Vliegtuigwrakken die zich onder de grond dan wel op de rivier- of zeebodem bevinden,
worden door de Rijksoverheid conform internationale verdragen beschouwd als oorlogsgraf
en daarom in beginsel onberoerd gelaten.
De beslissingsbevoegdheid voor het al dan niet laten uitvoeren van bergingen van wrakken
en/of stoffelijke resten berust bij het gemeentebestuur. Overwegingen die hierbij
een rol spelen zijn openbare orde en veiligheid, algemeen belang, volksgezondheid
en piëteit ten aanzien van nabestaanden en gesneuvelden. De Rijksoverheid voert hierbij
een ondersteunend beleid door bij een beslissing van het gemeentebestuur om tot berging
over te gaan, de bergingsdiensten van het ministerie van Defensie in principe kosteloos
aan het gemeentebestuur, zijnde de opdrachtgever, ter beschikking te stellen. Slechts
wanneer inzet van Defensiemiddelen is gebonden aan regels voor marktoptreden door
de Rijksoverheid (zoals bij de opsporing van explosieven en dus niet bij de ruiming
daarvan) worden dientengevolge kosten in rekening gebracht.
Om de zorgvuldigheid van de berging te waarborgen en invulling te geven aan de toepasselijke
bepalingen van internationaal humanitair recht (zoals vermeld in de Verdragen van
Genève, alsmede in het eerste aanvullende Protocol), geschiedt de daadwerkelijke berging
van vliegtuigwrakken onder verantwoordelijkheid van de Stafofficier Vliegtuigberging
(hierna: SOVB) van het Logistiek Centrum Woensdrecht van het Commando Luchtstrijdkrachten.
Om invulling te geven aan geldende afspraken met andere landen, zoals de Verenigde
Staten, het Gemenebest en Duitsland, betreffende de overdracht van stoffelijke resten
is de berging en identificatie van stoffelijke resten bij uitsluiting voorbehouden
aan de Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Landmacht (hierna: BIDKL) van
het Opleidings- en Trainingscentrum Logistiek te Soesterberg.
Omdat particulieren waardevolle bijdragen kunnen leveren aan delen van het historisch
onderzoek, ligt het in de rede waar mogelijk met hen samen te werken.
Voor het opsporen en verzamelen van radioactieve stoffen, kan de Productverantwoordelijke
Eenheid CBRNe van het Logistiek Centrum Woensdrecht (hierna: PVE CBRNe) of een externe
instantie die op grond van de Kernenergiewet bevoegd is dergelijke werkzaamheden te verrichten, worden ingeschakeld. Voorts beschikt
de SOVB over een autorisatie van het Bureau Autorisatie en Registratie Kernenergiewet
(te weten de BARK/A6008c ‘Autorisatie berging vliegtuigwrakken’), met inachtneming
van het gestelde in de Handleiding Stralinghygiëne Defensie (DP 35-311).
Voor het opsporen en verzamelen van asbesthoudende stoffen kan de Deskundig Toezichthouder
Asbest (hierna: DTA) van het ministerie van Defensie, of een externe instantie die
op grond van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 bevoegd is dergelijke handelingen te verrichten, worden ingeschakeld. Tevens is de
SOVB in het bezit van de DTA-bevoegdheid en mag als zodanig het plan van aanpak en
werkplan (voor de verwijdering van het asbest) samenstellen en voorbereiden en de
bijbehorende vergunning aanvragen bij de desbetreffende gemeente.
In de ministerraad van 13 april 1999 is besloten dat de ruiming van explosieven, gelet
op de zwaarwegende aspecten van openbare orde en veiligheid, is voorbehouden aan de
Explosieven Opruimings Dienst Defensie (hierna: EODD).
Wanneer door een gemeentebestuur wordt besloten tot een berging, een opsporing of
een ruiming, komen de andere kosten (zoals kosten van ingehuurde bedrijven en verzekeringskosten)
in beginsel voor rekening van de opdrachtgever, zijnde de gemeente (zie punt 8: Financiële
aspecten). Het is voor gemeenten raadzaam een aanvullende verzekering af te sluiten
voor risico’s die niet onder de standaarddekking van de reguliere aansprakelijkheids-
of risicoverzekering vallen.