Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen

[Regeling vervallen per 01-01-2021.]
Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2018.
Geldend van 01-04-2018 t/m 30-06-2018

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 oktober 2016, nr. 2016-0000184698, tot vaststelling van een tijdelijke regeling voor een eenmalige tegemoetkoming in verband met het aanpassen van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, juncto 9 van de Kaderwet SZW-subsidies, en 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

Artikel 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Het in een aangiftetijdvak genoten loon wordt toegerekend aan de kalendermaand waarin de laatste dag van het aangiftetijdvak ligt.

  • 5 Voor de toepassing van wetgeving en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, de eenmalige tegemoetkoming aangemerkt als een WW-uitkering. In afwijking van de eerste zin wordt de eenmalige tegemoetkoming niet aangemerkt als een loondervingsuitkering als bedoeld in de Toeslagenwet.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2019, 33524, datum inwerkingtreding 20-06-2019, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2017.

Artikel 1, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De tweede zin komt als volgt te luiden: In afwijking van de eerste zin wordt de eenmalige tegemoetkoming niet aangemerkt als een loondervingsuitkering als bedoeld in de Toeslagenwet en wordt de eenmalige tegemoetkoming bij de toepassing van artikel 14 van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen slechts aangemerkt als een WW-uitkering voor zover die eenmalige tegemoetkoming betrekking heeft op een periode die ligt binnen de referteperiode van het dagloon.

2. Aan het lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De geheel of gedeeltelijk als WW-uitkering aangemerkte tegemoetkoming wordt geacht te zijn genoten in eerstgenoemde periode.

Artikel 2. Doelgroepen eenmalige tegemoetkoming

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 1 Recht op een eenmalige tegemoetkoming heeft de werknemer:

    • a. die recht heeft of heeft gehad op een WW-uitkering:

      • 1°. dat is ontstaan op of na 1 juli 2015 en voor 1 december 2016; en

      • 2°. die in de periode van een jaar die eindigt op de laatste dag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid is gelegen, geen loon heeft genoten in één of meer kalendermaanden;

    • b. wiens recht op een WW-uitkering:

      • 1°. zou zijn ontstaan op of na 1 juli 2015 en voor 1 december 2016 indien artikel 16, achtste lid, van de Werkloosheidswet, niet van toepassing zou zijn geweest; en

      • 2°. die in de periode van een jaar die eindigt op de laatste dag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid is gelegen, geen loon heeft genoten in één of meer kalendermaanden;

    • c. die recht heeft of heeft gehad op een WW-uitkering:

      • 1°. dat is ontstaan op of na 1 juli 2015 en voor 1 december 2016;

      • 2°. die de wachttijd, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, heeft doorlopen, en die geen recht heeft gekregen op een WGA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was; en

      • 3°. het ongemaximeerde herziene dagloon ten minste 2,5% hoger is dan het ongemaximeerde dagloon;

    • d. die recht heeft of heeft gehad op een WW-uitkering:

      • 1°. dat is ontstaan op of na 1 juli 2015 en voor 1 december 2016;

      • 2°. waarbij op een dag in de kalendermaand waarin het recht op een WW-uitkering is ontstaan een eerder recht op een WW-uitkering bestaat; en

      • 3°. die in de referteperiode, bedoeld in artikel 5a, tweede lid, onderdeel b, geen loon heeft genoten in één of meer kalendermaanden;

    • e. wiens recht op een WW-uitkering:

      • 1°. zou zijn ontstaan op of na 1 juli 2015 en voor 1 december 2016 indien artikel 16, achtste lid, van de Werkloosheidswet niet van toepassing zou zijn geweest;

      • 2°. waarbij op een dag in de kalendermaand waarin het recht op een WW-uitkering zou zijn ontstaan een eerder recht op een WW-uitkering bestaat; en

      • 3°. die in de referteperiode, bedoeld in artikel 5b, tweede lid, onderdeel b, geen loon heeft genoten in één of meer kalendermaanden; of

    • f. die recht heeft of heeft gehad op een WW-uitkering:

      • 1°. dat is ontstaan op of na 1 juli 2015 en voor 1 december 2016;

      • 2°. die de wachttijd, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, heeft doorlopen, en die geen recht heeft gekregen op een WGA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was;

      • 3°. het ongemaximeerde herziene dagloon ten minste 2,5% hoger is dan het ongemaximeerde dagloon; en

      • 4°. waarbij op een dag in de kalendermaand waarin het recht op een WW-uitkering is ontstaan een eerder recht op een WW-uitkering bestaat.

  • 2 In afwijking van het eerste lid heeft de werknemer, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, geen recht op een eenmalige tegemoetkoming, indien op een dag in de kalendermaand waarin het recht op een WW-uitkering is of zou zijn ontstaan een eerder recht op een WW-uitkering bestaat.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, onderdelen a, b, d en e, heeft de werknemer geen recht op een eenmalige tegemoetkoming als het ongemaximeerde herziene dagloon niet meer dan 7% hoger is dan het ongemaximeerde dagloon.

  • 4 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, c, d of f, heeft de werknemer geen recht op een eenmalige tegemoetkoming, indien de WW-uitkering blijvend geheel is geweigerd op grond van artikel 27 van de Werkloosheidswet.

  • 5 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, heeft de werknemer geen recht op een eenmalige tegemoetkoming, indien:

    • a. er in een kalendermaand na de kalendermaand waarin het recht op een WW-uitkering zou zijn ontstaan, een recht op een WW-uitkering is ontstaan dat voor 1 december 2016 is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet; of

    • b. het loon in de kalendermaand waarin geen recht is op een WW-uitkering is ontstaan, meer dan 87,5% bedraagt van de uitkomst van het herziene dagloon, bedoeld in artikel 4, eerste lid, vermenigvuldigd met 21,75.

  • 6 In afwijking van het eerste lid, onderdeel e, heeft de werknemer geen recht op een eenmalige tegemoetkoming, indien:

    • a. er in een kalendermaand na de kalendermaand waarin het recht op een WW-uitkering zou zijn ontstaan, een recht op een WW-uitkering is ontstaan dat voor 1 januari 2018 is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet; of

    • b. het loon in de kalendermaand waarin geen recht is op een WW-uitkering is ontstaan, meer dan 87,5% bedraagt van de uitkomst van het herziene dagloon, bedoeld in artikel 4, eerste lid, vermenigvuldigd met 21,75.

  • 7 Indien een werknemer op grond van hetzelfde uitkeringsrecht recht heeft op zowel een eenmalige tegemoetkoming op grond van het eerste lid:

    • a. onderdeel a alsook op grond van het eerste lid, onderdeel c, komt enkel het recht op een eenmalige tegemoetkoming op grond van het eerste lid, onderdeel c, tot uitbetaling; en

    • b. onderdeel d alsook op grond van het eerste lid, onderdeel f, komt enkel het recht op een eenmalige tegemoetkoming op grond van het eerste lid, onderdeel f, tot uitbetaling.

Artikel 3. Hoogte eenmalige tegemoetkoming artikel 2, eerste lid, onderdeel a

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 1 De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedraagt de uitkomst van de volgende formule:

    (DLH- DL)* ard* uk%

    hierbij staat:

    DLH voor het herziene dagloon;

    DL voor het dagloon;

    ard is het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en 1 januari 2017, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW- of ZW-uitkering bestaat; en

    uk% voor het uitkeringspercentage.

  • 2 Het herziene dagloon, bedoeld in het eerste lid, is de uitkomst van de volgende formule:

    1,004* [(A-B)* 108/100 + C] / D

    hierbij staat:

    A voor het loon dat de werknemer in de referteperiode heeft genoten bij alle werkgevers die vakantiebijslag reserveren;

    B voor de bedragen aan vakantiebijslag die de werknemer in de referteperiode heeft genoten;

    C voor het loon dat de werknemer in de referteperiode heeft genoten bij alle werkgevers die geen vakantiebijslag reserveren; en

    D voor het aantal dagloondagen in de kalendermaanden binnen de referteperiode waarin loon is genoten.

  • 3 Onder de referteperiode, bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan de periode van een jaar die eindigt op de laatste dag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid is gelegen.

Artikel 4. Hoogte eenmalige tegemoetkoming artikel 2, eerste lid, onderdeel b

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 1 De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt de uitkomst van de volgende formule:

    (DLH – DL)* ard’* uk%

    hierbij staat:

    DLH voor het herziene dagloon;

    DL voor het dagloon zoals dit is vastgesteld voor de dag waarop het recht op WW-uitkering zou zijn ontstaan indien artikel 16, achtste lid, van de Werkloosheidswet niet van toepassing is geweest;

    uk% voor het uitkeringspercentage; en

    ard’ voor de uitkomst, uitgedrukt in maanden, van de maximumduur, bedoeld in artikel 42 van de Werkloosheidswet, van de desbetreffende WW-uitkering, vermenigvuldigd met 21,75* 0,5.

  • 2 Op de berekening van het herziene dagloon, bedoeld in het eerste lid, is artikel 3, tweede lid, van toepassing.

Artikel 5. Hoogte eenmalige tegemoetkoming artikel 2, eerste lid, onderdeel c

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 2 Voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, is het herziene dagloon de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met dien verstande dat:

    • a. 1,004 vervangen wordt door 1,0291; en

    • b. onder de referteperiode wordt verstaan de periode van een jaar die eindigt op de laatste dag van de vijfentwintigste kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid is gelegen.

Artikel 5a. Hoogte eenmalige tegemoetkoming artikel 2, eerste lid, onderdeel d

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 1 De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, wordt berekend volgens de formule, bedoeld in artikel 3, eerste lid, met dien verstande dat:

    • a. onder ard wordt verstaan het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en 1 januari 2018 vanaf de dag dat het eerdere recht op een WW-uitkering is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW- of ZW-uitkering bestaat;

    • b. het uitkeringspercentage, in afwijking van de begripsbepaling in artikel 1, eerste lid, tevens voor de eerste 43,5 rechtdagen 70% bedraagt.

  • 2 Voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, is het herziene dagloon de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met dien verstande dat:

    • a. 1,004 vervangen wordt door 1,0097; en

    • b. onder de referteperiode wordt verstaan de periode, bedoeld in artikel 3, derde lid, tenzij in die periode een eerder recht op een WW-uitkering is ontstaan. De referteperiode begint dan op de eerste dag van werkloosheid van dat eerdere recht en eindigt op de laatste dag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid van het latere recht is gelegen. Indien de eerste dag van werkloosheid van dat eerdere recht is gelegen na de eerste dag van een kalendermaand, begint de referteperiode, in afwijking van de vorige zin, op de eerste dag van de kalendermaand na de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid van het eerdere recht ligt.

  • 3 Indien het herziene dagloon van het latere recht op WW-uitkering hoger is dan het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering, wordt de eenmalige tegemoetkoming verhoogd met de uitkomst:

    (DLH’ – DL’)* ard^* 70%

    Hierbij staat:

    DLH’ voor het herziene dagloon van het latere recht op WW-uitkering;

    DL’ voor het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering; en

    ard^ voor het aantal rechtdagen dat beide uitkeringen in de periode tussen 1 juli 2015 en 1 januari 2018 gelijktijdig tot uitkering zijn gekomen.

Artikel 5b. Hoogte eenmalige tegemoetkoming artikel 2, eerste lid, onderdeel e

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 1 De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, wordt berekend volgens de formule, bedoeld in artikel 4, eerste lid, met dien verstande dat onder ard’ wordt verstaan de maximumduur, bedoeld in artikel 42 van de Werkloosheidswet, van de betreffende WW-uitkering, uitgedrukt in maanden, vermenigvuldigd met 21,75, verminderd met het aantal dagen waarop, vanaf de dag dat het recht op deze WW-uitkering zou zijn ontstaan, recht op een eerdere WW-uitkering bestaat, en vermenigvuldigd met 0,5.

  • 2 Voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, is het herziene dagloon de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met dien verstande dat:

    • a. 1,004 vervangen wordt door 1,0097; en

    • b. onder de referteperiode wordt verstaan de periode, bedoeld in artikel 3, derde lid, tenzij in die periode een eerder recht op een WW-uitkering is ontstaan. De referteperiode begint dan op de eerste dag van werkloosheid van dat eerdere recht en eindigt op de laatste dag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid van het latere recht is gelegen. Indien de eerste dag van werkloosheid van dat eerdere recht is gelegen na de eerste dag van een kalendermaand, begint de referteperiode, in afwijking van de vorige zin, op de eerste dag van de kalendermaand na de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid van het eerdere recht ligt.

  • 3 Indien het herziene dagloon van het latere, niet ontstane, recht op WW-uitkering hoger is dan het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering, wordt de eenmalige tegemoetkoming verhoogd met de uitkomst:

    (DLH’ – DL’)* ard~* 70%* 0,5

    Hierbij staat:

    DLH’ voor het herziene dagloon van het latere, niet ontstane, recht op WW-uitkering;

    DL’ voor het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering; en

    ard~ voor het aantal dagen in de periode tussen 1 juli 2015 en 1 januari 2018 dat het latere recht op WW-uitkering tot uitkering zou zijn gekomen, waarin het eerdere recht op WW-uitkering heeft bestaan.

Artikel 5c. Hoogte eenmalige tegemoetkoming artikel 2, eerste lid, onderdeel f

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 1 De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, wordt berekend volgens de formule, bedoeld in artikel 3, eerste lid, met dien verstande dat:

    • a. onder ard wordt verstaan het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en 1 januari 2018 vanaf de dag dat het eerdere recht op een WW-uitkering is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW- of ZW-uitkering bestaat;

    • b. het uitkeringspercentage, in afwijking van de begripsbepaling in artikel 1, eerste lid, tevens voor de eerste 43,5 rechtdagen 70% bedraagt.

  • 2 Voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, is het herziene dagloon de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met dien verstande dat:

    • a. 1,004 vervangen wordt door 1,035; en

    • b. onder de referteperiode wordt verstaan de periode van een jaar die eindigt op de laatste dag van de vijfentwintigste kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid van het eerdere WW-recht is gelegen, tenzij in die periode een eerder recht op een WW-uitkering is ontstaan. De referteperiode begint dan op de eerste dag van werkloosheid van dat eerdere recht en eindigt op de laatste dag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid van het latere recht is gelegen. Indien de eerste dag van werkloosheid van dat eerdere recht is gelegen na de eerste dag van een kalendermaand, begint de referteperiode, in afwijking van de vorige zin, op de eerste dag van de kalendermaand na de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid van het eerdere recht ligt.

  • 3 Indien het herziene dagloon van het latere recht op WW-uitkering hoger is dan het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering, wordt de eenmalige tegemoetkoming verhoogd met de uitkomst van de berekening, bedoeld in artikel 5a, derde lid.

Artikel 5d. Hoogte eenmalige tegemoetkoming in het geval van een reeds herzien dagloon

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 1 De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, wiens dagloon als gevolg van een herzieningsverzoek in verband met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1476, is herzien, is de uitkomst van de formule in artikel 5a, eerste en derde lid, met dien verstande dat:

    onder ard wordt verstaan het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en de dag waarop het dagloon is herzien in verband met de genoemde uitspraak, vanaf de dag dat het eerdere recht op een WW-uitkering is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW- of ZW-uitkering bestaat.

  • 2 De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, wiens dagloon als gevolg van een herzieningsverzoek in verband met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1476, is herzien, is de uitkomst van de formule in artikel 5b, eerste lid, met dien verstande dat onder ard’ wordt verstaan de duur tussen het niet ontstaan van de WW-uitkering op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel c, van de Werkloosheidswet en de herziening in verband met genoemde uitspraak, uitgedrukt in dagen, en vermenigvuldigd met 0,5.

  • 3 De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, wiens dagloon als gevolg van een herzieningsverzoek in verband met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2406, is herzien, is de uitkomst van de formule in artikel 5c, eerste en derde lid, met dien verstande dat onder ard wordt verstaan het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en de dag waarop het dagloon is herzien in verband met de genoemde uitspraak, vanaf de dag dat het eerdere recht op een WW-uitkering is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW-uitkering bestaat.

  • 4 Indien voor de werknemer, bedoeld in dit artikel, het herziene dagloon van het latere recht op WW-uitkering hoger is dan het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering, wordt de eenmalige tegemoetkoming verhoogd met de uitkomst van de berekening, bedoeld in artikel 5a, derde lid, indien het eerste of derde lid van toepassing is.

Artikel 5e. Matiging van de eenmalige tegemoetkoming

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 1 De eenmalige tegemoetkoming, berekend op grond van artikel 5a, 5b, 5c of 5d kan worden gematigd. Matiging vindt enkel plaats indien;

    • a. er aan de werknemer meerdere keren een eenmalige tegemoetkoming op grond van artikel 3, 4, 5, 5a, 5b, 5c of 5d is of wordt uitgekeerd; en

    • b. er door het verstrekken van de verschillende eenmalige tegemoetkomingen een bedrag aan de werknemer zou worden verstrekt dat er toe leidt dat het totaalbedrag aan verkregen WW-uitkering en eenmalige tegemoetkomingen niet in redelijke verhouding staat tot het totaalbedrag aan WW-uitkering dat de werknemer zou hebben gekregen indien het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, zoals dat luidt op 1 januari 2018, reeds op 1 juli 2015 van toepassing zou zijn geweest.

  • 2 Bij de matiging wordt de verhouding, genoemd in het eerste lid, onderdeel b, in acht genomen.

Artikel 6. Taak UWV

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

Met de uitvoering van deze regeling is het UWV belast.

Artikel 7. Termijnen, vaststelling en betaling

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 3 Het UWV kan op aanvraag vaststellen of er recht op een eenmalige tegemoetkoming bestaat en wat de hoogte daarvan is. Het UWV stelt binnen dertien weken na ontvangst van die aanvraag het recht op de eenmalige tegemoetkoming en de hoogte daarvan vast. Indien het UWV niet in staat is tijdig een besluit te nemen, stelt het UWV de aanvrager daarvan in kennis en kan de termijn eenmalig met ten hoogste dertien weken worden verlengd.

Artikel 8. Financiering

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 1 Het Rijk voorziet in de middelen tot dekking van de uitgaven verbonden aan deze regeling.

  • 2 Het UWV beheert en administreert afzonderlijk de middelen, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 In verband met het middelenbeheer wordt de rijksbijdrage, bedoeld in het eerste lid, beschouwd als middelen die deel uitmaken van het Algemeen Werkloosheidsfonds.

Artikel 9. Opgave lasten en betaling van de rijksbijdrage

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 1 Het UWV verstrekt aan de Minister een opgave van het totaalbedrag van de geraamde lasten alsmede de ontvangen voorschotten met betrekking tot deze regeling, uitgesplitst naar de tegemoetkomingen en de uitvoeringskosten.

  • 3 De Minister kan, na overleg met het UWV, van het in het eerste lid bedoelde bedrag afwijken.

Artikel 10. Afrekening

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

Artikel 11. Verslaglegging

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

Het UWV brengt aan de Minister inhoudelijk en financieel verslag uit over de uitvoering van deze regeling overeenkomstig artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 12. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen.

Artikel 13. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2017.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2021, met dien verstande dat voor de reeds verstrekte eenmalige tegemoetkoming deze regeling van toepassing blijft.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 oktober 2016

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

L.F. Asscher