• Voorlopig ademonderzoek
                                             
                                             Op eerste vordering van één van de in artikel 159, onderdeel a van de WVW 1994 bedoelde personen, zijn bestuurders of degenen die aanstalten maken een voertuig
                                                te gaan besturen, verplicht medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek naar
                                                uitgeademde lucht, ter vaststelling van een mogelijke overtreding van artikel 8, tweede of derde lid WVW 1994.
                                             
                                             Het voorlopig ademonderzoek is geregeld in paragraaf 3.2. van het Besluit. Het voorlopig ademonderzoek is niet bestemd als bewijsmiddel, maar heeft de functie
                                                van selectiemiddel. Voorts is van belang dat bij inzet van dit voorlopig ademonderzoek
                                                het mondstuk telkens wordt gewisseld (HR 8 juli 1997,VR1998, 1).
                                             
                                             Op het voorselectieapparaat verschijnen voor alcohol in het verkeer de volgende relevante
                                                aanduidingen
                                             
                                             
                                                
                                                   
                                                      
                                                      
                                                         
                                                         | P (pass) | Indicatie alcohol onder de vervolgingsgrens van 95 ug/l | 
                                                      
                                                      
                                                         
                                                         | P/A (pass/alert) | Indicatie dat bij de ademanalyse een hoeveelheid alcohol boven de vervolgingsgrens
                                                               van 95 ug/l wordt aangetroffen (170-300 ug/l) | 
                                                      
                                                      
                                                         
                                                         | A (alert) | Indicatie dat bij ademanalyse een hoeveelheid alcohol boven de vervolgingsgrens van
                                                               235 ug/l wordt aangetroffen (300-650 ug/l) | 
                                                      
                                                      
                                                         
                                                         | F (fail) | Indicatie dat bij de ademanalyse een hoeveelheid alcohol boven de 570 ug/l (> 650
                                                               ug/l) wordt aangetroffen | 
                                                      
                                                
                                              
                                             
                                             • Verdenking
                                             
                                             Een verdenking ontstaat wanneer de uitslag van het voorlopig ademonderzoek F of A
                                                inhoudt. Bij een P/A houdt de aanduiding P van pass voor de ervaren bestuurder in
                                                dat hij niet verdacht is. Daarentegen geeft de uitslag A in de combinatieaanduiding
                                                P/A bij beginnende bestuurders wel voldoende grond voor een verdenking en volgt een
                                                bevel medewerking ademanalyse, nadat eerst het resultaat van dat vooronderzoek direct
                                                aan de verdachte is meegedeeld.
                                             
                                             Indien het voorlopig ademonderzoek geen uitsluitsel geeft is toch verdenking mogelijk,
                                                namelijk op grond van uiterlijke kenmerken, zoals een dranklucht, waggelende gang
                                                of belemmerde spraak (trias alcoholica) In die omstandigheden volgt eveneens een bevel
                                                medewerking ademanalyse Zie wat betreft adem, die ruikt naar het inwendig gebruik
                                                van alcoholhoudende drank: (HR 3 maart 1981, VR 1981, 70).
                                             
                                             Wanneer een bestuurder van een voertuig niet meewerkt aan het voorlopig ademonderzoek
                                                levert dat enkele feit niet een verdenking van rijden onder invloed op, omdat dan
                                                uiterlijke kenmerken nodig zijn waardoor de verdenking daarvoor ontstaat. Zie verderop
                                                bij 2.3.4.; een aanstaltenmaker kan een WAHV beschikking en/of rijverbod krijgen.
                                             
                                             • Bevel medewerking ademanalyse
                                             
                                             In het geval van voldoende verdenking voor rijden onder invloed van alcohol, volgt
                                                een bevel medewerking ademanalyse door een opsporingsambtenaar. Dat bevel brengt een
                                                medewerkingsplicht mee voor de verdachte o.a. om ademlucht in de apparatuur te blazen
                                                alsmede aanwijzingen die de opsporingsambtenaar aan hem geeft op te volgen, zoals
                                                het meegaan naar de plaats waar de ademanalyse plaatsvindt.
                                             
                                             • Bijzondere geneeskundige redenen
                                             
                                             De verplichting om ademlucht te blazen geldt niet indien e.e.a. om bijzondere geneeskundige
                                                redenen onwenselijk is. Daarvan kan sprake zijn bij astmatische bronchitis, specifieke
                                                spieraandoeningen, gezichtsletsel. Maar ook bij opgelopen letsel en onderzoek in het
                                                ziekenhuis (HR 14 maart 2016, NJ 2006, 207).
                                             
                                             Wanneer een verdachte een beroep doet op een bijzondere geneeskundige reden moet dat
                                                door hem aan de opsporingsambtenaar op niet voor misverstand vatbare wijze kenbaar
                                                worden gemaakt (HR 17 augustus 2004, NJ 2004, 550).
                                             
                                             Of terecht een beroep is gedaan op een bijzondere geneeskundige reden moet in beginsel
                                                worden beoordeeld door een arts, tenzij het beroep de opsporingsambtenaar aanstonds
                                                ongerechtvaardigd voorkomt (HR 6 april 1999, NJ 1999, 452).
                                             
                                             • Bestuurderschap
                                             
                                             Ingevolge artikel 168 WVW 1994, wordt met de bestuurder van een motorrijtuig gelijkgesteld degene die overeenkomstig
                                                de in artikel 1 onder n van de WVW 1994 bedoelde voorwaarde geacht wordt het motorrijtuig onder onmiddellijk toezicht van
                                                de juridische bestuurder (rij-instructeur) te besturen.
                                             
                                             • Dubbele Verdenking
                                             
                                             Bij rijden onder invloed in artikel 8 WVW 1994 gaat het om een dubbele verdenking, namelijk wegens het verkeren onder invloed, alsmede
                                                wegens verdenking van het bestuurderschap.
                                             
                                             Wat betreft het bestuurderschap is een verdenking voldoende; daadwerkelijk besturen
                                                hoeft niet vast te staan (HR 11 december 2007, NJ 2008, 23 en HR 27 september 2005,
                                                VR 2006, 18). Voorts kan een bevel medewerking ademanalyse ook worden gegeven bij
                                                een poging ex. artikel 8 WVW 1994 (HR 17 september 2002,NJ 2004, 352) en ook kan een bevel medewerking ademanalyse
                                                worden gegeven aan een leerling bestuurder (168 WVW 1994).
                                             
                                             • Het bevel
                                             
                                             Het bevel medewerking ademanalyse wordt door een opsporingsambtenaar aan een bestuurder
                                                van een voertuig gegeven. Het bevel moet duidelijk en ondubbelzinnig zijn. Onvoldoende
                                                is een verzoek om ‘even te blijven wachten’ (HR 12 september 2006, NJ 2006, 564).
                                             
                                             • Medewerkingsplicht
                                             
                                             Dit wil zeggen dat de verdachte voldoende ademlucht in het ademanalyseapparaat blaast,
                                                d.w.z. een zodanige hoeveelheid ademlucht dat voor een voltooid onderzoek nodig is
                                                (HR 2 juni 1992, NJ 1992, 733).
                                             
                                             • Niet functionerend ademanalyseapparaat
                                             
                                             Wanneer de verdachte naar een politiebureau is gebracht en het daar aanwezige ademanalyse-apparaat
                                                niet naar behoren functioneert, mag gebruik worden gemaakt van een apparaat in de
                                                nabije omgeving. Wat nog wel en wat niet meer onder nabije omgeving kan worden verstaan
                                                is niet uitgewerkt in de jurisprudentie. Het zal een feit van algemene bekendheid
                                                zijn dat verschillende plaatsen al dan niet in elkaars nabije omgeving liggen. De
                                                onderlinge afstand is daartoe het criterium. Ook dan is de verdachte verplicht om
                                                daaraan zijn medewerking te verlenen en alle aanwijzingen die hem worden gegeven om
                                                dat onderzoek te verrichten op een apparaat in de nabije omgeving, op te volgen (HR
                                                3 juli 2001, NJ 2001, 554).
                                             
                                             • Strikte waarborgen
                                             
                                             Indien een of meer strikte waarborgen niet zijn nageleefd is geen sprake van een onderzoek
                                                als bedoeld in artikel 8, tweede en derde lid WVW 1994 en mag het resultaat van de ademanalyse niet voor het bewijs worden gebruikt. Dan
                                                kan vrijspraak het gevolg zijn. (HR 22 mei 2012, NJ 2012, 350 en HR 11 oktober 2011,
                                                NJ 2011, 486) omdat artikel 359a Sv niet van toepassing is. Daarentegen moet altijd worden bezien of een eventueel proces-verbaal
                                                terzake artikel 8 lid 1 WVW1994 in die situatie alsnog mogelijk is.
                                             
                                             Elk proces- verbaal dient tenminste aan de volgende waarborgen te voldoen.
                                             
                                             
                                                - 
                                                   − 
                                                      Art. 10, eerste lid v/h Besluit: apparaat is bij MR aangewezen. 
- 
                                                   − 
                                                      Art. 10, eerste en vijfde lid v/h Besluit: zo nodig viermaal blazen, tot twee geldige meetresultaten zijn verkregen. Let op!
                                                      Vanaf HR 24 november 2015, NJ 2016, 114, heeft de HR ontkent dat dit voorschrift nog
                                                      langer hoort tot het stelsel van strikte waarborgen. Dit betekent dat het voorgeschreven
                                                      aantal keren blazen niet strekt de juistheid van het resultaat van de ademanalyse
                                                      te waarborgen. De procedure uit het eerste lid kan eenmaal opnieuw worden verricht. Het is geen verplichting, maar een bevoegdheid van
                                                      de opsporingsambtenaar. Het bevel medewerking betreft ook dit herhaalde onderzoek. 
- 
                                                   − 
                                                      Art. 10 tweede lid v/h Besluit: 20 minutentermijn. Dit betreft de eis dat minimaal 20 minuten moet zitten tussen
                                                      het eerste contact wanneer de vordering niet is gedaan danwel de eerste vordering
                                                      om te blazen op straat op de ademtester en het latere ademonderzoek aan het ademanalyseapparaat.
                                                      In de praktijk brengt dat mee dat tussen beide momenten 21 minuten moet zitten. Wanneer
                                                      de termijn niet in acht is genomen is geen sprake van een geldig resultaat van de
                                                      ademanalyse en is dat niet voor het bewijs bruikbaar. Het is dan geen onderzoek in
                                                      de zin van artikel 8 WVW1994. De ratio hierachter is dat het resultaat van de ademanalyse niet mag worden vervuild
                                                      door resten alcohol in de mond van de verdachte. De HR houdt zeer streng de hand aan
                                                      deze voorwaarde (HR 28-6-1994.VR 1994, 189). Dat het hier gaat om een strikte waarborg
                                                      vindt zijn oorzaak in de verregaande inbreuk op de persoonlijke vrijheid en ten doel
                                                      heeft zoveel als mogelijk is, fouten en onvolkomenheden die ten nadele van de verdachte
                                                      strekken, uit te schakelen. (Conclusie AG Leijten bij HR 17-6-1986,VR 1986, 140 en
                                                      NJ 1987, 152). 
- 
                                                   − 
                                                      Art.10 derde lid v/h/ Besluit: onderzoek wordt verricht door een opsporingsambtenaar in de zin van art. 1 onder a v/h Besluit. 
- 
                                                   − 
                                                      Art. 11 eerste lid v/h Besluit: de strafbare resultaten volgend uit het onderzoek worden door de opsporingsambtenaar
                                                      in het proces-verbaal vermeld. 
- 
                                                   − 
                                                      Art. 11 tweede lid v/h Besluit: de opsporingsambtenaar deelt het resultaat direct mee aan de verdachte en zal in
                                                      het geval van een strafbaar resultaat de verdachte direct wijzen op zijn recht op
                                                      een tegenonderzoek. Let op! Het gaat erom dat de verdachte uitdrukkelijk wordt gewezen op dit recht! 
- 
                                                   − 
                                                      Art. 11 derde lid onder a en b v/h Besluit: Na de mededeling omtrent de uitslag dient verdachte direct nadat hij heeft vernomen
                                                      over zijn recht op tegenonderzoek aan de opsporingsambtenaar te kennen te geven, dat
                                                      hij van het recht op tegenonderzoek gebruik maakt. Ook dient direct bloed van de verdachte
                                                      te worden afgenomen. Daarmee wordt bedoeld dat er geen uren of dagen over heen mogen
                                                      gaan. De bloedafname moet binnen redelijke termijn plaatsvinden want verdachte mag
                                                      niet onnodig van zijn vrijheid worden beroofd, Ook is het van belang te zorgen dat
                                                      de hoeveelheid alcohol in het bloed zich laat vergelijken met het ademanalyseresultaat.
                                                      Let op! De verdachte moet uitdrukkelijk kenbaar maken dat hij van zijn recht gebruik maakt.
                                                      Wanneer verdachte uitdrukkelijk afziet van het recht op tegenonderzoek dient dit eveneens
                                                      in het proces-verbaal te worden vermeld. De bloedafname geschiedt voor rekening van
                                                      de verdachte. Wanneer verdachte die kosten niet aan de politie betaalt, kan geen bloedafname
                                                      ten behoeve van tegenonderzoek plaatsvinden. Bloedonderzoek. 
Er is sprake van een bloedonderzoek:
                                             
                                             
                                                - 
                                                   − wanneer de ademanalyse om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk is, 
- 
                                                   − wanneer de medewerking niet heeft geleid tot een voltooid onderzoek, als gevolg van
                                                      onvermogen van verdachte, technische gebreken of verkeerde bediening van het ademanalyseapparaat, 
- 
                                                   − bij een vermoeden dat de verdachte onder invloed is van andere stoffen zoals drugs
                                                      en medicijnen naast alcohol. 
• Toestemming vragen
                                             
                                             De opsporingsambtenaar vraagt verdachte om toestemming tot het verrichtten van een
                                                bloedonderzoek. Daarbij kan de verdachte geen voorwaarden aan die toestemming verbinden
                                                (HR 5 januari 1982, VR 1982, 47). Denk bij voorwaarden aan: alleen een eigen huisarts,
                                                alleen na overleg met cardioloog, venapunctie alleen in been, maar niet in arm etc.
                                                Die toestemming heeft ook betrekking op een eventuele tweede venapunctie door een
                                                andere arts of verpleegkundige (HR 3 maart 1987, NJ 1987, 774).
                                             
                                             • Bevel medewerking bloedonderzoek; geen bijzondere geneeskundige reden; geen urineonderzoek
                                             
                                             Wanneer de verdachte geen toestemming verleent tot bloedonderzoek volgt een bevel
                                                medewerking bloedonderzoek door een OvJ, een Hovj of een andere bevoegde politieambtenaar
                                                (politieambtenaar in schaal 8 of hoger). Het bevel brengt een verplichting tot medewerking
                                                mee. Het is niet langer mogelijk om een beroep te doen op bijzondere geneeskundige
                                                redenen en ook is als alternatief niet langer een urineonderzoek mogelijk. Volgens
                                                het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en het Nederlands Medisch Genootschap (NMG)
                                                zijn geen aandoeningen bekend waarbij bloedafname bij een verdachte niet mogelijk
                                                of onverantwoord is, maar waarbij betrokkene wel een voertuig kan rijden en mag rijden.
                                                Medische bezwaren die de verdachte aanvoert tegen een bloedafname zijn om die reden
                                                niet meer door de arts of verpleegkundige te honoreren. Een arts kan echter wel oordelen
                                                dat om gezondheidsredenen van de verdachte, die tevens slachtoffer is bij een verkeersongeval
                                                (tijdelijk) geen bloed kan worden afgenomen. Indien daarvan sprake is dient de opsporingsambtenaar
                                                daarover een verklaring van de arts in het proces-verbaal op te nemen, inhoudende
                                                de reden voor het niet afnemen van bloed. Indien bloed om gezondheidsredenen na 1,5
                                                uur wordt afgenomen is de analyse van het bloed op de aanwezigheid van drugs niet
                                                mogelijk, maar op de aanwezigheid van alcohol wel. Dat verschil is verklaarbaar. Het
                                                NFI kan namelijk alcoholgebruik anders dan drugsgebruik wel terugrekenen tot het moment
                                                van afname van het bloed.
                                             
                                             • Medewerkingsplicht
                                             
                                             De verdachte moet meewerken om de voor het onderzoek vereiste hoeveelheid bloed te
                                                verkrijgen. Wanneer hij tijdens de bloedafname zijn arm wegtrekt weigert hij medewerking.
                                                (HR 2 juli 1990 VR 1991, 7)
                                             
                                             • Strikte waarborgen bij bloedafname
                                             
                                             Indien een of meer strikte waarborgen niet zijn nageleefd, is geen sprake van een
                                                onderzoek als bedoeld in artikel 8 eerste lid, tweede lid onderdeel b, derde lid onderdeel b of vijfde lid
                                                   WVW 1994 en mag het resultaat van het bloedonderzoek niet voor het bewijs worden gebruikt.
                                                Vrijspraak kan dan het gevolg zijn. Art 359a Sv is niet van toepassing (HR 22 mei 2012, NJ 2012, 350 en HR 11 oktober 2011, NJ 2011,
                                                486). In die situatie moet worden beoordeeld of toch proces-verbaal terzake artikel 8, lid 1 WVW1994 mogelijk is.
                                             
                                             
                                                Art. 12 v/h Besluit: venapunctie door arts of verpleegkundige. Twee buisjes bloed tenzij uit medisch
                                                oogpunt met een buisje moet worden volstaan of uit medisch oogpunt (i.v.m. ziekenhuisopname)
                                                via een infuus bloed bij verdachte wordt afgenomen. De hoeveelheid bloed is in de
                                                MR geregeld.
                                             
                                             
                                                Art. 13 v/h Besluit: bij de bloedafname is een opsporingsambtenaar aanwezig
                                             
                                             
                                                Art. 12 derde lid v/h Besluit: Bij een verdenking ter zake gebruik van drugs en/of geneesmiddelen dient het bloed
                                                te worden afgenomen, uiterlijk binnen anderhalf uur nadat de verdachte is gevorderd
                                                tot medewerking aan een voorlopig onderzoek of indien die vordering niet is gedaan
                                                binnen anderhalf uur na het eerste contact tussen de opsporingsambtenaar en de verdachte
                                                dat aanleiding was om de verdachte te vragen zijn medewerking te verlenen aan het
                                                bloedonderzoek. Afwijking van de termijn is mogelijk vanwege bijzonder omstandigheden.
                                                Voorts is de termijn van 1,5 uur niet van toepassing bij een verdenking ter zake het
                                                uitsluitend rijden onder invloed van alcohol. Dan geldt geen fatale termijn, maar
                                                een redelijke termijn.
                                             
                                             
                                                Art. 13 eerste lid onder a, c en d v/h Besluit: Van de bloedafname maakt de opsporingsambtenaar een proces-verbaal op, met daarin
                                                voorgeschreven gegevens die de identiteit van degene van wie het bloed is afgenomen
                                                buiten twijfel stellen. Ook voorziet de opsporingsambtenaar elk van de twee afgenomen
                                                buisjesbloed van een SIN. Tot slot verstuurt hij e.e.a. naar het laboratorium in de
                                                voorgeschreven verpakking voorzien van een fraudebestendige sluiting.
                                             
                                             
                                                Artikel 13 tweede lid v/h Besluit: De opsporingsambtenaar wijst de verdachte bij de bloedafname op diens recht op tegenonderzoek
                                                zodra het verslag van het NFI bevestigt dat sprake is van en strafbare hoeveelheid
                                                drugs en/of alcohol in het bloed.