Tarievencode elektriciteit

Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2017.
Geldend van 01-01-2017 t/m 06-04-2017

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 21 april 2016, kenmerk ACM/DE/2016/202153, houdende de vaststelling van de voorwaarden als bedoeld in artikel 27 van de Elektriciteitswet 1998 (Tarievencode elektriciteit)

De Autoriteit Consument en Markt,

Gelet op artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

1. Algemene bepalingen

1.1. Werkingssfeer

1.1.1.

Deze code beschrijft de elementen en wijze van berekening van het tarief waarvoor aangeslotenen zullen worden aangesloten op een net, van het tarief waarvoor transport van elektriciteit, met inbegrip van de invoer, uitvoer en doorvoer van elektriciteit, ten behoeve van aangeslotenen zal worden uitgevoerd en waarvoor de systeemdiensten worden verricht, alsmede de energiebalans wordt gehandhaafd en het tarief voor meting van elektriciteit bij kleinverbruikers.

1.2. Definities

1.2.3.

Voor deze code wordt in geval van een aansluiting tussen twee netten van een ongelijk spanningsniveau het net van het lagere spanningsniveau geacht te zijn aangesloten op het net van het hogere spanningsniveau.

1.2.4.

Voor deze code worden in geval van een aansluiting tussen twee netten van een gelijk spanningsniveau de netten geacht over en weer op elkaar te zijn aangesloten.

1.2.5.

In deze code worden de volgende definities voor netvlakken gehanteerd:

EHS (extra hoogspanning)

380 /220 kV

HS (hoogspanning)

150 / 110 kV

TS (tussenspanning)

50 / 25 kV

MS (middenspanning)

1 – 20 kV

LS (laagspanning)

0,4 kV

Met betrekking tot de 23 kV-netten kan de netbeheerder besluiten dat op grond van de specifieke netconfiguratie en in het verleden gevoerd beleid, deze netten aan TS en MS worden toegerekend.

1.2.6.

Waar in deze code sprake is van kosten worden bedoeld die kosten die de grondslag vormen voor de tarieven die door de Autoriteit Consument en Markt worden vastgesteld.

1.3. Tussentijdse wijziging aansluit- en transportovereenkomst

1.3.1.

Indien een aansluit- en transportovereenkomst in de loop van de maand wordt aangegaan, gewijzigd of beëindigd worden de maandelijks verschuldigde vergoedingen voor die maand op dagbasis bepaald en in rekening gebracht.

2. Tariefstructuur voor de aansluitdienst

2.1. Beschrijving aansluitdienst

2.1.1.

Door een netbeheerder wordt aan iedere aangeslotene die een aansluiting op het door die netbeheerder beheerde net heeft of daarom verzoekt de aansluitdienst aangeboden.

2.1.3.

De aansluitdienst heeft betrekking op de aansluiting voor aangeslotenen met een door de aangeslotene gewenste aansluitcapaciteit.

2.1.4.

Voor het leveren van de aansluitdienst wordt aan iedere aangeslotene het aansluittarief in rekening gebracht. In geval op verzoek van de aangeslotene meerdere verbindingen zijn aangelegd, wordt elke extra verbinding die geen deel uitmaakt van de standaardaansluiting als extra aansluiting beschouwd waarvoor het aansluittarief in rekening wordt gebracht. Voor verbindingen gerealiseerd voor 1 januari 2004 en voor aansluitingen groter dan 10 MVA of 1 MVA, indien de aangeslotene daar om verzocht heeft, zullen de instandhoudingskosten in geval van meerdere verbindingen in overleg tussen de netbeheerder en de aangeslotene tot stand komen.

2.1.5.

Een aangeslotene heeft recht op een aansluiting op het door hem gevraagde spanningsniveau, tenzij dit om technische redenen redelijkerwijs niet van de netbeheerder kan worden verlangd. De netbeheerder en de aangeslotene overleggen over onder welke voorwaarden en tegen welke vergoeding de aansluiting in deze gevallen wordt gerealiseerd.

2.1.6.

Indien een aangeslotene in de zin van artikel 16c, eerste en tweede lid, van de Wet, aansluitingswerkzaamheden laat uitvoeren door een ander dan de netbeheerder, wordt in uitzondering op het gestelde in artikel 2.1.4, door de netbeheerder geen aansluittarief in rekening gebracht voor de desbetreffende aansluiting, maar slechts de vergoeding bedoeld in artikel 2.1.7.

2.1.7.

In de overeenkomst, bedoeld in artikel 2.3.4.1 van de Netcode elektriciteit, wordt vastgelegd welke aansluitingswerkzaamheden de aangeslotene openbaar zal aanbesteden en welke daarmee samenhangende taken de netbeheerder, als bedoeld in artikel 16c, lid 3 van de Wet, heeft. De met de aansluitingswerkzaamheden samenhangende taken, die de netbeheerder op grond van deze overeenkomst in ieder geval heeft, staan vermeld in artikel 2.3.4.2 van de Netcode elektriciteit. Voor deze in de overeenkomst vermelde taken komen de aangeslotene en de netbeheerder een redelijke vergoeding overeen die gespecificeerd wordt naar taak en gebaseerd is op het aantal door de netbeheerder daaraan daadwerkelijk te besteden uren.

2.2. Kosten gedekt door het aansluittarief

2.2.1.

Het aansluittarief dient ter bestrijding van de kosten die de netbeheerder in verband met de onder 2.1.2 genoemde werkzaamheden maakt, en voor zover deze geen deel uitmaken van de transportkosten. Deze kosten zijn te onderscheiden in:

  • a. initiële investeringskosten;

  • b. kosten voor het in stand houden van de aansluiting.

2.2.2.

Met betrekking tot de in 2.2.1 sub a genoemde kosten geldt dat slechts de kosten van rechtstreeks met de totstandbrenging van de aansluiting gemoeide investeringen in aanmerking worden genomen, waarbij de netbeheerder voor de standaardaansluitingen, zoals aangegeven in de tabel in 2.3.3c en nader omschreven in bijlage A, uitgaat van gemiddelden.

2.3. De tariefstructuur van de aansluitdienst

2.3.1.

Het aansluittarief bestaat uit ten hoogste drie tariefdragers:

  • a. een eenmalige bijdrage op basis van de initiële investeringskosten. Hieronder wordt verstaan de specifiek voor de desbetreffende nieuwe aansluiting gedane investering, voor zover deze investering geen betrekking heeft op herbruikbare activa;

  • b. indien er sprake is van herbruikbare activa: een periodieke vergoeding ter dekking van de kapitaallasten van deze activa in Euro’s per maand of een andere tijdsperiode;

  • c. een periodieke vergoeding in Euro’s per maand ter dekking van de kosten voor het in stand houden van de aansluiting.

2.3.2a.

Het eenmalige aansluittarief bestaat uit een bedrag dat is opgebouwd uit een vast bedrag voor de verbreking van het net van de desbetreffende netbeheerder om een fysieke verbinding van de installatie van een aangeslotene met dat net tot stand te brengen (de knip), een vast bedrag voor het installeren van voorzieningen om het net van de desbetreffende netbeheerder te beveiligen en beveiligd te houden (de beveiliging) en een vast bedrag voor het tot stand brengen van een verbinding met een maximale kabellengte van 25 meter tussen de plaats waar het net verbroken is en de voorzieningen om het net te beveiligen (de verbinding), aangevuld met een bedrag per meter voor elke meter meer dan die 25 meter.

2.3.2b.

De periodieke vergoeding voor aansluitingen met een aansluitcapaciteit kleiner dan 3 MVA bestaat uit een bedrag ter dekking van de kosten van het instandhouden van de aansluiting en voor elke meter meer dan de maximale kabellengte van 25 meter tussen de plaats waar het net verbroken is en de voorzieningen om het net te beveiligen (de verbinding). De periodieke vergoeding voor aansluitingen met een aansluitcapaciteit groter dan of gelijk aan 3 MVA bestaat uit een bedrag ter dekking van de kosten van het instandhouden van de aansluiting, aangevuld met een bedrag per meter ter dekking van de kosten van het instandhouden voor elke meter meer dan die 25 meter.

2.3.3.

Met inachtneming van de tabel genoemd in 2.3.3c wordt het aansluittarief bepaald door de aansluitcapaciteit die de aangeslotene wenst. Het is de netbeheerder toegestaan om voor zijn gebied afwijkende grenzen vast te stellen. Deze afwijkende grenzen liggen ter inzage bij de netbeheerder en worden, ook bij wijzigingen ervan, schriftelijk gemeld bij de Autoriteit Consument en Markt.

2.3.3a.

Voor de volgende aansluitingen:

  • a. aansluitingen met een aansluitcapaciteit van meer dan 10 MVA;

  • b. aansluitingen met een aansluitcapaciteit van meer dan 1 MVA en waarbij de aangeslotene de netbeheerder heeft verzocht om van de standaardaansluiting af te wijken;

  • c. tijdelijke aansluitingen zoals bouwaansluitingen en aansluitingen voor kermissen en andere kortstondige evenementen,

geldt een aansluittarief dat is gebaseerd op de voorcalculatorische projectkosten met betrekking tot een dergelijke aansluiting. Voor het berekenen van de tarieven gebaseerd op de voorcalculatorische kosten wordt de onderstaande standaardfactuur toegepast. Indien de netbeheerder de aanleg van de aansluiting aanbesteed, dan biedt de netbeheerder de aangeslotene inzicht in de criteria, de procedure en het resultaat van aanbesteding.

Bijlage 257159.png

2.3.3b.

Het aansluittarief voor een aansluiting van een netbeheerder op het net van een andere netbeheerder is gebaseerd op de voorcalculatorische projectkosten met betrekking tot een dergelijke aansluiting.

2.3.3c.

Tabel

Gewenste aansluitcapaciteit1)

Nominale aansluitspanning

Tarief voor de verbreking in het net

(knip)

Tarief voor het installeren van de beveiligingsvoorziening

(beveiliging)

Tarief voor de verbinding tussen de verbreking in het net en de beveiligingsvoorziening

(verbinding)

       

Kabellengte tot max. 25 meter

Tarief per meter, voor afstanden > 25 meter

t/m 1x6A (geschakeld)

0.4 kV

       

t/m 1x10A

0,4 kV

       

1-fase > 1x10A en 3-fase t/m 3x25A

0,4 kV

       

>3x25A en

t/m 3x35A

0,4 kV

       

>3x35A en

t/m 3x50A

0,4 kV

       

>3x50A en

t/m 3x63A

0,4 kV

       

>3x63A en

t/m 3x80A

0,4 kV

       

>3x80A en

t/m 60 kVA

af LS-net

0,4 kV

       

60 kVA en t/m 0,3 MVA af sec. zijde LS- transf.

0,4 kV

       

>0,3 MVA en

t/m 3,0 MVA

MS

       

>3,0 MVA en

t/m 100 MVA

TS2)

       

>100 MVA

HS en EHS

       

1) Indien de netbeheerder in de tabel in 2.3.3c afwijkende grenzen hanteert, dan worden die afwijkende grenzen eveneens gehanteerd in 3.7.2.

2) In gebieden waar geen TS voorhanden is, wordt de aansluiting op het naast hogere of lagere spanningsniveau gerealiseerd.

2.4. Overige bepalingen aansluittarief

2.4.1.

Bij het verbreken of aflopen van het aansluitcontract worden de kosten voor het uitgebruik nemen van de aansluiting via een éénmalige bijdrage in rekening gebracht bij de aangeslotene.

2.4.2.

Bij het verlengen van het aansluitcontract hoeven bestaande aansluitingen niet ingrijpend te worden aangepast, tenzij wijzigingen noodzakelijk zijn om de netbeheerder in de gelegenheid te stelen zijn wettelijke taken uit te voeren.

2.4.3.

Bij wijziging van een aansluiting op verzoek van aangeslotenen geldt een tarief gebaseerd op de voorcalculatorische projectkosten met betrekking tot een dergelijke wijziging tot een maximum van het aansluittarief dat geldt voor de nieuwe aansluiting volgens de tabel genoemd onder 2.3.3c plus eventueel de éénmalige bijdrage conform artikel 2.4.1 voor het verwijderen van de oude aansluiting.

2.4.4.

Voor het berekenen van de éénmalige bijdrage voor het uitgebruik nemen van de aansluiting ex artikel 2.4.1 en voor het berekenen van de voorcalculatorische projectkosten voor het wijzigen van een aansluiting ex artikel 2.4.3 wordt de wijze, zoals bepaald in artikel 2.3.3a, toegepast.

2.4.5.

In het geval dat op een bestaande aansluiting een nieuwe aansluiting wordt gemaakt, zodat een deel van de aansluitkabel in een net verandert, zal de netbeheerder onder de volgende voorwaarden overgaan tot restitutie van een deel van het door de “eerstaangeslotene” betaalde éénmalige aansluittarief:

  • a. de restitutie heeft slechts betrekking op het tarief dat is betaald voor de meerlengte van de verbinding boven de 25 meter;

  • b. de restitutie is van toepassing wanneer de afstand van de nieuwkomer hemelsbreed gemeten naar de aansluitkabel van de “eerstaangeslotene” korter is dan de afstand gemeten naar het voormalige net. De afstand wordt gemeten zoals bepaald is voor de standaardaansluiting;

  • c. De restitutieregeling is niet van toepassing op aansluitingen boven de 10 MVA, tijdelijke aansluitingen, aansluitingen ouder dan 25 jaar en aansluitingen waarvan de aansluitwerkzaamheden zijn uitbesteed aan derden; en

  • d. voor de eerste zeven jaar wordt de restitutie op initiatief van de netbeheerder verstrekt. Na zeven jaar wordt de restitutie verstrekt indien de “eerstaangeslotene” hiertoe een schriftelijk, met bewijsstukken ondersteund, verzoek bij de netbeheerder indient; en

  • e. onder “eerstaangeslotene” wordt iedere aangeslotene verstaan op wiens aansluitkabel een nieuwe aansluiting wordt gemaakt.

2.4.6.

De restitutie genoemd in artikel 2.4.5 wordt als volgt berekend. De hoogte van de restitutie wordt bepaald door de lengte van het gemeenschappelijke deel van de voormalige aansluitkabel van de “eerstaangeslotene” te vermenigvuldigen met het tarief voor de meerlengte van de aansluitkabel dat de “eerstaangeslotene” destijds betaald heeft. Deze restitutie wordt toegepast bij elke nieuwe aansluiting waarbij weer een deel van de aansluitkabel van de “eerstaangeslotene” verandert in net. Voor aansluitingen groter dan 10 MVA, tijdelijke aansluitingen en aansluitingen waarvan de werkzaamheden zijn uitbesteed aan derden zal tussen de netbeheerder en de aangeslotene overleg worden gevoerd over de hoogte van restitutie.

2.4.7.

Indien de bestaande en de nieuwe aansluiting, zoals bedoeld in artikel 2.4.5, betrekking hebben op hetzelfde WOZ-object, zijn artikelen 2.4.5 en 2.4.6 niet van toepassing.

3. Tariefstructuur voor de transportdienst

3.1. Beschrijving transportdienst

3.1.1.

Door een netbeheerder wordt aan iedere aangeslotene die een aansluiting op het door die netbeheerder beheerde net heeft de transportdienst aangeboden.

3.1.2.

De transportdienst omvat het transporteren van elektriciteit van producenten naar verbruikers door gebruik te maken van het net. Hieronder wordt mede verstaan:

  • a. het oplossen van transportbeperkingen;

  • b. het compenseren van bij het transport optredende verliezen;

  • c. het instandhouden van de spannings- en blindvermogenshuishouding.

3.1.3.

Voor het leveren van de transportdienst wordt het transportonafhankelijk transporttarief en het transportafhankelijk transporttarief in rekening gebracht per aansluiting van een aangeslotene die elektriciteit ontvangt. Voor aansluitingen bestaande uit meer verbindingen geldt dat deze verbindingen voor het transporttarief als één aansluiting beschouwd worden voor zover de verbindingen in één en dezelfde tariefcategorie vallen en de netaansluitpunten van deze verbindingen liggen in delen van het net van de netbeheerder die in de normale bedrijfstoestand galvanisch met elkaar verbonden zijn. Indien door deze sommatie het transportvermogen uitgaat boven de grenzen van de betreffende tariefcategorie volgens 3.7.2, dan blijft toch de tariefcategorie, waarin de afzonderlijke verbindingen vallen, gelden.

3.2. Kosten gedekt door het transporttarief

3.2.1.

Het transporttarief dient ter dekking van de kosten van de door de netbeheerder beheerde infrastructuur voorzover deze kosten geen deel uitmaken van de aansluitkosten.

3.2.2.

De kosten, welke worden bepaald conform de normen en eisen van de Autoriteit Consument en Markt, worden ingedeeld in twee categorieën:

  • a. de transportafhankelijke kosten, zijnde:

    • de afschrijvingslasten van de netinfrastructuur;

    • een redelijk rendement op het geïnvesteerde vermogen in de netinfrastructuur;

    • de kosten van aanleg en instandhouding van de netinfrastructuur;

    • de kosten van inkoop van energie voor de dekking van netverliezen, het oplossen van transportbeperkingen, het toepassen van congestiemanagement en de handhaving van de spannings- en blindvermogenshuishouding;

    • de gecascadeerde kosten van netten op een hoger spanningsniveau;

    • de operationele kosten in verband met het voorgaande;

    • in geval van de netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet: de kosten zoals bedoeld in 3.2.2a;

    • in geval van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet: de kosten ten behoeve van de centrale filtering ter voorkoming van resonantie van harmonischen als gevolg van de interactie van een wisselstroomkabel langer dan 5 km, deel uitmakend van de aansluiting of de installatie van een aangeslotene, en de netconfiguratie ter plaatse.

  • b. de transportonafhankelijke kosten, zijnde:

    • de kosten van verwerking van meetgegevens (hoofdstuk 5 en 6 van de Informatiecode elektriciteit en gas);

    • de kosten voor beheer van het aansluitingregister;

    • de kosten voor allocatie, reconciliatie en validatie;

    • de kosten voor factureren, klantenservice, incasso en klanten- en contractadministratie;

    • de kosten voor het invullen van dataverzoeken van de Autoriteit Consument en Markt; en

    • de kosten voor het afhandelen van switch- en verhuisberichten.

3.2.2a.

In aanvulling op 3.2.1 dient het transporttarief van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tevens ter bestrijding van de kosten die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet maakt ten behoeve van de taken en werkzaamheden genoemd in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder p, van de Wet, alsmede al hetgeen naast deze taken en werkzaamheden nodig is tot nakoming van in ENTSO-E-verband aangegane verplichtingen, te onderscheiden in:

  • a. kosten regel- en reservevermogen en primaire reserve;

  • b. kosten black-start voorzieningen;

  • c. kosten verband houdend met het bewaken en handhaven van de robuustheidsfunctie van het 380/220 kV-net;

  • d. kosten van overige taken en werkzaamheden ten behoeve van het systeembeheer;

  • e. interne operationele kosten voor zover toerekenbaar aan de system operator van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet;

  • f. de kosten in verband met de garantstelling bedoeld in 1.2.5.10 van de Meetcode elektriciteit;

  • g. de kosten zoals bedoeld in 3.1b.5 van de Systeemcode elektriciteit.

3.2.3.

Voor de transportafhankelijke kosten wordt de volgende indeling van netvlakken gehanteerd:

a.

Extra hoogspanning (EHS)

380/220 kV (met inbegrip van transformator EHS/HS)

b.

Hoogspanning (HS)

150/110 kV

c.

Tussenspanning (TS)

50 /25 kV (met inbegrip van transformator HS/TS)

d.

Trafo HS+TS / MS

 

e.

Middenspanning (MS)

1 – 20 kV

f.

Trafo MS/LS

 

g.

Laagspanning (LS)

0,4 kV

Met betrekking tot de 23 kV-netten kan de netbeheerder besluiten dat op grond van de specifieke netconfiguratie en in het verleden gevoerd beleid, deze netten aan TS en MS worden toegerekend.

3.2.4.

Met betrekking tot de 50 / 25 kV-netten kan de netbeheerder besluiten dat, op grond van de specifieke netconfiguratie en in het verleden gevoerde beleid, deze netten aan de netvlakken HS of MS worden toegerekend en voor de overige artikelen als zodanig worden beschouwd.

3.2.5.

Met betrekking tot de 10 kV-netten kan de netbeheerder besluiten dat, op grond van de specifieke netconfiguratie en in het verleden gevoerde beleid, er in de kostentoerekening onderscheid wordt gemaakt tussen een netvlak MS-transport en een netvlak MS-distributie.

3.2.6.

In de verhouding tussen netbeheerders onderling geldt met betrekking tot de toerekening van de transportafhankelijke kosten van de netten op de in 3.2.3 genoemde spanningsniveaus, dat:

  • a. in geval van een aansluiting tussen netten op verschillend spanningsniveau die niet door dezelfde netbeheerder worden beheerd, de kosten van het net op het hogere spanningsniveau op overeenkomstige wijze als bepaald in 3.6.3 worden toegerekend aan het net op het lagere spanningsniveau;

  • b. in geval van een aansluiting tussen netten op gelijk spanningsniveau die niet door dezelfde netbeheerder worden beheerd, de betrokken netbeheerders in onderling overleg een kostentoerekening vaststellen;

  • c. in geval van een aansluiting tussen netten op verschillend spanningsniveau die niet door dezelfde netbeheerder worden beheerd, de werkelijke kosten van transportbeperkingen in die aansluiting worden toegerekend aan het net op het lagere spanningsniveau;

  • d. in geval van een aansluiting tussen netten op gelijk spanningsniveau die niet door dezelfde netbeheerder worden beheerd, de betrokken netbeheerders in onderling overleg vaststellen aan welk net de werkelijke kosten van transportbeperkingen in die aansluiting worden toegerekend.

3.3. De tariefstructuur van het transporttarief

3.3.1.

De transporttarieven zijn:

  • a. het tarief voor transport, niet zijnde het onder b genoemde transport, beschreven in de paragrafen 3.4 – 3.8;

  • b. het tarief voor het transport van blindenergie, beschreven in paragraaf 3.9.

3.3.2.

Het in 3.3.1, onder a, genoemde tarief valt uiteen in een transportafhankelijk tarief, beschreven in de paragrafen 3.4 – 3.7, en een transportonafhankelijk tarief, beschreven in paragraaf 3.8.

3.3.3.

Een streng van lichtmasten wordt voor de toepassing van het transporttarief beschouwd als één aansluiting waarbij de indeling in een transporttariefcategorie, conform artikel 3.7.2, wordt gebaseerd op (de som van) het gecontracteerd vermogen van de lichtmasten in deze streng. Daarbij wordt een “streng van lichtmasten” gedefinieerd als:

Een aantal lichtmasten, niet zijnde een OV-installatie, dat wordt gevoed vanuit dezelfde laagspanningsrail in een transformatorstation en waarover slechts één aangeslotene kan beschikken.

3.4. Het transportafhankelijke tarief – kostentoerekening aan producenten en verbruikers

3.4.1.

Voor de bepaling van het transportafhankelijke tarief vindt een toerekening van de in 3.2.2, onder a, genoemde kosten plaats tussen producenten enerzijds, verbruikers anderzijds, aldus dat aan aangeslotenen die elektriciteit ontvangen 100 (honderd) procent van de som van de transportafhankelijke kosten van EHS en HS netten alsmede de transportafhankelijke kosten met betrekking tot de overige netvlakken wordt toegerekend, een en ander volgens het cascade-beginsel, bedoeld in 3.6.1 en volgende.

3.6. Het transportafhankelijke tarief – kostentoerekening aan verbruikers volgens het cascade-beginsel

3.6.1.

Voor de kostentoerekening aan verbruikers worden kosten van een net op een hoger spanningsniveau toegerekend aan een net op een lager spanningsniveau naar rato van het aandeel van laatstgenoemd net in de totale afname van energie en/of vermogen van het eerstgenoemde net (het cascade-beginsel), zulks met inachtneming van het hierna, onder 3.6.2, bepaalde.

3.6.2.

Voor de toepassing van het cascade-beginsel ten aanzien van de kosten van de in 3.4.1, onder a en b bedoelde netten wordt de voorcalculatorische vastgestelde opbrengst van het LUP op die kosten in mindering gebracht.

3.6.3.

De verdeelsleutels voor de kostentoerekening volgens het cascade-beginsel zijn de volgende:

  • a. voor de toerekening van de kosten van het EHS-netvlak aan HS-netvlakken geldt: (Afname van HS af EHS) / (Afname van HS af EHS + Afname verbruikers op EHS);

  • b. voor de toerekening van toegerekende kosten van HS-netvlakken aan aangesloten TS-netvlakken geldt: (Afname van TS af HS) / (Afname van TS af HS + Afname verbruikers op HS + Afname van Trafo-HS/MS af HS);

  • c. voor de toerekening van toegerekende kosten van HS-netvlakken aan aangesloten Trafo HS+TS / MS geldt: (Afname van Trafo HS/MS af HS) / (Afname van TS af HS + Afname verbruikers op HS + Afname van Trafo HS/MS af HS);

  • d. voor de toerekening van toegerekende kosten van TS-netvlakken aan aangesloten Trafo HS+TS / MS geldt: (Afname van Trafo TS/MS af TS) / (Afname van Trafo TS/MS af TS + Afname verbruikers op TS);

  • e. voor de toerekening van toegerekende kosten van Trafo HS+TS / MS aan aangesloten MS-netvlakken geldt: (Afname van MS af HS+TS / MS Trafo) / (Afname verbruikers op HS+TS / MS Trafo + Afname van MS af HS+TS/MS Trafo);

  • f. voor de toerekening van toegerekende kosten van MS-netvlakken aangesloten op LS-netvlakken geldt: (Afname van LS af MS/LS Trafo) / (Afname verbr. op MS + Afname verbr. op MS/LS Trafo + Afname van LS af MS/LS Trafo);

  • g. voor de toerekening van de kosten van Trafo MS / LS aan aangesloten LS-netvlakken geldt: (Afname van LS af MS/LS Trafo) / (Afname verbruikers op MS/LS Trafo + Afname van LS af MS/LS Trafo).

3.6.4.

Voor de toepassing van de onder 3.6.3 uitgedrukte verdeelsleutels wordt:

  • a. ingeval van een net boven MS-niveau uitgegaan van de som van de individuele kWmax gemeten op de aansluiting van het net met een lager spanningsniveau op het net met een hoger spanningsniveau, waarbij uitsluitend het vermogen dat van het net met het hoge spanningsniveau naar het net met het lage spanningsniveau wordt geteld;

  • b. ingeval van een net op of onder MS-niveau uitgegaan van het saldo van de energie, uitgedrukt in kWh, die wordt uitgewisseld tussen een net op een hoger spanningsniveau en een net op een lager spanningsniveau, met een minimum van nul.

3.7. Het transportafhankelijke tarief – het transportafhankelijke verbruikers transporttarief (TAVT)

3.7.1.

Met inachtneming van artikel 3.2.5 worden voor de bepaling van het transportafhankelijke verbruikers-transporttarief (TAVT) de volgende tariefcategorieën onderscheiden:

  • a1. EHS

  • a2. HS

  • b. TS

  • c. Trafo HS+TS / MS

  • d. MS

  • e. Trafo MS / LS

  • f. LS

  • g. LS geschakeld

3.7.2.

Verbruikers worden ingedeeld in de onder 3.7.1 genoemde categorieën volgens onderstaande regels:

  • a. een verbruiker met een gecontracteerd transportvermogen en met een geschakelde aansluiting, beneden een door de netbeheerder bepaalde minimumgrens wordt ingedeeld in de tariefcategorie LS geschakeld;

  • b. een verbruiker met een gecontracteerd transportvermogen beneden een door de netbeheerder bepaalde minimumgrens wordt ingedeeld in de tariefcategorie LS;

  • c. een verbruiker met een gecontracteerd transportvermogen boven de onder b bedoelde ondergrens doch beneden een door de netbeheerder bepaalde middengrens wordt ingedeeld in de tariefcategorie Trafo MS/LS;

  • d. een verbruiker met een gecontracteerd transportvermogen boven de onder c bedoelde middengrens doch beneden een door de netbeheerder bepaalde bovengrens wordt ingedeeld in de tariefcategorie MS;

  • e. een verbruiker met een gecontracteerd transportvermogen boven de onder d genoemde bovengrens wordt ingedeeld in de tariefcategorie die behoort bij het werkelijke spanningsniveau waarop hij is aangesloten.

3.7.3.

De grenzen genoemd in 3.7.2 komen overeen met de grenzen in de tabel in 2.3.3c. De verdeling van de aangeslotenen over de categorieën voor het gecontracteerde transportvermogen ex artikel 3.7.2 kan echter afwijken met die voor de gewenste aansluitcapaciteit ex artikel 2.3.3 in die zin dat aangeslotenen voor het gecontracteerde transportvermogen op verzoek van de aangeslotene in een lagere categorie kunnen worden ingedeeld dan voor de gewenste aansluitcapaciteit.

3.7.4.

Onder gecontracteerd transportvermogen wordt verstaan dat vermogen dat een verbruiker redelijkerwijs verwacht maximaal op enig moment in het jaar nodig te hebben voor zijn aansluiting. Iedere verbruiker met een aansluiting groter dan 3x80A is verplicht om aan de netbeheerder een waarde voor het gecontracteerde transportvermogen op te geven. Deze waarde is gelijk of kleiner dan de waarde van de gewenste aansluitcapaciteit.

3.7.5.

De tariefdragers voor het TAVT voor verbruikers in de tariefcategorieën, genoemd in 3.7.1, onder a tot en met c, zijn:

  • a. kWgecontracteerd voor gecontracteerd transportvermogen ter dekking van 50% van de kosten die met toepassing van 3.6.3 worden toegerekend aan de in die tariefcategorieën genoemde netvlakken;

  • b. kWmaxper maand ter dekking van 50% van de kosten die met toepassing van 3.6.3 worden toegerekend aan de in die tariefcategorieën genoemde netvlakken.

3.7.5a.

De tariefdragers voor het TAVT voor verbruikers met een bedrijfstijd (totaal aantal afgenomen kWh’s per jaar / maximaal afgenomen vermogen per jaar) van maximaal 600 uur in de tariefcategorieën, genoemd in 3.7.1, onder a tot en met c, zijn:

  • a. 0,5 * kWgecontracteerd voor gecontracteerd transportvermogen;

  • b. kWmax per week waarvoor het tarief gelijk is aan 18/52 * kWmax per maand.

Onder de in dit onderdeel genoemde week wordt verstaan een kalenderweek, die loopt van maandag 06:00 uur tot de volgende maandag 06:00 uur. Week 1 is de week, waarin de eerste donderdag van het jaar valt.

Op basis van het ingeschatte gebruik, dat wordt afgerekend met deze twee tariefdragers, dient een deel van de kosten, die met toepassing van artikel 3.6.3 worden toegerekend aan de in die tariefcategorieën genoemde netvlakken, met de in dit artikel onder a en b genoemde tariefdragers te worden gedekt.

3.7.6.

De in 3.7.5, onder a, en de in 3.7.5a onder a, genoemde tariefdragers worden gebaseerd op de waarde van het gecontracteerde transportvermogen voor een kalenderjaar. Bij overschrijding wordt het gecontracteerde transportvermogen aangepast en geldt de nieuwe waarde voor het gehele kalenderjaar waarin de overschrijding zich voordoet. Dit is alleen van toepassing wanneer de verschillende netaansluitpunten van een aangeslotene in de normale bedrijfstoestand operationeel zijn.

3.7.7.

Het gecontracteerde transportvermogen voor verbruikers genoemd in 3.7.5 en 3.7.5a kan maximaal eenmaal gedurende het jaar naar beneden of boven worden aangepast, indien er sprake is van sterk gewijzigde omstandigheden bij de verbruiker die vooraf niet in redelijkheid hadden kunnen worden voorzien, onverminderd het bepaalde in 3.7.6.

3.7.9.

De tariefdragers voor het TAVT voor verbruikers in de tariefcategorie, genoemd in 3.7.1, onder d, zijn:

  • a. kWgecontracteerd voor gecontracteerd transportvermogen ter dekking van 25% van de kosten die met toepassing van 3.6.3 worden toegerekend aan het in die tariefcategorie genoemde netvlak;

  • b. kWmax per maand ter dekking van 25% van de kosten die met toepassing van 3.6.3 worden toegerekend aan het in die tariefcategorie genoemde netvlak;

  • c. kWh ter dekking van 50% van de kosten die met toepassing van 3.6.3 worden toegerekend aan het in die tariefcategorie genoemde netvlak.

3.7.10.

De tariefdragers voor het TAVT voor verbruikers in de tariefcategorie, genoemd in 3.7.1, onder e, zijn:

  • a. kWgecontracteerd voor gecontracteerd transportvermogen gelijk aan het tarief genoemd 3.7.9, onder a, plus een verhoging ter dekking van de kosten die met toepassing van 3.6.3 zijn toegerekend aan Trafo MS / LS;

  • b. kWmaxper maand gelijk aan het tarief genoemd 3.7.9, onder b;

  • c. kWh gelijk aan het tarief genoemd 3.7.9, onder c.

3.7.11.

Voor de in 3.7.9 en 3.7.10, telkens onder a, genoemde tariefdrager wordt uitgegaan van een waarde voor het gecontracteerde transportvermogen die voor onbepaalde tijd geldt. Deze waarde wordt aangepast in de navolgende gevallen:

  • a. de verbruiker verzoekt om een aanpassing van het gecontracteerde transportvermogen, waarbij een aanpassing – die dan geldt voor onbepaalde tijd – ingaat op de eerste dag van de kalendermaand die volgt op de maand waarin het verzoek is gedaan. Een verlaging kan niet eerder ingaan dan twaalf maanden na de laatst opgetreden aanpassing naar boven van het gecontracteerde transportvermogen;

  • b. er heeft een overschrijding van de waarde plaatsgevonden, in welk geval met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarin zich de overschrijding heeft voorgedaan de waarde van het gecontracteerde transportvermogen voor onbepaalde tijd als dienovereenkomstig aangepast geldt;

  • c. binnen twaalf maanden na een verzoek om een aanpassing van het transportvermogen naar beneden vindt een overschrijding van de verlaagde waarde plaats, in welk geval de waarde van het gecontracteerde transportvermogen met terugwerkende kracht tot de datum van het verzoek voor onbepaalde tijd als dienovereenkomstig aangepast geldt.

3.7.12.

De tariefdragers voor het TAVT, die met toepassing van 3.6.3 worden toegerekend aan verbruikers in de tariefcategorieën, genoemd in 3.7.1 onder f en g, zijn:

  • a. voor verbruikers met een aansluiting met een doorlaatwaarde groter dan 3x80A:

    • kWgecontracteerd voor gecontracteerd transportvermogen, ter dekking van 16% van de kosten.

    • kWh voor laaguren en een kWh voor normaaluren, ter dekking van 84% van de kosten.

  • b. voor verbruikers met een aansluiting met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3x80A:

    • rekencapaciteit (kW) gebaseerd op de doorlaatwaarde van de aansluiting, ter dekking van 100% van de kosten.

3.7.13.

Met betrekking tot de tariefdrager, genoemd in 3.7.12, onder a, geldt dat:

  • a. dubbeltariefverbruikers een op die tariefdrager gebaseerd gedifferentieerd tarief betalen al naar gelang sprake is van verbruik gedurende laaguren of verbruik gedurende normaaluren. De relatieve verhouding tussen de tarieven voor normaal uren en laaguren is door de netbeheerder te bepalen.

  • b. enkeltariefverbruikers een op die tariefdrager gebaseerd tarief betalen waarbij de netbeheerder de verhouding van het enkeltarief ten opzichte van het normaaltarief kan bepalen.

3.7.13a.

Het TAVT voor verbruikers met een aansluiting met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3x80A wordt berekend door de totale toegerekende transportafhankelijke kosten te delen door de som van het aantal aansluitingen per afnemerscategorie vermenigvuldigd met de rekencapaciteit van deze afnemerscategorie (zie tabel). De rekencapaciteit wordt gebruikt om de capaciteitsafhankelijke tarieven voor de onderscheiden afnemerscategorieën te bepalen.

Tabel: rekencapaciteit

Afnemerscategorie

Doorlaatwaarde van de aansluiting

Rekencapaciteit [kW]

1

t/m 1x6A geschakeld

0,05

2

1-fase aansluitingen t/m 1x10A

0,5

3

1-fase >1x10A en 3-fase t/m 3x25A

4

4

> 3x25A t/m 3x35A2

20

5

> 3x35A t/m 3x50A

30

6

> 3x50A t/m 3x63A

40

7

>3x63A t/m 3x80A

50

2 Of 3x40A indien een schakelautomaat wordt toegepast.

3.7.13.b.

Bij aangeslotenen met een aansluiting met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3x80A in de tariefcategorie, genoemd in artikel 3.7.1, onderdeel f, en waarachter zich uitsluitend één of meer productie-installatie(s) bevind(t)(en) en geen ander verbruik dan het eigen verbruik van de desbetreffende productie-installatie(s), wordt geen TAVT in rekening gebracht.

3.7.14.

De netbeheerder stelt, na overleg met de in zijn gebied actieve vergunninghouders, de laaguren en de normaaluren vast en gaat daarbij uit van de in het verleden gehanteerde schakeltijden.

3.9. Transporttarief voor blindenergie

3.9.1.

Voor verbruikers geldt een blindenergietarief indien de uitgewisselde blindenergie zoals bedoeld in 2.1.5.6 van de Netcode elektriciteit, uitgaat boven de bij de arbeidsfactor van 0,85 (inductief) of 1.0 (capacitief) behorende hoeveelheid. Als tariefdrager geldt de kvarh.

3.9.2.

Voor het blindenergietarief voor verbruikers worden twee tariefcategorieën gehanteerd:

  • a. verbruikers aangesloten op een spanningsniveau van MS en hoger

  • b. verbruikers aangesloten op een spanningsniveau lager dan MS.

3.9.3.

Voor productie-eenheden aangesloten op:

  • a. netten met een spanningsniveau van 1 kV en lager geldt een blindenergietarief met als tariefdrager kvarh indien de met het net uitgewisselde blindenergie uitgaat boven de in artikel 2.4.1.2 van de Netcode elektriciteit genoemde grenzen.

  • b. netten met een spanningsniveau van 1 kV tot 110 kV geldt een blindenergietarief met als tariefdrager kvarh indien de met het net uitgewisselde blindenergie uitgaat boven de in artikel 2.1.5.6a van de Netcode elektriciteit genoemde grenzen. Voor zover de betreffende blindenergie op verzoek van de netbeheerder is uitgewisseld, geldt het tarief niet.

3.9.4.

Voor de verrekening van de tussen netten onderling uitgewisselde blindenergie stellen de gezamenlijke netbeheerders een regeling vast die op een door hen te bepalen tijdstip in werking treedt.

3.10. Overige bepalingen transporttarief

3.10.1.

De kostentoerekening en de vaststelling van de waarden van de tariefdragers vinden plaats op basis van gemeten waarden, waarbij de eisen die in de Meetcode elektriciteit zijn neergelegd in acht worden genomen. Uitgezonderd worden de waarden van de tariefdrager voor aangeslotenen in de tariefcategorieën genoemd in 3.7.1 onder f met een aansluiting met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3x80A en g. Deze waarden worden bepaald volgens 3.7.13a.

3.10.3.

Op de onder hoofdstuk 4 en 5 van de Netcode elektriciteit bedoelde gegevensuitwisseling tussen aangeslotenen en de netbeheerders is geen vergoeding verschuldigd.

5. Bijzondere bepalingen

5.1. Onvoorzien

5.1.2.

Indien een netbeheerder door faillissement van een leverancier als gevolg van toepassing van het leveranciersmodel zoals bedoeld in artikel 95cb van de Wet tariefinkomsten derft, dan mogen deze gederfde inkomsten worden verrekend in de tarieven van de netbeheerder.

5.1.3.

De in artikel 5.1.2 bedoelde verrekening heeft ten hoogste betrekking op de gederfde tariefinkomsten gedurende twee maanden voorafgaand aan het moment waarop de vergunninghouder in staat van faillissement is verklaard (jaar t). Dit is de datum waarop melding wordt gemaakt van het betreffende faillissement in de Nederlandse Staatscourant.

5.1.4.

Het moment van de in artikel 5.1.2 bedoelde verrekening is in het jaar t+2 na het jaar waarin de vergunninghouder in staat van faillissement is verklaard. De netbeheerder dient dit verzoek tot correctie voor gederfde transporttariefinkomsten te doen met het tariefvoorstel voor het betreffende jaar. Daarbij moet de netbeheerder aan de Autoriteit Consument en Markt een overzicht overleggen, voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring, van de gederfde tariefinkomsten.

5.1.5.

Indien een netbeheerder, zoals bedoeld in artikel 5.1.2, gederfde inkomsten verrekent, dan dient deze netbeheerder in het jaar van het einde van het faillissement van de betreffende vergunninghouder een verklaring van de curator bij de Autoriteit Consument en Markt te overleggen van de uitkomsten van het faillissement. Het einde van een faillissement is de dag waarop het einde van een faillissement wordt gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant. Inkomsten die de netbeheerder alsnog heeft kunnen verhalen op de failliete boedel worden in mindering gebracht op de tarieven twee jaar na het jaar van het einde van het faillissement van de vergunninghouder, zoals bedoeld in artikel 5.1.2.

5.2. Slotbepalingen

5.2.1.

De Tarievencode Elektriciteit, zoals vastgesteld bij besluit van 30 september 1999 en nadien diverse malen gewijzigd, wordt ingetrokken.

5.2.2.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 april 2016

De Autoriteit Consument en Markt,

namens deze:

F.J.H. Don

bestuurslid

Bijlage A. Standaard elementen per aansluitcapaciteit en straatwerk

Algemeen.

Deze bijlage betreft een nadere omschrijving van de drie wettelijke elementen van de aansluiting (artikel 2.2.2 van de Tarievencode elektriciteit) per type aansluiting zoals gedefinieerd in tabel 2.3.3c van de Tarievencode elektriciteit: de knip, de verbinding en de beveiliging. Voorts wordt in deze bijlage nader geregeld welke kosten voor het straatwerk in de aansluittarieven voor de verschillende typen standaardaansluitingen kunnen worden verwerkt. Deze bijlage heeft niet tot doel alle onderdelen van de aansluiting in detail te benoemen maar wel om duidelijk aan te geven waar de aansluiting begint en eindigt. Op basis hiervan kan de netbeheerder bepalen welke materialen en werkzaamheden behoren tot de aansluiting en welke kosten gedekt worden door het aansluittarief (zowel de eenmalige bijdrage als de periodieke vergoeding voor onderhoud en voor herbruikbare activa).

A.1. Gewenste aansluitcapaciteit t/m 1x6A geschakeld (figuur 1)

De standaard aansluitmethode voor aangeslotenen tot 1x6A is op de laagspanningskabel (figuur 1a), hulpader (figuur 1b) of o.v.kabel (figuur 1c) die deel uitmaken van het net van de netbeheerder. De knip bestaat uit de aftakmof waarmee een aftakking wordt gemaakt op de laagspanningskabel, hulpader of o.v.kabel. De verbinding bestaat uit de laagspanningskabel die loopt vanaf de aftakmof tot aan de beveiliging. De beveiliging bevindt zich in een aansluitkast die in het object is gemonteerd. De aansluitkast wordt nog toegerekend tot de aansluitdienst van de netbeheerder. De lengte van de verbinding die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot de dichtstbijzijnde laagspanningskabel, die deel uitmaakt van het net van de netbeheerder.

Bijlage 257160.png
Figuur 1 LS geschakeld aansluitingen (1x6A)

A.2. Gewenste aansluitcapaciteit 3x25A tot en met 60 kVA (figuur 2)

De standaard aansluitmethode voor aangeslotenen tot 60 kVA is op de laagspanningskabel. De knip bestaat uit de aftakmof waarmee een aftakking wordt gemaakt op de laagspanningskabel. De verbinding bestaat uit de laagspanningskabel die loopt vanaf de aftakmof tot aan de beveiliging. De beveiliging bevindt zich in de aansluitkast in de meterkast van de aangeslotene. De aansluitkast en het meterbord worden nog gerekend tot de aansluitdienst van de netbeheerder. Ook het elektrisch aansluiten van de meter behoort tot de aansluitdienst van de netbeheerder. De aangeslotene kan in de categorie tot 3x25A bij sommige netbeheerders kiezen tussen bijvoorbeeld 3x25A, 1x35A of 1x25A. De lengte van de verbinding die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot de dichtstbijzijnde laagspanningskabel, die deel uitmaakt van het net van de netbeheerder.

Bijlage 257162.png
Figuur 2 LS aansluiting (3x25A – 60 kVA)

A.3. Gewenste aansluitcapaciteit 60 kVA tot en met 0,3 MVA (figuur 3)

De standaard aansluitmethode voor aangeslotenen vanaf 60 kVA tot en met 0,3 MVA is op het dichtstbijzijnde algemene LS-voedingspunt in het net van de netbeheerder (MS/LS-transformatorstation). De knip ligt in het transformatorstation en begint vanaf de strook op het laagspanningsrek. De verbinding bestaat uit een laagspanningskabel die loopt vanaf het transformatorstation tot aan de beveiliging binnen de onroerende zaak van de aangeslotene. Het overdrachtspunt (beveiliging en scheiding) bevindt zich in de aansluitkast in de meterkast van de aangeslotene. Het meterbord wordt nog toegerekend aan de beveiliging op de onroerende zaak van de aangeslotene. De meettransformatoren dienen vergoed te worden middels het gereguleerde aansluittarief. Ook het elektrisch aansluiten van de meter behoort tot de aansluitdienst van de netbeheerder. De lengte van de verbinding die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot het dichtstbijzijnde MS/LS-transformatorstation, dat deel uitmaakt van het net van de netbeheerder.

Bijlage 257163.png
Figuur 3 LS aansluiting af LS-rek transformator (60 – 300 kVA)

A.4. Gewenste aansluitcapaciteit 0,3 MVA tot en met 3 MVA met zuivere MS-aansluiting (fig. 4)

De standaard aansluitmethode voor aansluitingen vanaf 0,3 MVA tot en met 3MVA is inlussen in het middenspanningsnet. De knip bestaat dus uit de twee verbindingsmoffen die worden gebruikt om het net te verbreken en de aangeslotene in te lussen. De beveiliging bestaat uit een MS-schakelinstallatie met twee scheiders en een vermogensschakelaar en een MS-meetveld (inclusief meettransformatoren). De verbinding bestaat uit twee middenspanningskabels in één tracé. De MS-schakelinstallatie wordt ondergebracht in een ruimte die de aangeslotene ter beschikking dient te stellen. De lengte van de verbinding die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot de dichtstbijzijnde middenspanningskabel, die deel uitmaakt van het net van de netbeheerder (figuur 4).

Bijlage 257161.png
Figuur 4 Zuivere MS aansluiting (0,3 – 3 MVA)

A.5. Gewenste aansluitcapaciteit 0,3 MVA tot en met 3 MVA met fysieke levering van LS (fig.5)

A.5.1

Deze aansluiting wordt gerealiseerd door een transformatiestap aan te bieden en te meten op laagspanning. Deze meting wordt teruggerekend naar een meting op middenspanningsniveau. Het transporttarief dat voor deze aangeslotene geldt, wordt door de keuze van de aangeslotene voor deze variant niet beïnvloed. Tot 630 kVA wordt vaak een compactstation gebruikt waarin transformator, schakelinstallatie en laagspanningsrek in een kleine behuizing bijeen zijn geplaatst. Deze oplossing (figuur 5) is voor de aangeslotene voordeliger dan het aanvragen van een zuivere middenspanningsaansluiting met een middenspanningsmeting en een vermogensschakelaar (fig. 4).

A.5.2

Netbeheerders geven bij het uitbrengen van een offerte aan de aangeslotene aan dat de aangeslotene zelf zorg dient te dragen voor een transformator en bijbehorende behuizing (het compact station). De netbeheerder stemt het aanleggen van de aansluiting af met de leverancier en/of installateur van de transformator en het compact station. De kosten van de transformator, de behuizing ten behoeve van deze transformator en alle andere onderdelen aan de installatiezijde van de beveiliging (b.v. het laagspanningsrek) dienen niet in het gereguleerde aansluittarief te worden opgenomen. Bij het indienen van voorstellen voor aansluittarieven dient de netbeheerder duidelijk aan te geven dat de aangeslotene de transformator ook van een derde kan betrekken en dient de netbeheerder expliciet rekening te houden met de plaatsing van een transformator door een derde partij.

A.5.3

Bij het aanbieden van zo'n middenspanningsaansluiting (figuur 5) is het gereguleerde aansluittarief opgebouwd uit de volgende elementen:

De knip bestaat dus uit de twee verbindingsmoffen die worden gebruikt om het net te verbreken en de aangeslotene in te lussen. De beveiliging bestaat uit een MS-schakelinstallatie met twee kabelscheiders en transformatorveld (KKT-installatie). Ook de meettransformatoren die aan de laagspanningskant van de aansluiting worden aangebracht behoren tot het gereguleerde aansluittarief. De verbinding bestaat uit twee middenspanningskabels in één tracé. De MS-schakelinstallatie wordt ondergebracht in een compactstation of een ruimte die de aangeslotene ter beschikking dient te stellen. De lengte van de verbinding die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot de dichtstbijzijnde middenspanningskabel, die deel uitmaakt van het net van de netbeheerder.

Bijlage 257164.png
Figuur 5 MS aansluiting met fysieke levering van LS (0,3 – 1 MVA)

A.6. Gewenste aansluitcapaciteit 3 MVA – 10 MVA

Netbeheerders hebben de mogelijkheid boven 3 MVA op basis van voorcalculatorische projectkosten (maatwerk) aansluitkosten te bepalen. Voor de categorie aansluitingen tussen de 3 MVA en 10 MVA wordt dit alleen op verzoek van de aangeslotene gedaan. Voor de opgave van de kosten wordt de wijze, zoals bepaald in artikel 2.3.3a, toegepast. Indien de aangeslotene geen verzoek doet geldt de standaard aansluitmethode. De standaard aansluitmethode voor aangeslotenen vanaf 3 MVA tot en met 10 MVA is op een middenspanningsrail van een HS/MS-, TS/MS-, MS/MS-transformatorstation of op de MS stamvoeding. De knip bestaat in deze categorie uit twee of meer afgaande velden van een middenspannings- of tussenspanningsrail. De verbinding bestaat uit een n-1 veilige voeding bestaande uit twee of meer kabels in een tracé. De beveiliging bestaat uit minimaal twee vermogensschakelaars, een scheider en een meetveld aangeboden in één inkoopstation binnen de onroerende zaak van de aangeslotene. De lengte van de verbinding, die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot de dichtstbijzijnde MS rail in een HS/MS-station, TS/MS-station of MS/MS-station of de MS stamvoeding, dat deel uitmaakt van het net van de netbeheerder.

Bijlage 257165.png
Figuur 6 MS aansluiting op MS rail (3 – 10 MVA)

A.7. Gewenste aansluitcapaciteit > 10 MVA

Boven 10 MVA bepalen netbeheerders het aansluittarief op basis van de voorcalculatorische projectkosten. Voor de bepaling van het aansluittarief wordt als uitgangspunt voor de offerte genomen het dichtstbijzijnde punt in het net van de netbeheerder waar voldoende capaciteit beschikbaar is. De netbeheerder dient mee te werken aan onderzoek dat door de aangeslotene of in opdracht van de aangeslotene wordt uitgevoerd ter controle van de plaats in het net waar voldoende capaciteit beschikbaar is. De aansluittarieven dienen non-discriminatoir en transparant te worden berekend en vooraf bekend gemaakt te worden. De netbeheerder dient de standaardelementen van de aansluiting de knip, de verbinding en de beveiliging nader in te vullen in componenten. Voor de opgave van de kosten wordt de wijze, zoals bepaald in artikel 2.3.3a, toegepast.

A.8. Straatwerk

Onder straatwerk worden de werkzaamheden verstaan die de netbeheerder aan de bestrating moet verrichten om een aansluiting te maken. De netbeheerder onderhandelt met gemeenten en anderen over de kosten van het terugleggen van de definitieve bestrating zowel voor de bestrating ten behoeve van aansluitingen als ten behoeve van werkzaamheden aan het net van de netbeheerder. De definitieve straatwerkkosten op de openbare weg en onroerende zaken van derden die ten behoeve van de aansluiting worden doorkuist, dienen gedekt te worden door middel van het standaardtarief. Daarbij dient de netbeheerder in het standaard aansluittarief een gemiddelde op te nemen van de straatwerkkosten. Binnen de onroerende zaak van de aangeslotene valt alleen het openen en dichtvleien van open verharding onder het standaardtarief. Derhalve dient in de aansluittarieven een standaardopslag te worden opgenomen voor straatwerk, die bestaat uit:

  • het opnemen, het dichtvleien en definitief terugleggen van alle soorten bestrating op de openbare weg en onroerende zaken van derden die doorkruist worden;

  • het opnemen en het dichtvleien van open verharding op de onroerende zaak van de aangeslotene.