Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen

Geraadpleegd op 27-12-2025.
Geldend van 01-04-2016 t/m 30-06-2016.

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 januari 2016, nr. WJZ/717829 (10547), houdende regels over het beheer van de rijkscollectie, de subsidiëring van instellingen met een wettelijke taak tot beheer van collecties en enkele technische aanpassingen (Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2.7, 2.10, tweede lid, en 7.7 van de Erfgoedwet;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • beheerder: minister wie het aangaat, college van staat of instelling die museale cultuurgoederen van de Staat beheert;

  • instelling met een wettelijke taak: instelling die op grond van artikel 2.8 van de Erfgoedwet belast is met het beheer van museale cultuurgoederen van de Staat of andere cultuurgoederen;

  • minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Hoofdstuk 2. Beheer rijkscollectie

[Treedt in werking op 01-07-2016.]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het wijzigingenoverzicht.

Hoofdstuk 3. Subsidiëring instellingen met een wettelijke taak

Artikel 3.1. Indieningstermijn

Een instelling met een wettelijke taak dient jaarlijks uiterlijk op 30 juni een aanvraag voor subsidie voor de uitvoering in het daarop volgende jaar in.

Artikel 3.2. In te dienen documenten

  • 1 Een aanvraag voor subsidie gaat vergezeld van een begroting en voor zover van toepassing een onderhouds- en investeringsplan als bedoeld in artikel 3.9.

  • 2 De begroting behelst een overzicht van de voor het kalenderjaar geraamde baten en lasten van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de wettelijke taak waarmee de instelling is belast.

  • 3 De begroting bevat een postgewijze toelichting.

  • 5 Een onderhouds- en investeringsplan gaat niet bij de aanvraag indien de instelling met een wettelijke taak er redelijkerwijs vanuit kan gaan dat de minister al over de meest recente versie van het plan beschikt.

Artikel 3.3. Wijze van indiening

  • 1 Voor de indiening van een aanvraag wordt gebruik gemaakt van het hiervoor bestemde aanvraagformulier dat wordt bekend gemaakt op de website www.cultuursubsidie.nl.

  • 2 Een subsidieaanvraag wordt elektronisch ingediend via de website www.cultuursubsidie.nl.

Artikel 3.4. Subsidieplafonds

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Voor de volgende instellingen met een wettelijke taak is voor subsidieverlening jaarlijks ten hoogste het volgende bedrag beschikbaar:

Instelling

Subsidieplafond

Stichting Film Instituut Nederland

€ 3.200.000,–

Stichting Haags Historisch Museum

€ 240.770,–

Stichting het Nederlands Openluchtmuseum, Nationaal Museum voor Nederlandse Volkskunde

€ 6.523.713,–

Stichting het Nederlands Persmuseum

€ 100.000,–

Stichting Het Nieuwe Instituut

€ 2.965.520,–

Stichting Het Rijksmuseum

€ 27.142.365,–

Stichting Joods Historisch Museum

€ 1.000.000,–

Stichting Keramiekmuseum Het Princessehof

€ 100.000,–

Stichting Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis

€ 2.353.993,–

Stichting Kröller-Müller Museum

€ 6.100.330,–

Stichting Museum Catharijneconvent

€ 2.710.528,–

Stichting Museum Slot Loevestein

€ 702.497,–

Stichting Nationaal Glasmuseum Leerdam

€ 152.000,–

Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen

€ 6.315.431,–

Stichting Naturalis Biodiversity Centre

€ 12.005.981,–

Stichting Nederlands Fotomuseum

€ 400.000,–

Stichting Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum

€ 1.379.676,–

Stichting Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam

€ 5.643.221,–

Stichting Paleis Het Loo, Nationaal Museum

€ 13.678.655,–

Stichting Rijksmuseum Muiderslot

€ 429.928,–

Stichting Rijksmuseum Twenthe

€ 1.884.752,–

Stichting Rijksmuseum van Oudheden

€ 3.014.902,–

Stichting tot Beheer en Instandhouding van Teylers Museum

€ 1.700.888,–

Stichting tot beheer van het Museum Boerhaave, Rijksmuseum voor de geschiedenis van de natuurwetenschappen en van de geneeskunde

€ 2.377.787,–

Stichting tot Beheer van het Museum van het Boek / Museum Meermanno-Westreenianum

€ 412.119,–

Stichting tot Beheer van Huis Doorn

€ 663.177,–

Stichting tot Exploitatie van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie

€ 3.491.695,–

Stichting Van Gogh Museum voorheen Rijksmuseum Vincent van Gogh / Rijksmuseum H.W. Mesdag

€ 6.849.427,–

Stichting Zuiderzeemuseum

€ 4.437.899,–

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2017, 51146, datum inwerkingtreding 13-09-2017, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2016.

Instelling

Subsidieplafond

Stichting Film Instituut Nederland

€ 3.200.000,–

Stichting Haags Historisch Museum

€ 240.770,–

Stichting het Nederlands Openluchtmuseum, Nationaal Museum voor Nederlandse Volkskunde

€ 6.523.713,–

Stichting het Nederlands Persmuseum

€ 100.000,–

Stichting Het Nieuwe Instituut

€ 2.965.520,–

Stichting Het Rijksmuseum

€ 27.142.365,–

Stichting Joods Historisch Museum

€ 1.000.000,–

Stichting Keramiekmuseum Het Princessehof

€ 200.000,–

Stichting Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis

€ 2.353.993,–

Stichting Kröller-Müller Museum

€ 6.100.330,–

Stichting Museum Catharijneconvent

€ 2.710.528,–

Stichting Museum Slot Loevestein

€ 702.497,–

Stichting Nationaal Glasmuseum Leerdam

€ 152.000,–

Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen

€ 6.315.431,–

Stichting Naturalis Biodiversity Centre

€ 12.005.981,–

Stichting Nederlands Fotomuseum

€ 400.000,–

Stichting Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum

€ 1.379.676,–

Stichting Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam

€ 5.643.221,–

Stichting Paleis Het Loo, Nationaal Museum

€ 13.678.655,–

Stichting Rijksmuseum Muiderslot

€ 429.928,–

Stichting Rijksmuseum Twenthe

€ 1.884.752,–

Stichting Rijksmuseum van Oudheden

€ 3.014.902,–

Stichting tot Beheer en Instandhouding van Teylers Museum

€ 1.700.888,–

Stichting tot beheer van het Museum Boerhaave, Rijksmuseum voor de geschiedenis van de natuurwetenschappen en van de geneeskunde

€ 2.377.787,–

Stichting tot Beheer van het Museum van het Boek / Museum Meermanno-Westreenianum

€ 412.119,–

Stichting tot Beheer van Huis Doorn

€ 663.177,–

Stichting tot Exploitatie van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie

€ 3.491.695,–

Stichting Van Gogh Museum voorheen Rijksmuseum Vincent van Gogh / Rijksmuseum H.W. Mesdag

€ 6.849.427,–

Stichting Zuiderzeemuseum

€ 4.437.899,–

Artikel 3.5. Beslistermijn

De minister beslist in enig jaar binnen dertien weken na 30 juni op de in dat jaar ingediende aanvragen.

Artikel 3.8. Planmatig beleid cultuurgoederen

Een instelling met een wettelijke taak baseert het planmatig beleid voor het beheer van de cultuurgoederen of verzamelingen op een actuele analyse van de stand van het beheer en beschrijft in het beleid tenminste:

  • a. de te bereiken doelen op in ieder geval de gebieden behoud van de cultuurgoederen en veiligheidszorg; en

  • b. de wijze waarop het beleid wordt uitgevoerd.

Artikel 3.9. Verplichtingen rond gebouwen

  • 1 De volgende instellingen met een wettelijke taak beschikken voor gebouwen waarin cultuurgoederen worden beheerd waar de taak op ziet, over een actueel meerjarig onderhouds- en investeringsplan:

    • a. instellingen die eigenaar zijn van die gebouwen; en

    • b. instellingen die met het Rijksvastgoedbedrijf een huurovereenkomst hebben gesloten over die gebouwen en waarbij overeengekomen is dat de instelling verantwoordelijk is voor de instandhouding van de gebouwen.

  • 2 Een instelling als bedoeld in het eerste lid dient telkens na vier jaar een actueel onafhankelijk bouwkundig inspectierapport van de gebouwen in. De eerste indiening vindt plaats voor 1 januari 2020.

Artikel 3.10. Aanvraag tot vaststelling

  • 2 Indien aan de instelling met een wettelijke taak geen vierjaarlijkse instellingssubsidie in dezelfde periode is verleend, dient de instelling tussen acht en dertien weken na afloop van enig kalenderjaar over dat kalenderjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 3 Aanvragen die worden ingediend voorafgaand aan de termijn, bedoeld in het tweede lid, worden geacht ontvangen te zijn op de eerste dag van die termijn.

Artikel 3.11. Verantwoording

  • 1 De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van een jaarrekening en een bestuursverslag.

Artikel 3.12. Beschikking tot vaststelling

Artikel 2.29 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid is van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van een verleende subsidie op grond van deze regeling.

Artikel 3.13. Besteding resterende middelen

Indien na uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 2.8 van de Erfgoedwet, de subsidie niet volledig is aangewend en lange termijn investeringsreserves zijn aangehouden voor het beheer van de cultuurgoederen of de instandhouding van gebouwen, zoals opgenomen in de begroting voor het desbetreffende jaar, dan kan de instelling de resterende middelen besteden aan publieksactiviteiten of andere activiteiten in het kader van de cultuurgoederen.

Artikel 3.14. Hardheidsclausule

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Artikel 6.1 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid is van overeenkomstige toepassing.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2019, 34337, datum inwerkingtreding 25-06-2019, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 08-02-2016.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Hoofdstuk 4. Wijziging andere regelingen

Artikel 4.5. Regeling omgevingsrecht

[Treedt in werking op 01-07-2016.]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het wijzigingenoverzicht.

Artikel 4.6. Wijziging Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2017–2020

[Red: Wijzigt de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2017-2020.]

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1. Inwerkingtreding

  • 3 De artikelen 4.6 en 4.7 treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werken terug tot en met 4 november 2015.

Artikel 5.2. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Bussemaker