Samenwerking Musea 2017

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Samenwerking Musea 2017

Het bestuur van het Mondriaan Fonds,

Gelet op artikel 10, lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

Besluit:

Artikel 1. Doel

Het stimuleren van bijzondere en duurzame samenwerking van musea onderling al dan niet met andere maatschappelijke partners door het verstrekken van bijdragen voor gezamenlijke initiatieven die het gangbare overstijgen, de relatie tussen de burger en het cultureel erfgoed versterken, een duurzaam karakter hebben, voorbeeldstellend en navolgbaar zijn door anderen en uiteindelijk leiden tot een sterkere museale sector. Het gaat daarbij om de volgende thema’s:

  • educatie,

  • publieksbereik,

  • zichtbaarheid,

  • wetenschap,

  • digitale mogelijkheden,

  • collectiebeleid.

Artikel 2. Toepasselijkheid

  • 1 Een bijdrage kan worden aangevraagd door een museum dat is opgenomen in het Museumregister tezamen met één of meerdere andere musea binnen Nederland of internationaal en/of met een maatschappelijke partner (zoals onderwijs, andere culturele instellingen, bedrijfsleven en publiek).

  • 2 Een bijdrage kan worden verstrekt als tegemoetkoming voor een samenwerking die beoogt bij te dragen aan een gemeenschappelijk resultaat door een gezamenlijke inspanning op ten minste een van de volgende gebieden:

    • toename van het publieksbereik door meer en/of nieuw publiek,

    • grotere zichtbaarheid van de collectie,

    • gedeelde en/of geborgde museale kennis,

    • rendabelere bedrijfsvoering door kostenreductie of omzetverhoging.

  • 3 Een bijdrage kan worden verstrekt als tegemoetkoming voor een samenwerking die beoogt bij te dragen aan haalbaarheidsonderzoeken zoals:

    • het voorbereiden van verregaande vormen van samenwerking of fusie,

    • het inhuren van specifieke expertise, die leidt tot nauwere samenwerking op voornoemde gebieden,

    • het onderzoeken van best practises, het aangaan van intensieve (internationale) samenwerking.

  • 4 In de toelichting bij het aanvraagformulier zijn het maximale percentage van de tegemoetkoming en de minimale bijdrage van overige partijen zoals gemeenten genoemd.

  • 5 Indien het samenwerkingsinitiatief gepaard gaat met het afstoten van belangrijke (deel-) collecties, moet dat zorgvuldig gebeuren. Het afstoten van collecties wordt volgens het bepaalde in de Erfgoedwet en de Leidraad Afstoting Museale Objecten (LAMO) uitgevoerd en waar mogelijk volgens het waardestellend kader van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Artikel 3. Aanvraag

Naast de bepalingen in het Algemeen Reglement, in het aanvraagformulier en de toelichting daarop dient de aanvraag vergezeld te gaan van:

  • een gezamenlijk gemotiveerd plan waarin is opgenomen een toelichting hoe de opgedane kennis en ervaring worden geborgd en gedeeld met het museale veld,

  • een presentatieplan, waarin toegelicht wordt hoe een passend publiek wordt betrokken,

  • een communicatieplan waarin toegelicht wordt hoe dit wordt bereikt,

  • een begroting met zo mogelijk offertes,

  • indien van toepassing toezeggingen van uitnodigende of deelnemende partijen,

  • bij aanvragen op het gebied van collectiemobiliteit is een collectieplan van zowel het ontvangende als het afstotende museum vereist.

Artikel 4. Beoordeling

  • 2 Bij de beoordeling van een aanvraag voor samenwerking geeft het bevoegd adviesorgaan een oordeel over het belang van het voorstel voor het cultureel erfgoed en/of de hedendaagse beeldende kunst in Nederland. Daarbij beoordeelt het of:

    • het voorgelegde plan op overtuigende wijze voorbeeldstellend of anderszins bijzonder is,

    • de kwaliteit van de positie van de betrokken instellingen van belang is voor cultureel erfgoed en/of de hedendaagse beeldende kunst in Nederland,

    • de samenwerking een kwalitatieve en/of kostenbesparende meerwaarde heeft en een duurzaam resultaat oplevert,

    • de opgedane kennis ten goede komt aan het museale veld, zodat deze kennis duurzaam geborgd wordt,

    • het belang van het presentatieplan wordt beoordeeld op de wijze waarop beoogd wordt op een inspirerende wijze een passend publiek te bereiken en indien van toepassing een grotere zichtbaarheid van de collectie wordt bereikt,

    • indien van toepassing het plan leidt tot grotere diversiteit en regionale spreiding.

  • 3 Indien het bevoegd adviesorgaan de in het tweede lid van dit artikel bedoelde aspecten niet van voldoende belang acht, komt het tot een negatief advies over de aanvraag. Indien het bevoegd adviesorgaan de in het tweede lid van dit artikel bedoelde aspecten wel van voldoende belang acht, komt het tot een positief advies over de aanvraag.

  • 4 Een positief advies kan vergezeld gaan van een aanbeveling over de hoogte van de toe te kennen bijdrage en de periode waarover de financiële bijdrage wordt verstrekt.

  • 5 Het bestuur kan het bevoegd adviesorgaan verzoeken de positieve adviezen in volgorde van prioriteit te rangschikken op basis van het oordeel als bedoeld in het tweede lid van dit artikel.

Artikel 5. Overgangsbepaling

De Deelregeling Samenwerking Musea vervalt op 1 januari 2017. Op aanvragen die op grond van de Deelregeling Samenwerking Musea voor 1 januari 2017 zijn ingediend blijven deze regeling en het Algemeen Reglement van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 31 december 2016, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 2017.

Artikel 7. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Samenwerking Musea 2017. Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De stichting Mondriaan Fonds,

B. Donker

directeur-bestuurder.

Naar boven