Circulaire Vliegtuigberging

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 19-10-2016 t/m heden

Circulaire Vliegtuigberging

1. Inleiding

In de Nederlandse grond-, zee- en rivierbodem bevinden zich nog veel restanten uit de Tweede Wereldoorlog. Zo liggen er naar schatting nog 2000 vliegtuigwrakken. De exacte locatie van deze vliegtuigwrakken is in veel gevallen niet bekend. Vliegtuigwrakken waarvan de exacte locatie wel bekend is, zijn soms (maar niet altijd) door een gedenksteen dan wel een monument gemarkeerd. In ongeveer 400 van de zich in Nederland en zijn territoriale wateren bevindende wrakken zijn waarschijnlijk nog stoffelijke resten van bemanningsleden aanwezig. Met of zonder gedenksteen worden deze wrakken door de Nederlandse overheid als ‘oorlogsgraf’ beschouwd. De identiteit van de bemanningsleden is in veel gevallen niet bekend. In de vliegtuigwrakken zijn meestal explosieven aanwezig. Ook buiten de vliegtuigwrakken liggen op veel plaatsen nog explosieven en kunnen stoffelijke resten worden aangetroffen. Tenslotte kunnen zich in de vliegtuigwrakken radioactieve stoffen, zoals (met name) radioactieve aanwijsinstrumenten, en hechtgebonden asbest, zoals remvoering, brandwerend koord, doek en pakkingmateriaal bevinden.

In deze circulaire schets ik de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende overheden en andere betrokkenen bij het bergen van vliegtuigwrakken en stoffelijke resten uit de Tweede Wereldoorlog en de opsporing en ruiming van de hierbij aanwezige (conventionele) explosieven. Deze circulaire geeft het kader waarbinnen en de procedures waarlangs de bij een berging, opsporing of ruiming betrokken overheden en particuliere organisaties dienen te handelen.

Deze circulaire heeft tot doel aan betrokkenen informatie te verschaffen. Voornaamste betrokkene is de burgemeester, als het bevoegde gezag. Tevens wordt in het bijzonder aandacht gevraagd aan de gemeenten voor de hierin geschetste procedures. De circulaire geldt voor het Nederlands grondgebied.

2. Samenvatting

Vliegtuigwrakken die zich onder de grond dan wel op de rivier- of zeebodem bevinden, worden door de Rijksoverheid conform internationale verdragen beschouwd als oorlogsgraf en daarom in beginsel onberoerd gelaten.

De beslissingsbevoegdheid voor het al dan niet laten uitvoeren van bergingen van wrakken en/of stoffelijke resten berust bij het gemeentebestuur. Overwegingen die hierbij een rol spelen zijn openbare orde en veiligheid, algemeen belang, volksgezondheid en piëteit ten aanzien van nabestaanden en gesneuvelden. De Rijksoverheid voert hierbij een ondersteunend beleid door bij een beslissing van het gemeentebestuur om tot berging over te gaan, de bergingsdiensten van het ministerie van Defensie in principe kosteloos aan het gemeentebestuur, zijnde de opdrachtgever, ter beschikking te stellen. Slechts wanneer inzet van Defensiemiddelen is gebonden aan regels voor marktoptreden door de Rijksoverheid (zoals bij de opsporing van explosieven en dus niet bij de ruiming daarvan) worden dientengevolge kosten in rekening gebracht.

Om de zorgvuldigheid van de berging te waarborgen en invulling te geven aan de toepasselijke bepalingen van internationaal humanitair recht (zoals vermeld in de Verdragen van Genève, alsmede in het eerste aanvullende Protocol), geschiedt de daadwerkelijke berging van vliegtuigwrakken onder verantwoordelijkheid van de Stafofficier Vliegtuigberging (hierna: SOVB) van het Logistiek Centrum Woensdrecht van het Commando Luchtstrijdkrachten. Om invulling te geven aan geldende afspraken met andere landen, zoals de Verenigde Staten, het Gemenebest en Duitsland, betreffende de overdracht van stoffelijke resten is de berging en identificatie van stoffelijke resten bij uitsluiting voorbehouden aan de Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Landmacht (hierna: BIDKL) van het Opleidings- en Trainingscentrum Logistiek te Soesterberg.

Omdat particulieren waardevolle bijdragen kunnen leveren aan delen van het historisch onderzoek, ligt het in de rede waar mogelijk met hen samen te werken.

Voor het opsporen en verzamelen van radioactieve stoffen, kan de Productverantwoordelijke Eenheid CBRNe van het Logistiek Centrum Woensdrecht (hierna: PVE CBRNe) of een externe instantie die op grond van de Kernenergiewet bevoegd is dergelijke werkzaamheden te verrichten, worden ingeschakeld. Voorts beschikt de SOVB over een autorisatie van het Bureau Autorisatie en Registratie Kernenergiewet (te weten de BARK/A6008c ‘Autorisatie berging vliegtuigwrakken’), met inachtneming van het gestelde in de Handleiding Stralinghygiëne Defensie (DP 35-311).

Voor het opsporen en verzamelen van asbesthoudende stoffen kan de Deskundig Toezichthouder Asbest (hierna: DTA) van het ministerie van Defensie, of een externe instantie die op grond van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 bevoegd is dergelijke handelingen te verrichten, worden ingeschakeld. Tevens is de SOVB in het bezit van de DTA-bevoegdheid en mag als zodanig het plan van aanpak en werkplan (voor de verwijdering van het asbest) samenstellen en voorbereiden en de bijbehorende vergunning aanvragen bij de desbetreffende gemeente.

In de ministerraad van 13 april 1999 is besloten dat de ruiming van explosieven, gelet op de zwaarwegende aspecten van openbare orde en veiligheid, is voorbehouden aan de Explosieven Opruimings Dienst Defensie (hierna: EODD).

Wanneer door een gemeentebestuur wordt besloten tot een berging, een opsporing of een ruiming, komen de andere kosten (zoals kosten van ingehuurde bedrijven en verzekeringskosten) in beginsel voor rekening van de opdrachtgever, zijnde de gemeente (zie punt 8: Financiële aspecten). Het is voor gemeenten raadzaam een aanvullende verzekering af te sluiten voor risico’s die niet onder de standaarddekking van de reguliere aansprakelijkheids- of risicoverzekering vallen.

3. Begrippen

In deze circulaire wordt verstaan onder:

  • Asbest: ‘Asbest als bedoeld in artikel 1 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.’

  • Berging vliegtuigwrak: ‘Het gecontroleerd benaderen en verwijderen van vliegtuigwrakdelen en mogelijke stoffelijke resten, conventionele explosieven, radioactieve stoffen en asbest.’

  • Explosieven: ‘Bommen en gevechtsladingen, geleide en ballistische projectielen, munitie voor artillerie, mortieren en kleinkaliberwapens, alle mijnen, torpedo's en dieptebommen, vernielingsladingen, al dan niet pyrotechnische vuurwerken, bundelrekken, moederbommen en dispensers, inrichtingen in werking gesteld door patronen en stuwstoffen, elektrische ontstekingsinrichtingen, clandestiene en geïmproviseerde explosieven en alle overige munitie, die explosieve stoffen of nucleaire splijtings- of fusiematerialen, biologische of chemische middelen bevat.’

  • Opsporen: ‘Het geheel aan werkzaamheden en uitvoering binnen het gebied van een vliegtuigwraklocatie van achtereenvolgens het detecteren, interpreteren, benaderen en identificeren van vermoede explosieven’.

  • Opsporingswerkzaamheden: ‘Het detecteren (vaststellen van de aanwezigheid van een voorwerp op of onder het maaiveld) en lokaliseren (vaststellen van de exacte ligplaats van een voorwerp, dat op of onder het maaiveld is gedetecteerd) van vliegtuigwrakken en mogelijk conventionele explosieven.’

  • Radioactieve stoffen: ‘Radioactieve stoffen zoals bedoeld in artikel 29 van de Kernenergiewet.’

  • Ruiming: ‘Het na de opsporing benaderen, veiligstellen, afvoeren of vernietigen van het explosief dat in een bepaald gebied is aangetroffen.’

  • Vliegtuigwrak: ‘Een militair vliegtuig dat tijdens de Tweede Wereldoorlog is neergestort op (huidig) Nederlands grondgebied.’

4. Juridisch kader

Ten aanzien van het bergingsproces is een breed spectrum aan regelgeving van belang. De meest relevante regelgeving wordt in deze paragraaf besproken.

4.1. Internationaal juridisch kader

Op grond van de toepasselijke bepalingen van het internationaal humanitair recht zoals vermeld in de Verdragen van Genève en het eerste aanvullende protocol, rust op de Nederlandse overheid een aantal zorgplichten. Zo dient zij er voor zorg te dragen dat een graf wordt ontzien en te allen tijde kan worden teruggevonden.

Voorts is de Nederlandse overheid op grond van voormelde bepalingen belast met de identificatie van menselijke stoffelijke resten bij eventuele opgravingen. Om aan de verdragsverplichting van de Nederlandse overheid betreffende de identificatie van deze stoffelijke resten op een verantwoorde wijze te voldoen, dient ook de berging van het vliegtuigwrak zelf zorgvuldig plaats te vinden en dient betrokkenheid van de BIDKL gewaarborgd te zijn.

Indien de ambassade van een verdragsstaat, al dan niet als vertegenwoordiger van een nabestaande, de uitdrukkelijke wens kenbaar maakt tot herbegraven dan wel tot overbrenging van stoffelijke overschotten naar het land van herkomst, bestaat daarmee voor de Nederlandse overheid nog geen verdragsrechtelijke verplichting om tot berging over te gaan. Wel kan men, op grond van gevoerd beleid, spreken van een inspanningsverplichting. Deze inspanningsverplichting richt zich op het meenemen van overwegingen van piëteit ten aanzien van zowel de gesneuvelden als nabestaanden in het totale afwegingsproces van het gemeentebestuur, waarbij ook overige betrokken belangen aan de orde komen, zoals dwingende redenen van openbare orde en veiligheid of het algemeen belang. Gelet op de strekking van de internationale verdragen, moet bedacht worden dat de grafrust en piëteitsoverwegingen ten aanzien van de overledenen van overwegend belang kunnen zijn bij het besluit het oorlogsgraf ongemoeid te laten.

Indien door het gemeentebestuur wordt besloten tot berging over te gaan zal de Rijksoverheid hierbij vervolgens een ondersteunende rol vervullen. In dit kader wordt de EODD, dan wel de PVE CBRNe, kosteloos aan het gemeentebestuur, zijnde de opdrachtgever, ter beschikking gesteld. Slechts wanneer inzet van Defensiemiddelen is gebonden aan regels voor marktoptreden door de Rijksoverheid worden dientengevolge kosten in rekening gebracht.

Het eerste aanvullende protocol bij de Verdragen van Genève legt verdragspartijen in het algemeen een verplichting op om zorgvuldig om te gaan met de stoffelijke resten van in een conflict op hun grondgebied omgekomen militairen. Persoonlijke bezittingen van de overledenen dienen aan de nabestaanden te worden teruggegeven. Het opgraven van stoffelijke overschotten is slechts toegestaan, indien sprake is van een uitdrukkelijke wens van de ambassade van het land van herkomst, al dan niet namens een nabestaande (zoals hierboven aangegeven) of wanneer opgraving dwingend is geboden door het algemeen belang (waaronder in ieder geval wordt begrepen openbare orde en veiligheid en medische noodzaak).

Verdragspartijen worden op grond van het bepaalde in de Verdragen van Genève en in het eerste aanvullende protocol ook verplicht nadere uitvoering te geven aan die verdragsbepalingen door met elkaar nadere afspraken te maken. Nederland heeft dientengevolge met de Verenigde Staten, met de landen van het Gemenebest en met Duitsland afspraken gemaakt over de wijze van informeren over de vondst van stoffelijke resten en de eventuele overdracht daarvan.

4.2. Nationaal juridisch kader

In Nederland zijn uiteenlopende wetten van toepassing op de ruiming en berging van vliegtuigwrakken, stoffelijke resten en explosieven. De voornaamste wetten worden in deze paragraaf genoemd. Na het bergen van de stoffelijke resten op Nederlands grondgebied dient te worden gehandeld conform de kaders van de Wet op de lijkbezorging, die geen kaders geeft voor de berging op zich. De Wet wapens en munitie bepaalt kort gezegd dat het, zonder daartoe ingevolge de wet gerechtigd te zijn, voorhanden hebben van wapens en munitie, niet is toegestaan. Voor de krijgsmacht geldt hiervoor een uitzondering. De ruiming van explosieven is als gevolg van een beslissing van de ministerraad d.d. 13 april 1999 voorbehouden aan de EODD van het ministerie van Defensie. Hierbij kan door de EODD gebruik worden gemaakt van Defensie organieke eenheden of civiele explosievenopsporingsbedrijven (voor bv. graafwerkzaamheden). Indien explosievenopsporingswerkzaamheden worden uitgevoerd zonder personeel van de EODD, dan dienen de desbetreffende opsporingsbedrijven in het bezit te zijn van een door de wet voorgeschreven ontheffing c.q. vergunning. De Gemeentewet bepaalt dat de handhaving van de openbare orde en veiligheid een primaire verantwoordelijkheid is van de burgemeester.

Op grond van de Kernenergiewet moet de SOVB, onder wiens verantwoordelijkheid de berging plaatsvindt, beschikken over een vergunning om radioactieve stoffen, die zich in het wrak kunnen bevinden, op te sporen en te verzamelen. Een vergunning is niet nodig indien ten behoeve van deze werkzaamheden derden worden ingeschakeld die al beschikken over de vereiste vergunning. Het verzamelde radioactieve materiaal moet worden overgedragen aan de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (hierna: COVRA), de instantie die op grond van de Kernenergiewet gemachtigd is om radioactieve stoffen in te zamelen.

Op basis van de Asbestverwijderingsbesluit 2005 moet asbest door een gecertificeerd bedrijf worden verwijderd. Een vergunning voor het verwijderen van asbesthoudend materiaal wordt verleend door het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente waar de asbestverwijdering plaatsvindt.

Het Burgerlijk Wetboek biedt in beginsel geen basis waarop de eigendom van buitenlandse militaire vliegtuigen is overgegaan van de oorspronkelijke eigenaar naar een derde. Juridisch betekent dit dat het land van herkomst in principe eigenaar blijft van de opgegraven materialen. Duitse vliegtuigen uit de Tweede Wereldoorlog zijn echter van rechtswege aan de Nederlandse Staat vervallen voor zover zij ten tijde van het in werking treden van het Besluit Vijandelijk Vermogen (Stb. 1944, E133) eigendom van de Duitse Staat waren. Hierbij gaat het overigens om de wrakdelen van de vliegtuigen en niet om de persoonlijke bezittingen van de bemanning. Deze persoonlijke bezittingen dienen in beginsel altijd aan de nabestaanden te worden teruggegeven. In eerste instantie zullen zowel de persoonlijke bezittingen als de persoonlijke uitrustingsstukken benodigd zijn voor de identificatie van stoffelijke resten. De BIDKL dient derhalve hierover te kunnen beschikken. Deze zal aan de hand van de identificatiewerkzaamheden haar bevindingen rapporteren aan de ambassade(s) van land(en) van herkomst.

In de praktijk komt het voor dat particulieren of bedrijven bijvoorbeeld bij graafwerkzaamheden stuiten op veldgraven of (onderdelen van) een mogelijk vliegtuigwrak. Op grond van Boek 5, artikel 5, lid 1, onder a, Burgerlijk Wetboek is men in een dergelijk geval verplicht met bekwame spoed aangifte te doen van de vondst en eveneens de zaak in bewaring te geven aan de gemeente die dit vordert. Tevens wordt degene die opzettelijk en wederrechtelijk een lijk opgraaft of wegneemt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie (artikel 150 Wetboek van Strafrecht). Daarnaast is het mogelijk dat de Wet wapens en munitie van toepassing is op een dergelijk geval in verband met eventueel aanwezige vuurwapens of munitie of onderdelen of hulpstukken daarvan in de zin van artikel 2 jo 3 Wet wapens en munitie. Het is verboden een wapen of munitie van de categorieën II en III van deze wet voorhanden te hebben (artikel 26 Wet wapens en munitie).

Uit de Erfgoedwet en het Besluit erfgoedwet archeologie blijkt dat zoeken naar oudheden verboden is in archeologisch belangrijke gebieden. Het uitvoeren van een archeologische opgraving mag alleen gebeuren door universiteiten, gemeenten en bedrijven met een opgravingvergunning.

Uit de aangehaalde wet- en regelgeving vloeit tevens voort dat het verboden is om naar oudheden te zoeken, ook met een metaaldetector, in archeologisch waardevolle gebieden, bij archeologische monumenten en tijdens archeologische opgravingen. Op andere plaatsen wordt het zoeken met een metaaldetector gedoogd wanneer men ondieper zoekt dan de bouwvoor (bovenste 30 cm). Er geldt wel een algemene meldingsplicht wanneer er zaken van belang gevonden worden. Daarnaast dient er toestemming te zijn van de grondeigenaar (particulier, gemeente of overheid).

Gebruiken en/of voor handen hebben van een metaaldetector is uit het oogpunt van openbare orde en veiligheid verboden door een aantal gemeenten op de voormalige slagvelden en is aldaar geregeld in een Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Voor gebruik van een metaaldetector dient een gemeentelijke ontheffing te worden aangevraagd.

5. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden

Uit de vorige paragraaf bleek al in algemene zin dat er bij de berging van vliegtuigwrakken en stoffelijke resten en bij de opsporing en ruiming van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog, de nodige overheidsbelangen zijn betrokken. In deze paragraaf worden die belangen vertaald naar verantwoordelijkheden van overheidsinstanties.

5.1. Beslissingsbevoegdheid

De beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het al dan niet laten uitvoeren van bergingen, opsporingen of ruimingen ligt bij het gemeentebestuur. Het is dus aan een gemeente, al dan niet op verzoek van een derde, een afweging te maken of een berging, opsporing of ruiming zal plaatsvinden. Het gemeentebestuur stelt indien nodig de ambassade van het land van herkomst van de nabestaande op de hoogte van een verzoek tot opgraving van stoffelijke resten en informeert de ambassade over het al dan niet toewijzen van het verzoek.

Die beslissingsbevoegdheid is primair gebaseerd op de verantwoordelijkheid van de burgemeester voor de openbare orde en veiligheid in zijn gemeente en het feit dat de burgemeester het beste in staat is om de lokale situatie, omstandigheden en overige betrokken belangen bij zijn beslissing te betrekken. De Rijksoverheid voert in principe een ondersteunend beleid bij het bergen en ruimen.

Eventueel noodzakelijke beslissingen over prioriteitstelling van te bergen vliegtuigwrakken zullen worden genomen in overleg tussen de betrokken overheden. Het bergen van stoffelijke resten en het opsporen van gevaarlijke stoffen of ruimen van explosieven heeft hierbij een eerste prioriteit.

Op grond van de artikelen 175 en 176 van de Gemeentewet kan de burgemeester bij bergingen, opsporingen en ruimingen, indien daartoe aanleiding bestaat, bevelen of algemeen verbindende voorschriften geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Deze bevelen of voorschriften kunnen bijvoorbeeld een verbod inhouden om het terrein waar de berging, opsporing of ruiming plaatsvindt te betreden, zonder toestemming van het bevoegd gezag.

Gemeenten die de exacte locatie van een vliegtuigwrak hebben vastgesteld en een beslissing nemen om niet tot berging over te gaan wordt geadviseerd om de desbetreffende locaties op een passende wijze te markeren. Het ligt in de rede dat dit gebeurt door een monument dan wel een gedenksteen.

5.3. Bergen en identificeren stoffelijke resten

De BIDKL is namens de overheid verantwoordelijk voor de opsporing, berging en identificatie van vermiste (civiele, verzets- en militaire) Tweede Wereldoorlogslachtoffers en op basis van de vereiste zorgvuldigheid bij uitsluiting belast met en verantwoordelijk voor het bergen en identificeren van stoffelijke resten. De BIDKL voert deze taak uit conform de procedures die zijn neergelegd in de Wet op de lijkbezorging. Op de wraklocatie aangetroffen stoffelijke resten, persoonlijke bezittingen, uitrustingsstukken en persoonlijke wapens dienen onverwijld en zonder uitzondering aan de BIDKL te worden overgedragen.

5.4. Opsporen en ruimen van explosieven

De werkzaamheden verbonden aan opsporen – in de zin van het onderzoeken van een vermoedelijke vliegtuigwraklocatie met mogelijke aanwezigheid van explosieven – maken deel uit van een vliegtuigberging en wordt uitgevoerd door personeel van de EODD, dat gecertificeerd is volgens het ‘Werkveldspecifieke certificatieschema voor het systeemcertificaat Opsporen Conventionele Explosieven’ (WSCS-OCE).

De EODD is op grond van een besluit van de ministerraad bij uitsluiting belast met en verantwoordelijk voor de werkzaamheden verbonden aan de ruiming van de gevonden explosieven.

Bij een opsporing of ruiming is de burgemeester in principe beslissingsbevoegd. De commandant van de ruimploeg is echter verantwoordelijk en beslissingsbevoegd voor zover het de veiligheid van zijn personeel betreft.

5.5. Opsporen, verzamelen en overdragen van radioactieve stoffen

Het opsporen, verzamelen en overdragen van radioactieve stoffen mag worden gedaan door de PVE CBRNe van het Logistiek Centrum Woensdrecht of een externe instantie die op grond van de Kernenergiewet bevoegd is dergelijke werkzaamheden te verrichten. De SOVB beschikt over de op grond van artikel 29 van de Kernenergiewet vereiste vergunning. Overdracht, door tussenkomst van de PVE CBRNe, mag uitsluitend plaatsvinden aan de COVRA.

5.6. Opsporen, verzamelen en overdragen van asbesthoudende stoffen

Het opsporen, verzamelen en overdragen van asbesthoudende stoffen mag worden gedaan door de DTA van het ministerie van Defensie of door de SOVB of door een externe instantie die beschikt over de vereiste vergunning op grond van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.

6. Samenwerking tussen de overheid en particulieren

Particulieren – veelal in de vorm van verenigingen of stichtingen – zijn in toenemende mate actief bij het verrichten van geschiedkundig onderzoek naar vliegtuigwrakken en bemanningsleden. Dit onderzoek levert vaak gegevens op die van belang kunnen zijn bij het bergen en identificeren van een wrak en de stoffelijke resten van de bemanning.

Daarnaast zijn er instanties die gespecialiseerd zijn in het opsporen en verzamelen van radioactieve stoffen. Omdat particulieren aldus waardevolle bijdragen kunnen leveren aan delen van het bergingsproces, ligt het in de rede (waar mogelijk) bij bergingen samen te werken met particuliere organisaties. Dit is ter afweging van de SOVB. Het is particulieren echter niet toegestaan om zelfstandig bergingswerkzaamheden te ontplooien, noch is het hen toegestaan om bij het vooronderzoek naar een wraklocatie graafwerkzaamheden uit te voeren aangezien zulks de bij berging aan de orde zijnde belangen van piëteit, openbare orde, veiligheid, rechtsorde en milieu direct raakt. Indien het wrak zich onder water bevindt, mag het door particulieren slechts worden benaderd om de identiteit van het toestel vast te stellen. In geen geval mag er iets van de wraklocatie worden weggenomen. In het bijzonder staat hierbij de piëteit ten aanzien van de gevallenen centraal, aangezien vliegtuigwrakken die zich onder de grond dan wel onder de waterlijn bevinden door de Rijksoverheid worden beschouwd als oorlogsgraf.

7. Procedures

7.1. Berging van een vliegtuigwrak

Verzoeken om tot berging over te gaan worden door de desbetreffende gemeente ingediend bij:

Commandant Logistiek Centrum Woensdrecht

Postbus 8762

4820 BB Breda

De Commandant Logistiek Centrum Woensdrecht (C-LCW) zal op zijn beurt de SOVB, die zich in zijn staf bevindt, verzoeken een vooronderzoek dienaangaande te verrichten. Aan de hand van dit vooronderzoek zal de SOVB een bergingsadvies afgeven met betrekking tot de haalbaarheid om tot berging van het vliegtuigwrak over te gaan.

De SOVB is in voorkomend geval belast met het vooronderzoek, afgeven van een bergingsadvies, opstellen van een werkplan en heeft bij de daadwerkelijke berging de leiding en de coördinatie bij de uitvoering van de bergingswerkzaamheden met betrekking tot de Defensiediensten. Zijn er aanwijzingen of vermoedens dat zich in of rond het wrak explosieven of stoffelijke resten bevinden, zal de SOVB terstond de EODD c.q. de BIDKL in kennis stellen. De SOVB zal vervolgens in overleg met alle betrokken particuliere bedrijven en overheidsinstanties een werkplan opstellen. In het werkplan zal onder meer worden aangegeven of civieltechnische ondersteuning nodig is voor de uitvoering van de bergingswerkzaamheden. Deze werkzaamheden vallen onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Aan de hand van het werkplan kan de gemeente beoordelen of een berging, met waarborging van alle in het geding zijnde belangen en verantwoordelijkheden, financieel en anderszins kan worden uitgevoerd. Het is mogelijk dat zich in (de omgeving van) het vliegtuigwrak nog explosieven bevinden.

7.2. Berging en identificatie van stoffelijke resten

Verzoeken tot berging en identificatie van stoffelijke resten worden ingediend bij:

Hoofd Bergings- en Identificatie Dienst, Koninklijke Landmacht

Kamp Soesterberg

Zeisterspoor 10

Postbus 109

3769 ZJ Soesterberg

033-4662441

7.3. Ruiming van explosieven

Verzoeken tot ruiming van explosieven worden ingediend bij:

Explosieven Opruimings Dienst Defensie

Sergeant-majoor Scheickkazerne

Zeisterspoor 12A

Postbus 109

3769 ZJ Soesterberg

0800-0230494 (gratis)

De EODD coördineert alle verzoeken om tot ruiming over te gaan en stelt de prioriteiten vast.

7.4. Opsporing, verzameling en overdracht van radioactieve stoffen

Verzoeken tot opsporing, verzameling en overdracht van radioactieve stoffen moeten worden ingediend bij de PVE CBRNe van het Logistiek Centrum Woensdrecht, dan wel een andere instantie, die op grond van de Kernenergiewet bevoegd is deze werkzaamheden te verrichten.

7.5. Opsporing, verzameling en overdracht van asbesthoudende stoffen

Verzoeken tot opsporing, verzameling en overdracht van asbesthoudende stoffen moeten worden ingediend bij de DTA van het ministerie van Defensie, de SOVB, dan wel een andere instantie die op grond van het Asbestverwijderingsbesluit bevoegd is deze werkzaamheden te verrichten.

8. Financiële aspecten

Vanaf 2010 kunnen gemeenten onder bepaalde voorwaarden een bijdrage ontvangen uit het gemeentefonds in de kosten van het opsporen en ruimen van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Actuele informatie over de financiële regeling en het indienen van een aanvraag is te vinden in de gemeentefondscirculaires van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (zie http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/financien-gemeenten-en-provincies/gemeentefonds). Eventuele vragen kunnen worden gesteld via postbus.gf@minbzk.nl.

9. Vrijwaring

Gezien de mogelijke schadeveroorzakende risico's van het ruimen van explosieven, verdient het in beginsel aanbeveling voor een concrete ruiming een verzekering af te sluiten voor het bovenmatig risico dat niet wordt gedekt door de reguliere gemeentelijke aansprakelijkheids- en / of risicoverzekering of door een (opstal)verzekering van andere belanghebbenden, bv. particuliere bedrijven. Ontstaat er bij het optreden van de EODD onverhoopt schade, dan kan de gemeente de Staat der Nederlanden (i.c. de Minister van Defensie) in beginsel alleen aansprakelijk stellen voor schade die door opzet of grove schuld van de EODD is veroorzaakt.

’s-Gravenhage, 10 oktober 2016

De

Minister

van Defensie,

J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven