouden. U kunt pas bezwaar aantekenen nadat u de definitieve sanctiebrief heeft ontvangen. Onderaan de definitieve brief staat beschreven hoe u bezwaar kunt maken en binnen welke termijn u het bezwaarschrift moet indienen.

4.3. Ingangsdatum

(zie Algemeen Deel)

In afwijking van het Algemeen deel treedt een intrekking voor onbepaalde tijd naar aanleiding van geconstateerde overtredingen in beginsel op 1 week na dagtekening van het besluit in werking.

4.4. Verjaringstermijn

De verjaringstermijn van waarschuwingen en intrekkingen voor bepaalde tijd zijn voor de erkenning tenaamstelling gesteld op 30 maanden.

4.5. Categorisering overtredingen en stroomschema

Voor de erkenning tenaamstelling wordt een stroomschema overtredingen en sanctionering gebruikt dat afwijkt van het Algemeen Deel. Alleen de categorie IV overtredingen komen overeen. Voor de overige overtredingen geldt dat er geen indeling in categorieën wordt toegepast. Hieronder vindt u een aantal voorbeelden van overtredingen. Ook de in het Algemene Deel vermelde meervoudsregel wordt niet toegepast. Dit betekent dat, indien een of meer overtredingen worden geconstateerd, het bijgevoegde sanctieschema onverkort wordt toegepast.

Meervoudige overtredingen

In afwijking van het Algemeen Deel worden meerdere of verschillende overtredingen die tijdens één controlemoment worden geconstateerd als enkelvoudige overtreding gesanctioneerd.

4.5.1. Voorbeelden van overtredingen:

  • De misprinten van vrijwaringsbewijzen, tenaamstellingsverslagen en/of schorsingsverslagen zijn niet vernietigd;

  • Het ontvangen machtigingsformulier is niet meteen na de tenaamstelling teruggeven aan de klant die aan de balie staat;

  • De tenaamstelling heeft niet op het loket (dat door de erkenninghouder is aangewezen) plaatsgevonden;

  • Het uitvoeren van een tenaamstelling terwijl het machtigingsformulier niet was ondertekend;

  • Het uitvoeren van een tenaamstelling zonder dat de persoon op wiens naam het voertuig is tenaamgesteld daar toestemming of goedkeuring voor heeft verleend;

  • Indien bij het voertuig een papieren kentekenbewijs aanwezig is: Het doen van een tenaamstelling zonder dat bijbehorend deel IB (tenaamstellingsbewijs of bedrijfsvoorraad deel 1B) en/of deel II (kopie deel III/ overschrijvingsbewijs) aanwezig is;

  • Indien bij het voertuig een papieren kentekenbewijs aanwezig is: Het tenaamstellingsbewijs of bedrijfsvoorraad deel 1B en het deel II (kopie deel III/overschrijvingsbewijs) zijn niet ontwaard en/of teruggegeven;

  • Indien bij het voertuig een kentekencard aanwezig is: De kentekencard is niet ontwaard en/of teruggegeven.

  • Tenaamstellingsverslag en/of vrijwaringsbewijs is niet overhandigd aan de aanvrager.

  • Schorsingsverslag is niet overhandigd aan de aanvrager.

  • Het legitimatiebewijs van de aanvrager is niet gecontroleerd.

  • Bij de tenaamstelling is de bedrijfsvoorraadpas van het gemachtigde erkende bedrijf niet gecontroleerd.

4.5.2. Voorbeelden van categorie IV overtredingen

Onderstaande geldt voor de erkenning:

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • verbaal en/of fysiek geweld of dreiging daarmee;

    • niet verlenen van toegang tot uw bedrijf;

    • intimidatie;

  • fraude;

  • niet nakomen van de financiële verplichtingen na schorsing;

  • niet binnen de termijn aan de schorsingsvoorwaarden voldoen.

Het is mogelijk dat u een overtreding begaat, die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding bij constatering alsnog te categoriseren en te sanctioneren.

4.6. Soorten sancties

4.6.1. Waarschuwing

De waarschuwing is een weergave van de geconstateerde overtreding bij loket of loketten. Een waarschuwing leidt niet tot een intrekking. Dit kan in combinatie met verscherpt toezicht, afhankelijk van de termijn waarbinnen een volgende waarschuwing wordt gegeven. De erkenninghouder wordt er op gewezen dat hij de gemaakte overtreding indien noodzakelijk en mogelijk moet herstellen en maatregelen dient te nemen om herhaling van deze en eventuele andere overtredingen te voorkomen.

4.6.2. Intrekking van de erkenning

De RDW kan aan de erkenninghouder een gehele of gedeeltelijke intrekking van de erkenning opleggen. Hiervoor zijn de volgende mogelijkheden beschikbaar: voor bepaalde of onbepaalde tijd.

Intrekking voor bepaalde tijd

Een intrekking voor bepaalde tijd houdt in dat u gedurende die periode geen erkenning heeft of dat een bepaald loket de handelingen behorend bij de erkenning niet meer mag uitvoeren voor een bepaalde periode. Een intrekking voor bepaalde tijd kan voor de periode van zes, negen, twaalf weken of zes maanden zijn. Gedurende de periode dat de erkenning is ingetrokken kunt u op uw loketten of op een specifiek loket geen voertuigen tenaamstellen, schorsen of ontschorsen. Ook gedurende de periode van de tijdelijke intrekking, dient u aan alle voorschriften te voldoen.

Intrekking voor onbepaalde tijd

Een intrekking voor onbepaalde tijd betekent dat de erkenning is ingetrokken. Om weer in aanmerking te komen voor een erkenning moet een nieuwe aanvraag worden ingediend bij de RDW. De RDW kan bij de intrekking voor onbepaalde tijd besluiten dat daartoe een bepaalde termijn van maximaal 30 maanden geldt waarbinnen een nieuwe aanvraag door dezelfde natuurlijk- of rechtspersoon wordt afgewezen.

Hoofdstuk 5. – Bezwaar en beroep

5.1. Bezwaar

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

5.1.1. Hoorzitting

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.2. Waarschuwing

(zie Algemeen deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.3. Opschorten

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.2. Beroep

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

Stroomschema sancties overtredingen erkenning tenaamstelling

Bijlage 260226.png

Bijlage Export Dienstverlening 2018

Hoofdstuk 1 – Toelichting op de Bijlage Export Dienstverlening

48

1.1

Toelichting

48

1.2

Indeling

48

1.3

Titel

49

1.4

Erkenningen en bevoegdheden

49

1.5

Meerdere vestigingen

49

Hoofdstuk 2 – Positie van de RDW

49

2.1

Basis van het toezicht

49

2.2

Wijze van toezicht houden

49

2.3

Frequentie van het toezicht

50

Hoofdstuk 3 – Positie van de erkenninghouder

50

3.1

Eisen en voorschriften

51

3.1.1

Het verlenen van medewerking aan het toezicht

51

3.1.2

Documentatie

51

3.1.3

Erkenningsschild/sticker(s)

51

3.1.4

Financiële verplichting

51

3.1.5

Instrueren van uw personeel

51

3.1.6

Bewaarplicht stukken

51

3.1.7

Eisen aan het bedrijfsadres

51

3.2

Maatregelen

52

3.2.1

Wachttijd na intrekking

52

3.3

Administratie

52

Hoofdstuk 4 – Overtredingen en sancties

52

4.1

Vaststellen van een overtreding

52

4.2

Zienswijze

52

4.3

Ingangsdatum

53

4.4

Verjaringstermijn

53

4.5

Categorisering overtredingen en stroomschema

53

4.5.1

Voorbeelden van categorie I overtredingen:

53

4.5.2

Voorbeelden van categorie II overtredingen:

53

4.5.3

Voorbeelden van categorie III overtredingen:

53

4.5.4

Voorbeelden van categorie IV overtredingen

53

4.6

Soorten sancties

54

4.6.1

Herschouwing na intrekking voor bepaalde tijd

54

Hoofdstuk 5 – Bezwaar en beroep

54

5.1

Bezwaar

54

5.1.1

Hoorzitting

54

5.1.2

Waarschuwing

54

5.1.3

Opschorten

55

5.2

Beroep

55

5.3

Voorlopige voorziening

55

Hoofdstuk 1. – Toelichting op de Bijlage Export Dienstverlening

1.1. Toelichting

De Bijlage Export Dienstverlening is een bijlage bij het Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW. In deze bijlage vindt u de specifieke bepalingen voor de erkenninghouder Export Dienstverlening. De erkenning ‘Export Dienstverlening’ stelt een bedrijf in staat om de tenaamstelling ten behoeve van een derde in het kentekenregister te beëindigen indien de in Nederland ingeschreven en tenaamgestelde voertuigen door die derde worden geëxporteerd. Dat maakt het mogelijk om voor derden de export te verzorgen.

Voor een volledig beeld van het toezichtbeleid van de RDW dient u eerst het Algemeen Deel te lezen.

Zoekt u een specifiek onderwerp in deze bijlage, dan raden wij u aan het hele hoofdstuk te lezen waarin het onderwerp wordt behandeld.

1.2. Indeling

(zie Algemeen Deel)

Het zwart gearceerde onderdeel van de Toezichtbeleidsbrief is van toepassing voor u als erkenninghouder Export Dienstverlening.

Bijlage 260227.png

1.3. Titel

Deze bijlage is getiteld: Bijlage Erkenninghouder Export Dienstverlening van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW.

1.4. Erkenningen en bevoegdheden

(zie Algemeen Deel)

Vanaf 1 januari 2013 is Export Dienstverlening een zelfstandige erkenning. Het hebben van een erkenning bedrijfsvoorraad is geen voorwaarde.

1.5. Meerdere vestigingen

De erkenning Export Dienstverlening wordt verleend aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon. Het bezoekadres (volgens de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel) van het bedrijf moet in Nederland, of in Duitsland of België tot maximaal 25 kilometer hemelsbreed vanaf het dichtstbijzijnde punt van de Nederlandse grens, gevestigd zijn. Daarnaast moeten de werkzaamheden op het bezoekadres plaatsvinden.

Deelerkenning

In het geval u een bedrijf met meerdere vestigingen heeft dan kunnen ook deze nevenvestigingen door middel van een apart bedrijfsnummer onder de erkenning worden gebracht. Dit wordt een deelerkenning genoemd.

Om een nevenvestiging als zelfstandig bedrijfsonderdeel onder de werking van een erkenning te brengen, moet u per vestiging een aanvraag indienen bij de RDW. Hierbij geldt als voorwaarde dat de nevenvestiging als zodanig staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Uiteraard moet de vestiging ook voldoen aan de overige erkenningseisen. Voor aanvullende informatie over nevenvestigingen kunt u de Informatiemap voor de voertuigbranche raadplegen die u van de RDW heeft ontvangen. De Informatiemap voor de voertuigbranche kunt u ook vinden via www.rdw.nl.

De ‘deelerkenning’ voor nevenvestigingen is een specifieke faciliteit. Deze deelerkenning houdt in dat de bedrijvencontroleur van de RDW op de deelerkende nevenvestiging informeert naar de voertuigen die daar voor export zijn aangemeld.

Hoofdstuk 2. – Positie van de RDW

2.1. Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de verleende erkenning Export Dienstverlening. De basis van het toezicht is vastgelegd in de Wegenverkeerswet 1994, het Kentekenreglement en de Regeling Export Dienstverlening.

2.2. Wijze van toezicht houden

De RDW houdt toezicht op de erkenning Export Dienstverlening door middel van periodieke controlebezoeken, administratieve controles en fysieke controles. Bovendien wordt bij het toezicht gebruik gemaakt van signaleringen van andere instanties zoals de Belastingdienst en Douane ten behoeve van Risico Gestuurd Toezicht.

Risico Gestuurd Toezicht

Risico Gestuurd Toezicht houdt in dat bedrijven waar overtredingen en/of signalen geconstateerd zijn vaker het onderwerp van toezicht kunnen zijn. Bedrijven die minder goed of slecht presteren op het gebied van naleving van de regels zullen vaker gecontroleerd worden dan bedrijven die aantoonbaar de regels en instructies goed naleven.

Controlebezoeken

De controlebezoeken worden uitgevoerd door bedrijvencontroleurs van de RDW en worden in de regel van te voren telefonisch aangekondigd. U wordt op werkdagen tussen 8:00 uur en 17:00 uur gebeld op het bij de RDW bekende telefoonnummer. U bent er zelf verantwoordelijk voor dat de RDW over het juiste telefoonnummer beschikt.

Bij geen gehoor worden, verspreid over verschillende werkdagen, maximaal twee nieuwe pogingen ondernomen om het bezoek aan te kondigen. De bedrijvencontroleurs spreken geen antwoordapparaten of voicemails in. Als na maximaal (in totaal) drie pogingen geen controlebezoek kan plaatsvinden, bezoekt de bedrijvencontroleur uw bedrijf onaangekondigd. De bedrijvencontroleur belt niet met nummerherkenning. U kunt hieraan echter geen rechten ontlenen. U bent er zelf voor verantwoordelijk dat de bedrijvencontroleur het bezoek telefonisch kan aankondigen.

Wordt bij aankomst in uw bedrijf niemand aangetroffen die gemachtigd is om medewerking aan de controle te verlenen, dan laat de bedrijvencontroleur een kaartje achter waaruit blijkt dat hij bij uw bedrijf is geweest. De RDW stuurt u vervolgens een ‘verklaring controle erkenning en/of handelaarskentekens en -kentekenbewijzen’ toe. Op deze verklaring kunt u maximaal drie telefoonnummers invullen waarop u bereikbaar bent of waarop een door u gemachtigde persoon bereikbaar is. U dient dit formulier ingevuld en binnen de daarvoor gestelde termijn naar de RDW te sturen. Doet u dit niet of brengt u toevoegingen op het formulier aan, dan kan dit leiden tot een schorsing van uw erkenning voor de duur van zes weken.

Na ontvangst door de RDW van de ingevulde en ondertekende verklaring zal de bedrijvencontroleur vervolgens een onaangekondigd bezoek plannen. Als er wederom niemand wordt aangetroffen die gemachtigd is om medewerking aan de controle te verlenen, dan probeert de bedrijvencontroleur u op de opgegeven telefoonnummers te bereiken. U of een door u gemachtigd persoon moet dan binnen 15 minuten op het bedrijfsadres aanwezig zijn. Stuurt u de verklaring niet terug of komt het na de uitgevoerde belpogingen niet tot een controlebezoek omdat er niemand is die namens uw bedrijf een controle mogelijk kan maken, dan kan daaraan de conclusie worden verbonden dat geen medewerking wordt verleend aan het toezicht en kan een tijdelijke intrekking van de erkenning van 6 weken worden opgelegd.

Wanneer in verband met langdurige afwezigheid uw bedrijf gesloten is en er geen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden zodat controle op de erkenning niet mogelijk is, dan brengt u de RDW hiervan tijdig schriftelijk op de hoogte.

Daarnaast kunnen meldingen van de onder paragraaf 4.1 van het Algemeen Deel genoemde organisaties of personen reden zijn een onderzoek in te stellen en aanleiding geven tot een (onaangekondigd) controlebezoek door de RDW.

2.3. Frequentie van het toezicht

De frequentie van het periodieke toezicht door middel van controlebezoeken is in beginsel 1 keer per 3 jaar. Er wordt risico gestuurd toezicht toegepast op basis van risicoprofielen. Naar aanleiding daarvan wordt voor uw bedrijf de bezoekfrequentie bepaald en daardoor kan uw bedrijf vaker worden bezocht dan 1 keer per 3 jaar.

Hoofdstuk 3. – Positie van de erkenninghouder

Als u in bezit bent van de erkenning Export Dienstverlening, heeft u de mogelijkheid om de registratie van een voertuig in het Kentekenregister te beëindigen. Deze erkenning brengt dus een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Daarom houdt de RDW toezicht op uw erkenning.

3.1. Eisen en voorschriften

Naast de in het Algemeen Deel genoemde verplichtingen om in aanmerking te komen voor de erkenning Export Dienstverlening, moet u aan andere voorwaarden voldoen. U moet blijvend beschikken over een inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Daarnaast moet u op uw bedrijfsadres blijvend de beschikking hebben over een door de RDW goedgekeurde, werkende kluis voor het bewaren van de blanco kentekenbewijsdelen II en verder alle overige documenten en bescheiden.

De kluis moet geschikt zijn voor opslag van de blanco kentekenbewijzendelen II (A4-formaat) en minimaal voldoen aan de Europese norm EN 14 450 Securitylevel 1. Meer informatie hierover kunt u vinden op de site van de Vereniging Geld- en Waardeberging (VGW) www.geldenwaardeberging.nl.

Als u niet meer aan een van deze verplichtingen voldoet, leidt dat tot een schorsing van de erkenning. Hierover vindt u meer in paragraaf 3.2 van het Algemeen Deel.

3.1.1. Het verlenen van medewerking aan het toezicht

U bent verplicht mee te werken aan het toezicht door de RDW. Dit betekent dat u de voor de erkenning relevante administratie ter beschikking van de bedrijvencontroleur moet stellen en dat u aan de bedrijvencontroleur de gevraagde informatie verstrekt.

3.1.2. Documentatie

Bij de aanvraag van uw erkenning bent u gewezen op de Informatiemap voor de voertuigbranche. Hierin staan diverse procedures beschreven. U kunt de complete tekst van de Informatiemap voor de voertuigbranche vinden op www.rdw.nl. Als er wijzigingen in de Informatiemap voor de voertuigbranche plaatsvinden, krijgt u geen nieuwe versie toegezonden. Ik adviseer u daarom om regelmatig de website van de RDW te raadplegen om na te gaan of er wijzigingen hebben plaatsgevonden.

3.1.3. Erkenningsschild/sticker(s)

Als aan u een intrekking voor onbepaalde tijd wordt opgelegd, moet u naast de in het Algemeen Deel genoemde stukken ook alle blanco kentekenbewijs delen II (t.b.v. export) die u in bezit heeft per direct inleveren bij de RDW.

3.1.4. Financiële verplichting

In afwijking van het Algemeen deel gaat de financiële schorsing in beginsel 1 week na dagtekening van het besluit in.

3.1.5. Instrueren van uw personeel

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

3.1.6. Bewaarplicht stukken

In plaats van een afsluitbare voorziening, zoals in het Algemeen Deel genoemd staat, moet u voor het volgende gebruik maken van een inbraak werende kluis:

  • blanco kentekenbewijzen deel II t.b.v. export;

Voor de overige zaken en voor de overige bevoegdheden kunt u volstaan met een afsluitbare voorziening, zoals in het Algemeen Deel is beschreven.

3.1.7. Eisen aan het bedrijfsadres

Bij de aanvraag en controle van de erkenning wordt onderzocht of u voldoet aan de erkenningseisen. Hiervoor geldt dat u op uw bedrijfsadres aan een aantal voorwaarden voldoet.

Het bedrijfsadres moet voldoen aan een aantal basiseisen zodat de bedrijfsactiviteiten en administratie op een veilige manier uitgevoerd kunnen worden.

De basiseisen die aan uw bedrijfsadres gesteld worden, zijn:

Bedrijfsadres:

Het bedrijfsadres is het adres dat als bezoekadres bij de Kamer van Koophandel is opgegeven. Dit is het adres dat de bedrijvencontroleur bezoekt voor schouwing en controle. Het is daarom belangrijk dat het huisnummer goed leesbaar is vanaf de openbare weg.

Pand:

Het bedrijfsadres bestaat uit een pand, woonwagen of een kantoorunit. Een eenvoudig verplaatsbaar of verrijdbaar pand bijvoorbeeld een caravan, auto, (zee-) container, (schaft-)keet of een andere aanhangwagen met opbouw is niet toegestaan.

Verlichting en verwarming:

Het bedrijfsadres moet voldoende verlicht zijn. Ook moet het bedrijfsadres voldoende verwarmd zijn. Goed verwarmd houdt in dat de gemiddelde temperatuur minimaal 15 graden Celsius is. De verwarming moet van een dusdanige capaciteit zijn dat de ruimte na het openen van de deuren voldoende verwarmd is en blijft. De verwarming van de ruimte moet op een veilige manier zijn uitgevoerd. Dit houdt onder andere in dat de verwarmingsapparaten waarin een brander is gemonteerd, deze brander niet direct van buitenaf te benaderen mag zijn. Dit dient origineel en deugdelijk te zijn uitgevoerd. De inlaatgassen moeten op deugdelijke manier van buitenaf aangevoerd worden. De uitlaatgassen hiervan moeten op deugdelijke manier naar de buitenlucht afgevoerd worden. Het zogenaamde open vuur is niet toegestaan.

Faciliteiten:

Op uw bedrijfsadres moet u de beschikking hebben over een deugdelijke tafel of bureau en een deugdelijke stoel zodat de bedrijvencontroleur de rapportage kan opmaken. Ook moet u over een deugdelijke toiletruimte te beschikken.

3.2. Maatregelen

(zie Algemeen Deel)

3.2.1. Wachttijd na intrekking

Indien u een aanvraag voor een erkenning en/of bevoegdheid indient, dan wordt deze aanvraag geweigerd indien in de twaalf weken voorafgaand aan uw aanvraag een dezelfde aan u afgegeven erkenning en/of bevoegdheid is ingetrokken. In het geval dat een aan u al afgegeven erkenning twee keer of meer is ingetrokken, wordt de aanvraag geweigerd tot zes maanden na de laatste intrekking.

3.3. Administratie

Tijdens de controlebezoeken wordt steekproefsgewijs gecontroleerd of u de verplichtingen die uit uw erkenning voortvloeien naleeft. Omdat in de regel controle plaatsvindt door middel van steekproeven, kan het gebeuren dat tijdens de controle niet alle onregelmatigheden aan het licht komen. Het is daarom aan te raden een goede administratie van de door u voor export afgemelde voertuigen bij te houden. Hiermee voorkomt u problemen.

Hoofdstuk 4. – Overtredingen en sancties

4.1. Vaststellen van een overtreding

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

4.2. Zienswijze

In aanvulling op het Algemeen Deel geldt dat als er een reden is om naar aanleiding van een geconstateerde onregelmatigheid een sanctie op te leggen, het voornemen hiertoe aan u wordt meegedeeld door middel van een concept sanctiebrief. Voordat een sanctie aan u wordt opgelegd, krijgt u de gelegenheid om uw zienswijze kenbaar te maken. Hoe u dit kunt doen, leest u in de concept sanctiebrief. U heeft dan 3 weken na dagtekening van de brief waarbij de concept sanctie aan u wordt aangeboden de tijd om mondeling (bijvoorbeeld telefonisch) dan wel schriftelijk uw visie kenbaar te maken aan de RDW. Na 3 weken krijgt u een definitieve sanctiebrief toegezonden. Bij de totstandkoming van de definitieve sanctiebrief wordt met uw zienswijze rekening gehouden. U kunt pas bezwaar aantekenen nadat u de definitieve sanctiebrief heeft ontvangen. Onderaan de definitieve sanctiebrief staat beschreven hoe u bezwaar kunt maken en binnen welke termijn u het bezwaarschrift moet indienen.

4.3. Ingangsdatum

(zie Algemeen Deel)

In afwijking van het Algemeen deel treedt een intrekking onbepaalde tijd naar aanleiding van geconstateerde overtredingen in beginsel 1 week na dagtekening van het besluit in werking.

4.4. Verjaringstermijn

(zie Algemeen Deel)

Als grondslag voor de verjaringstermijn geldt de datum van constatering van de overtreding.

4.5. Categorisering overtredingen en stroomschema

(zie Algemeen Deel)

Hieronder worden per categorie voorbeelden van overtredingen vermeld.

4.5.1. Voorbeelden van categorie I overtredingen:

  • het gebruik van de erkenning ED op een niet (deel-)erkende vestiging van uw bedrijf;

  • voertuigen worden niet op uw bedrijfsadres aangemeld voor export;

  • het niet vernietigen van de kopie proces-verbaal van diefstal kentekenplaten maximaal 3 jaar na de exportmelding;

  • bij aanmelding voor export heeft u van de bij het voertuig behorende kentekenplaten niet de lamineercode(s) ingevoerd. Alleen wanneer de kentekenplaat niet voorzien is van een lamineercode of als de kentekenplaat niet aanwezig is als gevolg van diefstal zoals blijkt uit het proces-verbaal, hoeft u van de betreffende kentekenplaat geen lamineercode in te voeren.

  • de lamineercode die u bij aanmelding voor export heeft ingevoerd komt niet overeen met de lamineercode van de bij het voertuig behorende kentekenplaat.

  • de kentekenplaat is niet op de correcte wijze onbruikbaar gemaakt. De kentekenplaat moet doormidden geknipt zijn waarbij de lamineercode nog leesbaar moet zijn.

  • de te bewaren onbruikbaar gemaakte kentekenplaat kan niet worden getoond. De onbruikbaar gemaakte kentekenplaten van de laatste tien exportmeldingen moeten tijdens de controle getoond kunnen worden tenzij de kentekenplaten niet aanwezig waren bij de melding als gevolg van diefstal zoals blijkt uit het proces-verbaal. Tevens wordt hieronder verstaan het op onjuiste wijze bewaren van de onbruikbaar gemaakte kentekenplaten waardoor tijdens controle niet direct duidelijk is welke delen van de kentekenplaten bij elkaar horen.

4.5.2. Voorbeelden van categorie II overtredingen:

  • het niet onbruikbaar maken van de kentekenplaten meteen na het aanmelden van het betreffende voertuig voor export;

  • het niet kunnen tonen van de kopie proces-verbaal van diefstal kentekenplaten gedurende 2 jaar na de exportmelding;

  • kentekenplaten of een kopie proces-verbaal van diefstal van kentekenplaten waren/was niet aanwezig bij aanmelding;

  • het niet meegeven van het kenteken deel II voor export aan degene die het voertuig naar het buitenland brengt;

  • het uitlenen van een of meerdere blanco kentekendelen II die door de RDW aan u zijn verstrekt;

  • het niet opbergen in de afgesloten kluis van de blanco kentekendelen II die door de RDW aan u zijn verstrekt;

  • het niet melden aan de RDW van de vermissing van een blanco kentekendeel II;

  • het gebruik maken van blanco kentekendelen II die niet door de RDW aan u zijn verstrekt;

  • het niet meegeven van alle delen van het papieren kentekenbewijs (deel I A en tenaamstellingsbewijs/bedrijfsvoorraad deel I B) of de kentekencard aan degene die het voertuig naar het buitenland brengt.

4.5.3. Voorbeelden van categorie III overtredingen:

  • het aanmelden van een voertuig voor export terwijl men weet of behoorde te weten dat het voertuig gedemonteerd is of wordt.

4.5.4. Voorbeelden van categorie IV overtredingen

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • verbaal en/of fysiek geweld of dreiging daarmee;

    • niet verlenen van toegang tot uw bedrijf;

    • intimidatie.

  • fraude;

  • niet nakomen van de financiële verplichtingen na schorsing;

  • niet binnen de termijn aan de schorsingsvoorwaarden voldoen.

Het is mogelijk dat u een overtreding begaat, die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.

Meervoudige overtredingen

(zie Algemeen Deel)

In het stroomschema is uitgegaan van een enkelvoudige overtreding. Het kan voorkomen dat er bij u, bij één bedrijfsbezoek of steekproefcontrole, verschillende overtredingen worden geconstateerd. Wanneer tijdens één bedrijfsbezoek of controle meerdere overtredingen worden geconstateerd, dan wordt dit beschouwd als een meervoudige overtreding. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de categorieën van de verschillende overtredingen bij elkaar worden opgeteld en dat een sanctie wordt opgelegd die overeenkomt met de som van de categorieën.

Is echter sprake van maximaal twee overtredingen, beide van de categorie I en/of II, dan worden de categorieën niet opgeteld maar wordt een sanctie opgelegd die overeenkomt met de categorie behorend bij de zwaarste van de twee overtredingen. In alle gevallen wordt uw historie meegeteld bij het bepalen van de sanctiezwaarte.

4.6. Soorten sancties

(zie Algemeen Deel)

4.6.1. Herschouwing na intrekking voor bepaalde tijd

Na afloop van een intrekking voor bepaalde tijd wordt de intrekking automatisch door de RDW beëindigd. Wel moet uw bedrijf daarna opnieuw bezocht worden door een bedrijvencontroleur van de RDW. Dit wordt een herschouwing genoemd. Deze herschouwing dient binnen 2 weken nadat de sanctie is opgeheven plaats te vinden. De bedrijvencontroleur kondigt het bezoek kort tevoren telefonisch aan (zie voor de procedure ‘Wijze van toezicht houden’ punt 2.2 van deze bijlage). Voldoet u bij de herschouwing niet aan de eisen en/of voorschriften dan kunt u in het stroomschema zelf nagaan welke sanctie naar verwachting wordt opgelegd. Aan de herschouwing zijn kosten verbonden.

Wanneer aan uw bedrijf een intrekking voor bepaalde tijd is opgelegd anders dan voor het niet verlenen van medewerking aan de controle en herschouwing en ondanks telefonische aankondiging controle niet mogelijk is, wordt gekeken of er sprake is van een geldige verklaring als bedoeld onder 2.2 van deze bijlage. Is er van uw bedrijf geen (geldige) verklaring zoals bedoeld in 2.2 van deze bijlage dan kunt u onder dat punt lezen wat de gevolgen voor u zijn.

Wanneer aan uw bedrijf een intrekking voor bepaalde tijd is opgelegd omdat u geen medewerking heeft verleend terwijl de bedrijvencontroleur daarna gebruik heeft gemaakt van de eerder door u ingevulde en ondertekende verklaring, zoals vermeld onder 2.2 van deze bijlage, dan wordt daaraan de conclusie verbonden dat u blijvend geen medewerking verleend en volgt een intrekking voor onbepaalde tijd.

Hoofdstuk 5. – Bezwaar en beroep

5.1. Bezwaar

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

5.1.1. Hoorzitting

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.2. Waarschuwing

(zie Algemeen deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.3. Opschorten

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.2. Beroep

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

5.3. Voorlopige voorziening

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

Bijlage Bedrijfsvoorraad & Handelaarskentekenbewijzen 2018

Hoofdstuk 1 – Toelichting op de Bijlage Bedrijfsvoorraad en Handelaarskentekenbewijzen

56

1.1

Toelichting

56

1.2

Indeling

57

1.3

Titel

57

1.4

Erkenningen en bevoegdheden

57

1.5

Quarantaineregeling – Meerdere vestigingen

58

Hoofdstuk 2 – Positie van de RDW

58

2.1

Basis van het toezicht

58

2.2

Wijze van toezicht houden

58

2.3

Frequentie van het toezicht

59

Hoofdstuk 3 – Positie van de erkenninghouder

59

3.1

Eisen en voorschriften

59

3.1.1

Het verlenen van medewerking aan het toezicht

60

3.1.2

Documentatie

60

3.1.3

Erkenningsschild/sticker(s)

60

3.1.4

Financiële verplichting

60

3.1.5

Instrueren van uw personeel

60

3.1.6

Bewaarplicht stukken

60

3.1.7

Eisen aan het bedrijfsadres en de stallingslocatie

60

3.2

Maatregelen

61

3.2.1

Wachttijd bij intrekking

61

3.3

Bedrijfsvoorraadlijsten

61

Hoofdstuk 4 – Overtredingen en sancties

62

4.1

Vaststellen van een overtreding

62

4.2

Zienswijze

62

4.3

Ingangsdatum

62

4.4

Verjaringstermijn

62

4.5

Categorisering overtredingen en stroomschema

62

4.5.1

Voorbeelden van categorie I overtredingen:

63

4.5.2

Voorbeelden van categorie II overtredingen:

64

4.5.3

Voorbeelden van categorie III overtredingen

66

4.5.4

Voorbeelden van categorie IV overtredingen

66

4.6

Soorten sancties

66

4.6.1

Herschouwing na intrekking voor bepaalde tijd

66

4.6.2

Attenderen over tellerstanden

67

Hoofdstuk 5 – Bezwaar en beroep

67

5.1

Bezwaar

67

5.1.1

Hoorzitting

67

5.1.2

Waarschuwing

67

5.1.3

Opschorten

67

5.2

Beroep

67

5.3

Voorlopige voorziening

67

Hoofdstuk 6 – Handelaarskentekenbewijzen

67

6.1

Handelaarskentekenbewijs

68

6.1.1

Inleiding

68

6.1.2

Gebruik van de handelaarskentekenplaten

68

6.1.3

Categorisering en stroomschema

69

6.1.4

Soorten sancties

69

6.1.5

Stroomschema

70

6.1.6

Overige bepalingen

70

6.2

Handelaarskentekenbewijzen zonder erkenning bedrijfsvoorraad

70

6.3

Handelaarskentekenbewijzen in combinatie met de erkenning bedrijfsvoorraad

70

Stroomschema overtredingen en sancties Handelaarskentekenbewijzen

71

Hoofdstuk 1. – Toelichting op de Bijlage Bedrijfsvoorraad en Handelaarskentekenbewijzen

1.1. Toelichting

De Bijlage Bedrijfsvoorraad en Handelaarskentekenbewijzen is een bijlage bij het Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW. In deze bijlage vindt u de specifieke bepalingen voor de erkenninghouder bedrijfsvoorraad en/of een deelnemer aan de handelaarskentekenregeling. Als erkenninghouder bedrijfsvoorraad kunt u voertuigen waarvan u eigenaar bent in uw bedrijfsvoorraad opnemen. U bent verplicht om alle voertuigen die u bedrijfsmatig inkoopt aan te melden. Voor deze voertuigen gelden dan geen voertuigverplichtingen, die gelden voor kentekenplichtige voertuigen. Uw bedrijfsvoorraadvoertuigen moeten wel verzekerd zijn. Dit kan een verzekering per voertuig zijn of een verzekering die de gehele bedrijfsvoorraad dekt. Informeer hiernaar bij uw verzekeringsmaatschappij. Een handelaarskenteken mag u gebruiken voor voertuigen die ter bewerking of herstel aan u ter beschikking zijn gesteld en/of voor voertuigen die behoren tot uw bedrijfsvoorraad. Het gebruik van het handelaarskenteken moet altijd in het kader zijn van uw bedrijfsactiviteiten.

Voor een volledig beeld van het toezichtbeleid van de RDW dient u eerst het Algemeen Deel te lezen.

Zoekt u een specifiek onderwerp in deze bijlage, dan raden wij u aan het hele hoofdstuk te lezen waarin het onderwerp wordt behandeld.

1.2. Indeling

(zie Algemeen Deel)

De erkenning bedrijfsvoorraad is tevens de basis voor een aantal bevoegdheden. In deze bijlage worden de volgende bevoegdheden onderscheiden:

  • Online Registratie Export voor Handelaren (OREH);

  • Online Registratie Auto Demontage (ORAD);

  • Tenaamstelling Voertuigbedrijf (TV);

  • Versnelde Inschrijving met afzonderlijk onderzoek (VI);

De bevoegdheid Aanvraag tot het versneld inschrijven van voertuigen zonder afzonderlijk onderzoek (VI), wordt beschreven in een aparte bijlage van de Toezichtbeleidsbrief.

Naast de erkenning bedrijfsvoorraad en bijbehorende bevoegdheden is voor de voertuigbranche ook het handelaarskentekenbewijs (HKB) beschikbaar. Omdat het handelaarskentekenbewijs vaak in combinatie met de erkenning bedrijfsvoorraad wordt aangevraagd, wordt het in deze bijlage samen met de erkenning bedrijfsvoorraad behandeld.

Beschikt u niet over een erkenning bedrijfsvoorraad, maar wel over een handelaarskentekenbewijs, dan kunt u direct door naar hoofdstuk 6 van deze bijlage.

Het zwart gearceerde onderdeel van de Toezichtbeleidsbrief is van toepassing voor u als erkenninghouder bedrijfsvoorraad en/of gebruiker van handelaarskentekenbewijzen.

Bijlage 260228.png

Het is mogelijk dat u alleen over een erkenning bedrijfsvoorraad beschikt of over een erkenning bedrijfsvoorraad met onderliggende bevoegdheden. In deze bijlage wordt u dan in al deze gevallen aangesproken als erkenninghouder bedrijfsvoorraad.

Voor u geldt hoofdstuk 1 tot en met 5. Voor een combinatie met een handelaarskentekenbewijs geldt daarnaast ook hoofdstuk 6. Heeft u alleen een handelaarskentekenbewijs, leest u dan hoofdstuk 6.

1.3. Titel

Deze bijlage is getiteld: Bijlage Erkenninghouder Bedrijfsvoorraad en Handelaarskentekenbewijzen van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW.

1.4. Erkenningen en bevoegdheden

(zie Algemeen Deel)

Aan uw erkenning bedrijfsvoorraad kunnen bevoegdheden zijn gekoppeld. Mocht bij u een overtreding worden geconstateerd dan kan deze zowel betrekking hebben op de erkenning bedrijfsvoorraad als een bevoegdheid.

In het geval van een schorsing of een intrekking voor onbepaalde tijd van uw erkenning bedrijfsvoorraad heeft de sanctie ook effect op uw bevoegdheden omdat in dat geval van de bevoegdheden geen gebruik meer kan worden gemaakt. Een intrekking van de erkenning bedrijfsvoorraad voor bepaalde tijd heeft geen gevolgen voor het gebruik van de onderliggende bevoegdheden voor voertuigen die op het moment van de intrekking al in uw bedrijfsvoorraad staan. Dit betekent dat u gedurende de intrekking voor bepaalde tijd van uw erkenning bedrijfsvoorraad geen voertuigen voor demontage kunt melden die op het moment van de intrekking nog niet in uw bedrijfsvoorraad staan.

De intrekking van een bevoegdheid brengt echter geen intrekking van de erkenning als zodanig met zich mee. In hoofdstuk 4 vindt u voorbeelden van overtredingen per erkenning of bevoegdheid.

1.5. Quarantaineregeling – Meerdere vestigingen

De erkenning bedrijfsvoorraad wordt verleend aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon. Het bedrijf moet in Nederland gevestigd zijn. In het geval u een bedrijf met meerdere vestigingen heeft, kunnen ook deze nevenvestigingen door middel van een apart bedrijfsnummer onder de erkenning worden gebracht. Dit wordt een deelerkenning genoemd.

Deelerkenning

Om een nevenvestiging als zelfstandig bedrijfsonderdeel onder de werking van een erkenning te brengen, moet u per vestiging een aanvraag indienen bij de RDW. Hierbij geldt als voorwaarde dat de nevenvestiging als zodanig staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Uiteraard moet de vestiging ook voldoen aan de overige erkenningseisen. Voor aanvullende informatie over nevenvestigingen kunt u de Informatiemap voor de voertuigbranche raadplegen die u van de RDW heeft ontvangen. De meest actuele Informatiemap voor de voertuigbranche kunt u ook vinden via www.rdw.nl.

De ‘deelerkenning’ voor nevenvestigingen is een specifieke faciliteit. Deze deelerkenning houdt in dat de bedrijvencontroleur van de RDW op de deel erkende nevenvestiging informeert naar de voertuigen die daar zijn aangemeld. U moet de op een vestiging aangemelde voertuigen op de deelerkende nevenvestiging of op een verifieerbare stallingslocatie kunnen tonen. U hoeft dus op het bedrijfsadres van de hoofdvestiging geen administratie van deze voertuigen bij te houden. Aan een deelerkenning kunnen ook de bevoegdheden Online Registratie Export voor Handelaren (OREH), Online Registratie Auto Demontage (ORAD), Versnelde Inschrijving (VI) of Tenaamstellen Voertuigbedrijf (TV) worden toegekend. De aan de deelerkenning verleende bevoegdheden mogen alleen worden gebruikt voor voertuigen die in die betreffende bedrijfsvoorraad zijn aangemeld.

Ook kan de nevenvestiging een eigen handelaarskentekenbewijs aanvragen. Het aan een nevenvestiging afgegeven handelaarskentekenbewijs mag alleen worden gebruikt voor voertuigen die in de bedrijfsvoorraad van die nevenvestiging zijn aangemeld of in verband met de op die nevenvestiging uit te voeren herstelwerkzaamheden.

Wordt de erkenning van een hoofd- of nevenvestiging (voor bepaalde of onbepaalde tijd) ingetrokken, dan mogen daar gedurende de intrekkingsperiode geen activiteiten plaatsvinden die verband houden met de erkenning bedrijfsvoorraad. U wordt er met klem op gewezen dat het niet is toegestaan dat voertuigen uit de bedrijfsvoorraad van een andere vestiging van uw bedrijf op het terrein van, of in de directe omgeving van de ingetrokken vestiging aanwezig zijn. Overtredingen van dit voorschrift kan intrekking van de erkenning bedrijfsvoorraad en ongeldigverklaring van de handelaarskenteken-bewijzen van de gehele onderneming tot gevolg hebben.

Hoofdstuk 2. – Positie van de RDW

2.1. Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de verleende erkenning bedrijfsvoorraad, op de bijbehorende bevoegdheden en op het gebruik van de handelaarskentekenbewijzen. De basis van het toezicht is vastgelegd in de Wegenverkeerswet 1994, het Kentekenreglement, de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad en de Regeling handelaarskentekens en -kentekenbewijzen.

2.2. Wijze van toezicht houden

De RDW houdt toezicht op de erkenning bedrijfsvoorraad en de bijbehorende bevoegdheden door middel van controlebezoeken, administratieve controles en fysieke controles. Voor wat betreft de bevoegdheid Versnelde Inschrijving met afzonderlijk onderzoek gaat het letterlijk om controles van de voertuigen zelf waarvoor een inschrijving is aangevraagd. Bovendien wordt bij het toezicht gebruik gemaakt van signaleringen van andere instanties zoals de Belastingdienst en Douane ten behoeve van Risico Gestuurd Toezicht.

Risico Gestuurd Toezicht

Risico Gestuurd Toezicht houdt kortgezegd in dat bedrijven waar overtredingen en/of signalen geconstateerd zijn vaker het onderwerp van toezicht kunnen zijn. Bedrijven die minder goed of slecht presteren op het gebied van naleving van de regels zullen vaker gecontroleerd worden dan bedrijven die aantoonbaar de regels en instructies goed naleven.

Controlebezoeken

De controlebezoeken worden uitgevoerd door bedrijvencontroleurs van de RDW en worden in de regel van te voren telefonisch aangekondigd. U wordt op werkdagen tussen 8:00 uur en 17:00 uur gebeld op het bij de RDW bekende telefoonnummer. U bent er zelf verantwoordelijk voor dat de RDW over het juiste telefoonnummer beschikt. De bedrijvencontroleur belt niet met nummerherkenning. U kunt hieraan echter geen rechten ontlenen. U bent er zelf voor verantwoordelijk dat de bedrijvencontroleur het bezoek telefonisch kan aankondigen.

Bij geen gehoor worden, verspreid over verschillende werkdagen, maximaal twee nieuwe pogingen ondernomen om het bezoek aan te kondigen. De bedrijvencontroleurs spreken geen antwoordapparaten of voicemails in. Als na maximaal (in totaal) drie pogingen geen controlebezoek kan plaatsvinden, bezoekt de bedrijvencontroleur uw bedrijf onaangekondigd.

Wordt bij aankomst in uw bedrijf niemand aangetroffen die gemachtigd is om medewerking aan de controle te verlenen, dan laat de bedrijvencontroleur een kaartje achter waaruit blijkt dat hij bij uw bedrijf is geweest. De RDW stuurt u vervolgens een ‘verklaring controle erkenning en/of handelaarskentekens en -kentekenbewijzen’ toe. Op deze verklaring kunt u maximaal drie telefoonnummers invullen waarop u bereikbaar bent of waarop een door u gemachtigde persoon bereikbaar is. U dient dit formulier ingevuld en binnen de daarvoor gestelde termijn naar de RDW te sturen. Doet u dit niet of brengt u toevoegingen op het formulier aan, dan kan dit leiden tot een schorsing van uw erkenning voor de duur van zes weken.

Na ontvangst door de RDW van de ingevulde en ondertekende verklaring zal de bedrijvencontroleur vervolgens een onaangekondigd bezoek plannen. Als er wederom niemand wordt aangetroffen die gemachtigd is om medewerking aan de controle te verlenen, dan probeert de bedrijvencontroleur u op de opgegeven telefoonnummers te bereiken. U of een door u gemachtigd persoon moet dan binnen 15 minuten op het bedrijfsadres aanwezig zijn. Stuurt u de verklaring niet terug of komt het na de uitgevoerde belpogingen niet tot een controlebezoek omdat er niemand is die namens uw bedrijf een controle mogelijk kan maken, dan wordt daaraan de conclusie worden verbonden dat geen medewerking is verleend aan het toezicht en wordt een tijdelijke intrekking van de erkenning van 6 weken worden opgelegd.

Wanneer in verband met langdurige afwezigheid uw bedrijf gesloten is en er geen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden zodat controle op de erkenning en/of handelaarskentekenbewijzen niet mogelijk is, dan brengt u de RDW hiervan tijdig schriftelijk op de hoogte.

Daarnaast kunnen meldingen van de onder paragraaf 4.1 van het Algemeen Deel genoemde organisaties of personen reden zijn een onderzoek in te stellen en aanleiding geven tot een (onaangekondigd) controlebezoek door de RDW.

2.3. Frequentie van het toezicht

De frequentie van het periodieke toezicht door middel van controlebezoeken is in beginsel 1 keer per 3 jaar. Er wordt risico gestuurd toezicht toegepast op basis van risicoprofielen. Naar aanleiding daarvan wordt voor uw bedrijf de bezoekfrequentie bepaald en daardoor kan uw bedrijf vaker worden bezocht dan 1 keer per 3 jaar.

Hoofdstuk 3. – Positie van de erkenninghouder

Als u in bezit bent van de erkenning bedrijfsvoorraad en handelaarskentekenbewijzen en eventueel bijbehorende bevoegdheden, heeft u de mogelijkheid om de registratie ten aanzien van voertuig-verplichtingen te wijzigen. Deze erkenning brengt dus een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Daarom houdt de RDW toezicht op uw erkenning.

3.1. Eisen en voorschriften

Naast de in het Algemeen Deel genoemde verplichtingen om in aanmerking te komen en te blijven voor de erkenning bedrijfsvoorraad, moet u aan een aantal andere eisen voldoen. U moet blijvend beschikken over:

  • een inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel die voldoet aan alle eisen;

  • een deugdelijke afsluitbare voorziening, dit kan bijvoorbeeld een kast zijn die op slot kan. De afsluitbare voorziening is niet voorzien van wieltjes en is ook niet draagbaar; en

  • een locatie voor het stallen van uw bedrijfsvoorraadvoertuigen niet zijnde de openbare weg.

Als u niet meer aan deze verplichtingen voldoet, leidt dat tot een schorsing van de erkenning bedrijfsvoorraad en eventueel aan u afgegeven bevoegdheden die onder de erkenning bedrijfsvoorraad vallen. Hierover vindt u meer in paragraaf 3.2 van het Algemeen Deel.

Voor de bevoegdheid OREH dient u op uw bedrijfsadres blijvend te beschikken over een door de RDW goedgekeurde kluis voor het bewaren van alle documenten en bescheiden.

De kluis moet geschikt zijn voor opslag van de blanco kentekenbewijzen deel II (A4-formaat)

en minimaal voldoen aan de Europese norm EN 14 450 Securitylevel 1. Meer informatie hierover kunt u vinden op de site van de Vereniging Geld- en Waardeberging (VGW) www.geldenwaardeberging.nl.

Als u niet meer aan deze verplichting voldoet, leidt dat tot een schorsing van de bevoegdheid. Hierover vindt u meer in paragraaf 3.2 van het Algemeen Deel.

3.1.1. Het verlenen van medewerking aan het toezicht

U bent verplicht mee te werken aan het toezicht door de RDW. Dit betekent dat u de te controleren voertuigen behorende tot de bedrijfsvoorraad, de door u aangevraagde kentekencards, bewaarde kentekencards t.b.v. mogelijke export, toestemmingsverklaringen, machtigingsformulieren en de voor de erkenning relevante administratie ter beschikking van de bedrijvencontroleur moet stellen en dat u aan de bedrijvencontroleur de gevraagde informatie verstrekt.

3.1.2. Documentatie

Bij de aanvraag van uw erkenning bent u gewezen op de Informatiemap voor de voertuigbranche. Hierin staan diverse procedures beschreven. U kunt de complete tekst van de Informatiemap voor de voertuigbranche vinden op www.rdw.nl. Als er wijzigingen in de Informatiemap voor de voertuigbranche plaatsvinden, krijgt u geen nieuwe versie toegezonden. Ik adviseer u daarom regelmatig de website van de RDW te raadplegen om na te gaan of er wijzigingen hebben plaatsgevonden.

3.1.3. Erkenningsschild/sticker(s)

Als aan u een intrekking voor onbepaalde tijd wordt opgelegd, moet u naast de in het Algemeen Deel genoemde stukken ook per direct inleveren bij de RDW:

  • alle bedrijfsvoorraadpassen;

  • alle blanco kentekenbewijzen deel II die u in bezit heeft (bevoegdheid OREH).

3.1.4. Financiële verplichting

In afwijking van het Algemeen deel gaat de financiële schorsing in beginsel 1 week na dagtekening van het besluit in.

3.1.5. Instrueren van uw personeel

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

3.1.6. Bewaarplicht stukken

Voor de bevoegdheid Online Registratie Export Handelaren (OREH) moet u in plaats van een afsluitbare voorziening, zoals in het Algemeen Deel genoemd staat, voor het volgende gebruik maken van een inbraakwerende kluis:

  • blanco kentekenbewijzen deel II t.b.v. export;

Voor de overige zaken en voor de overige bevoegdheden kunt u volstaan met een afsluitbare voorziening, zoals in het Algemeen Deel is beschreven.

3.1.7. Eisen aan het bedrijfsadres en de stallingslocatie

Bij de aanvraag en controle van de erkenning wordt onderzocht of u voldoet aan de erkenningseisen. Hiervoor geldt dat u op uw bedrijfsadres aan een aantal voorwaarden voldoet.

Bedrijfsadres

Het bedrijfsadres en de stallingslocatie moeten voldoen aan een aantal basiseisen zodat de bedrijfsactiviteiten en administratie op een veilige manier uitgevoerd kunnen worden.

De basiseisen die aan uw bedrijfsadres gesteld worden, zijn:

Bedrijfsadres:

Het bedrijfsadres is het adres dat als bezoekadres bij de Kamer van Koophandel is opgegeven. Dit is het adres dat de bedrijvencontroleur bezoekt voor schouwing en controle. Het is daarom belangrijk dat het huisnummer goed leesbaar is vanaf de openbare weg.

Pand:

Het bedrijfsadres bestaat uit een pand, woonwagen of een kantoorunit. Een eenvoudig verplaatsbaar of verrijdbaar pand zoals bijvoorbeeld een caravan, auto, (zee-) container, (schaft-)keet of een andere aanhangwagen met opbouw is niet toegestaan.

Verlichting en verwarming:

Het bedrijfsadres moet voldoende verlicht zijn. Ook moet het bedrijfsadres voldoende verwarmd zijn. Goed verwarmd houdt in dat de gemiddelde temperatuur minimaal 15 graden Celsius is. De verwarming moet van een dusdanige capaciteit zijn dat de ruimte na het openen van de deuren voldoende verwarmd is en blijft. De verwarming van de ruimte moet op een veilige manier zijn uitgevoerd. Dit houdt onder andere in dat de verwarmingsapparaten waarin een brander is gemonteerd, deze brander niet direct van buitenaf te benaderen mag zijn. Dit dient origineel en deugdelijk te zijn uitgevoerd. De inlaatgassen moeten op deugdelijke manier van buitenaf aangevoerd worden. De uitlaatgassen hiervan moeten op deugdelijke manier naar de buitenlucht afgevoerd worden. Het zogenaamde open vuur is niet toegestaan.

Faciliteiten:

Op uw bedrijfsadres moet u de beschikking hebben over een deugdelijke tafel of bureau en een deugdelijke stoel zodat de bedrijvencontroleur de rapportage kan opmaken. Ook moet u over een deugdelijke toiletruimte te beschikken.

Stallingslocatie

Ook moet u de beschikking hebben over een verifieerbare locatie voor het stallen van uw bedrijfsvoorraadvoertuigen. Dit mag niet de openbare weg zijn. De stallingslocatie hoeft niet op uw bedrijfsadres te zijn, maar moet wel gelegen zijn in Nederland of maximaal 25 kilometer van de Nederlandse grens (hemelsbreed gemeten vanaf het dichtstbijzijnde punt van de grens). Als de stallingslocatie niet bij het bedrijfsadres gelegen is dan moet u aantonen dat u eigenaar van de stallingslocatie bent of dat u een schriftelijke bevestiging van toestemming heeft dat het gebruik van de locatie is toegestaan. Dit kan bijvoorbeeld een huurovereenkomst zijn.

De voertuigen die in uw bedrijfsvoorraad staan, moeten zodanig worden gestald dat de bedrijvencontroleur op veilige wijze de voertuigen kan controleren.

3.2. Maatregelen

(zie Algemeen Deel)

3.2.1. Wachttijd bij intrekking

(zie Algemeen deel)

Wanneer u een aanvraag voor een erkenning en/of bevoegdheid indient, dan wordt deze aanvraag geweigerd als in de twaalf weken voorafgaand aan uw aanvraag een reeds dezelfde aan u afgegeven erkenning en/of bevoegdheid is ingetrokken. In het geval dat een aan u reeds afgegeven erkenning binnen 30 maanden twee keer of meer is ingetrokken, wordt de aanvraag geweigerd tot zes maanden na de laatste intrekking.

3.3. Bedrijfsvoorraadlijsten

Tijdens de controlebezoeken wordt steekproefsgewijs gecontroleerd of u de verplichtingen die uit uw erkenning voortvloeien naleeft. Voertuigen die zijn gesloopt, geëxporteerd of verkocht mogen niet in uw bedrijfsvoorraad voorkomen. Omdat in de regel controle plaatsvindt door middel van steekproeven, kan het gebeuren dat tijdens de controle niet alle onregelmatigheden aan het licht komen. Het is daarom aan te raden regelmatig bedrijfsvoorraadlijsten van uw actuele bedrijfsvoorraad aan te vragen en aan de hand daarvan uw bedrijfsvoorraad na te lopen. Hiermee voorkomt u problemen.

U kunt ook een bedrijfsvoorraadlijst aanvragen van voertuigen die vanuit het buitenland zijn ingevoerd en op uw verzoek zijn ingeschreven in het kentekenregister door deze voertuigen ter keuring bij de RDW aan te bieden. Deze voertuigen behoren tot uw bedrijfsvoorraad en hiervoor gelden dezelfde regels als voor uw overige bedrijfsvoorraad.

Stelt u vast dat er voertuigen onterecht in uw bedrijfsvoorraad zijn geregistreerd, dan moet u die registratie beëindigen, bijvoorbeeld door contact op te nemen met de nieuwe eigenaar. Als u zelf alle mogelijke actie heeft ondernomen, maar dit niet tot resultaat heeft geleid, moet u zich tot de RDW wenden met bewijsstukken van tot dan toe ondernomen acties.

Heeft u een voertuig uit het buitenland ter keuring bij de RDW aangeboden en daarbij verzocht om inschrijving in het kentekenregister dan mag u het voertuig aan een ander RDW-erkend bedrijf (bedrijfsvoorraad) verkopen zonder dat het voertuig wordt tenaamgesteld. U blijft in het kader van de Versnelde Inschrijving met afzonderlijk onderzoek ketenverantwoordelijke voor dit voertuig tot de tenaamstelling. Dit betekent dat u een sanctie kunt krijgen wanneer u het voertuig heeft verkocht aan een erkend bedrijf maar het erkende bedrijf, dat het voertuig heeft gekocht, niet zorgt voor tenaamstelling bij levering aan een niet-erkenninghouder.

Beschikt u over de bevoegdheden Online Registratie Export voor Handelaren (OREH) en/of Online Registratie Auto Demontage (ORAD) en is een voertuig respectievelijk geëxporteerd of gedemonteerd? Dan moet u het voertuig zelf alsnog afmelden via de applicaties.

Hoe u aan de actuele bedrijfsvoorraadlijsten komt, kunt u lezen in de Informatiemap voor de voertuigbranche en via www.rdw.nl.

Hoofdstuk 4. – Overtredingen en sancties

4.1. Vaststellen van een overtreding

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

4.2. Zienswijze

In aanvulling op het Algemeen Deel geldt dat als er een reden is om naar aanleiding van een geconstateerde onregelmatigheid een sanctie op te leggen, het voornemen hiertoe aan u wordt meegedeeld door middel van een concept sanctiebrief. Voordat een sanctie aan u wordt opgelegd, krijgt u de gelegenheid om uw zienswijze kenbaar te maken. Hoe u dit kunt doen, leest u in de concept sanctiebrief. U heeft 3 weken na dagtekening van de brief waarbij de concept sanctie aan u wordt aangeboden de tijd om mondeling (bijvoorbeeld telefonisch) dan wel schriftelijk uw visie kenbaar te maken aan de RDW. Na 3 weken krijgt u een definitieve sanctiebrief toegezonden. Bij de totstandkoming van de definitieve brief wordt met uw zienswijze rekening gehouden. U kunt pas bezwaar aantekenen nadat u de definitieve sanctiebrief heeft ontvangen.

4.3. Ingangsdatum

(zie Algemeen Deel)

In afwijking van het Algemeen deel treedt een intrekking voor bepaalde en onbepaalde tijd naar aanleiding van geconstateerde overtredingen in beginsel 1 week na dagtekening van het besluit in werking.

4.4. Verjaringstermijn

(zie Algemeen Deel)

Als grondslag voor de verjaringstermijn geldt de datum van constatering van de overtreding.

4.5. Categorisering overtredingen en stroomschema

(Zie algemeen Deel)

Hieronder worden per categorie voorbeelden van overtredingen vermeld, onderverdeeld naar erkenning en bevoegdheden.

4.5.1. Voorbeelden van categorie I overtredingen:

Erkenning bedrijfsvoorraad:

  • een voertuig dat is gekocht van een ander erkend bedrijf is niet onmiddellijk aangemeld in bedrijfsvoorraad. Het voertuig is wel binnen 5 werkdagen in bedrijfsvoorraad aangemeld;

  • het in verband met verkoop niet meegeven van het tijdelijk documentnummer en de tenaamstellingscode ten behoeve van overschrijving van het voertuig. Het voertuig is achtergehouden;

  • het voeren van een onoverzichtelijke administratie waardoor effectieve en efficiënte controle niet mogelijk is;

  • bescheiden met betrekking tot de erkenning bedrijfsvoorraad en/of bevoegdheden liggen op een niet-deel erkende of andere deel erkende vestiging;

  • het niet ontwaarden van (delen van) het papieren kentekenbewijs of het niet ontwaarden van de kentekencard, terwijl deze ook niet was/waren opgeborgen in de afgesloten afsluitbare voorziening;

  • het niet meteen afgeven van een vrijwaringsbewijs aan de vorige eigenaar/houder terwijl voertuig in bedrijfsvoorraad is aangemeld;

  • kentekencards van voertuigen in bedrijfsvoorraad, bedrijfsvoorraadpas(sen), uitgeprinte tenaamstellingscodes, uitgeprinte tijdelijke documentnummers en alle overige in het kader van de erkenning aan het erkende bedrijf verstrekte documenten en bescheiden zijn niet opgeborgen in de afgesloten afsluitbare voorziening op het bedrijfsadres;

  • het niet binnen 1 werkdag (waarbij wordt uitgegaan van 24 uur na het bezoek van de bedrijvencontroleur) indienen van een Correctieverzoek Tellerstand bij een geconstateerde invoer van een onjuiste tellerstand of van het ten onrechte hebben opgegeven dat het voertuig niet is voorzien van een teller (ingevoerde keuze is ‘geen teller’)

  • bij aanmelding in bedrijfsvoorraad het invoeren van de onjuiste tellerstand van het voertuig, van een voertuig dat is voorzien van een kilometer- of mijlenteller. Van een voertuig dat is voorzien van een teller moet u de tellerstand opgeven zoals deze op het moment van aanmelding in bedrijfsvoorraad kan worden afgelezen in het voertuig.

  • bij aanmelding in bedrijfsvoorraad ten onrechte opgegeven dat het voertuig niet is voorzien van een teller (ingevoerde keuze is ‘geen teller’) terwijl het voertuig is voorzien van een kilometer- of mijlenteller. Van een voertuig dat is voorzien van een teller moet u de tellerstand opgeven zoals deze op dat moment kan worden afgelezen in het voertuig. Is er sprake van een eenvoudig op te lossen storing, bijvoorbeeld een lege accu opladen of (tijdelijk) vervangen, dan moet u zorgen dat u voor de aanmelding in de bedrijfsvoorraad alsnog de juiste tellerstand kunt aflezen en in het scherm kunt invullen.

Online Registratie Export voor Handelaren (OREH):

  • het gebruik van de bevoegdheid OREH op een niet-deel erkende nevenvestiging of op een andere deel erkende vestiging van dezelfde rechtspersoon;

  • het niet binnen 1 werkdag (waarbij wordt uitgegaan van 24 uur na het bezoek van de bedrijvencontroleur) indienen van een Correctieverzoek Tellerstand bij een geconstateerde invoer van een onjuiste tellerstand of van het ten onrechte hebben opgegeven dat het voertuig niet is voorzien van een teller (ingevoerde keuze is ‘geen teller’)

  • bij aanmelding voor export het invoeren van de onjuiste tellerstand van het voertuig, van een voertuig dat is voorzien van een kilometer- of mijlenteller. Van een voertuig dat is voorzien van een teller moet u de tellerstand opgeven zoals deze op het moment van de exportmelding kan worden afgelezen in het voertuig.

  • bij aanmelding voor export heeft u ten onrechte opgegeven dat het voertuig niet is voorzien van een teller (ingevoerde keuze is ‘geen teller’) terwijl het voertuig is voorzien van een kilometer- of mijlenteller. Van een voertuig dat is voorzien van een teller moet u de tellerstand opgeven zoals deze op dat moment kan worden afgelezen in het voertuig. Is er sprake van een eenvoudig op te lossen storing, bijvoorbeeld een lege accu opladen of (tijdelijk) vervangen, dan moet u zorgen dat u voor de exportmelding alsnog de juiste tellerstand kunt aflezen en in het scherm kunt invullen.

  • bij aanmelding voor export heeft u van de bij het voertuig behorende kentekenplaten niet de lamineercode(s) ingevoerd. Alleen wanneer de kentekenplaat niet voorzien is van een lamineercode, hoeft u geen lamineercode in te voeren.

  • de lamineercode die u bij aanmelding voor export heeft ingevoerd komt niet overeen met de lamineercode van de bij het voertuig behorende kentekenplaat.

  • de kentekenplaat is niet op de correcte wijze onbruikbaar gemaakt. De kentekenplaat moet doormidden geknipt zijn waarbij de lamineercode nog leesbaar moet zijn.

  • de te bewaren onbruikbaar gemaakte kentekenplaat kan niet worden getoond. De onbruikbaar gemaakte kentekenplaten van de laatste tien exportmeldingen moeten tijdens de controle getoond kunnen worden. Tevens wordt hieronder verstaan het op onjuiste wijze bewaren van de onbruikbaar gemaakte kentekenplaten waardoor tijdens controle niet direct duidelijk is welke delen van de kentekenplaten bij elkaar horen.

Online Registratie Auto Demontage (ORAD):

  • het gebruik van de bevoegdheid ORAD op een niet-deel erkende nevenvestiging of op een andere deel erkende vestiging van dezelfde rechtspersoon;

  • de kentekenplaat is niet op de correcte wijze onbruikbaar gemaakt. De kentekenplaat moet doormidden geknipt zijn waarbij de lamineercode nog leesbaar moet zijn.

  • bij aanmelding voor demontage het invoeren van de onjuiste tellerstand van het voertuig, van een voertuig dat is voorzien van een kilometer- of mijlenteller. Van een voertuig dat is voorzien van een teller moet u de tellerstand opgeven zoals deze op het moment van aanmelding voor demontage kan worden afgelezen in het voertuig.

  • bij aanmelding voor demontage heeft u ten onrechte opgegeven dat het voertuig niet is voorzien van een teller (ingevoerde keuze is ‘geen teller’) terwijl het voertuig is voorzien van een functionerende kilometer- of mijlenteller. Van een voertuig dat is voorzien van een functionerende teller moet u de tellerstand opgeven zoals deze op dat moment kan worden afgelezen in het voertuig.

  • de kentekenplaat is niet op de correcte wijze onbruikbaar gemaakt. De kentekenplaat moet doormidden geknipt zijn waarbij de lamineercode nog leesbaar moet zijn.

  • de te bewaren onbruikbaar gemaakte kentekenplaat kan niet binnen 5 werkdagen na aanmelding voor demontage worden getoond. De onbruikbaar gemaakte kentekenplaten van de laatste tien demontagemeldingen moeten tijdens de controle getoond kunnen worden.

    Tevens wordt hieronder verstaan het op onjuiste wijze bewaren van de onbruikbaar gemaakte kentekenplaten waardoor tijdens controle niet direct duidelijk is welke delen van de kentekenplaten bij elkaar horen.

Tenaamstelling Voertuigbedrijf (TV):

  • wilsverklaringen zijn niet vernietigd na de bewaarperiode van 3 jaar;

  • machtigingsformulieren zijn niet vernietigd na de bewaarperiode van 3 jaar;

  • het niet gelijk meegeven (aan natuurlijk persoon of gemachtigde van de rechtspersoon die is verschenen) of gelijk opsturen (ingeval van een tenaamstelling waarbij de nieuwe eigenaar/houder of diens gemachtigde niet tijdens de tenaamstelling aanwezig is) van het tenaamstellingsverslag voorzien van het eerste deel van de tenaamstellingscode aan de nieuwe eigenaar/houder van het voertuig (tenzij er sprake is van een verstrekkingsvoorbehoud).

  • het niet binnen 1 werkdag (waarbij wordt uitgegaan van 24 uur na het bezoek van de bedrijvencontroleur) indienen van een Correctieverzoek Tellerstand bij een geconstateerde invoer van een onjuiste tellerstand of van het ten onrechte hebben opgegeven dat het voertuig niet is voorzien van een teller (ingevoerde keuze is ‘geen teller’)

  • bij de tenaamstelling het invoeren van de onjuiste tellerstand van het voertuig, van een voertuig dat is voorzien van een kilometer- of mijlenteller. Van een voertuig dat is voorzien van een teller moet u de tellerstand opgeven zoals deze op dat moment kan worden afgelezen in het voertuig.

  • bij de tenaamstelling heeft u ten onrechte opgegeven dat het voertuig niet is voorzien van een teller (ingevoerde keuze is ‘geen teller’) terwijl het voertuig is voorzien van een kilometer- of mijlenteller. Van een voertuig dat is voorzien van een teller moet u de tellerstand opgeven zoals deze op dat moment kan worden afgelezen in het voertuig. Is er sprake van een eenvoudig op te lossen storing, bijvoorbeeld een lege accu opladen of (tijdelijk) vervangen, dan moet u zorgen dat u voor de tenaamstelling alsnog de juiste tellerstand kunt aflezen en in het scherm kunt invullen.

4.5.2. Voorbeelden van categorie II overtredingen:

  • Erkenning bedrijfsvoorraad:

    • - parkeren/stallen van of rijden met bedrijfsvoorraadvoertuigen op de openbare weg;

  • het voertuig niet binnen 5 werkdagen na aanmelding in bedrijfsvoorraad kunnen tonen op bedrijfsadres of op een verifieerbare stallingslocatie binnen Nederland of in België of Duitsland maximaal 25 kilometer hemelsbreed vanaf de Nederlandse grens gemeten. Wanneer er een vermoeden van misbruik van de erkenning of fraude is dan moet het voertuig in afwijking van de eerder genoemde termijn binnen een door de RDW vastgestelde termijn getoond kunnen worden op een door u op te geven adres;

  • een voertuig aanmelden in bedrijfsvoorraad met taxikentekenplaten;

  • een voertuig aanmelden in bedrijfsvoorraad terwijl de bij het voertuig behorende kentekenplaat/kentekenplaten niet bij het voertuig aanwezig zijn. Een uitzondering hierop vormt een voertuig dat op het moment van aanmelding in bedrijfsvoorraad voorzien is van de status Wacht Op Keuren (WOK);

  • het opnemen van leen-, huur- of demovoertuigen in bedrijfsvoorraad waarbij het de bedoeling is om het voertuig na opname in de bedrijfsvoorraad weer in te zetten als leen-, huur- of demovoertuig;

  • een voertuig uit de bedrijfsvoorraad uitlenen, verhuren of gebruiken als demovoertuig.

  • een voertuig ten onrechte niet aanmelden in de bedrijfsvoorraad terwijl het eigendom is verkregen en de kentekencard met de tenaamstellingscode of het kentekenbewijs deel IB met het overschrijvingsbewijs (deel II) aan u is overhandigd. De vorige eigenaar/houder zijnde een natuurlijk of rechtspersoon is ten onrechte aansprakelijk gebleven voor alle voertuigverplichtingen;

  • het opnemen van een voertuig in de bedrijfsvoorraad zonder de bedoeling het voertuig te verkopen;

  • een verzoek tot inschrijving van een voertuig door middel van afzonderlijk onderzoek zonder de bedoeling het voertuig te verkopen;

  • het afgeven dan wel uitlenen van uw bedrijfsvoorraadpas(sen) aan anderen dan uw personeel;

  • het gebruik maken van een bedrijfsvoorraadpas die door de RDW aan een ander bedrijf is verstrekt;

  • het niet beëindigen van de registratie in bedrijfsvoorraad nadat het voertuig is verkocht of is verkocht in verband met export of demontage of door u zelf is geëxporteerd of gedemonteerd;

  • wanneer het voertuig bij opname in bedrijfsvoorraad nog beschikte over een papieren kentekenbewijs:

    Bij aanmelding in bedrijfsvoorraad was het deel II (overschrijvingsbewijs/kopie deel III) niet aanwezig;

  • een voertuig dat voor 1-1-2014 is gekocht van een ander erkend bedrijf ten onrechte niet binnen 5 werkdagen aanmelden in bedrijfsvoorraad terwijl het bedrijfsvoorraad deel 1B en overschrijvingsbewijs (deel II) aan u zijn overhandigd; een voertuig dat na 1-1-2014 is gekocht van een ander erkend bedrijf ten onrechte niet binnen 5 werkdagen aanmelden in bedrijfsvoorraad terwijl het tijdelijk documentnummer dan wel de kentekencard van de verkoper en de tenaamstellingscode aan u zijn overhandigd;

  • het in verband met verkoop niet meteen meegeven van het tijdelijk documentnummer en de tenaamstellingscode ten behoeve van overschrijving van het voertuig.

Online Registratie Export voor Handelaren (OREH):

  • het niet onbruikbaar maken van de kentekenplaten meteen na het aanmelden van het betreffende voertuig voor export;

  • het niet opbergen in de afgesloten kluis van de blanco kentekendelen II die door de RDW aan u zijn verstrekt;

  • het niet meegeven van een kenteken deel II voor export aan degene die het voertuig naar het buitenland brengt;

  • het niet meegeven van alle delen van het papieren kentekenbewijs (deel 1A en bedrijfsvoorraad deel 1B) of de bewaarde kentekencard t.b.v. export dan wel de door u op uw eigen (bedrijfs)naam aangevraagde kentekencard aan degene die het voertuig naar het buitenland brengt;

  • het uitlenen van een of meerdere blanco kentekendelen II die door de RDW aan u zijn verstrekt;

  • het gebruik maken van blanco kentekendelen II die niet door de RDW aan u zijn verstrekt;

Online Registratie Auto Demontage (ORAD):

  • het niet onbruikbaar maken van de kentekenplaten meteen na het aanmelden van het betreffende voertuig voor demontage.

Tenaamstelling Voertuigbedrijf (TV):

  • het niet kunnen tonen van de wilsverklaring terwijl er sprake is van een betwist houderschap;

  • het niet door de koper laten ondertekenen van een wilsverklaring;

  • het niet opbergen van de wilsverklaringen in de afgesloten afsluitbare voorziening dan wel het niet digitaal opslaan van de wilsverklaring. Voor het digitaal opslaan van de wilsverklaring geldt dat dit is toegestaan mits de digitale omgeving waarin de wilsverklaring wordt bewaard beveiligd is zodat onbevoegden geen toegang hebben tot de digitale bewaarplaats, er een recente back-up beschikbaar is, de back-up beveiligd is zodat onbevoegden geen toegang hebben tot de gegevens, de wilsverklaring goed leesbaar is, de handtekening duidelijk herkenbaar is en de gevraagde wilsverklaring binnen redelijke termijn aan de bedrijvencontroleur getoond kan worden;

  • het niet bewaren van de wilsverklaringen minimaal 2 jaar na de datum van de tenaamstelling;

  • het uitvoeren van een tenaamstelling zonder dat de wilsverklaring voorafgaand aan de koper is voorgelegd;

  • het niet kunnen tonen van een ingevulde machtiging terwijl er sprake is van een betwist houderschap;

  • het niet opbergen van een ingevulde machtiging in de afgesloten afsluitbare voorziening dan wel het niet digitaal opslaan van de ingevulde en ondertekende machtiging. Voor het digitaal opslaan van de machtiging geldt dat dit is toegestaan mits de digitale omgeving waarin de machtiging wordt bewaard beveiligd is zodat onbevoegden geen toegang hebben tot de digitale bewaarplaats, er een recente back-up beschikbaar is, de back-up beveiligd is zodat onbevoegden geen toegang hebben tot de gegevens, de machtiging goed leesbaar is, de handtekening duidelijk herkenbaar is en de gevraagde machtiging binnen redelijke termijn aan de bedrijvencontroleur getoond kan worden;

  • het niet door de tekenbevoegde laten ondertekenen van een machtiging;

  • het niet bewaren van een ingevulde machtiging minimaal 2 jaar na de datum van de tenaamstelling;

  • het uitvoeren van een tenaamstelling zonder dat de aanvrager daartoe een machtiging heeft verleend;

  • de tenaamstelling niet op het bedrijfsadres (waaraan de bevoegdheid is toegekend) uitvoeren.

Versnelde inschrijving met afzonderlijk onderzoek (VI):

  • bij verkoop, van een voertuig waarvoor versneld een aanvraag van de inschrijving met afzonderlijk onderzoek is aangevraagd, aan een ander dan een RDW erkend bedrijf, heeft u er niet op toegezien dat het voertuig is tenaamgesteld.

4.5.3. Voorbeelden van categorie III overtredingen

Erkenning bedrijfsvoorraad:

  • het aanmelden van een voertuig in de bedrijfsvoorraad terwijl u (als erkende bedrijf) geen eigenaar van dit voertuig bent;

  • het aanvragen van een inschrijving met afzonderlijk onderzoek van een voertuig waarvan u geen eigenaar bent.

Online Registratie Export voor Handelaren (OREH):

  • het aanmelden van een voertuig voor export terwijl het niet de bedoeling is om het voertuig te exporteren maar te demonteren.

Online Registratie Auto Demontage (ORAD):

  • het aanmelden van een voertuig voor demontage terwijl het niet de bedoeling is om het voertuig te demonteren.

4.5.4. Voorbeelden van categorie IV overtredingen

Onderstaande geldt voor de erkenning en voor alle bevoegdheden:

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • niet verlenen van toegang tot uw bedrijf;

    • het weigeren om medewerking te verlenen;

    • verbaal en/of (fysiek) geweld of dreiging daarmee;

    • intimidatie;

  • fraude;

  • niet nakomen van de financiële verplichtingen na schorsing;

  • niet binnen de termijn aan de schorsingsvoorwaarden voldoen.

Het is mogelijk dat u een overtreding begaat, die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.

Meervoudige overtredingen

(zie Algemeen Deel)

In het stroomschema is uitgegaan van een enkelvoudige overtreding. Het kan voorkomen dat er bij u, bij één bedrijfsbezoek of steekproefcontrole, verschillende overtredingen worden geconstateerd. Wanneer tijdens één bedrijfsbezoek of controle meerdere overtredingen worden geconstateerd, dan wordt dit beschouwd als een meervoudige overtreding. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de categorieën van de verschillende overtredingen bij elkaar worden opgeteld en dat een sanctie wordt opgelegd die overeenkomt met de som van de categorieën. Een constatering die betrekking heeft op tellerstanden wordt hierbij niet meegenomen.

Is echter sprake van maximaal twee overtredingen, beide van de categorie I en/of II, dan worden de categorieën niet opgeteld maar wordt een sanctie opgelegd die overeenkomt met de categorie behorend bij de zwaarste van de twee overtredingen. In alle gevallen wordt uw historie meegeteld bij het bepalen van de sanctiezwaarte.

4.6. Soorten sancties

(zie Algemeen Deel)

4.6.1. Herschouwing na intrekking voor bepaalde tijd

Na afloop van een intrekking voor bepaalde tijd wordt de intrekking automatisch door de RDW beëindigd. U hoeft hiervoor niets te doen. Wel wordt uw bedrijf daarna opnieuw bezocht door een bedrijvencontroleur van de RDW. Dit wordt een herschouwing genoemd. Deze herschouwing dient binnen 2 weken nadat de sanctie is opgeheven plaats te vinden. De bedrijvencontroleur kondigt het bezoek kort tevoren telefonisch aan (zie voor de procedure ‘Wijze van toezicht houden’ punt 2.2 van deze bijlage). Voldoet u bij de herschouwing niet aan de eisen en/of voorschriften dan kunt u in het stroomschema zelf nagaan welke sanctie naar verwachting wordt opgelegd. Aan de herschouwing zijn kosten verbonden.

Wanneer aan uw bedrijf een intrekking voor bepaalde tijd is opgelegd anders dan voor het niet verlenen van medewerking aan de controle zoals bedoeld onder 2.2 van deze bijlage, en herschouwing ondanks telefonische aankondiging controle niet mogelijk is, wordt gekeken of er sprake is van een geldige verklaring als bedoeld onder 2.2 van deze bijlage. Is er van uw bedrijf geen (geldige) verklaring zoals bedoeld in 2.2 van deze bijlage dan kunt u onder dat punt lezen wat de gevolgen voor u zijn.

Wanneer aan uw bedrijf een intrekking voor bepaalde tijd is opgelegd omdat u geen medewerking heeft verleend zoals bedoeld onder 2.2 van deze bijlage, terwijl de bedrijvencontroleur daarna gebruik heeft gemaakt van de eerder door u ingevulde en ondertekende verklaring, zoals vermeld onder 2.2 van deze bijlage, dan wordt daaraan de conclusie verbonden dat u blijvend geen medewerking verleent en volgt een intrekking voor onbepaalde tijd.

4.6.2. Attenderen over tellerstanden

Bij de constatering overtreding voor onjuiste tellerstanden of de constatering over onterecht opgeven dat het voertuig geen teller heeft, terwijl het voertuig is voorzien van een kilometer- of mijlenteller, kan de eerste keer een attentiebrief worden gestuurd.

Hoofdstuk 5. – Bezwaar en beroep

5.1. Bezwaar

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

5.1.1. Hoorzitting

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.2. Waarschuwing

(zie Algemeen deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.3. Opschorten

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.2. Beroep

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

5.3. Voorlopige voorziening

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

Hoofdstuk 6. – Handelaarskentekenbewijzen

Gebruikers van het handelaarskentekenbewijs zijn in twee categorieën in te delen:

  • 1. handelaarskentekenbewijzen ZONDER erkenning bedrijfsvoorraad → Zie Algemeen Deel en paragraaf 6.1 & 6.2

  • 2. handelaarskentekenbewijzen MET erkenning bedrijfsvoorraad → Zie Algemeen Deel en paragraaf 6.1 & 6.3

6.1. Handelaarskentekenbewijs

6.1.1. Inleiding

Om in aanmerking te komen voor een handelaarskentekenbewijs moet u beschikken over een erkenning bedrijfsvoorraad óf u moet aantonen dat u exploitant bent van een onderneming waarin reparaties en/of andere bewerkingen aan voertuigen worden uitgevoerd.

Bij de aanvraag van uw handelaarskenteken heeft u aangegeven voor welke doeleinden het bestemd is. Dit is van belang voor het toezicht door de RDW. De bedrijfsactiviteiten moeten tevens blijken uit uw inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

Eisen aan het bedrijfsadres

Bij de aanvraag en controle van het handelaarskenteken wordt onderzocht of u voldoet aan de erkenningseisen. Hiervoor geldt dat u op uw bedrijfsadres aan een aantal voorwaarden voldoet.

Bedrijfsadres

Het bedrijfsadres moet voldoen aan een aantal basiseisen zodat de bedrijfsactiviteiten op een veilige manier uitgevoerd kunnen worden.

De basiseisen die aan uw bedrijfsadres gesteld worden, zijn:

Bedrijfsadres:

Het bedrijfsadres is het adres dat als bezoekadres bij de Kamer van Koophandel is opgegeven. Dit is het adres dat de bedrijvencontroleur bezoekt voor schouwing en controle. Het is daarom belangrijk dat het huisnummer goed leesbaar is vanaf de openbare weg.

Pand:

Het bedrijfsadres bestaat uit een pand, woonwagen of een kantoorunit. Een eenvoudig verplaatsbaar of verrijdbaar pand zoals bijvoorbeeld een caravan, auto, (zee-) container, (schaft-)keet of een andere aanhangwagen met opbouw is niet toegestaan. De reparaties en bewerkingen moeten op uw bedrijfsadres onder alle weersomstandigheden in een overdekte en behoorlijk af te sluiten ruimte kunnen worden gedaan.

Verlichting en verwarming:

Het bedrijfsadres moet voldoende verlicht zijn. Ook moet het bedrijfsadres voldoende verwarmd zijn. Goed verwarmd houdt in dat de gemiddelde temperatuur minimaal 15 graden Celsius is. De verwarming moet van een dusdanige capaciteit zijn dat de ruimte na het openen van de deuren voldoende verwarmd is en blijft. De verwarming van de ruimte moet op een veilige manier zijn uitgevoerd. Dit houdt onder andere in dat de verwarmingsapparaten waarin een brander is gemonteerd, deze brander niet direct van buitenaf te benaderen mag zijn. Dit dient origineel en deugdelijk te zijn uitgevoerd. De inlaatgassen moeten op deugdelijke manier van buitenaf aangevoerd worden. De uitlaatgassen hiervan moeten op deugdelijke manier naar de buitenlucht afgevoerd worden. Het zogenaamde open vuur is niet toegestaan.

Faciliteiten:

Op uw bedrijfsadres moet u de beschikking hebben over een deugdelijke tafel of bureau en een deugdelijke stoel zodat de bedrijvencontroleur de rapportage kan opmaken. Ook moet u over een deugdelijke toiletruimte te beschikken.

Afsluitbare voorziening:

Tevens moet u op uw bedrijfsadres de beschikking hebben over een deugdelijke afsluitbare voorziening. Dit kan bijvoorbeeld een kast zijn die op slot kan. De afsluitbare voorziening is niet voorzien van wieltjes en is ook niet draagbaar.

6.1.2. Gebruik van de handelaarskentekenplaten

U mag de handelaarskentekenplaten uitsluitend gebruiken voor het doel dat u bij de RDW heeft opgegeven. Als u geen gebruik maakt van de platen en het handelaarskentekenbewijs, moeten deze zijn opgeborgen in een afgesloten afsluitbare voorziening op het bedrijfsadres waaraan het handelaarskenteken is afgegeven. Het gebruik van het handelaarskenteken in België, Luxemburg en Duitsland is onder strikte voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden kunt u vinden op www.rdw.nl.

6.1.3. Categorisering en stroomschema

De RDW heeft de mogelijke overtredingen ondergebracht in vier categorieën zoals beschreven in het Algemeen Deel onder 4.5. Hieronder volgen ten aanzien van de handelaarskentekenbewijzen voorbeelden van mogelijke overtredingen per categorie.

Categorie I

  • het in het bezit hebben van teveel of onjuiste handelaarskentekenplaten, indien deze op verzoek van de bedrijvencontroleur meteen vernietigd worden.

Categorie II

  • het handelaarskentekenbewijs kan niet worden getoond op het bedrijfsadres waaraan het handelaarskenteken is afgegeven terwijl er geen gebruik van wordt gemaakt vanwege de bedrijfsactiviteiten;

  • het niet in de afgesloten afsluitbare voorziening opbergen van de kentekenplaten waarop het handelaarskenteken is aangebracht terwijl er geen gebruik van wordt gemaakt vanwege de bedrijfsactiviteiten;

  • het niet melden van het verlies van het handelaarskentekenbewijs en/of -platen aan de RDW;

  • het uitlenen van handelaarskentekens (bewijs en/of platen) aan een andere erkenninghouder of aan een andere (deel erkende) vestiging van hetzelfde bedrijf;

  • het niet meegeven van het handelaarskentekenbewijs als de handelaarskentekenplaten worden gebruikt;

  • een voertuig voorzien van handelaarskentekenplaten is geparkeerd op de openbare weg.

Categorie III

  • het handelaarskenteken gebruiken voor zaken die niet worden gedaan in het kader van de bedrijfsactiviteiten waarvoor het handelaarskenteken is afgegeven;

  • het handelaarskenteken gebruiken voor voertuigen die niet tot de bedrijfsvoorraad behoren van degene aan wie het handelaarskenteken is opgegeven en die niet ter bewerking of herstel zijn aangeboden aan degene aan wie het handelaarskenteken is opgegeven.

Categorie IV

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • niet verlenen van toegang tot uw bedrijf;

    • het weigeren om medewerking te verlenen;

    • verbaal en/of (fysiek) geweld of dreiging daarmee;

    • intimidatie.

    • fraude;

  • het niet nakomen van uw financiële verplichtingen of overige verplichtingen waar u bij voortduring aan moet voldoen;

  • het in het bezit hebben van teveel of onjuiste handelaarskentekenplaten, indien deze niet op verzoek van de bedrijvencontroleur meteen vernietigd worden.

Het is mogelijk dat u een overtreding begaat, die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.

Meervoudige overtredingen

(zie Algemeen Deel)

6.1.4. Soorten sancties

De RDW kent met betrekking tot het handelaarskentekenbewijs de volgende twee maatregelen en sancties:

Schriftelijke waarschuwing

(zie Algemeen Deel)

Ongeldigverklaring

Als uw handelaarskentekenbewijs ongeldig is verklaard, mag u hier geen gebruik meer van maken. U moet het handelaarskentekenbewijs naar de RDW opsturen en de handelaarskentekenplaten vernietigen. Voor zover het handelaarskenteken is afgegeven in combinatie met de erkenning bedrijfsvoorraad, wordt na ongeldigverklaring een nieuwe aanvraag geweigerd indien de wachttijd voor uw erkenning bedrijfsvoorraad nog niet is verstreken (zie hiervoor paragraaf 3.2.3 van het Algemeen deel). Echter geldt bij een nieuwe aanvraag voor een handelaarskenteken een wachttijd van maximaal zes maanden, ook als voor uw erkenning bedrijfsvoorraad een wachttijd voor dertig maanden van toepassing is. Als het handelaarskenteken niet in combinatie met de erkenning bedrijfsvoorraad is afgegeven, kan een nieuwe aanvraag worden geweigerd tot zes maanden na ongeldigverklaring.

De ongeldigverklaring van een handelaarskentekenbewijs omvat altijd de ongeldigverklaring van alle aan het erkende bedrijf afgegeven handelaarskentekenbewijzen.

In sommige gevallen wordt de ongeldigverklaring van het handelaarskentekenbewijs onder voorwaarden opgelegd. Dit betekent dat de ongeldigverklaring alleen in werking treedt wanneer u niet binnen de gestelde termijn aan de voorwaarden kunt voldoen.

6.1.5. Stroomschema

In het stroomschema op de laatste pagina van deze bijlage worden de sancties schematisch weergegeven die alleen van toepassing zijn op deelnemers aan de handelaarskentekenregeling. In dit stroomschema is rekening gehouden met de zwaarte van overtredingen en het herhaaldelijk begaan van overtredingen. U kunt op basis van dit schema zelf nagaan welke sanctie naar verwachting wordt opgelegd.

N.B. Dit schema geldt alleen voor het gebruik van handelaarskentekenbewijzen. Voor het (vergelijkbaar) schema bij de erkenning bedrijfsvoorraad en bij de overige bevoegdheden wordt verwezen naar het schema op de laatste pagina van het Algemeen Deel.

6.1.6. Overige bepalingen

Wordt uw handelaarskentekenbewijs ongeldig verklaard of u bent het verloren, dan moet u de bijbehorende handelaarskentekenplaten direct vernietigen. Als u uw handelaarskentekenbewijs kwijt bent dan moet u hiervan aangifte doen bij de politie, daarnaast moet u van het verlies onmiddellijk melding doen aan de RDW. Het niet doen van aangifte en melding bij de RDW is een overtreding.

Afgezien van de categorisering en het stroomschema (dat voor de handelaarskentekenbewijzen in dit hoofdstuk is beschreven) zijn de andere hoofdstukken in het Algemeen Deel ook op u van toepassing.

6.2. Handelaarskentekenbewijzen zonder erkenning bedrijfsvoorraad

U bent in het bezit van een handelaarskentekenbewijs, omdat u heeft aangetoond dat u exploitant bent van een onderneming waarin reparaties en andere bewerkingen aan voertuigen kunnen worden uitgevoerd. U mag uw handelaarskentekenbewijs alleen in het kader van uw bedrijfsactiviteiten gebruiken.

Het vervoeren van goederen of personen met het handelaarskenteken is alleen toegestaan als dit voor de uitoefening van uw bedrijfsvoering nodig is. Bijvoorbeeld om na schadeherstel de prestaties van het voertuig te testen als het volgeladen is. De goederen en personen die u vervoert moeten op dezelfde plek het voertuig verlaten als waar ze zijn ingeladen of zijn ingestapt.

6.3. Handelaarskentekenbewijzen in combinatie met de erkenning bedrijfsvoorraad

Als u het handelaarskentekenbewijs heeft verkregen op basis van de erkenning bedrijfsvoorraad, mag u het alleen gebruiken voor voertuigen uit uw bedrijfsvoorraad. Dit betekent dat het handelaarskentekenbewijs alleen gebruikt mag worden voor:

  • proefritten;

  • het halen en brengen van voertuigen voor de verkoop;

  • het halen en brengen van voertuigen naar de autospuiter, restaurateur of garage;

  • het halen en brengen van voertuigen voor de verkoop in verband met consignatie;

  • overige activiteiten in het kader van uw erkenning bedrijfsvoorraad.

Stroomschema overtredingen en sancties Handelaarskentekenbewijzen

Bijlage 260229.png

Bijlage Bevoegdheid tot het versneld aanvragen van de inschrijving van voertuigen zonder afzonderlijk onderzoek (Versnelde Inschrijving) 2018

Hoofdstuk 1 – Toelichting op de bijlage Versnelde Inschrijving

72

1

Toelichting

72

1.1

Indeling

72

1.2

Titel

73

Hoofdstuk 2 – Positie van de RDW bij Versnelde Inschrijving zonder afzonderlijk onderzoek

73

2.1

Basis van het toezicht

73

2.2

Wijze van toezicht houden

73

2.3

Frequentie van het toezicht

75

Hoofdstuk 3 – Positie van de erkenninghouder bij Versnelde Inschrijving zonder afzonderlijk onderzoek

75

3.1

Eisen en voorschriften

75

3.1.1

Het verlenen van medewerking aan het toezicht

75

3.1.2

Documentatie

75

3.1.3

Erkenningsschild/sticker(s)

75

3.1.4

Financiële verplichting

75

3.1.5

Instrueren van uw personeel

75

3.1.6

Bewaarplicht stukken

76

3.1.7

Eisen aan het bedrijfsadres en de stallingslocatie

76

3.2

Maatregelen

77

3.2.1

Wachttijd na intrekking

77

3.2.2

Schorsing

77

Hoofdstuk 4 – Overtredingen en sancties bij Versnelde Inschrijving zonder afzonderlijk onderzoek

77

4.1

Vaststellen van een overtreding

77

4.2

Zienswijze

77

4.3

Ingangsdatum

77

4.4

Verjaringstermijn

77

4.5

Categorisering overtredingen en stroomschema

77

4.5.1

Voorbeelden van categorie I overtredingen:

78

4.5.2

Voorbeeld van categorie II overtreding

78

4.5.3

Voorbeelden van categorie IV overtredingen

78

4.6

Soorten sancties

78

Hoofdstuk 5 – Bezwaar en beroep

79

5.1

Bezwaar

79

5.1.1

Hoorzitting

79

5.1.2

Waarschuwing

79

5.1.3

Opschorten

79

5.2

Beroep

79

5.3

Voorlopige voorziening

79

Stroomschema sancties overtreding bevoegdheid Versnelde Inschrijving

80

Hoofdstuk 1. – Toelichting op de Bijlage Versnelde Inschrijving

1. Toelichting

De Bijlage Versnelde Inschrijving, per 1 januari 2014 ook wel de bevoegdheid tot het versneld aanvragen van de inschrijving van voertuigen zonder afzonderlijk onderzoek genaamd, is een bijlage bij het Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW.

Bezitters van de bevoegdheid Versnelde Inschrijving zijn in twee categorieën in te delen:

  • 1. Versnelde Inschrijving ZONDER afzonderlijk onderzoek van het voertuig. Zie Algemeen Deel, de Bijlage Bedrijfsvoorraad en Handelaarskentekenbewijzen en Hoofdstuk 2 tot en met 4 van deze Bijlage.

  • 2. Versnelde Inschrijving MET afzonderlijk onderzoek van het voertuig. Zie Algemeen Deel, de Bijlage Bedrijfsvoorraad en Handelaarskentekenbewijzen.

In deze bijlage vindt u de specifieke bepalingen voor de erkenninghouder die bevoegd is om via de regeling versneld inschrijving zonder onderzoek van een voertuig in het kentekenregister aan te vragen. Met de bevoegdheid ‘Versnelde Inschrijving’ kunt u inschrijvingen aanvragen voor nieuwe en ongebruikte voertuigen zonder dat er afzonderlijk onderzoek aan het voertuig (op een keuringsstation van de RDW) hoeft plaats te vinden.

Voor een volledig beeld van het toezichtbeleid van de RDW dient u eerst het Algemeen Deel te lezen.

Omdat de bevoegdheid Versnelde Inschrijving valt onder de Erkenning bedrijfsvoorraad dient u ook de Bijlage Bedrijfsvoorraad en Handelaarskentekenbewijzen te lezen.

Zoekt u een specifiek onderwerp in deze bijlage, dan raden wij u aan het hele hoofdstuk te lezen waarin het onderwerp wordt behandeld.

1.1. Indeling

(zie Algemeen Deel).

Het zwart gearceerde onderdeel van de Toezichtbeleidsbrief is van toepassing voor u als aanvrager van inschrijvingen voor nieuwe en ongebruikte voertuigen zonder afzonderlijk onderzoek (Versnelde Inschrijving).

Bijlage 260230.png

1.2. Titel

Deze bijlage is getiteld: Bijlage Bevoegdheid tot het versneld aanvragen van de inschrijving van voertuigen zonder afzonderlijk onderzoek (Versnelde Inschrijving).

Hoofdstuk 2. – Positie van de RDW bij Versnelde Inschrijving zonder afzonderlijk onderzoek

2.1. Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de verleende bevoegdheid Versnelde Inschrijving. Deze bevoegdheid is beschreven in artikel 6, eerste lid, onder b van de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad.

De basis van het toezicht is vastgelegd in de Wegenverkeerswet 1994, het Kentekenreglement en de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad.

2.2. Wijze van toezicht houden

De RDW houdt toezicht op de bevoegdheid Versnelde Inschrijving door periodieke controlebezoeken, administratieve controles en fysieke controles. Bovendien wordt bij het toezicht gebruik gemaakt van signaleringen van andere instanties zoals de Belastingdienst en Douane voor Risico Gestuurd Toezicht.

Risico Gestuurd Toezicht

Risico Gestuurd Toezicht houdt in dat bedrijven waar overtredingen en of signalen geconstateerd zijn vaker het onderwerp van toezicht kunnen zijn. Bedrijven die minder goed of slecht presteren op het gebied van naleving van de regels zullen vaker gecontroleerd worden dan bedrijven die aantoonbaar de regels en instructies goed naleven.

Periodieke controlebezoeken

De periodieke controlebezoeken worden uitgevoerd door bedrijvencontroleurs van de RDW en worden in de regel van te voren telefonisch aangekondigd. U wordt op werkdagen tussen 8:00 uur en 17:00 uur gebeld op het bij de RDW bekende telefoonnummer. U bent er zelf verantwoordelijk voor dat de RDW over het juiste telefoonnummer beschikt. De bedrijvencontroleur belt niet met nummerherkenning. U kunt hieraan echter geen rechten ontlenen. U bent er zelf voor verantwoordelijk dat de bedrijvencontroleur het bezoek telefonisch kan aankondigen.

Bij geen gehoor worden, verspreid over verschillende werkdagen, maximaal twee nieuwe pogingen ondernomen om het bezoek aan te kondigen. De bedrijvencontroleurs spreken geen antwoordapparaten of voicemails in. Als na maximaal (in totaal) drie pogingen geen controlebezoek kan plaatsvinden, bezoekt de bedrijvencontroleur uw bedrijf onaangekondigd.

Wordt bij aankomst in uw bedrijf niemand aangetroffen die gemachtigd is om medewerking aan de controle te verlenen, dan laat de bedrijvencontroleur een kaartje achter waaruit blijkt dat hij bij uw bedrijf is geweest. De RDW stuurt u vervolgens een ‘verklaring controle erkenning en/of handelaarskentekens en -kentekenbewijzen’ toe. Op deze verklaring kunt u maximaal drie telefoonnummers invullen waarop u bereikbaar bent of waarop een door u gemachtigde persoon bereikbaar is. U dient dit formulier ingevuld en binnen de daarvoor gestelde termijn naar de RDW te sturen. Doet u dit niet of brengt u toevoegingen op het formulier aan, dan kan dit leiden tot een schorsing van uw erkenning voor de duur van zes weken.

Na ontvangst door de RDW van de ingevulde en ondertekende verklaring zal de bedrijvencontroleur vervolgens een onaangekondigd bezoek plannen. Als er wederom niemand wordt aangetroffen die gemachtigd is om medewerking aan de controle te verlenen, dan probeert de bedrijvencontroleur u op de opgegeven telefoonnummers te bereiken. U of een door u gemachtigd persoon moet dan binnen 15 minuten op het bedrijfsadres aanwezig zijn. Stuurt u de verklaring niet terug of komt het na de uitgevoerde belpogingen niet tot een controlebezoek omdat er niemand is die namens uw bedrijf een controle mogelijk kan maken, dan kan daaraan de conclusie worden verbonden dat geen medewerking wordt verleend aan het toezicht en kan een tijdelijke intrekking van de erkenning van 6 weken worden opgelegd.

Daarnaast kunnen meldingen van de onder paragraaf 4.1 van het Algemeen Deel genoemde organisaties of personen reden zijn een onderzoek in te stellen en aanleiding geven tot een (onaangekondigd) controlebezoek door de RDW.

De administratieve controles vinden steekproefsgewijs plaats. Bij een administratieve controle worden CVO’s bij de aanvrager opgevraagd. De RDW controleert zo de aanwezigheid en juistheid van de CVO’s. Na de controle krijgt het bedrijf bericht of er onregelmatigheden zijn aangetroffen. Er wordt naar gestreefd om per bedrijf een representatief aantal aanvragen te controleren. Per maand neemt de RDW in de regel één steekproef, waarbij de omvang evenredig is naar het aantal aanvragen, met dien verstande dat in principe niet meer dan tien aanvragen worden gecontroleerd. De RDW behoudt zich echter het recht voor om wanneer daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld ingeval van een externe melding, maandelijks meerdere steekproeven te nemen en/of meer dan 10 aanvragen per steekproef te controleren.

Het adres waar de door de RDW opgevraagde CVO’s met betrekking tot de bevoegdheid Versnelde Inschrijving naar toe moeten worden gestuurd is:

RDW

T.a.v.: de Unit Voertuigregistratie en Documenten (VRD) Postbus 30.000

9640 RA Veendam

Vanaf 1 januari 2016 vindt de inschrijving van een voertuig zonder afzonderlijk onderzoek plaats op basis van het CVO. De RDW zal op basis van het digitaal aangeleverd CVO versneld inschrijven en dit digitaal CVO toetsen op juistheid en echtheid. Hiervoor gebruikt de RDW de Europese Typegoedkeuring. Wanneer er een verschil is tussen het digitale CVO en de Europese Typegoedkeuring, kan de RDW ter controle alsnog het papieren CVO opvragen. Wanneer uit de controle afwijkingen in het CVO worden geconstateerd, is de aanvraag niet ingediend met het juiste CVO.

Wanneer het digitaal CVO niet bij de RDW aanwezig is, zullen alle gegevens van het CVO aan de RDW moeten worden opgegeven via de daarvoor bestemde applicatie. In deze situatie zal de RDW het CVO bij u opvragen om de aanwezigheid van het CVO en de juistheid van de aangeleverde gegevens te toetsen.

Fysieke controles worden gehouden wanneer bij een administratieve controle één of meer onregelmatigheden worden aangetroffen. Hierop worden in de periode van enkele maanden 3 fysieke steekproeven gehouden. Een steekproef is als volgt ingericht. Na de aanvraag van een inschrijving voor een nieuw of ongebruikt voertuig ontvangt de aanvrager binnen 24 uur een terugmelding dat het voertuig in de steekproef is gevallen. Hierbij neemt een medewerker van de RDW telefonisch contact op met de aanvrager waarna deze aangeeft waar en op welk dagdeel het voertuig binnen vijf dagen kan worden gecontroleerd. De RDW kijkt intern of er een bedrijvencontroleur beschikbaar is en neemt opnieuw telefonisch contact op met de aanvrager om aan te geven of de steekproef doorgang zal vinden. Eerst op dit moment telt de controle als steekproef. Vervolgens vindt de afgesproken fysieke controle plaats. De aanvrager is er voor verantwoordelijk dat het voertuig en het bijbehorende CVO kunnen worden gecontroleerd. Bij de controle wordt tevens nagegaan of bij de aanvraag de juiste gegevens zijn verstrekt.

Wanneer tijdens een bedrijfsbezoek, administratieve- of fysieke controle of uit externe meldingen blijkt dat het bedrijf niet (meer) aan de eisen voldoet of de voorschriften niet naleeft kan een sanctie worden opgelegd.

Daarnaast kunnen meldingen van de onder paragraaf 4.1 van het Algemeen Deel genoemde organisaties of personen reden zijn een onderzoek in te stellen en aanleiding geven tot een (onaangekondigd) controlebezoek door de RDW.

2.3. Frequentie van het toezicht

De frequentie van het periodieke toezicht door middel van controlebezoeken is in beginsel 1 keer per 3 jaar. Er wordt risico gestuurd toezicht toegepast op basis van risicoprofielen. Naar aanleiding daarvan wordt voor uw bedrijf de bezoekfrequentie bepaald en daardoor kan uw bedrijf vaker worden bezocht dan 1 keer per 3 jaar.

Hoofdstuk 3. – Positie van de erkenninghouder bij Versnelde Inschrijving zonder afzonderlijk onderzoek

De aanvrager van de bevoegdheid Versnelde Inschrijving zonder afzonderlijk onderzoek moet voldoen aan een aantal eisen. Zo dient u te beschikken over een erkenning bedrijfsvoorraad. Wanneer er sprake is van een Europese typegoedkeuring moet u beschikken over een procesbeschrijving, waaruit onder meer is op te maken, dat het CVO van het betreffende voertuig aanwezig is bij de aanvrager op het moment van de aanvraag van de inschrijving. Het mag ook gaan om een nationale typegoedkeuring die is verleend aan de aanvrager, of waarvoor de fabrikant beschikt over een nationale typegoedkeuring en die de aanvrager heeft gemachtigd. Tevens dient u te beschikken over door de RDW goedgekeurde datacommunicatieapparatuur, een organisatieschema en een door de RDW goedgekeurd kwaliteitshandboek van uw bedrijf. Het niet voldoen aan de eisen leidt tot een schorsing van de bevoegdheid Versnelde Inschrijving. Hierover vindt u meer in paragraaf 3.2 van het Algemeen Deel.

De bevoegdheid Versnelde Inschrijving brengt dus een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Daarom houdt de RDW toezicht op uw bevoegdheid Versnelde Inschrijving.

3.1. Eisen en voorschriften

Naast de in het Algemeen Deel genoemde verplichtingen om in aanmerking te komen voor de bevoegdheid Versnelde Inschrijving, moet u aan een aantal andere voorschriften voldoen.

Voorschriften zijn de gedragsregels waaraan het bevoegde bedrijf zich dient te houden. Deze voorschriften zijn terug te vinden in de Wegenverkeerswet 1994 en de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad. Deze regelingen zijn alle te vinden op www.overheid.nl.

Overtreding van de voorschriften kan leiden tot een sanctie. U wordt geacht zich op de hoogte te stellen van de regels en deze in te passen in de bedrijfsvoering. U dient de procedures in het bedrijf dan ook nauwkeurig af te stemmen op de regelgeving.

3.1.1. Het verlenen van medewerking aan het toezicht

U bent verplicht mee te werken aan het toezicht door de RDW. Dit betekent dat u de te controleren voertuigen en de voor de erkenning relevante administratie ter beschikking van de bedrijvencontroleur moet stellen en dat u aan de bedrijvencontroleur de gevraagde informatie verstrekt.

3.1.2. Documentatie

Bij de aanvraag van uw erkenning bent u gewezen op de Informatiemap voor de voertuigbranche. Hierin staan diverse procedures beschreven. U kunt de complete tekst van de Informatiemap voor de voertuigbranche vinden op www.rdw.nl.

3.1.3. Erkenningsschild/sticker(s)

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

3.1.4. Financiële verplichting

In afwijking van het Algemeen deel gaat de financiële schorsing in beginsel 1 week na dagtekening van het besluit in.

3.1.5. Instrueren van uw personeel

(zie Algemeen Deel)

Bij de steekproefsgewijze fysieke controle gaat het letterlijk om controles van de voertuigen zelf waarvoor een inschrijving is aangevraagd. Vaak zal het betreffende voertuig bij een van uw dealers staan. Wanneer de medewerker van de RDW contact met u opneemt voor het maken van een afspraak voor de fysieke steekproef kunt u deze locatie doorgeven.

Het is in dat verband wel belangrijk dat u uw dealers van deze toezichtbeleidsbrief op de hoogte brengt, zodat zij namens u kunnen meewerken aan de steekproef. Naast de gevolgen van het niet (voldoende) instrueren van uw personeel, komen ook fouten gemaakt door uw personeel, voor uw rekening en risico.

3.1.6. Bewaarplicht stukken

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

3.1.7. Eisen aan het bedrijfsadres en de stallingslocatie

Bij de aanvraag en controle van de erkenning wordt onderzocht of u voldoet aan de erkenningseisen. Hiervoor geldt dat u op uw bedrijfsadres aan een aantal voorwaarden voldoet.

Bedrijfsadres

Het bedrijfsadres en de stallingslocatie moeten voldoen aan een aantal basiseisen zodat de bedrijfsactiviteiten en administratie op een veilige manier uitgevoerd kunnen worden.

De basiseisen die aan uw bedrijfsadres gesteld worden, zijn:

Bedrijfsadres:

Het bedrijfsadres is het adres dat als bezoekadres bij de Kamer van Koophandel is opgegeven. Dit is het adres dat de bedrijvencontroleur bezoekt voor schouwing en controle. Het is daarom belangrijk dat het huisnummer goed leesbaar is vanaf de openbare weg.

Pand:

Het bedrijfsadres bestaat uit een pand, woonwagen of een kantoorunit. Een eenvoudig verplaatsbaar of verrijdbaar pand zoals bijvoorbeeld een caravan, auto, (zee-) container, (schaft-)keet of een andere aanhangwagen met opbouw is niet toegestaan.

Verlichting en verwarming:

Het bedrijfsadres moet voldoende verlicht zijn. Ook moet het bedrijfsadres voldoende verwarmd zijn. Goed verwarmd houdt in dat de gemiddelde temperatuur minimaal 15 graden Celsius is. De verwarming moet van een dusdanige capaciteit zijn dat de ruimte na het openen van de deuren voldoende verwarmd is en blijft. De verwarming van de ruimte moet op een veilige manier zijn uitgevoerd. Dit houdt onder andere in dat de verwarmingsapparaten waarin een brander is gemonteerd, deze brander niet direct van buitenaf te benaderen mag zijn. Dit dient origineel en deugdelijk te zijn uitgevoerd. De inlaatgassen moeten op deugdelijke manier van buitenaf aangevoerd worden. De uitlaatgassen hiervan moeten op deugdelijke manier naar de buitenlucht afgevoerd worden. Het zogenaamde open vuur is niet toegestaan.

Faciliteiten:

Op uw bedrijfsadres moet u de beschikking hebben over een deugdelijke tafel of bureau en een deugdelijke stoel zodat de bedrijvencontroleur de rapportage kan opmaken. Ook moet u over een deugdelijke toiletruimte te beschikken.

Afsluitbare voorziening:

Tevens moet u op uw bedrijfsadres de beschikking hebben over een deugdelijke afsluitbare voorziening. Dit kan bijvoorbeeld een kast zijn die op slot kan. De afsluitbare voorziening is niet voorzien van wieltjes en is ook niet draagbaar.

Stallingslocatie

Ook moet u de beschikking hebben over een verifieerbare locatie voor het stallen van uw bedrijfsvoorraadvoertuigen. Dit mag niet de openbare weg zijn. De stallingslocatie hoeft niet op uw bedrijfsadres te zijn, maar moet wel gelegen zijn in Nederland of maximaal 25 kilometer van de Nederlandse grens (hemelsbreed gemeten vanaf het dichtstbijzijnde punt van de grens). Als de stallingslocatie niet bij het bedrijfsadres gelegen is dan moet u aantonen dat u eigenaar van de stallingslocatie bent of dat u een schriftelijke bevestiging van toestemming heeft dat het gebruik van de locatie is toegestaan. Dit kan bijvoorbeeld een huurovereenkomst zijn.

De voertuigen die in uw bedrijfsvoorraad staan, moeten zodanig worden gestald dat de bedrijvencontroleur op veilige wijze de voertuigen kan controleren.

3.2. Maatregelen

(zie Algemeen Deel)

3.2.1. Wachttijd na intrekking

(zie Algemeen Deel)

Wanneer u een aanvraag voor een erkenning en/of bevoegdheid indient, dan wordt deze aanvraag geweigerd als in de twaalf weken voorafgaand aan uw aanvraag dezelfde aan u afgegeven erkenning en/of bevoegdheid is ingetrokken. In het geval dat een aan u al afgegeven erkenning twee keer of meer is ingetrokken, dan wordt de aanvraag geweigerd tot zes maanden na de laatste intrekking.

3.2.2. Schorsing

In het kader van de administratieve controle kunnen CVO’s door de RDW worden opgevraagd (zie ook punt 2.2 van deze bijlage). Als u deze niet binnen de gevraagde termijn naar de RDW stuurt, wordt een schorsing van de bevoegdheid Versnelde Inschrijving opgelegd. Deze schorsing houdt in dat u gedurende de schorsingstermijn van 12 weken geen kentekens meer via de bevoegdheid Versnelde Inschrijving kunt aanvragen. U kunt de schorsing binnen deze 12 weken zelf opheffen door alsnog aan het gevraagde verzoek te voldoen. Zodra alle gevraagde CVO’s door de RDW ontvangen zijn, zal de schorsing worden opgeheven en kunt u weer gebruik maken van de bevoegdheid om versneld inschrijvingen aan te vragen. Indien u binnen deze 12 weken niet aan het verzoek van de RDW om de CVO’s te sturen heeft voldaan, zal uw bevoegdheid Versnelde Inschrijving worden ingetrokken voor onbepaalde tijd.

Hoofdstuk 4. – Overtredingen en sancties bij Versnelde Inschrijving zonder afzonderlijk onderzoek

4.1. Vaststellen van een overtreding

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

4.2. Zienswijze

In aanvulling op het Algemeen Deel geldt dat als er een reden is om naar aanleiding van een geconstateerde onregelmatigheid een sanctie op te leggen, het voornemen hiertoe aan u wordt meegedeeld door middel van een concept sanctiebrief. Voordat een sanctie aan u wordt opgelegd, krijgt u de gelegenheid om uw zienswijze kenbaar te maken. Hoe u dit kunt doen, kunt u lezen in de concept sanctiebrief. U heeft dan 3 weken na dagtekening van de brief waarbij de concept sanctie aan u wordt aangeboden de tijd om mondeling (bijvoorbeeld telefonisch) dan wel schriftelijk uw visie kenbaar te maken aan de RDW. Na 3 weken krijgt u een definitieve sanctiebrief toegezonden. Bij de totstandkoming van de definitieve brief wordt met uw zienswijze rekening gehouden. U kunt pas bezwaar aantekenen nadat u de definitieve sanctiebrief heeft ontvangen. Onderaan de definitieve brief staat beschreven hoe u bezwaar kunt maken en binnen welke termijn u het bezwaarschrift moet indienen.

4.3. Ingangsdatum

In afwijking van het Algemeen deel treedt een intrekking voor onbepaalde tijd naar aanleiding van geconstateerde overtredingen in beginsel 1 week na dagtekening van het besluit in werking.

4.4. Verjaringstermijn

Als grondslag voor de verjaringstermijn geldt de datum van constatering van de overtreding.

De verjaringstermijn van de waarschuwing en intrekkingen voor bepaalde tijd zijn voor de bevoegdheid Versnelde Inschrijving gesteld op 12 maanden.

4.5. Categorisering overtredingen en stroomschema

Voor de bevoegdheid Versnelde Inschrijving wordt een stroomschema overtredingen en sanctionering gebruikt dat afwijkt van het Algemeen Deel. Hieronder vindt u een aantal voorbeelden van overtredingen. Ook de in het Algemeen Deel vermeldde meervoudsregel wordt niet toegepast. Dit betekent dat, indien een of meer overtredingen worden geconstateerd, het bijgevoegde sanctieschema onverkort wordt toegepast.

4.5.1. Voorbeelden van categorie I overtredingen:

  • U heeft voor een voertuig een inschrijving aangevraagd terwijl het voertuig niet nieuw en ongebruikt was.

    U mag alleen aanvragen voor de inschrijving indienen voor voertuigen die nog niet eerder in gebruik zijn genomen. Deze voertuigen moeten beschikken over een Europese typegoedkeuring en uit de procesbeschrijving moet blijken dat het originele CvO aanwezig is bij de aanvrager op het moment dat de aanvraag tot het versneld inschrijven van een voertuig wordt ingediend. Het mag ook gaan om een nationale typegoedkeuring die is verleend aan de aanvrager, of waarvoor de fabrikant die beschikt over een nationale typegoedkeuring de aanvrager heeft gemachtigd. Ook kan naar de tellerstand van het voertuig worden gekeken om te beoordelen of het voertuig nieuw en ongebruikt is.

  • U kunt de voertuigen en CVO’s, waarvoor versneld een inschrijving is aangevraagd, niet tonen aan de bedrijvencontroleur bij een fysieke controle.

    Het voertuig dient volledig te zijn afgebouwd (complete voertuigen) op het moment dat de aanvraag van een inschrijving wordt ingediend. Het is niet toegestaan om een aanvraag voor een inschrijving in te dienen voor een voertuig dat niet (geheel) overeenkomt met de nationale- of Europese typegoedkeuring. Om dit te controleren dient het voertuig en het bijbehorende CVO binnen vijf werkdagen na de aankondiging van een steekproef toonbaar te zijn op een stallinglocatie in Nederland.

  • De gegevens van het voertuig, waarvoor versneld een aanvraag voor de inschrijving is aangevraagd, komen niet overeen met de op het CVO vermelde gegevens of de gegevens die bij de aanvraag zijn verstrekt.

    De bedrijvencontroleur kijkt aan de hand van het CVO en de bij de aanvraag verschafte gegevens of het VIN, de plaats van het VIN, het typegoedkeuringsnummer en de extensie, type, variant en uitvoering overeenkomen met het voertuig. Ook kijkt de bedrijvencontroleur of de gegevens op het CVO overeenkomen met de gegevens die bij de aanvraag zijn verstrekt. Het VIN moet worden aangetroffen op of nabij de plaats in het voertuig zoals deze in het CVO is vermeld.

  • U heeft voor een voertuig versneld een inschrijving aangevraagd terwijl het CVO niet aanwezig was op het moment van de aanvraag.

    Bij het indienen van de aanvraag moet u in het bezit zijn van het originele (papieren) CVO. Het is toegestaan om gebruik te maken van een digitaal kopie van het origineel CVO.

4.5.2. Voorbeeld van categorie II overtreding

  • U heeft bij verkoop, van een voertuig waarvoor versneld een aanvraag van de inschrijving is aangevraagd, aan een ander dan een RDW erkend bedrijf, er niet op toegezien dat het voertuig is tenaamgesteld.

    Wanneer een voertuig wordt verkocht aan een ander dan een RDW erkend bedrijf moet het bevoegde bedrijf erop toezien dat het voertuig op dat moment wordt tenaamgesteld. Het bevoegde bedrijf blijft in het kader van de Versnelde Inschrijving ketenverantwoordelijke voor dit voertuig tot de tenaamstelling. Dit betekent dat u een sanctie kunt krijgen wanneer u het voertuig heeft verkocht aan een erkend bedrijf maar het erkende bedrijf, dat het voertuig heeft gekocht, niet zorgt voor tenaamstelling bij levering aan een niet-erkenninghouder.

4.5.3. Voorbeelden van categorie IV overtredingen

Onderstaande geldt voor de erkenning en voor alle bevoegdheden:

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • niet verlenen van toegang tot uw bedrijf;

    • het weigeren om medewerking te verlenen;

    • verbaal en/of (fysiek) geweld of dreiging daarmee;

    • intimidatie;

  • fraude;

  • niet nakomen van de financiële verplichtingen na schorsing;

  • niet binnen de termijn aan de schorsingsvoorwaarden voldoen.

Het is mogelijk dat u een overtreding begaat, die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.

4.6. Soorten sancties

(zie Algemeen Deel)

Hoofdstuk 5. – Bezwaar en beroep

5.1. Bezwaar

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

5.1.1. Hoorzitting

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.2. Waarschuwing

(zie Algemeen deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.3. Opschorten

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.2. Beroep

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

5.3. Voorlopige voorziening

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

Stroomschema sancties overtreding bevoegdheid Versnelde Inschrijving

Bijlage 260231.png

Bijlage Erkenning Kentekenplaatfabrikant en/of Lamineerder (GAIK) 2018

Hoofdstuk 1 – Toelichting op de Bijlage Erkenning Kentekenplaatfabrikant en/of Lamineerder

81

1.1

Toelichting

81

1.2

Indeling

81

1.3

Titel

82

1.4

Erkenningen en bevoegdheden

82

Hoofdstuk 2 – Positie van de RDW

82

2.1

Basis van het toezicht

82

2.2

Wijze van toezicht houden

82

2.3

Frequentie van het toezicht

83

Hoofdstuk 3 – Positie van de erkenninghouder

83

3.1

Voorschriften

83

3.1.1

Het verlenen van medewerking aan het toezicht

84

3.1.2

Documentatie

84

3.1.3

Erkenningsschild/sticker(s)

84

3.1.4

Financiële verplichting

85

3.1.5

Instrueren van uw personeel

85

3.1.6

Bewaarplicht stukken

85

3.2

Maatregelen

85

3.2.1

Wachttijd na intrekking

85

3.3

Overzichten GAIK Online

85

Hoofdstuk 4 – Overtredingen en sancties

85

4.1

Vaststellen van een overtreding

85

4.2

Zienswijze

85

4.3

Ingangsdatum

85

4.4

Verjaringstermijn

85

4.5

Categorisering overtredingen en stroomschema

85

4.6

Soorten sancties

87

4.6.1

Herschouwing na intrekking voor bepaalde tijd

87

Hoofdstuk 5 – Bezwaar en beroep

88

5.1

Bezwaar

88

5.1.1

Hoorzitting

88

5.1.2

Waarschuwing

88

5.1.3

Opschorten

88

5.2

Beroep

88

5.3

Voorlopige voorziening

88

Hoofdstuk 1. – Toelichting op de Bijlage Erkenning Kentekenplaatfabrikant en/of Lamineerder

1.1. Toelichting

De Bijlage Erkenning Kentekenplaatfabrikant en/of Lamineerder is een bijlage bij het Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW. In deze bijlage vindt u de specifieke bepalingen voor de erkenninghouder kentekenplaatfabrikant en de erkenninghouder lamineerder. Als erkenninghouder kentekenplaatfabrikant kunt u kentekenplaten fabriceren en afgeven en als erkenninghouder lamineerder kunt u blanco-kentekenplaten fabriceren en leveren. De erkenning kentekenplaatfabrikant en lamineerder zijn zelfstandige erkenningen. Per productieplaats wordt slechts één erkenning kentekenplaatfabrikant en lamineerder afgegeven.

Voor een volledig beeld van het toezichtbeleid van de RDW dient u eerst het Algemeen Deel te lezen.

Alleen een erkenninghouder kentekenplaatfabrikant is bevoegd om kentekenplaten te fabriceren en af te leveren. Een kentekenplaat moet aan de voorschriften voldoen die gesteld zijn in wet- en regelgeving. Is dit niet het geval dan is de kentekenplaat onjuist. Als kentekenplaat wordt beschouwd: Een plaat die op een kentekenplaat lijkt. Dit houdt in dat een plaat met een formaat gelijkend aan een kentekenplaat en voorzien van een kenteken of van een combinatie van cijfers en letters die op een kenteken lijkt, een kentekenplaat is. Ongeacht of de plaat voorzien is van de benodigde merken, lamineercode en EU logo en ongeacht de kleur en het materiaal van de plaat.

Zoekt u een specifiek onderwerp in deze bijlage, dan raden wij u aan het hele hoofdstuk te lezen waarin het onderwerp wordt behandeld.

1.2. Indeling

(zie Algemeen Deel)

Bijlage 260232.png

1.3. Titel

Deze bijlage is getiteld: Bijlage Erkenning Kentekenplaatfabrikant en/of Lamineerder van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW.

1.4. Erkenningen en bevoegdheden

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

Hoofdstuk 2. – Positie van de RDW

2.1. Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de verleende erkenning kentekenplaatfabrikant en/of lamineerder. De basis van het toezicht is vastgelegd in de Wegenverkeerswet 1994 en de Erkenningsregeling fabrikanten kentekenplaten of de Erkenningsregeling lamineerders.

2.2. Wijze van toezicht houden

De RDW houdt toezicht op de erkenning kentekenplaatfabrikant en de erkenning lamineerder met controlebezoeken, administratieve controles en fysieke controles.

Bovendien wordt bij het toezicht gebruik gemaakt van signaleringen van derden voor Risico Gestuurd Toezicht.

Risico Gestuurd Toezicht

Risico Gestuurd Toezicht houdt kortgezegd in dat bedrijven waar overtredingen en of signalen geconstateerd zijn vaker het onderwerp van toezicht kunnen zijn. Bedrijven die minder goed of slecht presteren op het gebied van naleving van de regels zullen vaker gecontroleerd worden dan bedrijven die aantoonbaar de regels en instructies goed naleven.

Controlebezoeken

De controlebezoeken worden uitgevoerd door bedrijvencontroleurs van de RDW en worden in de regel van te voren telefonisch aangekondigd. U wordt op werkdagen tussen 8:00 uur en 17:00 uur gebeld op het bij de RDW bekende telefoonnummer. De bedrijvencontroleur belt niet met nummerherkenning. U kunt hieraan echter geen rechten ontlenen. U bent er zelf verantwoordelijk voor dat de RDW over het juiste telefoonnummer beschikt.

Bij geen gehoor worden, verspreid over verschillende werkdagen, maximaal twee nieuwe pogingen ondernomen om het bezoek aan te kondigen. De bedrijvencontroleurs spreken geen antwoordapparaten of voicemails in. Als na een (in totaal) derde poging geen controlebezoek tot stand kan komen, bezoekt de bedrijvencontroleur uw bedrijf onaangekondigd.

Wordt bij aankomst in uw bedrijf niemand aangetroffen die gemachtigd is om medewerking aan de controle te verlenen, dan laat de bedrijvencontroleur een kaartje achter waaruit blijkt dat hij bij uw bedrijf is geweest. De RDW stuurt u vervolgens een ‘Verklaring controle erkenning en/of handelaarskentekens en -kentekenbewijzen’ toe. Op deze verklaring kunt u drie telefoonnummers invullen waarop u bereikbaar bent of waarop een door u gemachtigde persoon bereikbaar is.

Na ontvangst door de RDW van de ingevulde en ondertekende verklaring zal de bedrijvencontroleur vervolgens een onaangekondigd bezoek plannen. Als er wederom niemand wordt aangetroffen die gemachtigd is om medewerking aan de controle te verlenen, dan probeert de bedrijvencontroleur u op de opgegeven telefoonnummers te bereiken. U of een door u gemachtigd persoon moet dan binnen 15 minuten op de locatie aanwezig zijn. Stuurt u de verklaring niet terug of komt het na de uitgevoerde belpogingen niet tot een controlebezoek omdat er niemand is die namens uw bedrijf een controle mogelijk kan maken, dan kan daaraan de conclusie worden verbonden dat geen medewerking wordt verleend aan het toezicht en kan een tijdelijke intrekking van de erkenning van 6 weken worden opgelegd.

Wanneer in verband met langdurige afwezigheid uw bedrijf gesloten is en er geen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden zodat controle op de erkenning niet mogelijk is, dan brengt u de RDW hiervan tijdig schriftelijk op de hoogte.

Daarnaast kunnen meldingen van de onder paragraaf 4.1 van het Algemeen Deel genoemde organisaties of personen reden zijn een onderzoek in te stellen en aanleiding geven tot een (onaangekondigd) controlebezoek door de RDW.

2.3. Frequentie van het toezicht

De frequentie van het periodieke toezicht door middel van controlebezoeken is in beginsel 1 keer per 3 jaar. Er wordt risico gestuurd toezicht toegepast op basis van risicoprofielen. Naar aanleiding daarvan wordt voor uw bedrijf de bezoekfrequentie bepaald en daardoor kan uw bedrijf vaker worden bezocht dan 1 keer per 3 jaar.

Hoofdstuk 3. – Positie van de erkenninghouder

Als u in het bezit bent van de erkenning lamineerder heeft u de mogelijkheid om blanco-kentekenplaten te fabriceren en te leveren aan erkende kentekenplaatfabrikanten. Bent u in het bezit van de erkenning kentekenplaatfabrikant dan heeft u de mogelijkheid om kentekenplaten te fabriceren en af te geven. Kentekenplaten worden bevestigd op voertuigen die daarmee gebruik kunnen maken van de openbare weg. Deze erkenningen brengen dus een grote verantwoordelijkheid met zich mee.

Daarom houdt de RDW toezicht op uw erkenning(en).

3.1. Voorschriften

Naast de in het Algemeen Deel genoemde verplichtingen om in aanmerking te komen en te blijven voor een erkenning kentekenplaatfabrikant, moet u aan een aantal andere voorwaarden voldoen.

  • U dient een natuurlijk persoon of rechtspersoon te zijn die exploitant is van een productieplaats waar kentekenplaten kunnen worden vervaardigd. U moet als zodanig ingeschreven zijn in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • U moet in het bezit zijn van een overdekte, goed af te sluiten, verlichte en verwarmde ruimte.

    Een afsluitbare voorziening waarin de halffabricaten, kentekenplaten en afgekeurde kentekenplaten kunnen worden bewaard, moet in de ruimte aanwezig zijn. Dit kan bijvoorbeeld een kast zijn die op slot kan. De afsluitbare voorziening is niet voorzien van wieltjes en is ook niet draagbaar.

  • Er moet ruimte zijn om de administratie rondom het fabriceren en afgeven van kentekenplaten te kunnen herbergen. De mogelijkheid tot het elektronisch opslaan van de bedoelde gegevens valt hier ook onder.

  • In de productieplaats dienen een matrijzenset, een pers, een apparaat voor het plaatsen van een keurmerk en een hotprintmachine of verfwals als hulpmiddel aanwezig te zijn, in goede staat van onderhoud en goed functionerend.

  • U moet beschikken over door de RDW goedgekeurde data-communicatieapparatuur.

  • U dient aan te kunnen geven waar de droogstempels van uw bedrijf zich bevinden. Deze droogstempels worden gebruikt voor het plaatsen van RDW GAIK in een taxiverklaring.

  • Op verzoek moet u een testrapport van een door de RDW aangewezen onderzoeksinstelling overleggen waaruit blijkt dat de geteste kentekenplaten aan de eisen voldoen.

Naast de in het Algemeen Deel genoemde verplichtingen om in aanmerking te komen voor een erkenning lamineerder, moet u aan een aantal andere voorwaarden voldoen.

  • U dient een natuurlijk persoon of rechtspersoon te zijn die exploitant is van een productieplaats waar blanco-kentekenplaten kunnen worden vervaardigd. U moet als zodanig zijn ingeschreven zijn in het handelsregister van de Kamer van Koophandel wanneer u gevestigd bent in Nederland.

  • U moet in het bezit zijn van een overdekte, goed af te sluiten, verlichte en verwarmde ruimte.

  • Een afsluitbare voorziening waarin de grondstoffen, blanco-kentekenplaten, en afgekeurde blanco-kentekenplaten kunnen worden bewaard, moet in de ruimte aanwezig zijn.

  • Er moet ruimte zijn om de administratie rondom het fabriceren blanco-kentekenplaten te kunnen herbergen.

  • U moet beschikken over door de RDW goedgekeurde data-communicatieapparatuur.

  • Op verzoek moet u een testrapport van een door de RDW aangewezen onderzoeksinstelling overleggen waaruit blijkt dat de geteste blanco-kentekenplaten aan de eisen voldoen.

Als u niet meer aan deze verplichtingen voldoet, leidt dat tot een schorsing van de erkenning. Hierover vindt u meer in paragraaf 3.2 van het Algemeen Deel.

Aanvullende eisen aan het bedrijfsadres

Het bedrijfsadres moet tevens voldoen aan een aantal eisen zodat de bedrijfsactiviteiten en administratie op een veilige manier uitgevoerd kunnen worden.

Deze aanvullende eisen zijn:

Bedrijfsadres:

Het bedrijfsadres is het adres dat als bezoekadres bij de Kamer van Koophandel is opgegeven. Dit is het adres dat de bedrijvencontroleur bezoekt voor schouwing en controle. Het is daarom belangrijk dat het huisnummer goed leesbaar is vanaf de openbare weg.

Pand:

Het bedrijfsadres bestaat uit een pand, woonwagen of een kantoorunit. Een eenvoudig verplaatsbaar of verrijdbaar pand zoals bijvoorbeeld een caravan, auto, (zee-) container, (schaft-)keet of een andere aanhangwagen met opbouw is niet toegestaan.

Verlichting en verwarming:

Het bedrijfsadres moet voldoende verlicht zijn. Ook moet het bedrijfsadres voldoende verwarmd zijn. Goed verwarmd houdt in dat de gemiddelde temperatuur minimaal 15 graden Celsius is. De verwarming moet van een dusdanige capaciteit zijn dat de ruimte na het openen van de deuren voldoende verwarmd is en blijft. De verwarming van de ruimte moet op een veilige manier zijn uitgevoerd. Dit houdt onder andere in dat de verwarmingsapparaten waarin een brander is gemonteerd, deze brander niet direct van buitenaf te benaderen mag zijn. Dit dient origineel en deugdelijk te zijn uitgevoerd. De inlaatgassen moeten op deugdelijke manier van buitenaf aangevoerd worden. De uitlaatgassen hiervan moeten op deugdelijke manier naar de buitenlucht afgevoerd worden. Het zogenaamde open vuur is niet toegestaan.

Faciliteiten:

Op uw bedrijfsadres moet u de beschikking hebben over een deugdelijke tafel of bureau en een deugdelijke stoel zodat de bedrijvencontroleur de rapportage kan opmaken. Ook moet u over een deugdelijke toiletruimte te beschikken.

3.1.1. Het verlenen van medewerking aan het toezicht

U bent verplicht mee te werken aan het toezicht door de RDW. Dit betekent dat u de te controleren (blanco-)kentekenplaten, de aanverwante zaken en de voor de erkenning relevante administratie ter beschikking van de bedrijvencontroleur moet stellen en dat u aan de bedrijvencontroleur de gevraagde informatie verstrekt.

3.1.2. Documentatie

De erkenninghouder kentekenplaatfabrikant en lamineerder kan nadere informatie inwinnen via de RDW-publicaties ‘Gebruikershandleiding Webapplicaties RDW algemeen’, ‘Gebruikershandleiding voor kentekenplaatfabrikanten’, ‘Gebruikershandleiding voor lamineerders’, ‘Gebruikershandleiding ophalen bestanden WEBREB GAIK Online’ en ‘Procedures GAIK Online’.

Deze zijn te verkrijgen bij de unit Erkenningen en Toezicht van de RDW, Postbus 30000, 9640 RA te Veendam. Ook is de informatie te vinden op: gaik.rdw.nl

3.1.3. Erkenningsschild/sticker(s)

Als aan u een intrekking voor onbepaalde tijd wordt opgelegd, moet u naast de in het Algemeen Deel genoemde stukken ook de droogstempel en blinddruktang die door de RDW is verstrekt per direct inleveren bij de RDW. Tevens dient u na intrekking alle stickers te verwijderen.

3.1.4. Financiële verplichting

In afwijking van het Algemeen deel gaat de financiële schorsing in beginsel op de vijfde werkdag na dagtekening van het besluit in.

3.1.5. Instrueren van uw personeel

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

3.1.6. Bewaarplicht stukken

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

3.2. Maatregelen

(zie Algemeen Deel)

3.2.1. Wachttijd na intrekking

Indien u een aanvraag voor een erkenning en/of bevoegdheid indient, dan wordt deze aanvraag geweigerd wanneer in de twaalf weken voorafgaand aan uw aanvraag dezelfde aan u afgegeven erkenning en/of bevoegdheid is ingetrokken. In het geval dat een aan u afgegeven erkenning twee keer of meer is ingetrokken, dan wordt de aanvraag geweigerd tot zes maanden na de laatste intrekking.

3.3. Overzichten GAIK Online

Via GAIK Online kan de erkenninghouder een overzicht opvragen van de op hem betrekking hebbende gegevens van (blanco-)kentekenplaten.

Hoofdstuk 4. – Overtredingen en sancties

4.1. Vaststellen van een overtreding

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

4.2. Zienswijze

In aanvulling op het Algemeen Deel geldt dat als er een reden is om naar aanleiding van een geconstateerde onregelmatigheid een sanctie op te leggen, het voornemen hiertoe aan u wordt meegedeeld met een concept sanctiebrief. Voordat een sanctie aan u wordt opgelegd, krijgt u de gelegenheid om uw zienswijze kenbaar te maken. Hoe u dit kunt doen, kunt u lezen in de concept sanctiebrief. U heeft dan 3 weken na dagtekening van de brief waarbij de concept sanctie aan u wordt aangeboden de tijd om mondeling (bijvoorbeeld telefonisch) dan wel schriftelijk uw visie kenbaar te maken aan de RDW. Na 3 weken krijgt u een definitieve sanctiebrief toegezonden. Bij de totstandkoming van de definitieve brief wordt met uw zienswijze rekening gehouden. U kunt pas bezwaar aantekenen nadat u de definitieve sanctiebrief heeft ontvangen. Onderaan de definitieve brief staat beschreven hoe u bezwaar kunt maken en binnen welke termijn u het bezwaarschrift moet indienen.

4.3. Ingangsdatum

(zie Algemeen Deel)

In afwijking van het Algemeen deel treedt een intrekking onbepaalde tijd naar aanleiding van geconstateerde overtredingen in beginsel 1 week na dagtekening van het besluit in werking.

4.4. Verjaringstermijn

(zie Algemeen Deel)

Als grondslag voor de verjaringstermijn geldt de datum van constatering van de overtreding.

4.5. Categorisering overtredingen en stroomschema

(Zie algemeen Deel)

Voorbeelden van categorie I overtredingen:

Erkenning kentekenplaatfabrikant:

  • het niet melden van gegevens van ontvangen blanco-kentekenplaten aan de RDW binnen één week na ontvangst van de blanco-kentekenplaten;

  • het niet binnen één week na constatering van een onregelmatigheid de blanco-kentekenplaten onbruikbaar gemaakt of retour gestuurd naar de lamineerder;

  • de onbruikbaar gemaakte blanco-kentekenplaat of de retour gestuurde blanco-kentekentekenplaat is niet als zodanig geregistreerd;

  • het niet opbergen van (blanco-) kentekenplaten in de afsluitbare voorziening;

  • het niet binnen één week na constatering van een onregelmatigheid de kentekenplaten onbruikbaar gemaakt;

  • de onbruikbaar gemaakte kentekenplaat is niet als zodanig geregistreerd;

  • het niet kunnen tonen van de droogstempels RDW GAIK;

  • het niet meteen melden van diefstal van blanco-kentekenplaten aan de RDW;

  • het registreren van de afgifte van kentekenplaten zonder dat de afgifte heeft plaatsgevonden;

  • het registreren van onjuiste gegevens;

  • de taxiverklaring niet voorzien van de droogstempel RDW GAIK;

  • het niet registreren van kentekenplaten als zijnde doorgeleverd voorafgaand aan de doorlevering;

  • het doorleveren van onjuiste kentekenplaten (bijvoorbeeld als de kentekenplaten niet aan de eisen voldoen of voorzien zijn van een keurmerk);

  • het niet registreren van kentekenplaten als zijnde gemaakt, voorafgaand aan de afgifte door een koerier;

  • de afgekeurde of ingenomen (blanco-)kentekenplaat is niet op de correcte wijze onbruikbaar gemaakt. De (blanco-)kentekenplaat moet doormidden geknipt zijn waarbij de lamineercode nog leesbaar moet zijn.

  • de te bewaren onbruikbaar gemaakte (blanco-)kentekenplaat kan niet worden getoond. Van de laatste tien meldingen van de vernietiging van afgekeurde (blanco-)kentekenplaten en van de laatste tien afgiftemeldingen waarbij kentekenplaten zijn ingenomen in het kader van omwisseling, moeten de onbruikbaar gemaakt (blanco-)kentekenplaten tijdens de controle getoond kunnen worden. Tevens wordt hieronder verstaan het op onjuiste wijze bewaren van de onbruikbaar gemaakte kentekenplaten waardoor tijdens controle niet direct duidelijk is welke delen van de kentekenplaten bij elkaar horen.

Erkenning lamineerder:

  • het document van de foliefabrikant over de geleverde folie is niet volledig of kan niet getoond worden;

  • het niet kunnen tonen van de in ontvangst genomen folie;

  • het niet opbergen van folie in de afsluitbare voorziening;

  • het rapport van de ingangscontrole van de folie is niet volledig of kan niet getoond worden;

  • het niet apart opslaan van folie die nog niet is gecontroleerd;

  • het rapport van de vernietigde folie is niet volledig of kan niet getoond worden;

  • het afschrift van het document dat meegestuurd is met de geretourneerde folie is niet volledig of kan niet getoond worden;

  • het niet meteen melden van diefstal van blanco-kentekenplaten aan de RDW;

  • het in ontvangst nemen van folie die niet voorzien is van het foliewaarmerk (indien de folie voorzien had moeten zijn van het foliewaarmerk);

  • de fabricage van blanco-kentekenplaten vindt niet plaats in de productieplaats waarvoor de erkenning is verleend;

  • het rapport van de vernietigde blanco-kentekenplaten is niet volledig of kan niet getoond worden;

  • het niet opbergen van blanco-kentekenplaten in een afsluitbare voorziening;

  • het niet of niet tijdig vernietigen of retour sturen van afgekeurde folie;

  • het niet of niet tijdig vernietigen van afgekeurde blanco-kentekenplaten;

  • het niet of niet tijdig registreren van de levering van blanco-kentekenplaten aan erkende kentekenplaatfabrikanten;

  • het leveren van onjuiste blanco-kentekenplaten.

Voorbeelden van categorie II overtredingen:

Erkenning kentekenplaatfabrikant:

  • het niet voeren van een volledige administratie;

  • het niet kunnen tonen van (blanco-) kentekenplaten;

  • het niet of niet tijdig registreren van de afgifte van kentekenplaten;

  • het doorleveren van kentekenplaten die niet mogen worden doorgeleverd;

  • het fabriceren van kentekenplaten buiten de productieplaats;

  • het onterecht afgeven van kentekenplaten (bijvoorbeeld als bij afgifte de benodigde documenten niet zijn getoond, de te vervangen kentekenplaten niet zijn ingenomen of de RDW heeft gemeld dat de kentekenplaten niet mogen worden afgegeven);

  • het afgeven van onjuiste kentekenplaten (bijvoorbeeld als de kentekenplaten voorzien zijn van een onjuist kenteken);

  • het afgeven van kentekenplaten van het verkeerde model;

  • het afgeven van meer dan het toegestane aantal kentekenplaten;

  • het niet onbruikbaar maken van de ingenomen kentekenplaten binnen een dag na inontvangstneming of het niet meteen onbruikbaar maken van de taxikentekenplaten die vervangen zijn omdat het voertuig niet meer wordt gebruikt als taxi;

  • platen met een lamineercode voor andere doeleinden gebruikt (bijvoorbeeld als de platen voorzien zijn van tekst in plaats van een kenteken).

Erkenning lamineerder:

  • het niet voeren van een volledige administratie;

  • het niet registreren van de levering van blanco-kentekenplaten aan een andere lamineerder;

  • het niet volledig registreren van de levering van blanco-kentekenplaten aan een andere lamineerder;

  • het niet registreren van de ontvangst van blanco-kentekenplaten van een andere lamineerder;

  • het niet volledig registreren van de ontvangst van blanco-kentekenplaten van een andere lamineerder.

Voorbeelden van categorie III overtredingen::

Erkenning kentekenplaatfabrikant:

  • het onterecht doorleveren van blanco-kentekenplaten;

  • de ontvangen blanco-kentekenplaten komen niet van een erkende lamineerder.

Erkenning lamineerder:

  • het leveren van blanco-kentekenplaten aan een onbevoegde.

Voorbeelden van categorie IV overtredingen::

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • verbaal en/of fysiek geweld of dreiging daarmee;

    • niet verlenen van toegang tot uw bedrijf;

    • intimidatie;

  • fraude;

  • niet nakomen van de financiële verplichtingen na schorsing;

  • niet binnen de termijn aan de schorsingsvoorwaarden voldoen.

Het is mogelijk dat u een overtreding begaat, die niet specifiek als voorbeeld benoemd is.

De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.

Meervoudige overtredingen

(zie Algemeen Deel)

4.6. Soorten sancties

(zie Algemeen Deel)

4.6.1. Herschouwing na intrekking voor bepaalde tijd

Na afloop van een intrekking voor bepaalde tijd wordt de intrekking automatisch door de RDW beëindigd. U hoeft hiervoor niets te doen. Wel wordt uw bedrijf daarna opnieuw bezocht door een bedrijvencontroleur van de RDW. Dit wordt een herschouwing genoemd. Deze herschouwing dient binnen 2 weken nadat de sanctie is opgeheven plaats te vinden. De bedrijvencontroleur kondigt het bezoek kort tevoren telefonisch aan (zie voor de procedure ‘Wijze van toezicht houden’ punt 2.2 van deze bijlage). Voldoet u bij de herschouwing niet aan de eisen en/of voorschriften dan kunt u in het stroomschema zelf nagaan welke sanctie naar verwachting wordt opgelegd. Aan de herschouwing zijn kosten verbonden.

Wanneer aan uw bedrijf een intrekking voor bepaalde tijd is opgelegd anders dan voor het niet verlenen van medewerking aan de controle zoals bedoeld onder 2.2 van deze bijlage, en herschouwing ondanks telefonische aankondiging controle niet mogelijk is, wordt gekeken of er sprake is van een geldige verklaring als bedoeld onder 2.2 van deze bijlage. Is er van uw bedrijf geen (geldige) verklaring zoals bedoeld in 2.2 van deze bijlage dan kunt u onder dat punt lezen wat de gevolgen voor u zijn.

Wanneer aan uw bedrijf een intrekking voor bepaalde tijd is opgelegd omdat u geen medewerking heeft verleend zoals bedoeld onder 2.2 van deze bijlage, terwijl de bedrijvencontroleur daarna gebruik heeft gemaakt van de eerder door u ingevulde en ondertekende verklaring, zoals vermeld onder 2.2 van deze bijlage, dan wordt daaraan de conclusie verbonden dat u blijvend geen medewerking verleend en volgt een intrekking voor onbepaalde tijd.

Hoofdstuk 5. – Bezwaar en beroep

5.1. Bezwaar

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

5.1.1. Hoorzitting

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.2. Waarschuwing

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.3. Opschorten

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.2. Beroep

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

5.3. Voorlopige voorziening

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

Bijlage APK Keurmeester 2018

Hoofdstuk 1 – Toelichting op de Bijlage APK Keurmeester

89

1.1

Toelichting

89

1.2

Indeling

89

1.3

Titel

90

Hoofdstuk 2 – Positie van de RDW

90

2.1

Basis van het toezicht

90

2.2

Wijze van toezicht houden

90

2.3

Frequentie van het toezicht

90

Hoofdstuk 3 – Positie van de APK Keurmeester

90

3.1

Verkrijgen van de APK-keuringsbevoegdheid

90

3.1.1

Bevoegdheidspas en pincode

90

3.1.2

Behouden van de APK-keuringsbevoegdheid

91

3.2

Voorafgaand aan de keuring

91

3.2.1

Juiste voorzieningen en documentatie

91

3.3

Technische keuring en afmelden voertuig

91

3.4

Toezicht door middel van steekproeven

91

3.5

Maatregelen

93

3.5.1

Schorsing

93

3.6

Handhaving APK

93

Hoofdstuk 4 – Overtredingen en Sancties

93

4.1

Vaststellen van een overtreding

93

4.2

Zienswijze

93

4.3

Ingangsdatum

93

4.4

Verjaringstermijn

93

4.5

Categorisering en stroomschema

94

4.6

Soorten sancties

95

Hoofdstuk 5 – Bezwaar en Beroep

95

5.1

Bezwaar

95

5.1.1

Hoorzitting

95

5.1.2

Waarschuwing

95

5.1.3

Opschorten

96

5.1.4

Beroep tegen het resultaat van een steekproefherkeuring of vermeend onterechte goed- of afkeur

96

5.2

Beroep

96

5.3

Voorlopige voorziening

96

Hoofdstuk 6: gebruik deugdelijke apparatuur

96

6.1

Eisen aan de keuringsinstantie waar u keuringen uitvoert:

96

6.2

Beoordeling gebruik van de keuringsruimte en de apparatuur

96

Stroomschema overtredingen en sancties

99

Hoofdstuk 1. – Toelichting op de Bijlage APK Keurmeester

1.1. Toelichting

De Bijlage APK Keurmeester is een bijlage van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW die los van het Algemeen Deel moet worden toegepast. Deze bijlage is bedoeld voor APK-keurmeesters. U leest hier hoe de RDW toezicht houdt op uw keuringsbevoegdheid.

Bent u alleen APK-keurmeester en geen erkenninghouder (in de zin van de Wegenverkeerswet 1994), dan hoeft u uitsluitend deze bijlage te lezen en geldt het Algemeen Deel niet voor u. U hebt andere rechten en plichten.

Bent u naast APK-keurmeester ook erkenninghouder APK, dan moet u de volgende onderdelen van de Toezichtbeleidsbrief lezen:

1.2. Indeling

Ter illustratie van de opbouw van de Toezichtbeleidsbrief volgt hieronder een schematische weergave. Deze afbeelding geeft per kolom weer welk onderdeel van de Toezichtbeleidsbrief vereist is per erkenning of bevoegdheid. Het zwart gearceerde deel is van toepassing voor de APK-keurmeester.

Bijlage 260233.png

De Bijlage APK Keurmeester staat dus los van het Algemeen Deel en de bijlagen voor erkenninghouders.

1.3. Titel

Deze bijlage van de Toezichtbeleidsbrief is getiteld: Bijlage APK Keurmeester.

Hoofdstuk 2. – Positie van de RDW

2.1. Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de aan u verleende keuringsbevoegdheid. Dit gebeurt op basis van de Wegenverkeerswet 1994 en de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK.

2.2. Wijze van toezicht houden

De RDW houdt toezicht door middel van herkeuringen (steekproeven) en periodieke controlebezoeken. Tijdens deze herkeuringen (steekproeven) beoordeelt de RDW primair de kwaliteit van de uitgevoerde APK-keuring. Daarnaast wordt gecontroleerd of aan de andere voorschriften is voldaan die voor de keurmeester gelden, zoals de controle op de aanwezigheid van de vereiste documentatie of de naleving van de keuringsvoorschriften.

2.3. Frequentie van het toezicht

De frequentie van het toezicht is afhankelijk van het aantal door de erkenninghouder uitgevoerde APK-keuringen en de resultaten van de herkeuringen van u zelf en de erkenninghouder. Dit wordt bijgehouden in een cusumsysteem. Voor iedere keurmeester wordt een eigen cusumverloop bijgehouden. U leest hier meer over in de Regelgeving APK, Cusumsysteem Keurmeester APK 2017.

Hoofdstuk 3. – Positie van de APK Keurmeester

3.1. Verkrijgen van de APK-keuringsbevoegdheid

U bent bevoegd voertuigen APK te keuren als u het examen APK-keurmeester bij Stichting VAM (IBKI) succesvol heeft afgerond. De keuringsbevoegdheid APK-keurmeester bestaat uit twee categorieën:

  • voertuigen met een toegestane maximale massa tot en met 3.500 kg (APK II);

  • voertuigen met een toegestane maximale massa meer dan 3.500 kg (APK I);

De RDW verwacht van u dat u op de juiste wijze gebruik maakt van uw keuringsbevoegdheid en de verplichtingen uit de regelgeving naleeft. De RDW houdt toezicht op de correcte naleving van de eisen en voorschriften die uit de regelgeving voortvloeien en het juiste gebruik van de verantwoordelijkheden die u op eigen verzoek heeft ontvangen.

Het raadplegen en afmelden van voertuigen mag uitsluitend plaatsvinden tijdens de in het boekwerk regelgeving APK opgegeven tijden.

3.1.1. Bevoegdheidspas en pincode

Als bewijs van het behalen van uw APK-keurmeesterexamen krijgt u een bevoegdheidspas, de zogenaamde keurmeesterpas. Op deze pas staat onder andere vermeld:

  • het diplomanummer;

  • de categorie voertuigen die u mag keuren;

  • het pasnummer.

Iedere keurmeester beschikt naast de pas over een pincode. Deze pincode is nodig om een voertuig te kunnen afmelden. De bevoegdheidspas en pincode zijn strikt persoonlijk. Het is niet toegestaan uw bevoegdheidspas en/of pincode door iemand anders te laten gebruiken. Het uitlenen van uw pas en/of pincode is een overtreding en wordt gesanctioneerd.

3.1.2. Behouden van de APK-keuringsbevoegdheid

Als u keuringsbevoegd bent, moet u iedere twee jaar met goed gevolg een toets afleggen bij de Stichting VAM, om deze te behouden. Dit wordt de bevoegdheidsverlenging genoemd. Daarnaast kan de RDW als sanctie uw keuringsbevoegdheid intrekken en u verplichten tot het afleggen van een sanctietoets. Meer informatie hierover vindt u in hoofdstuk 4: Overtredingen en sancties.

Als u een voertuig wilt keuren, moet u een geldige keuringsbevoegdheid hebben. U bent zelf verantwoordelijk voor het controleren van de geldigheid van uw keuringsbevoegdheid. Het keuren van een voertuig waarvoor u geen geldige keuringsbevoegdheid heeft, is een overtreding en wordt gesanctioneerd.

3.2. Voorafgaand aan de keuring

Voordat u aan de technische keuring van het voertuig begint, moet u een aantal zaken controleren. Hieronder leest u wat u moet controleren.

3.2.1. Juiste voorzieningen en documentatie

Allereerst overtuigt u zich ervan dat de erkenninghouder APK (namens wie u de keuring uitvoert) over de juiste documentatie, op papier of digitaal, en voorzieningen beschikt. Het betreft hier in ieder geval:

  • het boekwerk Regelgeving APK;

  • geschiktheid van de keuringsplaats voor het te keuren voertuig (let hierbij op de voertuigcategorie, de hoogte in verband met te bereiken hoogte van de hefbrug en blijvend functioneren van de afrijbeveiliging, de putdiepte en /of de brandstofsoort);

  • bij de apparatuur behorende handleidingen en geldige ijkcertificaten;

  • de deugdelijkheid van de voorzieningen (zie hoofdstuk 6)

3.3. Technische keuring en afmelden voertuig

In de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK staat het keuringsproces beschreven. U wordt er met klem op gewezen dat u uw werkzaamheden zodanig inricht dat aan alle verplichtingen wordt voldaan. De volledige keuring van het voertuig wordt door u als keurmeester uitgevoerd. Kort gezegd houdt dit het volgende in:

  • a) Voorafgaand aan het technische deel van de keuring van het voertuig moet u controleren of het voertuig overeenstemt met de voertuiggegevens (kenteken, VIN, en datum eerste toelating) in het kentekenregister. Indien het VIN van het voertuig niet leesbaar is of niet overeenstemt met het VIN in het kentekenregister, dan mag geen keuring worden verricht en moet de klant doorverwezen worden naar de RDW.

    Let op! Bij taxi’s en OV-auto’s moet het goedkeuringsdocument die bij het kentekenbewijs hoort, aanwezig zijn. Bij voertuigen met een GN-, BN-, CD- of CDJ-of ZZ kenteken, moet het kentekenbewijs aanwezig zijn.

  • b) De technische keuring van het voertuig, zo nodig met roetmeting, wordt door u als APK keurmeester uitgevoerd

  • c) Na afloop van het technische deel van de keuring moet u het resultaat van de keuring van het door u zelf gekeurde voertuig (check kenteken) afmelden:

    • de afkeurmelding, of

    • goedkeur na reparatie, of;

    • de goedkeurmelding met de eventuele adviespunten en reparatie adviespunten.

  • d) In alle gevallen, dus ook bij afkeur, wordt het keuringsrapport ingevuld.

  • e) Na controle van de juistheid en volledigheid van het keuringsrapport wordt dit door u zelf handmatig ondertekend.

Bij al deze handelingen moeten zowel het voertuig en u als APK keurmeester in de keuringsruimte aanwezig zijn.

3.4. Toezicht door middel van steekproeven

De RDW houdt toezicht op de uitvoering van APK-keuringen die worden uitgevoerd door erkenninghouders en keurmeesters. Het is van groot belang dat de RDW een goed beeld krijgt van de kwaliteit van keuringen die hebben plaatsgevonden. Daarom voert de RDW steekproefcontroles uit.

Sleutelen in quarantainetijd

Het is ten strengste verboden om tussen het afmelden van het voertuig en de komst van de steekproefcontroleur aan het afgemelde voertuig te sleutelen of metingen te verrichten. Alleen dan kan de RDW tijdens de steekproefherkeuring een goed beeld krijgen van de kwaliteit van de keuring. Het (laten) aanbrengen van wijzigingen of metingen (laten) verrichten aan een afgemeld voertuig door een in de keuringsplaats aanwezig persoon, of dit nu u of ander aanwezig personeel, een klant of andere relatie betreft, vóór aankomst van de steekproefcontroleur, wordt ‘sleutelen in quarantainetijd’ genoemd. Dit is een overtreding en wordt gesanctioneerd.

Als u tijdens de uitvoering van de steekproef, inclusief een eventuele herkeuring in beroep, zonder toestemming van de RDW medewerker aan het voertuig wijzigingen aanbrengt of aan laat brengen, wordt dit aangemerkt als een overtreding van de categorie III.

Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef

U moet alle medewerking verlenen aan de uitoefening van het toezicht door de RDW. Het niet meewerken aan toezicht leidt tot een sanctie. Indien men zijn of haar emoties richt op de persoon van de RDW-medewerker d.m.v. verbale agressie (uitschelden), discriminatie, intimidatie of seksuele intimidatie in het bedrijf door u of de daar aanwezige personen dan is dit een categorie IV overtreding en volgt een intrekking van uw keuringsbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Ook bij bedreiging of fysiek geweld of dreiging daarmee tegen een RDW-medewerker in het bedrijf door u of de daar aanwezige personen volgt een intrekking van uw keuringsbevoegdheid voor de duur van 6 maanden en wordt aangifte gedaan door de RDW voor strafrechtelijke vervolging.

Uw medewerking aan een steekproef wordt op onderstaande wijze van u verwacht. U bent ervoor verantwoordelijk dat u zelf, het voertuig, en het keuringsrapport aanwezig zijn en blijven, zodat de steekproefcontroleur van de RDW de steekproef kan uitvoeren. Dit houdt onder meer in dat na de mededeling dat het voertuig in de steekproef valt:

  • a. u verplicht in de keuringsplaats aanwezig moet zijn en blijven. Naast uw verplichte aanwezigheid moet u meteen feitelijke assistentie verlenen;

  • b. ook het voertuig aanwezig moet zijn en blijven in de keuringsplaats. Heeft u gekeurd voor een mobiele erkenninghouder, dan geldt dat ook de mobiele keuringseenheid bij de steekproef aanwezig moet zijn en blijven. U moet al het mogelijke doen om te voorkomen dat het gekeurde voertuig de keuringsplaats verlaat. U doet dit bijvoorbeeld door de klanten goed te informeren over de steekproef, hen niet op de keuring te laten wachten, hen vervangend vervoer aan te bieden of hen weg te laten brengen. In ieder geval moet u de aanvrager voorafgaand aan de keuring duidelijk maken dat de mogelijkheid bestaat dat zijn voertuig in de steekproef valt;

  • c. u de keuringsruimte en deugdelijk functionerende apparatuur ter beschikking moet stellen. Let er bij het afmelden goed op dat de herkeuring volledig kan worden uitgevoerd: als de weersomstandigheden al bij het afmelden zodanig slecht zijn dat een volledige herkeuring niet (meer) mogelijk is geldt dit als een overtreding die wordt gesanctioneerd.

  • d. het steekproefcontrolerapport moet u ondertekenen, als dit door de steekproefcontroleur is opgemaakt.

Uw aanwezigheid en medewerking is in uw eigen belang. Een cusumbijdrage geldt voor u persoonlijk, evenals de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen het resultaat van de steekproefherkeuring (artikel 90 van de Wegenverkeerswet 1994). De eventueel door u gemaakte missers worden vermeld op het steekproefcontrolerapport. Ook andere overtredingen (zie hoofdstuk 4) worden op het steekproefcontrolerapport vermeld.

Als een voertuig de keuringsplaats verlaat, voordat de steekproef kon worden uitgevoerd, dan gelden op grond van artikel 32 de volgende verplichtingen:

  • geef geen keuringsrapport af;

  • wijs de klant er op dat de goedkeuring vervalt, en

  • meldt dit dan direct telefonisch bij het ACN kantoor te Zwolle van de RDW en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur

Het nakomen van deze verplichtingen maakt de overtreding niet ongedaan en is om deze reden dan ook niet als bijzonder feit of omstandigheid aan te merken.

Ook de eventuele aanwezigheid van het kentekenbewijs vormt een aanwijzing dat het voertuig aanwezig is geweest in de keuringsplaats, maar maakt de overtreding niet ongedaan en vormt evenmin een bijzonder feit of omstandigheid.

Is de steekproefcontroleur niet binnen 90 minuten aanwezig, dan mag u het keuringsrapport alsnog afgeven. Het voertuig hoeft dan ook niet meer beschikbaar te zijn voor de RDW.

3.5. Maatregelen

3.5.1. Schorsing

Iedere twee jaar dient u als keurmeester de zogenoemde bevoegdheidsverlenging met goed gevolg af te leggen om uw keuringsbevoegdheid te behouden (zie 3.1.2). Als u niet meer beschikt over een geldige keuringsbevoegdheid, wordt een schorsing opgelegd. Dit betekent dat u geen keuringen mag uitvoeren. Een schorsing geldt tot het moment waarop u weer een geldige APK-keuringsbevoegdheid heeft. De duur van de schorsing heeft u zelf in de hand. Zodra u hebt aangetoond weer te beschikken over een geldige keuringsbevoegdheid, wordt de schorsing opgeheven en kunt u weer keuren. Het tweejaarlijkse interval gaat na de schorsing weer lopen.

3.6. Handhaving APK

Als blijkt dat een voertuig niet in het zogenaamde APK-register van de RDW voorkomt, maar er voor dat voertuig wel een keuringsrapport door u is afgegeven, is dit fraude. U kunt zelf controleren of een afgemeld voertuig ook daadwerkelijk is geaccepteerd door de RDW en dus in het keuringsregister is opgenomen. U kunt dit doen aan de hand van:

  • de transactiecode die u krijgt direct na de afmelding;

  • directe of dagelijkse controle van het register; of

  • het zogenaamde raadpleegscherm voor afmeldingen.

Hoofdstuk 4. – Overtredingen en Sancties

4.1. Vaststellen van een overtreding

Een overtreding kan onder andere worden vastgesteld:

  • bij een periodiek controlebezoek bij de erkenninghouder waar u werkzaamheden verricht;

  • tijdens een bezoek voor een steekproefcontrole;

  • door de politie;

  • naar aanleiding van een klacht.

4.2. Zienswijze

Als een overtreding is geconstateerd stelt de RDW u in de gelegenheid uw zienswijze te uiten voordat wordt besloten al dan niet een sanctie op te leggen. In verband met de vereiste spoed zal uw zienswijze niet worden gevraagd in geval sprake is van intimidatie, verbaal of fysiek geweld dan wel dreiging daarmee tegen een RDW medewerker in de keuringsplaats door de daar aanwezige personen.

In de regel wordt voor het geven van uw zienswijze een afspraak gemaakt voor een bezoek.

Het doel van deze horing is om alle relevante feiten en omstandigheden te verzamelen. Met name ook bijzondere feiten of omstandigheden. Niet als bijzonder feit of omstandigheid geldt het gestelde onder 4.4. Ook het op juiste wijze naleven van de regelgeving of specifieke onderdelen daarvan gelden niet als bijzonder feit of omstandigheid. De RDW neemt uw zienswijze mee bij het bepalen of er al dan niet een sanctie wordt opgelegd. Indien u uw zienswijze schriftelijk kenbaar wil maken dan heeft u hiervoor één week de tijd nadat u bent benaderd door de RDW medewerker voor een afspraak.

4.3. Ingangsdatum

Een sanctie treedt in beginsel direct in werking. Uitzondering hierop vormt een besluit met als sanctie een intrekking voor bepaalde tijd van 6, 9 of 12 weken. Deze treedt in beginsel na vijf werkdagen na het versturen ervan in werking. Deze termijn is gesteld, zodat u de eerstkomende afspraken met klanten kunt nakomen.

4.4. Verjaringstermijn

De RDW hanteert een verjaringstermijn van 30 maanden. Dit betekent dat op het moment van constatering van een overtreding, er 30 maanden wordt teruggekeken in uw historie als APK-keurmeester. Grondslag voor de verjaringstermijn is de datum van constatering van de overtreding. Zowel uw goede historie als overtredingen begaan niet meer dan 30 maanden voorafgaand aan de huidige geconstateerde overtreding worden beoordeeld. Als er binnen de verjaringstermijn een eerdere overtreding is geconstateerd, wordt er naar de categorie van die overtreding gekeken. Deze telt mee bij het opleggen van de nieuwe sanctie. De zwaarte van de sanctie van de eerdere overtreding is hierbij niet van belang. Deze kan beïnvloed zijn door een overtreding die meer dan 30 maanden geleden is geconstateerd. Heeft u buiten deze verjaringstermijn (meer dan 30 maanden terug) de regelgeving nageleefd, zijn er geen overtredingen geconstateerd of geen sancties opgelegd, dan is dit niet van belang voor uw historie en telt dit evenmin als bijzonder feit of omstandigheid.

4.5. Categorisering en stroomschema

De RDW heeft mogelijke overtredingen ondergebracht in vier categorieën, te weten:

I tot en met IV, waarbij categorie I de lichtere overtredingen bevat en categorie IV de zwaarst mogelijke overtredingen. De hoogte van een sanctie wordt in beginsel bepaald door de categorie waarin een overtreding wordt ingedeeld.

In het stroomschema op de laatste pagina worden de sancties schematisch weergegeven. In dit stroomschema is rekening gehouden met de zwaarte van overtredingen en het herhaaldelijk begaan van overtredingen. U kunt op basis van dit schema zelf nagaan welke sanctie naar verwachting wordt opgelegd.

Meervoudige overtreding

In het stroomschema is uitgegaan van een enkelvoudige overtreding. Het kan voorkomen dat er bij u, tijdens één steekproefcontrolemoment of naar aanleiding van één periodiek controlebezoek, meerdere, dezelfde of verschillende overtredingen worden geconstateerd. We spreken dan van een meervoudige overtreding.

Als bij u meerdere overtredingen zijn geconstateerd, zal in beginsel de volgende regel worden toegepast:

Wanneer tijdens één bedrijfsbezoek of controle meerdere overtredingen worden geconstateerd, dan wordt dit beschouwd als een meervoudige overtreding. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de categorieën van de verschillende overtredingen bij elkaar worden opgeteld en dat een sanctie wordt opgelegd die overeenstemt met de som van de categorieën. Is echter sprake van maximaal twee overtredingen, beide van de categorie I of II, dan worden de categorieën niet opgeteld maar wordt een sanctie opgelegd die overeenstemt met de categorie behorend bij de zwaarste van de twee overtredingen. (zie voor voorbeelden schema)

Indien de som van de een meervoudige overtreding hoger is dan III wordt een sanctie van tijdelijke intrekking voor de duur van 6 maanden opgelegd.

In alle gevallen wordt uw historie meegeteld bij het bepalen van de sanctiezwaarte.

Indien een volgende overtreding wordt geconstateerd nadat u voor een meervoudige overtreding bent gesanctioneerd geldt dat voor het bepalen van de historie van die meervoudige overtreding alleen de categorie van de zwaarste overtreding wordt geteld als sanctiehistorie.

Voorbeelden van categorie I overtredingen:

  • goedkeuringsdocument taxi, OV auto of kentekenbewijs BN-, GN-, CD-, CDJ of ZZ-voertuig ontbreekt;

  • ingeslagen VIN in het voertuig komt niet overeen met het VIN in het kentekenregister;

  • tijdens de steekproef defecte apparatuur;

  • niet ondertekenen steekproefcontrolerapport.

Voorbeelden van categorie II overtredingen:

  • geen.

Voorbeelden van categorie III overtredingen:

  • keuren en afmelden van een voertuig buiten de erkenning;

  • keuren en afmelden van een voertuig, terwijl de minimaal vereiste hefhoogte van de hefinrichting niet wordt bereikt;

  • sleutelen in quarantainetijd;

  • geen of onvoldoende medewerking verlenen, zoals:

    • voertuig en/of mobiele eenheid niet aanwezig;

    • keurmeester niet aanwezig;

    • het niet ter beschikking stellen van de vereiste apparatuur;

    • zonder toestemming van de RDW medewerker wijzigingen aanbrengen of aan laten brengen aan het voertuig.

  • onbevoegd gebruik van pincode;

  • gebruik maken van niet-geijkte apparatuur;

  • onbevoegde ondertekening van een keuringsrapport;

  • kwaliteit toepassing keuringseisen op basis van de Regeling Cusumsysteem Keurmeester APK 2017:

    • één afzonderlijke cusumbijdrage van 10 of hoger;

    • cusumstand 10 bereikt of overschreden;

    • apert onveilig voertuig;

  • het niet volledig uitvoeren van een keuring.

Voorbeelden van categorie IV overtredingen:

  • fraude;

  • kwaliteit toepassing keuringseisen op basis van de Regeling Cusumsyteem Keurmeester APK 2017: één afzonderlijke cusumbijdrage van 25 of hoger;

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • verbaal en/of fysiek geweld of dreiging daarmee;

    • niet verlenen van toegang tot de keuringsruimte;

    • intimidatie.

Het is mogelijk dat u een overtreding begaat, die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.

4.6. Soorten sancties

De RDW kent de volgende sancties:

Schriftelijke waarschuwing

De waarschuwingen worden schriftelijk aan u bekend gemaakt. Dit kan in combinatie met verscherpt toezicht. Het stroomschema op de laatste pagina geeft aan wanneer een waarschuwing met verscherpt toezicht wordt opgelegd.

Intrekking voor bepaalde tijd

Als aan u een intrekking voor bepaalde tijd wordt opgelegd, kunt u gedurende een bepaalde periode geen keuringen verrichten. De intrekking voor bepaalde tijd beslaat een periode van 6, 9, 12 weken of 6 maanden. Dit is afhankelijk van uw historie en/of de categorie waarin de overtreding(en) valt of vallen. De RDW zal bij meer dan één intrekking voor bepaalde tijd, de sanctie opvolgend ten uitvoer leggen.

Sanctietoets

Een sanctietoets wordt altijd opgelegd in combinatie met een intrekking voor 12 weken of 6 maanden. Als naar aanleiding van een overtreding tevens een sanctietoets wordt opgelegd, zal uw keuringsbevoegdheid ook na afloop van de intrekking voor bepaalde tijd geschorst blijven, totdat u de sanctietoets met goed gevolg hebt afgelegd. Een sanctietoets geeft geen recht op verlenging van de geldigheidsduur van uw bevoegdheidspas.

Hoofdstuk 5. – Bezwaar en Beroep

5.1. Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunt u tegen een besluit bezwaar indienen bij de RDW. U moet dit doen binnen zes weken na de dag van verzending van het sanctiebesluit.

U moet uw bezwaarschrift schriftelijk indienen bij de Directie van de RDW, Postbus 777, 2700 AT Zoetermeer. In uw bezwaarschrift geeft u aan waarom u het niet eens bent met het besluit. Uw bezwaar dient te voldoen aan alle wettelijke vereisten die aan een bezwaar worden gesteld.

5.1.1. Hoorzitting

Als u bezwaar aantekent tegen een besluit van de RDW, wordt u in de regel in de gelegenheid gesteld uw bezwaarschrift mondeling toe te lichten. Dit is op het kantoor van de RDW. U ontvangt hiervoor een uitnodiging na ontvangst van uw bezwaarschrift.

Stelt u prijs op een telefonische hoorzitting, dan kunt u dit aangeven. Hoe u dit kunt doet, kunt u lezen in de uitnodigingsbrief.

U mag zich altijd laten vertegenwoordigen door een raadsman of advocaat. Als u iemand die geen advocaat is machtigt om namens u het woord te doen en u komt zelf niet naar de hoorzitting, dan dient u een schriftelijke verklaring mee te geven dat die persoon gemachtigd is om u te vertegenwoordigen. Als u zelf ook naar de hoorzitting komt, is dit niet nodig.

5.1.2. Waarschuwing

Op basis van jurisprudentie kan tegen een schriftelijke waarschuwing en een waarschuwing via datacommunicatie geen bezwaar worden gemaakt.

5.1.3. Opschorten

Als u bezwaar, als bedoeld in 5.1, aantekent tegen een besluit met als sanctie een intrekking voor bepaalde tijd tot maximaal 12 weken wordt de inwerkingtreding van het besluit opgeschort totdat het bezwaarschrift is afgehandeld. De beslissing op bezwaar treedt in beginsel in werking twee weken nadat deze is verstuurd.

De RDW behoudt zich het recht voor om in bovenstaande gevallen geen opschortende werking te verlenen of deze te beëindigen. In dat geval wordt u hierover schriftelijk geïnformeerd.

5.1.4. Beroep tegen het resultaat van een steekproefherkeuring of vermeend onterechte goed- of afkeur

Zowel op het keuringsrapport als het steekproefcontrolerapport staan deze procedures vermeld.

Voor meer informatie over de artikel 90 en 91 procedure van de Wegenverkeerswet 1994 wordt u verwezen naar de Administratieve procedures van de Regelgeving APK.

5.2. Beroep

Als de RDW een beslissing heeft genomen over uw bezwaarschrift kunt u ongeacht het resultaat daartegen in beroep gaan bij de rechtbank. Onderaan de beslissing op uw bezwaar vindt u de clausule waarin beschreven staat hoe u in beroep kunt gaan.

5.3. Voorlopige voorziening

Als u een intrekking voor bepaalde tijd van 6 maanden wordt opgelegd, verleent de RDW bij een bezwaarprocedure geen opschortende werking van de sanctie. Hiervoor kunt u een voorlopige voorziening bij de rechtbank aanvragen.

Bij een voorlopige voorziening geldt als vereiste dat de zaak een spoedeisend karakter heeft. Als u een verzoek om een voorlopige voorziening wilt indienen bij de rechtbank, kunt u hiervoor contact opnemen met de griffier. De contactgegevens van de rechtbank kunt u vinden op www.overheid.nl/ via ‘alle overheidsorganisaties’ > ‘rechterlijke macht’.

Hoofdstuk 6. gebruik deugdelijke apparatuur

6.1. Eisen aan de keuringsinstantie waar u keuringen uitvoert:

In dit hoofdstuk leest u hoe het gebruik van de keuringsruimte en deugdelijke apparatuur bij het toezicht van de RDW wordt beoordeeld.

De erkenninghouder moet beschikken over een goed verwarmde keuringsruimte en deugdelijke apparatuur. U moet deze ruimte en apparatuur gebruiken bij het uitvoeren van uw APK keuringen. Daarom is het belangrijk dat u controleert of de ruimte en apparatuur voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld.

6.2. Beoordeling gebruik van de keuringsruimte en de apparatuur

Verlichting

Onder goede verlichting in de keuringsruimte wordt verstaan dat de gemiddelde lichtopbrengst minimaal 300 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. Bij twijfel kunt u de lichtopbrengst in de keuringsruimte vaststellen aan de hand van een lichtmeting met een luxmeter. Dit gebeurt als volgt:

  • 1. onder de hefinrichting of in de inspectieput, met daarop een voertuig, wordt op 1 meter afstand van het voertuig aan alle zijden van het voertuig de lichtsterkte gemeten (hierbij wordt de lichtcel naar de lichtbron gehouden);

  • 2. aan beide zijden van de voor- en achterzijde van het voertuig wordt de lichtsterkte gemeten op 1 meter afstand (hierbij wordt de luxmeter op 1 meter hoogte gehouden en wordt de lichtcel van de luxmeter naar het voertuig gericht);

  • 3. de gemiddelde waarde van deze vier metingen moet minimaal 300 lux bedragen.

Verwarming

De keuringsruimte moet voldoende verwarmd zijn. Dit houdt in dat de gemiddelde temperatuur in de keuringsruimte minimaal 10 graden Celsius is. De verwarming moet van een dusdanige capaciteit zijn dat de ruimte na het openen van de deuren voldoende verwarmd is en blijft. De apparatuur moet gebruikt worden binnen het door de fabrikanten opgegeven temperatuurbereik van deze apparatuur. De verwarming van de keuringsruimte moet op een veilige manier zijn uitgevoerd. Dit houdt in dat de verwarmingsapparaten waarin een brander is gemonteerd, deze brander niet direct van buitenaf te benaderen mag zijn. Dit dient origineel en deugdelijk te zijn uitgevoerd. De inlaatgassen moeten op deugdelijke manier van buitenaf aangevoerd worden. De uitlaatgassen hiervan moeten op deugdelijke manier naar de buitenlucht afgevoerd worden. Het zogenaamde open vuur is niet toegestaan.

Gebruik apparatuur

Bij de keuringen moet u gebruik maken van de apparatuur van de erkenninghouder. De apparatuur moet doelmatig en deugdelijk zijn en hieronder staat beschreven wat de RDW onder deugdelijk of doelmatig verstaat.

Hefinrichting

Onder een doelmatige hefinrichting wordt verstaan:

  • De afrijbeveiliging werkt volledig als een voertuig op de hefinrichting staat. Dit geldt voor zowel de voorzijde als de achterzijde van het voertuig. De afrijbeveiliging mag niet zijn verwijderd. De hefinrichting moet zijn voorzien van een goed werkende valbeveiliging.

  • De bediening en beveiliging van de hefinrichting verkeren in goede staat en werken op correcte wijze.

  • De elektrische installatie aan de hefinrichting vertoont geen gebreken.

  • De hefkabels zijn onbeschadigd.

  • De hydraulische onderdelen lekken niet.

  • De hefinrichting is aan alle zijden toegankelijk. De vrije ruimte rondom de hefinrichting is minimaal 0,5 meter. De eventueel aanwezige oprijplaten worden bij de beoordeling van de vrije ruimte buiten beschouwing gelaten.

  • De hefinrichting is voorzien van voldoende verlichting. De verlichting van de hefinrichting moet voldoen aan onderstaande eisen:

    • De verlichtingsarmaturen mogen niet beschadigd zijn en moeten zijn voorzien van beschermkappen.

    • De hefinrichting is gelijkmatig verlicht waarbij de gemiddelde lichtopbrengst onder de inrichting minimaal 200 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. In geval van twijfel wordt de lichtopbrengst vastgesteld door het uitvoeren van een lichtmeting. De lichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter. Dit gebeurt als volgt:

      • a) midden op de hefinrichting wordt een voertuig geplaatst;

      • b) bij ieder wiel wordt de lichtsterkte gemeten, daarbij wordt de lichtcel van de luxmeter naar het midden van de hefinrichting gericht;

      • c) de gemiddelde waarde van deze metingen dient minimaal 200 lux te bedragen.

De deugdelijkheid en goede staat van onderhoud van de hefinrichting kunt u controleren doordat minimaal eenmaal per jaar, door een bij de RDW aangemelde en geaccepteerde voor hefinrichtingen gecertificeerd bedrijf of persoon, een certificaat en geldige goedkeursticker hiervoor heeft afgegeven aan de erkenninghouder.

Inspectieput

Onder een doelmatige inspectieput wordt het volgende verstaan:

  • De inspectieput is vrij toegankelijk:

    • Voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer is dan 3.500 kg moet, indien een voertuig op de inspectieput staat, minimaal één uitgang vrij toegankelijk zijn. Er moet minimaal 1 meter vrije ruimte aanwezig zijn.

    • Voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer is dan 3.500 kg moet, indien een voertuig op de inspectieput staat, een vrije ruimte aan de voor- of achterzijde van het voertuig van minimaal 1 meter aanwezig zijn. (dit betekent voertuiglengte plus 1 meter)

    • De uitgangen dienen te allen tijde vrij van obstakels en toegankelijk te zijn.

    • De inspectieput is toegankelijk door middel van een vaste trap of een vast klimijzer.

  • In de inspectieput is geen water en/of andere vloeistof aanwezig.

  • De elektrische installatie in de inspectieput vertoont geen gebreken. Deze is zodanig uitgevoerd dat de afzuiginstallatie minstens 30 seconden in werking is voordat de verlichting kan worden ingeschakeld of een ander punt onder spanning wordt gebracht.

  • De inspectieput is voorzien van een mechanische afzuiginstallatie waarmee dampen (bijvoorbeeld LPG of benzine) doeltreffend worden afgezogen. Daartoe dient:

    • aan beide zijden van de inspectieput afzuigkanalen te zijn aangebracht waarin gelijkmatig verdeeld over de lengte, afzuigopeningen aanwezig zijn;

    • de capaciteit van de afzuiginstallatie per minuut ten minste één kubieke meter lucht per vierkante meter inspectieput te bedragen;

    • de verbinding met de buitenlucht te bestaan uit een onbrandbare buisleiding met een inwendige diameter van minimaal 150 mm;

    • de ventilatormotor van de afzuiginstallatie zich buiten de luchtstroom te bevinden of explosieveilig uitgevoerd te worden;

    • de afvoergassen minstens 1 meter boven het dak van de keuringsinrichting te worden afgevoerd, buiten de nabijheid van ramen en deuren.

  • De inspectieput is voorzien van voldoende verlichting. De verlichting van de inspectieput moet voldoen aan onderstaande eisen:

    • De verlichtingsarmaturen mogen niet beschadigd zijn en moeten zijn voorzien van beschermkappen.

    • De inspectieput is gelijkmatig verlicht waarbij de gemiddelde lichtopbrengst onder de inrichting minimaal 200 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. Bij twijfel kunt u de lichtopbrengst vaststellen door middel van een lichtmeting met een luxmeter, op de volgende wijze:

      • a) midden op de inspectieput wordt een voertuig geplaatst;

      • b bij ieder wiel wordt de lichtsterkte gemeten; daarbij wordt de lichtcel van de luxmeter naar het midden van de inspectieput gericht;

      • c) de gemiddelde waarde van deze metingen dient minimaal 200 lux te bedragen.

Koplamptester

Een koplamptestapparaat wordt geacht deugdelijk te zijn als:

  • a) de voet, de zuil, het vizier, de verstelinrichtingen en de optiekkast waaronder de lens en het projectievlak niet dusdanig zijn beschadigd dat de werking van het apparaat beïnvloed wordt;

  • b) de verstelinrichtingen spelingvrij zijn en werken zoals oorspronkelijk bedoeld is;

  • c) de koplamptester op rails is gemaakt, moeten de rails aanwezig zijn en niet dusdanig beschadigd zijn dat de werking van het apparaat beïnvloed wordt.

  • d) de optiekkast waterpas gemonteerd is ten opzichte van de voet, dan wel de optiekkast waterpas te stellen is ten opzichte van de voet.

Krik

Als gebruik wordt gemaakt van een putkrik, moet deze doelmatig zijn. Hieronder wordt verstaan dat deze is voorzien van een beveiligingsvoorziening waarbij het voertuig niet kan zakken in geval van problemen met de krik (bijvoorbeeld lekkage). De krik moet minimaal voorzien zijn van een terugstroombeveiliging.

Stroomschema overtredingen en sancties

Bijlage 260234.png

Bijlage Tachograaftechnicus 2019

Hoofdstuk 1

Toelichting op de Bijlage Tachograaftechnicus

14

1.1

Toelichting

14

1.2

Indeling

14

1.3

Titel

15

Hoofdstuk 2

Positie van de RDW

15

2.1

Basis van het toezicht

15

2.2

Wijze van toezicht houden

15

2.3

Frequentie van het toezicht

15

Hoofdstuk 3

Positie van de tachograaftechnicus

15

3.1

Voorschriften

16

3.2

Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef

17

3.3

Aanwezigheid tijdens de steekproef

17

Hoofdstuk 4

Overtredingen en sancties

18

4.1

Vaststellen van een overtreding

18

4.2

Zienswijze

18

4.3

Ingangsdatum

18

4.4

Verjaringstermijn

18

4.5

Categorisering overtredingen en stroomschema

18

4.6

Soorten sancties

20

Hoofdstuk 5

Bezwaar en beroep

21

5.1

Bezwaar

21

 

5.1.a

Waarschuwing

21

 

5.1.b

Second opinion over het resultaat van een steekproefcontrole

21

 

5.1.c

Klacht

21

 

5.1.1

Hoorzitting

21

 

5.1.2

Opschorten

21

5.2

Beroep

21

5.3

Voorlopige voorziening

22

Hoofdstuk 1. Toelichting op de Bijlage Tachograaftechnicus

1.1. Toelichting

De Bijlage Tachograaftechnicus is een bijlage bij het Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW die los van het Algemeen Deel moet worden toegepast. Deze bijlage is bedoeld voor de tachograaftechnici. U leest hier hoe de RDW toezicht houdt op uw bevoegdheid.

1.2. Indeling

Het zwart gearceerde onderdeel van de Toezichtbeleidsbrief is van toepassing voor u als tachograaftechnicus.

Bijlage 262677.png

1.3. Titel

Deze bijlage is getiteld: Bijlage Tachograaftechnicus.

Hoofdstuk 2. Positie van de RDW

2.1. Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de aan u verleende bevoegdheid. De basis van het toezicht is vastgelegd in de Verordening EU nr. 165/2014, de Arbeidstijdenwet Vervoer, het Arbeidstijdenbesluit, de Regeling tachografen en de Regeling tachograafkaarten.

2.2. Wijze van toezicht houden

Bij een steekproefsgewijze controle beoordeelt de RDW primair de kwaliteit van de werkzaamheden aan de tachograaf. Bij een technische audit (periodiek controlebezoek) wordt vooral getoetst of u zich aan de procedure van de werkzaamheden houdt.

2.3. Frequentie van het toezicht

De frequentie van het toezicht door middel van steekproefsgewijze controle afhankelijk van het aantal door u uitgevoerde werkzaamheden en de resultaten van de steekproefsgewijze controle. Dit wordt bijgehouden in een cusumsysteem.

U leest hier meer over in het Handboek Tachografen, Cusumsysteem tachograaftechnicus.

Hoofdstuk 3. Positie van de tachograaftechnicus

De tachograaftechnicus moet beschikken over een bevoegdheidspas en werkplaatskaart. De bevoegdheidspas krijgt u indien u succesvol het examen of de bevoegdheidsverlenging tachograaftechnicus heeft afgerond. In de Regeling tachograafkaarten is beschreven welke rechten en plichten er aan het houden van een tachograafkaart zijn verbonden. De werkplaatskaart wordt afgegeven door de KIWA. Nadere informatie over het aanvragen en verkrijgen van een werkplaatskaart kunt u vinden op www.kiwa.nl

In de Regeling tachografen en Verordeningen is beschreven welke werkzaamheden u moet uitvoeren aan een tachograaf met behulp van de werkplaatskaart.

U kunt deze Regelingen vinden op www.wetten.nl en in het Handboek Tachograaf.

De erkenning tachografen kan op twee manieren worden uitgevoerd: mobiel met inrichting en niet-mobiel (vaste werkplaats). Let er wel op dat u voor iedere werkplaats waar u werkzaamheden verricht een aparte werkplaatskaart nodig heeft en deze kaart aanwezig moet zijn en blijven in de werkplaats waarvoor hij is afgegeven.

Het afmelden van voertuigen waar werkzaamheden aan zijn verricht mag uitsluitend plaatsvinden tijdens de in het Handboek Tachograaf opgegeven tijden. Raadplegen van de datum eerste toelating, opmaken van een manipulatieformulier en een zegelverbrekingsformulier kan ook buiten de openingstijden van de RDW.

3.1. Voorschriften

Op 4 februari 2014 is de Verordening EU nr. 165/2014 vastgesteld en geldt vanaf 2 maart 2016. In de Regeling tachografen staan aanvullende nationale voorschriften beschreven voor de werkzaamheden aan tachografen. Om uw erkenning bevoegdheid tachografen naar behoren te kunnen gebruiken heeft u naast de verplicht gestelde documentatie de verordening nodig.

Samengevat moet u bij het verrichten van werkzaamheden aan de tachograaf, en uitsluitend bij werkzaamheden aan de tachograaf mag u de werkplaatskaart gebruiken. In ieder geval moet u aan de volgende voorschriften voldoen:

  • a. Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt de datum eerste toelating van het voertuig vastgesteld door de RDW website te raadplegen. Indien het een niet Nederlands voertuig betreft moet u het buitenlandse kentekenbewijs hiervoor raadplegen.

  • b. Tijdens de werkzaamheden moet een manipulatiecontrole worden uitgevoerd. Bij vaststelling van manipulatie of aanwezigheid van manipulatieapparatuur moet dit zo spoedig mogelijk bij de Dienst Wegverkeer gemeld worden door middel van het manipulatiemeldingsformulier. Dit formulier kunt terugvinden in het handboek en digitaal opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW systeem. U moet de werkzaamheden uitvoeren met gebruik van de vereiste apparatuur en gereedschappen. Daarna verzegelt u de tachograaf en sluit de werkzaamheden af met een proefrit om te controleren of de tachograaf functioneert. Indien de werkzaamheden niet of niet volledig kunnen worden afgerond moet u een zegelverbrekingsformulier opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW systeem.

  • c. Indien u de digitale tachograaf buiten bedrijf stelt of in een ander voertuig installeert en alleen als het niet mogelijk is om de gegevens veilig te stellen, wordt dit direct aan de Dienst Wegverkeer gemeld. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het Certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht dat u eveneens digitaal kunt opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW systeem;

  • d. Van alle werkzaamheden worden de gegevens vastgelegd op een registerkaart.

  • e. Na de werkzaamheden wordt het voertuig door u met pasnummer van de bevoegdheidspas en de daarbij behorende pincode via datacommunicatie afgemeld bij de RDW;

  • f. Na de melding werkzaamheden wordt het oude installatieplaatje verwijderd en een nieuw installatieplaatje met onuitwisbare gegevens op het voertuig aangebracht. Dit moet in de nabijheid van de tachograaf worden bevestigd op een vast voertuigonderdeel namelijk de B-stijl of de instaptrede aan de bestuurderszijde. Het bedoelde installatieplaatje wordt niet eerder aangebracht dan nadat is vastgesteld dat de tachograaf goed is afgesteld en verzegeld en door de Dienst Wegverkeer is medegedeeld dat:

    • de bedoelde melding niet leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden door de Dienst Wegverkeer; of

    • de melding leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden, maar dat deze steekproefcontrole niet binnen 90 minuten na de melding wordt begonnen; dan wel

    • de melding leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden en deze controle heeft geleid tot een goedkeuring van de betreffende werkzaamheden.

Ik wijs u er met nadruk op dat ook werkzaamheden, inclusief de manipulatiecontrole, van voertuigen met een niet Nederlands kenteken moeten worden afgemeld. In dat geval moet het volledige identificatienummer worden gebruikt bij de melding.

Sleutelen in quarantainetijd

Het is ten strengste verboden om tussen het afmelden van het voertuig en de komst van de steekproefcontroleur aan het afgemelde voertuig en de tachograaf te sleutelen of metingen te verrichten. Alleen dan kan de RDW tijdens de steekproefcontrole een goed beeld krijgen van de kwaliteit van de werkzaamheden. Het (laten) aanbrengen van wijzigingen of metingen (laten) verrichten aan een afgemeld voertuig of tachograaf door een in de werkplaats of inrichting aanwezig persoon, of dit nu personeel, klant of andere relatie betreft, vóór aankomst van de steekproefcontroleur, wordt ‘sleutelen in quarantainetijd’ genoemd. Als er tijdens de uitvoering van de steekproefcontrole, inclusief de second opinion zonder toestemming van de RDW-medewerker aan het voertuig of de tachograaf wijzigingen worden aangebracht wordt dit ook aangemerkt als sleutelen in quarantainetijd.

3.2. Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef

U moet alle medewerking verlenen aan de uitoefening van het toezicht door de RDW. Indien u uw emoties richt op de persoon van de RDW-medewerker d.m.v. verbale agressie (uitschelden etc.), discriminatie, intimidatie of seksuele intimidatie in het bedrijf door u of de daar aanwezige personen dan is dit een categorie IV overtreding. Indien (eveneens) sprake is van bedreiging of fysiek geweld of dreiging daarmee tegen een RDW-medewerker wordt ook aangifte gedaan door de RDW voor strafrechtelijke vervolging.

Uw medewerking aan een steekproef wordt voorts op onderstaande wijze van u verwacht. Als werkzaamheden aan de tachograaf in de steekproef valt, is de tachograaftechnicus die de werkzaamheden heeft uitgevoerd en het voertuig heeft afgemeld verplicht aanwezig en is ook verantwoordelijk dat het voertuig aanwezig is en blijft zodat de steekproefcontroleur van de RDW de steekproef kan uitvoeren. Aan de steekproef moet alle medewerking worden verleend. Naast uw aanwezigheid betekent dit dat u ook meteen feitelijke assistentie verleent, door onder meer uw werkplaatskaart ter beschikking te stellen. Ook moet u zorgen dat de ruimte en deugdelijk functionerende apparatuur ter beschikking gesteld wordt.

3.3. Aanwezigheid tijdens de steekproef

Uw aanwezigheid en medewerking is in uw eigen belang. Een cusumbijdrage geldt voor u persoonlijk, evenals de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen het resultaat van de steekproef. De eventueel door u gemaakte missers worden vermeld op het steekproefcontrolerapport. Ook andere overtredingen (zie hoofdstuk 4) worden op het steekproefcontrolerapport vermeld.

Is de steekproefcontroleur niet binnen 90 minuten in uw werkplaats of inrichting aanwezig, dan mag u het voertuig vrijgeven. Het voertuig hoeft dan ook niet meer beschikbaar te zijn voor de RDW.

Als werkzaamheden aan de tachograaf in de steekproef vallen moet u al het mogelijke doen om te voorkomen dat het voertuig de werkplaats of inrichting verlaat. U doet dit bijvoorbeeld door uw klanten goed te informeren over de steekproef, hen niet op de werkzaamheden te laten wachten, hun vervangend vervoer aan te bieden of hen weg te laten brengen. In ieder geval moet u uw klant voorafgaand aan de werkzaamheden duidelijk maken dat de mogelijkheid bestaat dat zijn voertuig in de steekproef valt en dat hij verplicht is hieraan mee te werken. Als een voertuig de werkplaats of inrichting verlaat, voordat de steekproef kon worden uitgevoerd, dan meldt u dit direct telefonisch bij het ACN kantoor te Zwolle van de RDW en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur.

De aanwezigheid van het kentekenbewijs bij aankomst van de steekproefcontroleur, bijvoorbeeld omdat het voertuig uw eigendom is of in bedrijfsvoorraad is opgenomen, vormt een aanwijzing dat het voertuig aanwezig is geweest, maar maakt de overtreding niet ongedaan en is om die reden dan ook geen bijzonder feit of omstandigheid.

Hoofdstuk 4. Overtredingen en sancties

4.1. Vaststellen van een overtreding

Een overtreding kan onder andere worden vastgesteld:

  • bij een technische audit (periodiek controlebezoek) bij de erkenninghouder waar u werkzaamheden verricht;

  • tijdens een bezoek voor een steekproefsgewijze controle;

  • door de politie, IL&T af andere overheden;

  • naar aanleiding van een klacht.

4.2. Zienswijze

Als een overtreding is geconstateerd stelt de RDW u in de gelegenheid uw zienswijze te uiten voordat wordt besloten al dan niet een sanctie op te leggen. In verband met de vereiste spoed zal uw zienswijze niet worden gevraagd in geval sprake is van intimidatie, verbaal of fysiek geweld dan wel dreiging daarmee tegen een RDW-medewerker in de werkplaats of inrichting door u of de daar aanwezig personen.

In de regel wordt voor het geven van uw zienswijze een afspraak gemaakt voor een bezoek.

Het doel van deze horing is om relevante feiten en omstandigheden te verzamelen. Met name ook bijzondere feiten of omstandigheden. Niet als bijzonder feit of omstandigheid geldt het gestelde onder 4.4. Ook het op juiste wijze naleven van de regelgeving of specifieke onderdelen daarvan gelden niet als bijzonder feit of omstandigheid. De RDW neemt uw zienswijze mee bij het bepalen of er al dan niet een sanctie wordt opgelegd. Indien u uw zienswijze schriftelijk kenbaar wil maken dan heeft u hiervoor 1 week de tijd nadat u bent benaderd door de RDW-medewerker voor een afspraak.

4.3. Ingangsdatum

Een sanctie treedt in beginsel direct in werking. Uitzondering hierop vormt een besluit met als sanctie een intrekking voor bepaalde tijd van 6, 9 of 12 weken. Deze treedt in beginsel na vijf werkdagen na het versturen ervan in werking. Deze termijn is gesteld, zodat de eerstkomende afspraken met klanten kunnen worden nagekomen.

4.4. Verjaringstermijn

De RDW hanteert een verjaringstermijn van 30 maanden. Dit betekent dat op het moment van constatering van een overtreding, er 30 maanden wordt teruggekeken in uw historie als Tachograaftechnicus. Grondslag voor het verjaringstermijn is de datum van constatering van de overtreding. Zowel uw goede historie als overtredingen begaan niet meer dan 30 maanden voorafgaand aan de huidige geconstateerde overtreding worden beoordeeld. Als er binnen de verjaringstermijn een eerdere overtreding is geconstateerd, wordt er naar de categorie van die overtreding gekeken. Deze telt mee bij het opleggen van de nieuwe sanctie. De zwaarte van de sanctie van de eerdere overtreding is hierbij niet van belang. Deze kan beïnvloed zijn door een overtreding die meer dan 30 maanden geleden is geconstateerd. Heeft u buiten deze verjaringstermijn (meer dan 30 maanden terug) de regelgeving nageleefd, zijn er geen overtredingen geconstateerd of geen sancties opgelegd, dan is dit niet van belang voor uw historie en telt dit evenmin als bijzonder feit of omstandigheid.

4.5. Categorisering overtredingen en stroomschema

De RDW heeft mogelijke overtredingen ondergebracht in vier categorieën, te weten:

I tot en met IV, waarbij categorie I de lichtere overtredingen bevat en categorie IV de zwaarst mogelijke overtredingen. De hoogte van een sanctie wordt in beginsel bepaald door de categorie waarin een overtreding wordt ingedeeld.

In het stroomschema op de laatste pagina worden de sancties schematisch weergegeven. In dit stroomschema is rekening gehouden met de zwaarte van overtredingen en het herhaaldelijk begaan van overtredingen. U kunt op basis van dit schema zelf nagaan welke sanctie naar verwachting wordt opgelegd.

Meervoudige overtreding

In het stroomschema is uitgegaan van een enkelvoudige overtreding. Het kan voorkomen dat er bij u, tijdens 1 steekproefcontrolemoment of naar aanleiding van 1 technische audit (periodiek controlebezoek), meerdere, dezelfde of verschillende overtredingen worden geconstateerd. We spreken dan van een meervoudige overtreding.

Als bij u meerdere overtredingen zijn geconstateerd, zal in beginsel de volgende regel worden toegepast:

Wanneer tijdens 1 bedrijfsbezoek of controle meerdere overtredingen worden geconstateerd, dan wordt dit beschouwd als een meervoudige overtreding. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de categorieën van de verschillende overtredingen bij elkaar worden opgeteld en dat een sanctie wordt opgelegd die overeenstemt met de som van de categorieën. Is echter sprake van maximaal twee overtredingen, beide van de categorie I of II, dan worden de categorieën niet opgeteld maar wordt een sanctie opgelegd die overeenstemt met de categorie behorend bij de zwaarste van de twee overtredingen. (zie voor voorbeelden het schema)

Indien de som van een meervoudige overtreding hoger is dan III wordt een sanctie van tijdelijke intrekking opgelegd voor de duur van 6 maanden.

In alle gevallen wordt uw historie meegeteld bij het bepalen van de sanctiezwaarte.

Indien een volgende overtreding wordt geconstateerd nadat u voor een meervoudige overtreding bent gesanctioneerd geldt dat voor het bepalen van de historie van die meervoudige overtreding alleen de categorie van de zwaarste overtreding wordt geteld als sanctiehistorie.

Voorbeelden van categorie I overtredingen:

  • tijdens de steekproef defecte apparatuur;

  • gegevens in het register of op registerkaart niet volledig of juist vastgelegd;

  • niet kunnen tonen certificaat van undownloadability of manipulatiemeldingsformulier;

  • niet aanwezig zijn van de testschijf bij de registerkaart;

  • voorgeschreven apparatuur niet gebruikt.

Voorbeelden van categorie II overtredingen:

signaalsnelheid snelheidsbegrenzer onjuist ingesteld

Voorbeelden van categorie III overtredingen:

  • kwaliteit ten aanzien van de werkzaamheden op basis van de Regeling Cusumsysteem tachograaftechnicus:

    • cusumstand van 10 wordt bereikt of overschreden;

    • één afzonderlijke cusumbijdrage van 10 of hoger;

    • apert onjuiste werkzaamheden;

  • sleutelen in quarantainetijd;

  • geen of onvoldoende medewerking verlenen tijdens een steekproef:

    • voertuig en/of mobiele onderzoek-eenheid niet aanwezig;

    • tachograaftechnicus niet aanwezig bij de steekproefcontrole;

    • vereiste apparatuur niet ter beschikking gesteld;

  • voertuig / werkzaamheden niet afgemeld;

  • (oude) werkplaatskaart niet aanwezig;

  • werkzaamheden uitgevoerd door onbevoegde persoon;

  • onbevoegd gebruik van de werkplaatskaart, bevoegdheidspas en/of pincode;

  • onterecht of niet afgeven certificate van undownloadability;

  • onvolledige werkzaamheden / ontbreken zegelverbrekingsformulier (niet conform Verordening EU nr.165/2014);

  • niet downloaden massageheugen;

  • vastgestelde manipulatie niet gemeld.

Voorbeelden van categorie IV overtredingen:

  • fraude

  • kwaliteit ten aanzien van de werkzaamheden op basis van de Regeling cusumsysteem tachograaftechnicus: één afzonderlijke cusumbijdrage van 25 of hoger;

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • verbaal en/of fysiek geweld of dreiging daarmee;

    • niet verlenen van toegang tot de werkplaats of inrichting;

    • intimidatie.

Het is mogelijk dat een overtreding geconstateerd wordt die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.

4.6. Soorten sancties

De RDW kent de volgende sancties:

Schriftelijke waarschuwing

De waarschuwingen worden schriftelijk aan u bekend gemaakt. Dit kan in combinatie met verscherpt toezicht. Het stroomschema op de laatste pagina geeft aan wanneer een waarschuwing met verscherpt toezicht wordt opgelegd.

Intrekking voor bepaalde tijd

Als aan u een intrekking voor bepaalde tijd wordt opgelegd, mag u gedurende een bepaalde periode geen werkzaamheden verrichten en meldingen van werkzaamheden in de RDW systemen doen. De intrekking voor bepaalde tijd beslaat een periode van 6, 9, 12 weken of 6 maanden. Dit is afhankelijk van uw historie en/of de categorie waarin de overtreding(en) valt of vallen. De RDW zal bij meer dan één intrekkingsbesluit voor bepaalde tijd, de sanctie opvolgend ten uitvoer leggen.

Sanctietoets

Een sanctietoets wordt altijd opgelegd in combinatie met een intrekking voor 12 weken of 6 maanden. Achtergrond is dat u geruime tijd de werkzaamheden niet meer mag uitvoeren en daarmee uw actuele en parate kennis van de tachograaf verminderd is. Ter borging van de vereiste kwaliteit en kennis van de werkzaamheden aan de tachograaf moet u daarom een toets bij het IBKI afleggen. Als naar aanleiding van een overtreding tevens een sanctietoets wordt opgelegd, zal uw bevoegdheid ook na afloop van de intrekking voor bepaalde tijd geschorst blijven, totdat u de sanctietoets met goed gevolg hebt afgelegd. Een sanctietoets geeft geen recht op verlenging van de geldigheidsduur van uw bevoegdheidspas.

Hoofdstuk 5. Bezwaar en beroep

5.1. Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunt u tegen een besluit bezwaar indienen bij de RDW. U moet dit doen binnen zes weken na de dag van verzending van het sanctiebesluit.

U moet uw bezwaarschrift schriftelijk indienen bij de Directie van de RDW, Postbus 777, 2700 AT Zoetermeer. In uw bezwaarschrift geeft u aan waarom u het niet eens bent met het besluit. Uw bezwaar dient te voldoen aan alle wettelijke vereisten die aan een bezwaar worden gesteld.

5.1.a. Waarschuwing

Op basis van jurisprudentie kan tegen een schriftelijke waarschuwing en een waarschuwing via datacommunicatie geen bezwaar worden gemaakt.

5.1.b. Second opinion over het resultaat van een steekproefcontrole

Als u het niet eens bent met het resultaat van de steekproefcontrole, kunt u hiertegen in beroep gaan. U moet dit direct aangeven aan de steekproefcontroleur en vermelden op het steekproefcontrolerapport. De RDW-medewerker belt dit dan door. De RDW zal vervolgens een nieuw onderzoek instellen naar het besluit van de steekproefcontroleur. Voorwaarde is wel dat het voertuig in ongewijzigde staat beschikbaar blijft. De steekproefcontroleur zal aanwezig blijven.

5.1.c. Klacht

Bij klachten van belanghebbenden of constateringen van de politie of IL&T zal door een deskundige van de RDW onderzocht worden of het installatieplaatje ten onrechte is aangebracht. Indien bij het onderzoek vast komt te staan dat, gelet op het tijdsbestek, het installatieplaatje ten onrechte is aangebracht op de datum van afmelding, zal dit meetellen in het voornoemde cusumsysteem.

5.1.1. Hoorzitting

Als u bezwaar aantekent tegen een besluit van de RDW, wordt u in de regel in de gelegenheid gesteld uw bezwaarschrift mondeling toe te lichten. Dit is op het kantoor van de RDW. U ontvangt hiervoor een uitnodiging na ontvangst van uw bezwaarschrift.

Stelt u prijs op een telefonische hoorzitting, dan kunt u dit aangeven. Hoe u dit kunt doet, kunt u lezen in de uitnodigingsbrief.

U mag zich altijd laten vertegenwoordigen door een raadsman of advocaat. Als u iemand die geen advocaat is machtigt om namens u het woord te doen en u komt zelf niet naar de hoorzitting, dan dient u een schriftelijke verklaring mee te geven dat die persoon gemachtigd is om u te vertegenwoordigen. Als u zelf ook naar de hoorzitting komt, is dit niet nodig.

5.1.2. Opschorten

Als u bezwaar, als bedoeld in 5.1, aantekent tegen een besluit met als sanctie een intrekking voor bepaalde tijd tot maximaal 12 weken wordt de inwerkingtreding van het besluit opgeschort totdat het bezwaarschrift is afgehandeld. De beslissing op bezwaar treedt in beginsel in werking twee weken nadat deze is verstuurd.

De RDW behoudt zich het recht voor om in bovenstaande gevallen geen opschortende werking te verlenen of deze te beëindigen. In dat geval wordt u hierover schriftelijk geïnformeerd.

5.2. Beroep

Als de RDW een beslissing heeft genomen over uw bezwaarschrift kunt u ongeacht het resultaat daartegen in beroep gaan bij de rechtbank. Onderaan de beslissing op uw bezwaar vindt u de clausule waarin beschreven staat hoe u in beroep kunt gaan.

5.3. Voorlopige voorziening

Als u een intrekking voor bepaalde tijd van 6 maanden wordt opgelegd, verleent de RDW bij een bezwaarprocedure geen opschortende werking van de sanctie. Hiervoor kunt u een voorlopige voorziening bij de rechtbank aanvragen.

Bij een voorlopige voorziening geldt als vereiste dat de zaak een spoedeisend karakter heeft. Als u een verzoek om een voorlopige voorziening wilt indienen bij de rechtbank, kunt u hiervoor contact opnemen met de griffier. De contactgegevens van de rechtbank kunt u vinden op www.overheid.nl/ via ‘alle overheidsorganisaties’ > ‘rechterlijke macht’.

Bijlage 262678.png
Naar boven