Wet tegemoetkomingen loondomein

Geraadpleegd op 29-12-2025.
Toekomstige tekst vanaf 01-01-2026.
Ga naar eerste onderdeel, gewijzigd per 01-01-2026.

Wet van 23 december 2015, houdende tegemoetkomingen in de loonkosten van specifieke groepen (Wet tegemoetkomingen loondomein)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het kader van de vereenvoudiging van de processen van de Belastingdienst en het terugdringen van administratieve lasten van werkgevers een instrument te introduceren dat het mogelijk maakt om op basis van reeds bij de overheid beschikbare gegevens geautomatiseerd en zonder de loonaangifteketen te belasten een tegemoetkoming in de loonkosten aan werkgevers te verstrekken en de bestaande premiekortingen voor ouderen en arbeidsgehandicapten te vervangen, mede om de bestaande verzilveringsproblematiek weg te nemen, en voorts een lage-inkomensvoordeel in te voeren voor werkgevers met werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemeen

Artikel 1.1. Algemene begrippen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. werkgever: de inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 of de werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen;

  • b. werknemer: de werknemer in de zin van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

  • c. loonaangifte: de aangifte voor de loonbelasting, de premie voor de volksverzekeringen, de premies voor de werknemersverzekeringen en de ingevolge de Zorgverzekeringswet over het loon verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage;

  • d. aangiftetijdvak: het tijdvak waarover de loonbelasting moet worden betaald;

  • e. polisadministratie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • f. loonadministratie: de loonadministratie, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964;

  • g. verloonde uren: de uren waarover loon is betaald en waarvan door de werkgever ingevolge artikel 28, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de loonbelasting 1964 opgave aan de inspecteur is gedaan;

  • h. correctiebericht: het correctiebericht, bedoeld in artikel 28a van de Wet op de loonbelasting 1964;

  • i. inspecteur of ontvanger: de functionaris van de rijksbelastingdienst die als zodanig bij wet van Onze Minister van Financiën is aangewezen;

  • j. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Hoofdstuk II. Tegemoetkomingen loondomein op verzoek van de werkgever

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

§ 2.1. Tegemoetkomingen in de vorm van loonkostenvoordelen

Artikel 2.1. Loonkostenvoordelen

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

Een werkgever kan in de loonaangifte een verzoek doen voor de volgende tegemoetkomingen:

  • a. loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer;

  • b. loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak;

  • c. loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer;

waarbij een uiterlijk op de in artikel 4.1, tweede lid, bedoelde datum van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft ingediend correctiebericht wordt opgevat als een in de loonaangifte gedaan verzoek.

§ 2.2. Loonkostenvoordeel oudere werknemer

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.3. Doelgroepverklaring

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.4. Duur loonkostenvoordeel oudere werknemer

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.5. Hoogte loonkostenvoordeel oudere werknemer

[Vervallen per 01-01-2026]

§ 2.3. Loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer

Artikel 2.6. Doelgroep

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft recht op een loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekkingen is die:

    • a. in de maand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking:

      • 1°. recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; of

      • 2°. arbeidsgehandicapte als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten zou zijn geweest in verband met het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen indien dat artikel niet zou zijn ingetrokken en tevens voor 1 januari 2006 arbeidsgehandicapte was op grond van dat artikel;

    • b. niet op enig moment in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum van indiensttreding in dienstbetrekking bij de werkgever is geweest; en

    • c. een geldige doelgroepverklaring als bedoeld in artikel 2.7 aan de werkgever heeft verstrekt.

  • 2 Bij de toepassing van het eerste lid met betrekking tot een werknemer die binnen vijf jaar na de eerste dag na afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, of na afloop van het tijdvak, bedoeld in artikel 24 of 25, negende lid, van die wet of na afloop van het tijdvak, bedoeld in artikel 629, elfde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel van het tijdvak, bedoeld in artikel 76a, zesde lid, onderdeel a, van de Ziektewet, in dienstbetrekking werkzaamheden gaat verrichten bij een werkgever en die:

    • a. volgens een arbeidskundig onderzoek op de dag, bedoeld in de aanhef, minder dan 35% arbeidsongeschikt is en niet in staat is tot het verrichten van arbeid bij de werkgever waarbij de werknemer op die dag in dienstbetrekking was; en

    • b. op de eerste dag van elf weken voorafgaand aan de dag, bedoeld in onderdeel a, geen dienstbetrekking had met een andere werkgever dan de werkgever, bedoeld in onderdeel a, en nog bij die werkgever in dienstbetrekking is, tenzij de dienstbetrekking met die andere werkgever reeds bestond op de eerste dag van de wachttijd, bedoeld in de aanhef;

    is de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet van toepassing

  • 3 Het eerste lid is niet of niet langer van toepassing indien:

    • a. de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt;

    • b. het verzoek betrekking heeft op een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening of als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet; of

    • c. de periode, bedoeld in artikel 2.8, voor deze werknemer is verstreken.

  • 4 Met een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt gelijkgesteld een naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkering op grond van een wettelijk stelsel inzake sociale zekerheid van een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte dan wel Zwitserland.

  • 5 Voor de toepassing van dit artikel worden onderbrekingen van een dienstbetrekking tussen dezelfde werkgever en werknemer binnen de periode, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, geacht niet te hebben plaatsgevonden.

Artikel 2.7. Doelgroepverklaring

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt uitsluitend aan degene die een dienstbetrekking met een werkgever aangaat en, met inachtneming van artikel 2.6, derde tot en met vijfde lid, voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onderdelen a en b, of aan de voorwaarden, bedoel in artikel 2.6, tweede lid, op diens verzoek een verklaring dat de aanvrager aan de genoemde voorwaarden voldoet. Indien de doelgroepverklaring niet kan worden verstrekt, wordt het besluit tot weigering uitsluitend verstrekt aan de aanvrager van de doelgroepverklaring. De doelgroepverklaring wordt aangevraagd binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de geldigheid van de doelgroepverklaring, bedoeld in de eerste volzin.

  • 2 Indien artikel 2.6, vierde lid, van toepassing is, overlegt degene die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verzoekt om een doelgroepverklaring als bedoeld in het eerste lid gelijktijdig met dit verzoek een bewijs dat hij in de maand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking recht had op een uitkering als bedoeld in artikel 2.6, vierde lid. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere voorwaarden worden gesteld aan dit bewijs.

  • 3 De werkgever bewaart de doelgroepverklaring, bedoeld in het eerste lid, bij de loonadministratie.

Artikel 2.8. Duur loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer

  • 1 Een loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer wordt ten hoogste verstrekt over een aaneengesloten periode van drie jaar vanaf de aanvang van de eerste dienstbetrekking tussen de werkgever en de werknemer waarbij aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.6, wordt voldaan.

  • 2 Ingeval de periode waarin het loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer van toepassing is in de loop van een aangiftetijdvak begint of eindigt, wordt die periode verlengd met het buiten die periode vallende deel van het aangiftetijdvak waarin die periode begint, onderscheidenlijk eindigt.

Artikel 2.9. Hoogte loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer

Een loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer bedraagt € 3,05 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.6, doch ten hoogste € 6.000 per werknemer per kalenderjaar.

§ 2.4. Loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

Artikel 2.10. Doelgroep

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft recht op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekkingen is die in het aangiftetijdvak waarover het loonkostenvoordeel wordt verstrekt een arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, of daarmee gelijkgesteld is op grond van artikel 38f, vijfde lid, van die wet.

  • 2 Het eerste lid is niet of niet langer van toepassing indien:

    • a. de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt; of

    • b. voor zover de werknemer arbeid verricht in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening, waarbij die werknemer niet ter beschikking wordt gesteld aan een andere werkgever.

Artikel 2.11. Doelgroepverklaring

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.12. Duur loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak wordt ten hoogste verstrekt voor de periode waarin de betreffende werknemer in dienstbetrekking staat tot de betreffende werkgever en voor zo lang aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.10, wordt voldaan.

  • 2 Ingeval de periode waarin het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak van toepassing is in de loop van een aangiftetijdvak begint of eindigt, wordt die periode verlengd met het buiten die periode vallende deel van het aangiftetijdvak waarin die periode begint, onderscheidenlijk eindigt.

Artikel 2.13. Hoogte loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

Een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak bedraagt € 1,01 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.10, doch ten hoogste € 2.000 per werknemer per kalenderjaar.

§ 2.5. Loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer

Artikel 2.14. Doelgroep

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft recht op een loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekkingen is die:

    • a. zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of een andere functie bij dezelfde werkgever gaat bekleden en:

      • 1°. op dat moment recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of daarop recht krijgt na het hervatten van de eigen arbeid of het gaan bekleden van een andere functie bij dezelfde werkgever; of

      • 2°. een persoon is die voor 1 januari 2006 arbeidsgehandicapte is geworden als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten in verband met het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, en arbeidsgehandicapte zou zijn geweest als bedoeld in dat artikel indien dat artikel niet zou zijn ingetrokken; en

    • b. een geldige doelgroepverklaring als bedoeld in artikel 2.15 aan de werkgever heeft verstrekt.

  • 2 Het eerste lid is niet of niet langer van toepassing indien:

    • a. de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt;

    • b. het verzoek betrekking heeft op een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening of als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet; of

    • c. de periode, bedoeld in artikel 2.16, voor deze werknemer is verstreken.

  • 3 Met een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt gelijkgesteld een naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkering op grond van een wettelijk stelsel inzake sociale zekerheid van een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte dan wel Zwitserland.

  • 4 Voor de toepassing van dit artikel worden onderbrekingen van een dienstbetrekking tussen dezelfde werkgever en werknemer binnen de periode, bedoeld in artikel 2.16, eerste lid, geacht niet te hebben plaatsgevonden.

Artikel 2.15. Doelgroepverklaring

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt uitsluitend aan degene die zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of een andere functie bij dezelfde werkgever gaat bekleden en, met inachtneming van artikel 2.14, tweede tot en met vierde lid, voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, onderdeel a, op diens verzoek een verklaring dat de aanvrager aan de genoemde voorwaarden voldoet. Indien de doelgroepverklaring niet kan worden verstrekt, wordt het besluit tot weigering uitsluitend verstrekt aan de aanvrager van de doelgroepverklaring. De doelgroepverklaring wordt aangevraagd binnen drie maanden na de gehele of gedeeltelijke hervatting van zijn eigen arbeid of het gaan bekleden van een andere functie. Indien een werknemer als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, onder a, onder 1°, de eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of een andere functie bij dezelfde werkgever gaat bekleden vóór het moment waarop een recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is ontstaan, wordt de aanvraag van een doelgroepverklaring ingediend binnen drie maanden na de afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, of van het tijdvak, bedoeld in artikel 24, eerste lid, 25, negende lid, of 26, tweede lid, tweede zin, van die wet of na afloop van het tijdvak, bedoeld in artikel 629, elfde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel van het tijdvak, bedoeld in artikel 29, tiende lid, onderdeel a, of artikel 76a, zesde lid, onderdeel a, van de Ziektewet. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de geldigheid van de doelgroepverklaring, bedoeld in de eerste volzin.

  • 2 Indien artikel 2.14, derde lid, van toepassing is, overlegt degene die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verzoekt om een doelgroepverklaring als bedoeld in het eerste lid gelijktijdig met dit verzoek een bewijs dat hij op of na het moment van hervatting van zijn eigen arbeid of van het gaan bekleden van een andere functie bij dezelfde werkgever recht had op een uitkering als bedoeld in artikel 2.14, derde lid. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere voorwaarden worden gesteld aan dit bewijs.

  • 3 De werkgever bewaart de doelgroepverklaring, bedoeld in het eerste lid, bij de loonadministratie.

Artikel 2.16. Duur loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer

  • 1 Een loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer wordt ten hoogste verstrekt over een aaneengesloten periode van een jaar vanaf de datum van aanvang van de aanvraagtermijn van de doelgroepverklaring op grond van artikel 2.15, eerste lid.

  • 2 Ingeval de periode waarin het loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer van toepassing is in de loop van een aangiftetijdvak begint of eindigt, wordt die periode verlengd met het buiten die periode vallende deel van het aangiftetijdvak waarin die periode begint, onderscheidenlijk eindigt.

Artikel 2.17. Hoogte loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer

Een loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer bedraagt € 3,05 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.14, doch ten hoogste € 6.000 per werknemer per kalenderjaar.

Hoofdstuk III. Tegemoetkoming loondomein zonder doelgroepverklaring

[Vervallen per 01-01-2025]

Artikel 3.1. Lage-inkomensvoordeel

[Vervallen per 01-01-2025]

Artikel 3.2. Hoogte lage-inkomensvoordeel

[Vervallen per 01-01-2025]

Hoofdstuk IIIa. Tegemoetkoming verhoging minimumjeugdloon

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.3. Minimumjeugdloon voordeel

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.4. Hoogte minimumjeugdloon voordeel

[Vervallen per 01-01-2024]

Hoofdstuk IV. Procedure bij uitvoering

Artikel 4.1. Behandeling verzoek en samenloop van verzoeken

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beoordeelt alle door een werkgever in het kalenderjaar gedane verzoeken om een of meer tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 2.1 gezamenlijk, berekent de hoogte van de tegemoetkomingen en stelt de uitkomst beschikbaar aan de inspecteur, waarbij:

    • a. het recht op de tegemoetkomingen wordt beoordeeld op basis van de beschikbare gegevens bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het college van burgemeester en wethouders omtrent de doelgroep en de gegevens in de polisadministratie omtrent de overige voorwaarden; en

    • b. de hoogte van de tegemoetkomingen wordt berekend op basis van de gegevens in de polisadministratie.

  • 2 De in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever worden beoordeeld op grond van de loonaangiften over een kalenderjaar zoals die uiterlijk op 1 mei van het daaropvolgende kalenderjaar zijn ingediend alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden.

  • 3 In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien voor een werknemer recht bestaat op meer dan een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.1 het totaal berekende bedrag aan tegemoetkomingen voor deze werknemer gemaximeerd op het bedrag van de berekende hoogste tegemoetkoming voor deze werknemer in het desbetreffende kalenderjaar, met dien verstande dat bij gelijke hoogte van alle tegemoetkomingen waar recht op bestaat voor de werknemer uitsluitend de tegemoetkoming wordt verstrekt die als eerste in deze wet wordt genoemd.

  • 4 De inspecteur verstrekt aan werkgevers een overzicht van de werknemers waarvoor de werkgever een verzoek heeft gedaan en de voorgenomen beoordeling en berekening, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot deze werknemers. De verstrekking van dit overzicht vindt plaats vóór 15 maart volgend op het kalenderjaar waarover de tegemoetkomingen zijn aangevraagd waarbij rekening gehouden wordt met verzoeken die uiterlijk op 31 januari van het jaar volgend op het kalenderjaar waarover de tegemoetkomingen zijn aangevraagd zijn ingediend.

Artikel 4.2. Beslissing

  • 1 Op alle door de werkgever in het kalenderjaar gedane verzoeken om een of meer tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 2.1 gezamenlijk beslist de inspecteur. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels gesteld worden met betrekking tot de gegevens die op de beschikking vermeld worden.

  • 2 De beschikking van de inspecteur, bedoeld in het eerste lid, wordt gegeven overeenkomstig de beoordeling en berekening, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid.

  • 3 De beschikking van de inspecteur, bedoeld in het eerste lid, wordt gegeven vóór 1 augustus volgend op het kalenderjaar waarover de tegemoetkoming wordt aangevraagd.

Artikel 4.3. Herziening

  • 1 De inspecteur is bevoegd de op de voet van artikel 4.2 gegeven beschikking tot vaststelling van een tegemoetkoming te herzien ten nadele van de werkgever of gewezen werkgever indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat de beschikking is gegeven op grond van onjuiste of onvolledige gegevens. Een herziening is uitsluitend mogelijk indien de onjuistheid van de beschikking een gevolg is van een feit dat aan de werkgever of de gewezen werkgever kan worden toegerekend of de werkgever of de gewezen werkgever redelijkerwijs kenbaar had kunnen zijn. De inspecteur stelt de herziening bij beschikking vast. De bevoegdheid tot herziening vervalt door verloop van 5 jaren na het einde van het kalenderjaar waarop de beschikking tot vaststelling van een tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 2 Beschikkingen van de inspecteur op grond van dit artikel worden gegeven in overeenstemming met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel 4.4. Uitbetaling en terugvordering

  • 1 De uitbetaling van een tegemoetkoming geschiedt door de ontvanger met toepassing van de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen als ware die tegemoetkoming een terug te geven bedrag aan rijksbelastingen.

  • 2 Een tegemoetkoming wordt uitbetaald binnen zes weken na de dagtekening van de beschikking, bedoeld in artikel 4.2.

  • 3 Invordering van een terug te vorderen bedrag geschiedt door de ontvanger met toepassing van de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen als ware die terugvordering een te betalen bedrag aan rijksbelastingen.

  • 4 Een terug te vorderen bedrag is invorderbaar zes weken na dagtekening van de herzieningsbeschikking, bedoeld in artikel 4.3.

Artikel 4.5. Bezwaar en beroep

  • 1 Op het bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie inzake de beschikkingen, bedoeld in de artikelen 4.2, 4.3 en 4.7, is hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.

  • 2 In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist de inspecteur op het bezwaarschrift binnen 26 weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De inspecteur beslist op het bezwaarschrift inzake de verstrekking van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.1 na overleg met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel 4.6. Informatiebepaling

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 De rijksbelastingdienst en het college van burgemeester en wethouders zijn verplicht aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kosteloos de opgaven en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.

  • 2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is verplicht aan de rijksbelastingdienst kosteloos de opgaven en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.

  • 3 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de rijksbelastingdienst zijn bevoegd de gegevens die zij op grond van artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen verwerken in de polisadministratie en op grond van artikel 38d van de Wet financiering sociale verzekeringen verwerken in de registratie van arbeidsbeperkten voor zover noodzakelijk tevens te verwerken voor de vaststelling van de tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 2.1.

Artikel 4.7. Bestuurlijke boete

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Indien de werkgever een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan met betrekking tot een werknemer die niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 2.6, 2.10 of 2.14, vormt dit een verzuim waarvoor de inspecteur hem een bestuurlijke boete van ten hoogste € 1.319 per verzoek kan opleggen.

  • 2 Indien de werkgever in de loonaangifte onjuiste gegevens heeft opgenomen waarvan de juistheid voor de toepassing van deze wet van belang is, vormt dit een verzuim waarvoor de inspecteur hem een bestuurlijke boete van ten hoogste € 1.319 per gegeven per werknemer kan opleggen.

  • 3 Artikel 67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing op het in het eerste lid en tweede lid genoemde bedrag, met dien verstande dat de wijziging van het bedrag voor het eerst plaatsvindt per 1 januari 2020.

  • 4 Wanneer de werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan met betrekking tot een werknemer die niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 2.6, 2.10 of 2.14, dit verzoek door middel van een correctiebericht intrekt na de in artikel 4.1, tweede lid, bedoelde datum volgend op het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft, maar voordat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de onjuistheid bekend is of bekend zal worden, is dit een omstandigheid die aanleiding geeft tot matiging van de boete.

  • 5 De inspecteur stelt de bestuurlijke boete bij beschikking vast. De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt door verloop van 5 jaren na het einde van het kalenderjaar waarop het verzoek, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft.

  • 6 Op dit artikel zijn de artikelen 67pa en 67pb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk V. Wijziging van overige wetten

Artikel 5.1. Wijzigingen in de Wet financiering sociale verzekeringen

[Red: Wijzigt de Wet financiering sociale verzekeringen.]

Artikel 5.2. Samenloopbepaling

[Red: Wijzigt deze wet.]

Hoofdstuk VI. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1. Aanpassing hoogte

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

Teneinde zo veel mogelijk evenwicht te bereiken tussen de tegemoetkomingen, bedoeld in de artikelen 2.6, 2.10 en 2.14, en de hiervoor in de rijksbegroting opgenomen bedragen, kunnen bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met ingang van 1 januari van enig jaar de in de artikelen 2.9, 2.13 en 2.17 opgenomen bedragen worden verlaagd dan wel verhoogd.

Artikel 6.2. Overgangsrecht loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak

[Wijziging per 01-01-2026.]

  • 1 Indien het recht op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden op grond van artikel 2.10, zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van artikel 8, onderdeel E, onderdelen 1, 3, 4 en 5, van de Wet banenafspraak, is aangevangen voor die datum van inwerkingtreding, en dat recht voor die datum niet is geëindigd, wordt dat loonkostenvoordeel ten hoogste verstrekt:

    • a. voor de resterende duur op grond van artikel 2.12 zoals dat luidde voor die datum van inwerkingtreding, en waarbij aan de voorwaarden van artikel 2.10 wordt voldaan zoals dat luidde voor die datum van inwerkingtreding, indien het een werknemer betreft die geen arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, en daarmee ook niet gelijkgesteld is op grond van artikel 38f, vijfde lid, van die wet;

    • b. voor de periode waarin de betreffende werknemer in dienstbetrekking staat tot de betreffende werkgever en voor zo lang aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.10, wordt voldaan, indien het een werknemer betreft die arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, of daarmee gelijkgesteld is op grond van artikel 38f, vijfde lid, van die wet.

  • 2 Op de aanvraag van een doelgroepverklaring voor het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak met betrekking tot dienstbetrekkingen die zijn aangegaan voor de datum van inwerkingtreding van artikel 8, onderdeel F, van de Wet banenafspraak is artikel 2.11 van toepassing, zoals dat luidde op de dag voor die datum van inwerkingtreding.

  • 3 De werkgever bewaart de doelgroepverklaring met betrekking tot een loonkostenvoordeel waarop het eerste lid van toepassing is bij de loonadministratie.

  • 4 Indien het recht op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden op grond van artikel 2.10, zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van artikel 8, onderdeel E, onderdelen 1, 3, 4 en 5, van de Wet banenafspraak, is aangevangen voor die datum van inwerkingtreding, en dat recht voor die datum niet is geëindigd, wordt dat loonkostenvoordeel ten hoogste verstrekt voor de resterende duur op grond van artikel 2.12, en waarbij aan de voorwaarden van artikel 2.10 wordt voldaan, zoals die artikelen luidden voor die datum van inwerkingtreding, indien de registratie van die werknemer in de registratie arbeidsbeperkten is beëindigd op zijn verzoek.

  • 5 Vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 8, onderdeel E, onderdelen 1, 3, 4 en 5, van de Wet banenafspraak wordt onder een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak mede verstaan een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden op grond van artikel 2.10, zoals dat luidde voor die datum van inwerkingtreding.

Artikel 6.2a. Overgangsrecht loonkostenvoordelen oudere werknemer en herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer

  • 1 De artikelen 2.1 tot en met 2.5, 4.7 en 6.1, zoals deze luidden op de dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen Ba en Bb, van de Wet van 18 april 2024, houdende wijzigingen van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen, zijn van toepassing op de verstrekking van een loonkostenvoordeel oudere werknemer dat wordt verstrekt voor een dienstbetrekking die is aangevangen voor 1 januari 2024.

  • 2 Artikel 2.5 zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Bb, van de Wet van 18 april 2024, houdende wijzigingen van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen, is van toepassing op de hoogte van een loonkostenvoordeel oudere werknemer voor zover daar recht op bestaat gedurende het kalenderjaar voor die datum van inwerkingtreding.

  • 3 De artikelen 2.1 tot en met 2.5, 4.7 en 6.1, zoals deze luidden op de dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen Aa, Ab, Ka en La, van de Wet van 18 april 2024, houdende wijzigingen van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen, zijn van toepassing op de hoogte en de verstrekking van een loonkostenvoordeel oudere werknemer voor zover daar recht op bestaat gedurende het kalenderjaar voor die datum van inwerkingtreding.

  • 4 Op de verstrekking van een loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer, als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, blijven de artikelen 2.14, eerste lid, 2.15, eerste lid, en 2.16, eerste lid, van toepassing zoals deze luidden op de dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen C, D en E, van de Wet van 18 april 2024, houdende wijzigingen van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen, indien de werknemer waarvoor recht bestaat op dit loonkostenvoordeel voor die datum voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, onderdeel a.

Artikel 6.3. Evaluatiebepaling

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet of onderdelen daarvan, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 2.1, in de praktijk.

Artikel 6.4. Inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend referendum.

Artikel 6.5. Citeertitel

  • 1 Deze wet wordt aangehaald als: Wet tegemoetkomingen loondomein.

  • 2 De citeertitel kan worden afgekort tot: Wtl.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar, 23 december 2015

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën,

E.D. Wiebes

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

L.F. Asscher

Uitgegeven de dertigste december 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur