Beleidsregel macrodoelmatigheid beroepsonderwijs

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-08-2022 t/m heden

Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 december 2015, nr. 765423 houdende de wijze waarop de bevoegdheid tot het ontnemen van rechten ten aanzien van een beroepsopleiding wordt uitgeoefend indien niet of niet meer wordt voldaan aan de zorgenplichten, omschreven in artikel 6.1.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelend in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 6.1.4a van de Wet beroepsonderwijs en volwasseneneducatie;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

Paragraaf 2. Zorgplichten macrodoelmatigheid

Artikel 3. Signalen niet-naleving zorgplichten

  • 1 De minister kan een onderzoek naar de naleving van de zorgplicht arbeidsmarktperspectief dan wel de zorgplicht doelmatigheid starten:

    • a. indien een of meer instellingen, het bedrijfsleven, een gemeente of andere belanghebbenden daartoe een verzoek hebben ingediend in verband met een vermoeden van niet-naleving van een dan wel beide genoemde zorgplichten.

    • b. op basis van inzichten verkregen uit een thematische doorlichting van het opleidingenaanbod door de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo;

    • c. naar aanleiding van onder meer wetenschappelijk onderzoek en andere publicaties, of

    • d. naar aanleiding van onderzoek door de Inspectie van het Onderwijs;

  • 2 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan bij de minister worden ingediend. Bij het verzoek moeten actuele en zo volledig mogelijke gegevens, die het vermoeden van niet-naleven onderbouwen, worden toegevoegd.

  • 3 Indien de gegevens, bedoeld in het tweede lid, ontbreken, kan de minister besluiten het verzoek buiten behandeling te laten.

  • 4 Een verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a , kan per post worden ingediend bij:

    • de minister van OCW

    • t.a.v. de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo

    • Postbus 85498

    • 2508 CD DEN HAAG

    Elektronische indiening is mogelijk via het daartoe bestemde formulier op de website:

    • www.cmmbo.nl

Artikel 4. Aanleiding voor een onderzoek door de commissie

  • 1 Er kan in ieder geval aanleiding zijn voor een onderzoek naar de naleving van de zorgplicht arbeidsmarktperspectief bij een beroepsopleiding indien blijkt dat:

    • a. Ruim een jaar na afstuderen 30% of meer van de gediplomeerden van de betreffende beroepsopleiding geen baan heeft gevonden, of

    • b. Ruim een jaar na afstuderen 50% of meer van de werkende gediplomeerden van de betreffende beroepsopleiding geen baan heeft gevonden op het niveau van de opleiding.

  • 2 Er kan in ieder geval aanleiding zijn voor een onderzoek naar de naleving van de zorgplicht doelmatigheid bij een beroepsopleiding indien blijkt dat:

    • a. door twee of meer instellingen in hetzelfde verzorgingsgebied eenzelfde beroepsopleiding wordt aangeboden en bij tenminste één van de instellingen voor de betreffende beroepsopleiding, 18 of minder studenten zijn ingeschreven,

    • b. er landelijk minder dan 50 studenten zijn ingeschreven voor de betreffende beroepsopleiding en deze studenten verdeeld zijn over twee of meer instellingen, of

    • c. er binnen de regio overleg heeft plaatsgevonden tussen twee of meer instellingen over het doelmatig aanbieden van een opleiding en dit overleg niet geleid heeft tot een voor partijen aanvaardbare situatie.

  • 3 Indien de minister aanleiding ziet voor een onderzoek dan vraagt hij advies aan de commissie macrodoelmatigheid mbo. Daartoe stuurt hij het dossier door naar de adviescommissie.

Artikel 5. Criteria voor beoordeling naleving zorgplicht arbeidsmarktperspectief

Aan de hand van in ieder geval de volgende criteria wordt beoordeeld of voldaan is aan de zorgplicht arbeidsmarktperspectief:

  • a. heeft 70% of meer van de gediplomeerden van de betreffende beroepsopleiding ruim een jaar na afstuderen een baan gevonden;

  • b. heeft 50% of meer van de werkende gediplomeerden van de betreffende beroepsopleiding ruim een jaar na afstuderen een baan gevonden op het niveau van de opleiding;

  • c. heeft het bevoegd gezag zich voldoende rekenschap gegeven van de verwachte behoefte aan gediplomeerden van de betreffende beroepsopleiding op de regionale arbeidsmarkt, hetgeen wordt ondersteund met actuele en zo volledig mogelijke data waarmee die behoefte aannemelijk wordt gemaakt;

  • d. heeft het bevoegd gezag in voldoende mate bezien, indien het een beroepsopleiding betreft die mede op de landelijke arbeidsmarkt is gericht, wat de verwachte behoefte aan gediplomeerden op de landelijke arbeidsmarkt is, en is op basis hiervan het aanbieden van de betreffende beroepsopleiding te rechtvaardigen;

  • e. heeft het bevoegd gezag bij het inschrijven van studenten in voldoende mate met andere aanbieders van eenzelfde beroepsopleiding afstemming bereikt met het oog op het arbeidsmarktperspectief van de betreffende beroepsopleiding;

  • f. heeft het bevoegd gezag zich voldoende rekenschap gegeven van de bijdrage van de betreffende beroepsopleiding aan doorstroom naar een hoger opleidingsniveau of naar het hoger beroepsonderwijs;

  • g. heeft het bevoegd gezag onderzocht of de benodigde beroepspraktijkvormingsplaatsen in voldoende mate beschikbaar zijn voor het aantal studenten van de betreffende beroepsopleiding, en

  • h. borgt het bevoegd gezag de toegankelijkheid van onderwijs voor kansarme groepen in de arbeidsmarktregio met het verzorgen van de betreffende beroepsopleiding.

Artikel 6. Criteria voor beoordeling naleving zorgplicht doelmatigheid

Aan de hand van in ieder geval de volgende criteria wordt beoordeeld of voldaan wordt aan de zorgplicht doelmatigheid:

  • a. wordt door twee of meer instellingen in hetzelfde verzorgingsgebied eenzelfde beroepsopleiding aangeboden en zijn bij geen van de instellingen voor de betreffende beroepsopleiding, 18 of minder studenten ingeschreven,

  • b. zijn er landelijk minder dan 50 studenten ingeschreven voor de betreffende beroepsopleiding en zijn deze studenten niet verdeeld zijn over twee of meer instellingen;

  • c. heeft het bevoegd gezag zich voldoende rekenschap gegeven van het aantal vergelijkbare bekostigde beroepsopleidingen in hetzelfde verzorgingsgebied;

  • d. heeft het bevoegd gezag de afstemming met andere bevoegd gezagsorganen gezocht en afdoende aangestuurd op samenwerking opdat een doelmatig aanbod van de betreffende beroepsopleiding(en) tot stand komt;

  • e. heeft het bevoegd gezag zich voldoende rekenschap gegeven, indien het een beroepsopleiding betreft die mede op de landelijke arbeidsmarkt is gericht, van het aantal vergelijkbare bekostigde opleidingen op landelijk niveau;

  • f. heeft het bevoegd gezag aan de hand van een realistische onderbouwing de verwachte ontwikkeling van de studentenaantallen voor de betreffende beroepsopleiding in kaart gebracht. En heeft het bevoegd gezag zich voldoende rekenschap gegeven van de gevolgen die het opstarten van de nieuwe beroepsopleiding heeft op de studentenaantallen van vergelijkbare bekostigde beroepsopleidingen in dezelfde arbeidsmarktregio;

  • g. heeft het bevoegd gezag in voldoende mate de samenwerking gezocht met het bedrijfsleven om te komen tot een doelmatige organisatie van de betreffende beroepsopleiding en andere vergelijkbare beroepsopleidingen in de regio, en;

  • h. heeft het bevoegd gezag bij het starten van een nieuwe beroepsopleiding in voldoende mate rekening gehouden met de aanwezigheid van reeds bestaande (kapitaalintensieve) infrastructuren bij vergelijkbare beroepsopleidingen bij andere instellingen.

Artikel 7. Besluitvorming door de minister

  • 1 Bij het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 6.1.4, eerste lid, onder c, van de wet dan wel bij het geven van een waarschuwing, als bedoeld in artikel 6.1.5, lid 2a, van de wet betrekt de minister in ieder geval de volgende aspecten:

    • a. de verwachte gevolgen van het besluit op de kwaliteit van het opleidingenaanbod in het betreffende verzorgingsgebied van de betrokken instellingen;

    • b. de verwachte gevolgen van het besluit voor de keuzevrijheid van studenten, en

    • c. de verwachte gevolgen van het besluit voor de toegankelijkheid van onderwijs voor kansarme groepen.

    • d. de verwachte gevolgen van het besluit voor de financiële stabiliteit van de instelling.

  • 2 De minister maakt het advies van de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo openbaar:

    Het advies wordt in bovengenoemde gevallen openbaar gemaakt door het elektronisch beschikbaar te stellen op de website van de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo.

Paragraaf 3. Alleenrecht kleinschalige en unieke opleidingen

Artikel 8. Signalen verdwijnen kleinschalige en unieke opleiding

  • 1 De minister kan in de volgende gevallen een onderzoek instellen:

    • a. indien een instelling aan de minister het signaal afgeeft een kleinschalige en unieke beroepsopleiding, die door geen andere uit ’s Rijks kas bekostigde instelling wordt aangeboden, niet langer te willen aanbieden; of

    • b. naar aanleiding van een melding over het voornemen tot het beëindigen van een kleinschalige en unieke opleiding als bedoeld in artikel 6.1.2 van de wet.

  • 2 Bij het signaal, bedoeld in het eerste lid, onder a, worden actuele en zo volledig mogelijke gegevens toegevoegd en eventueel de gedane melding bij het Meld- en Expertisepunt Specialistisch Vakmanschap, die aantonen dat het een al dan niet kleinschalige en unieke beroepsopleiding betreft die van belang blijft voor de arbeidsmarkt.

  • 3 Een signaal, als bedoeld in het eerste lid, wordt schriftelijk ingediend bij:

    de minister van OCW

    t.a.v. secretariaat adviescommissie macrodoelmatigheid mbo

    Postbus 85498

    2508 CD DEN HAAG

    Elektronische indiening is mogelijk via het daartoe bestemde formulier op de website: www.cmmbo.nl.

Artikel 9. Aanleiding voor een onderzoek door de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo

  • 1 Na een signaal, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, is er in ieder geval aanleiding voor het vragen van een advies in verband met het behoud van een unieke kleinschalige beroepsopleiding, als bedoeld in artikel 6.1.1, tweede lid, van de wet indien blijkt dat het landelijk aantal studenten dat ingeschreven staat op de kwalificatie dan wel indien van toepassing op een cluster samenhangende kwalificaties, gebaseerd op onder andere de koppeltabel van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven, minder dan 50 studenten per leerjaar bedraagt en er voldoende arbeidsmarktperspectief lijkt te zijn.

  • 2 De minister vraagt advies aan de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo. Daartoe stuurt hij de onder hem rustende ter zake doende gegevens naar de adviescommissie.

  • 3 Indien het signaal geen aanleiding geeft voor het vragen van een advies aan de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo brengt de minister de instelling die het signaal heeft gegeven daarvan op de hoogte.

Artikel 10. Criteria kleinschalige en unieke beroepsopleiding

  • 1 De commissie macrodoelmatigheid mbo betrekt in ieder geval de in het tweede lid vermelde criteria en overwegingen bij haar advies of er sprake is van een zodanig kleinschalige unieke beroepsopleiding die van belang blijft voor de arbeidsmarkt en die daadwerkelijk dreigt te verdwijnen.

  • 2 Criteria en overwegingen die van belang zijn voor een besluit omtrent artikel 6.1.1, tweede lid, van de wet zijn:

    • a. er is sprake van een beroepsopleiding voor een beroepsgroep met een constante landelijke omvang die beperkt is;

    • b. er sprake is van een vervangingsvraag waarbij het aantal gediplomeerde studenten dat de desbetreffende beroepsopleiding jaarlijks verlaat onder deze vervangingsvraag ligt;

    • c. de te leren kennis en vaardigheden onderscheiden zich van andere (verwante) kwalificaties doordat het merendeel van de inhoud van de betreffende beroepsopleiding niet overlapt met die van beroepsopleidingen gericht op andere kwalificaties;

    • d. er sprake is van een structurele en duurzame betrokkenheid van het bedrijfsleven, werkorganisaties dan wel de beroepsgroep bij het in stand houden van de beroepsopleiding, door het aanbieden van voldoende stageplaatsen, zich in te zetten ten behoeve van de professionalisering van vakdocenten en het ondersteunen van onderwijsfaciliteiten.

  • 3 De adviescommissie macrodoelmatigheid mbo betrekt bij haar advies het totaal aan onderwijsvoorzieningen binnen de sector.

Artikel 11. Besluitvorming alleenrecht door de minister

  • 1 De minister maakt het advies van de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo openbaar nadat hij een besluit heeft genomen omtrent de toepassing van artikel 6.1.1, tweede lid, van de wet.

  • 2 Het advies wordt openbaar gemaakt door het elektronisch beschikbaar te stellen op de website van de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Artikel 13. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel macrodoelmatigheid beroepsonderwijs.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Bussemaker

Naar boven