Statuten Stichting Nederlands Fonds voor de Film

Geraadpleegd op 30-03-2024.
Geldend van 25-09-2015 t/m heden

Statuten Stichting Nederlands Fonds voor de Film

Statuten

Begripsbepalingen

Artikel 1

In de statuten wordt verstaan onder:

  • a. bestuur: het bestuur van de stichting;

  • b. Minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • c. raad van toezicht: de raad van toezicht van de stichting;

  • d. schriftelijk: bij brief, telefax of e-mail, of bij boodschap die via een ander gangbaar communicatiemiddel wordt overgebracht en op schrift kan worden ontvangen.

Doel en middelen

Artikel 3

  • 1 De stichting heeft ten doel:

    • a. het stimuleren van de diversiteit, kwaliteit en verspreiding van filmproducties en de ontplooiing van filmtalent in Nederland;

    • b. het bevorderen van een voor de filmproductie gezond en voor de filmkunst ontvankelijk klimaat in Nederland en het versterken van de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse filmindustrie;

    • c. de uitvoering en nakoming van het bepaalde in de overeenkomsten die de stichting is aangegaan met de Staat der Nederlanden en de te Amsterdam gevestigde Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten en anderen de dato negentien januari tweeduizend tien alsmede van vervolgovereenkomsten hierop, en voorts al hetgeen daarmee verband houdt of daaraan bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.

  • 2 De stichting tracht deze doelen onder meer te bereiken door:

    • a. het stimuleren van de totstandkoming en de verspreiding van filmproducties en filmactiviteiten die van belang zijn voor de Nederlandse filmcultuur, door middel van financiële ondersteuning van en advisering aan filmmakers;

    • b. het stimuleren van de productieactiviteit van filmprofessionals en filmbedrijven in Nederland door de besteding van (internationaal) productiekapitaal in Nederland te bevorderen en door service te bieden via de Netherlands Film Commission;

    • c. alle andere wettige activiteiten, die aan deze doelen dienstbaar zijn.

  • 3 De stichting beoogt niet het maken van winst.

Vermogen

Artikel 4

  • 1 Het vermogen van de stichting wordt gevormd door:

    • a. subsidies;

    • b. bijdragen van instellingen en particulieren;

    • c. hetgeen wordt verkregen door erfstellingen en legaten, met dien verstande dat erfstellingen niet anders kunnen worden aanvaard dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving;

    • d. andere baten.

  • 2 Het vermogen van de stichting dient ter verwezenlijking van het doel.

Bestuur: samenstelling, benoeming en defungeren

Artikel 5

  • 1 Het bestuur van de stichting bestaat uit een door de raad van toezicht vast te stellen aantal van ten minste één en ten hoogste twee natuurlijke personen. Een niet-voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 2 De raad van toezicht stelt in overleg met de Minister een profielschets op voor de omvang van en samenstelling van het bestuur, rekening houdend met de aard van de stichting, haar activiteiten en de gewenste deskundigheid van de bestuurders.

  • 3 De functie van bestuurder is, behoudens ontheffing door de raad van toezicht, onverenigbaar met de functie van directeur dan wel bestuurder of het lidmaatschap van de raad van toezicht van instellingen op het gebied van de filmwereld, met uitzondering van die functies die zij qualitate qua bekleden.

  • 4 De bestuurders worden, met inachtneming van de profielschets als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, op voordracht van de raad van toezicht benoemd door de Minister.

  • 5 De Minister wijst op voordracht van de raad van toezicht bij meer dan één bestuurslid een voorzitter van het bestuur aan.

  • 6 Iedere bestuurder kan, te allen tijde door de Minister worden geschorst en ontslagen.

  • 7 Bestuurders worden benoemd voor de tijd van maximaal tien jaar. De eerste benoeming van een bestuurder betreft een tijd van ten hoogste vijf jaren. Bestuurders treden af volgens een door de raad van toezicht vast te stellen rooster van aftreden; een volgens het rooster aftredende bestuurder is onmiddellijk herbenoembaar tot het maximum van tien jaar is bereikt.

  • 8 Een bestuurder defungeert:

    • a. door zijn overlijden;

    • b. doordat hij failliet wordt verklaard of hem surseance van betaling wordt verleend dan wel doordat de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op hem van toepassing wordt verklaard;

    • c. door zijn ondercuratelestelling of doordat hij anderszins het vrije beheer over zijn vermogen verliest;

    • d. door zijn aftreden, al dan niet door het volbrengen van het in het zevende lid bedoelde rooster;

    • e. door zijn ontslag, verleend door de rechtbank in de gevallen in de wet voorzien;

    • f. door zijn ontslag, verleend door de Minister,

    • g. door het aanvaarden van een benoeming tot lid van de raad van toezicht;

    • h. door het aanvaarden van een benoeming tot directeur dan wel bestuurder of tot lid van een toezichthoudend orgaan van een instelling op het gebied van de film, voor welke benoeming door de raad van toezicht geen ontheffing is verleend.

  • 9 De raad van toezicht stelt binnen de daarvoor geldende wettelijke kaders de bezoldiging en verdere arbeidsvoorwaarden van de bestuurders vast.

Bestuur: taak en bevoegdheden

Artikel 6

  • 1 Het bestuur is belast met het besturen van de stichting en met het beheer van en de beschikking over het vermogen van de stichting binnen de grenzen van haar doel en binnen de grenzen van een door de raad van toezicht goed te keuren bestuursreglement en onverminderd het bepaalde in artikel 9.

  • 2 Het bestuur is bevoegd onder zijn verantwoordelijkheid bepaalde onderdelen van zijn taak te doen uitvoeren door (adhoc) adviseurs en filmconsulenten die door het bestuur worden benoemd en ontslagen. De adviseurs en filmconsulenten worden benoemd op basis van een profielschets.

  • 3 Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt en tot vertegenwoordiging van de stichting ter zake van deze handelingen. De in de vorige volzin omschreven besluiten zijn onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht als bedoeld in artikel 9.

  • 4 Bestuurders doen aan de raad van toezicht opgaven van hun nevenfuncties, waaronder bestuursfuncties, commissariaten en adviseurschappen. Een bestuurder dient melding te doen van zakelijke banden tussen de stichting en een andere rechtspersoon of onderneming waarmee de betreffende bestuurder, direct dan wel indirect, persoonlijk is betrokken.

  • 5 Het bestuur stelt de volgende plannen op, welke plannen de goedkeuring van de raad van toezicht behoeven, en herziet deze zo nodig:

    • a. een jaarlijkse begroting met toelichting;

    • b. een beleidsplan voor een periode van vier jaar, bedoeld in artikel 4c van de Wet op het specifiek cultuurbeleid, of een zodanige periode als vastgesteld door de Minister;

    • c. een adequaat planning- en controlesysteem;

    • d. eventuele andere plannen als van tijd tot tijd door de raad van toezicht te bepalen.

Bestuur: vertegenwoordiging

Artikel 7

  • 1 Het bestuur vertegenwoordigt de stichting.

  • 2 In geval er meerdere bestuursleden zijn, komt de vertegenwoordigingsbevoegdheid ook aan iedere bestuurder individueel toe.

  • 3 In geval van ontstentenis of belet van alle leden of het enige lid van het bestuur berust het bestuur tijdelijk bij een lid van de raad van toezicht. In dat geval treedt dit lid voor die periode uit de raad van toezicht.

  • 4 Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van volmacht aan een of meer derden, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.

  • 5 In alle gevallen waarin de stichting een tegenstrijdig belang heeft met één of meer bestuurders, blijft het bepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid van dit artikel onverkort van kracht. Een besluit van het bestuur tot het verrichten van een rechtshandeling die een tegenstrijdig belang met één of meer bestuurders in privé betreft, is onderworpen aan de goedkeuring van de raad van toezicht, maar het ontbreken van zodanige goedkeuring tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur of de bestuurders niet aan.

Bestuur: besluitvorming en taakverdeling

Artikel 8

  • 1 In geval er meerdere bestuursleden zijn stelt het bestuur een bestuursreglement op en legt dit ter goedkeuring voor aan de raad van toezicht. Hierin regelt het bestuur zijn besluitvorming, wanneer toestemming van de raad van toezicht is vereist en de werkwijze, waarin begrepen de informatievoorziening aan de raad van toezicht. In dat kader wordt bepaald met welke taak iedere bestuurder zal zijn belast.

  • 2 Besluiten van het bestuur kunnen te allen tijde schriftelijk worden genomen mits het betreffende voorstel aan alle in functie zijnde bestuursleden is voorgelegd en geen van hen zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet. Schriftelijke besluitvorming geschiedt door middel van schriftelijke verklaringen van alle in functie zijnde bestuursleden.

  • 3 In alle gevallen waarin door verschil van mening over een bepaald onderwerp niet tot een bestuursbesluit kan worden gekomen, kan op eerste verzoek van een bestuurslid de raad van toezicht bindend over het betreffende onderwerp advies worden gevraagd. De bestuursleden nemen conform het bindend advies een besluit.

Goedkeuring besluiten van het bestuur

Artikel 9

  • 1 Onverminderd het elders in deze statuten bepaalde, zijn aan de goedkeuring van de raad van toezicht onderworpen de besluiten van het bestuur omtrent:

    • a. het verkrijgen, vervreemden, bezwaren, huren, verhuren en op andere wijze in gebruik of genot verkrijgen en geven van registergoederen;

    • b. de strategie van de stichting, die moet leiden tot realisatie van de statutaire doelstellingen;

    • c. de financiering van de strategie van de stichting;

    • d. het ter leen verstrekken van gelden, met uitzondering van dat wat tot het ondersteuningsbeleid behoort, alsmede het ter leen opnemen van gelden waaronder niet is begrepen het gebruik maken van een aan de stichting verleend bankkrediet;

    • e. duurzame rechtstreekse of middellijke samenwerking met een andere organisatie of instelling, alsmede verbreking van een zodanige samenwerking, indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is, zulks ter beoordeling van de raad van toezicht;

    • f. de aanvraag van faillissement en surseance van betaling van de stichting;

    • g. het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt;

    • h. het optreden in rechte, met uitzondering van het nemen van die rechtsmaatregelen die geen uitstel kunnen lijden;

    • i. het vaststellen van de hoofdlijnen van het arbeidsvoorwaardenbeleid voor de medewerkers en van het vrijwilligersbeleid;

    • j. de beëindiging van de dienstbetrekking van een aanmerkelijk aantal (minimaal vijf) werknemers tegelijkertijd of binnen een tijdsbestek van zes maanden;

    • k. een ingrijpende wijziging in de arbeidsomstandigheden van een aanmerkelijk aantal (minimaal vijf) werknemers;

    • l. het sluiten en wijzigen van arbeidsovereenkomsten waarbij een beloning wordt toegekend boven die, welke uit bestaande regelingen voortvloeien;

    • m. het treffen van pensioenregelingen en het toekennen van pensioenrechten boven die, welke uit bestaande regelingen voortvloeien;

  • 2 Besluiten van het bestuur tot de verstrekking van een subsidie welke een bedrag van één miljoen euro (€ 1.000.000,00) te boven gaan, treden niet in werking, dan nadat zij ter goedkeuring aan de raad van toezicht zijn voorgelegd en een termijn van twee weken is verstreken na de dag van voorlegging.

  • 3 De raad van toezicht kan bepalen dat een in het eerste lid bedoeld besluit niet aan zijn goedkeuring is onderworpen, indien het daarmee gemoeide belang een door de raad van toezicht te bepalen en schriftelijk aan het bestuur op te geven waarde niet te boven gaat. Evenmin is een besluit aan de goedkeuring onderworpen wanneer dit voortvloeit uit een van de goedgekeurde plannen genoemd in artikel 6, vijfde lid.

  • 4 De raad van toezicht is bevoegd ook andere besluiten dan die in dit artikel zijn genoemd aan zijn goedkeuring te onderwerpen. Deze besluiten dienen duidelijk omschreven te worden en schriftelijk aan het bestuur te worden meegedeeld.

  • 5 Het ontbreken van goedkeuring van de raad van toezicht voor een besluit als bedoeld in dit artikel tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur of de bestuurders niet aan.

Raad van toezicht

Artikel 11

  • 1 De stichting heeft een raad van toezicht, bestaande uit een door de Minister vast te stellen aantal van ten minste drie en ten hoogste zeven natuurlijke personen. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 2 De raad van toezicht stelt, in overleg met de Minister, een profielschets voor zijn omvang en samenstelling vast rekening houdend met de aard van de stichting, haar activiteiten en de gewenste deskundigheid en achtergrond van de leden van de raad van toezicht. Deze profielschets vermeldt dat slechts één voormalig bestuurder of andere beleidsbepalende functionaris van de stichting deel mag uitmaken van de raad van toezicht. Deze profielschets wordt periodiek geëvalueerd door de raad van toezicht en de Minister maar in ieder geval wanneer een vacature vervuld dient te worden.

  • 3 Leden van de raad van toezicht kunnen, behoudens ontheffing door de Minister, geen directeur of bestuurder zijn van, of lid van de raad van toezicht, of het lidmaatschap van een toezichthoudend orgaan bekleden van een instelling die eenzelfde of een gelijksoortig doel heeft als de stichting. De Minister kan bepalen dat deze ontheffing slechts geldig is voor een bepaalde door de Minister vast te stellen periode.

  • 4 Het lidmaatschap van de raad van toezicht is onverenigbaar met de functie van bestuurder of werknemer van de stichting.

  • 5 De Minister benoemt, met inachtneming van de profielschets als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, de leden van de raad van toezicht. De Minister benoemt de voorzitter van de raad van toezicht in functie. Alvorens de Minister overgaat tot benoeming van de overige leden van de raad van toezicht, informeert hij de voorzitter van de raad van toezicht omtrent de voorgenomen benoeming, waarna de voorzitter van de raad van toezicht moet verklaren dat hij geen bezwaar heeft tegen de voorgenomen benoeming. Leden van de raad van toezicht kunnen te allen tijde worden geschorst en ontslagen door de Minister.

  • 6 Leden van de raad van toezicht worden benoemd voor de tijd van ten hoogste vier jaren en treden af volgens een door de raad van toezicht vast te stellen rooster van aftreden. De raad van toezicht is bevoegd zodanig rooster te wijzigen. Vaststelling van of wijziging in zodanig rooster kan niet meebrengen dat een zittend lid van de raad van toezicht tegen zijn wil defungeert voordat de termijn waarvoor hij is benoemd, verstreken is. Een volgens het rooster aftredend lid van de raad van toezicht is onmiddellijk doch ten hoogste éénmaal herbenoembaar.

  • 7 Een lid van de raad van toezicht defungeert:

    • a. door zijn overlijden;

    • b. doordat hij failliet wordt verklaard of hem surseance van betaling wordt verleend dan wel doordat de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op hem van toepassing wordt verklaard;

    • c. door zijn ondercuratelestelling of indien hij anderszins het vrije beheer over zijn vermogen verliest;

    • d. door zijn aftreden, al dan niet volgens het in het zesde lid bedoelde rooster;

    • e. door zijn ontslag, verleend door de Minister;

    • f. door het aanvaarden van een benoeming tot bestuurder van de stichting;

    • g. doordat hij werknemer wordt van de stichting;

    • h. door het aanvaarden van een benoeming tot directeur dan wel bestuurder of tot lid van een toezichthoudend orgaan van een instelling die eenzelfde of een gelijksoortig doel heeft als de stichting, voor welke benoeming door de Minister geen ontheffing is verleend.

Raad van toezicht: taak en bevoegdheden

Artikel 12

  • 1 De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de stichting. Hij staat het bestuur met raad terzijde. Bij de vervulling van hun taak richten de leden van de raad van toezicht zich naar het belang van de stichting.

  • 2 Het bestuur verschaft de raad van toezicht tijdig de voor de uitoefening van diens taken en bevoegdheden noodzakelijke gegevens en voorts aan ieder lid van de raad van toezicht alle inlichtingen betreffende de aangelegenheden van de stichting die deze mocht verlangen. De raad van toezicht is bevoegd inzage te nemen en te doen nemen van alle boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de stichting; ieder lid van de raad heeft te allen tijde toegang tot alle bij de stichting in gebruik zijnde ruimten en terreinen.

  • 3 De raad van toezicht kan zich voor rekening van de stichting in de uitoefening van zijn taak doen bijstaan door een of meer deskundigen.

  • 4 De leden van de raad van toezicht doen opgave aan de raad van toezicht van hun nevenfuncties, waaronder, maar niet beperkt tot, bestuursfuncties, commissariaten en adviseurschappen. Indien en voor zover hiervan sprake is, dient een lid van de raad van toezicht melding te doen van zakelijke banden tussen de stichting en een andere rechtspersoon of onderneming waarmee het betreffende lid, direct dan wel indirect, persoonlijk is betrokken.

  • 5 In de raad van toezicht heeft ieder lid één stem.

  • 6 Alle besluiten van de raad van toezicht worden genomen bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

  • 7 De raad van toezicht kan in een vergadering alleen geldige besluiten nemen indien de meerderheid van de in functie zijnde leden ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn.

  • 8 Een lid van de raad van toezicht kan zich ter vergadering doen vertegenwoordigen door een schriftelijk gevolmachtigd ander lid. Een lid van de raad van toezicht kan ter vergadering slechts één ander lid vertegenwoordigen.

  • 9 De raad van toezicht stelt in een reglement regels vast omtrent de besluitvorming en werkwijze van de raad van toezicht, in aanvulling op hetgeen daaromtrent in deze statuten is bepaald. Het bepaalde in artikel 16 is van overeenkomstige toepassing.

  • 10 De voorzitter van de raad van toezicht bespreekt ten minste eenmaal per jaar met de Minister de algemene lijnen van het gevoerde en in de toekomst te voeren beleid.

Gemeenschappelijke vergadering van de bestuurders en de leden van de raad van toezicht

Artikel 13

  • 1 De raad van toezicht vergadert minimaal twee keer per jaar of zoveel vaker als wenselijk of noodzakelijk is voor het goed functioneren van de raad van toezicht, volgens een vastgesteld schema waarin de data voor het komende jaar en de te behandelen onderwerpen zijn opgenomen.

  • 2 Ten minste eenmaal per jaar komen de bestuurders en de leden van de raad van toezicht in gemeenschappelijke vergadering bijeen ter bespreking van de algemene lijnen van het gevoerde en in de toekomst te voeren beleid.

  • 3 Tot bijeenroeping van een gemeenschappelijke vergadering zijn het bestuur en de raad van toezicht gelijkelijk bevoegd.

  • 4 De gemeenschappelijke vergaderingen worden geleid door de voorzitter van de raad van toezicht of diens plaatsvervanger.

Boekjaar en jaarstukken

Artikel 14

  • 1 Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.

  • 2 Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.

  • 3 Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden, of zoveel eerder als op grond van andere verplichtingen van de stichting nodig is, na afloop van het boekjaar een jaarrekening op te maken en legt deze over aan de raad van toezicht. Binnen deze termijn legt het bestuur ook een jaarverslag, de verklaring van de registeraccountant houdende bevindingen, alsmede het door de accountant opgestelde accountantsverslag, over aan de raad van toezicht.

  • 4 De jaarrekening bestaat uit een balans, een staat van baten en lasten en een toelichting, ingericht overeenkomstig het daaromtrent bepaalde in de subsidievoorwaarden, gesteld door de Minister. In de reglementen van het bestuur en de raad van toezicht kunnen bepalingen opgenomen worden omtrent andere onderwerpen die in het jaarverslag aan de orde dienen te komen.

  • 5 De jaarrekening wordt ondertekend door de bestuurders en de voorzitter van de raad van toezicht. Ontbreekt de ondertekening van één of meer van hen, dan wordt daarvan onder opgave van reden melding gemaakt.

  • 6 De raad van toezicht verleent aan een accountant opdracht tot onderzoek van de jaarrekening en formuleert de opdracht daartoe. Het bepaalde in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Onverminderd het bij of krachtens de Archiefwet 1995 gestelde is het bestuur verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.

  • 8 Onverminderd het bij of krachtens de Archiefwet 1995 gestelde kunnen de op een gegevensdrager aangebracht gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde jaarrekening, op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.

Vaststelling en goedkeuring van de jaarrekening

Artikel 15

  • 1 Het bestuur stelt de jaarrekening vast en legt deze ter goedkeuring over aan de raad van toezicht.

  • 2 De raad van toezicht keurt de jaarrekening goed. De in dit lid bedoelde goedkeuring vindt niet plaats zolang de raad van toezicht niet met de in artikel 14 bedoelde accountant over diens bevindingen van gedachten heeft gewisseld.

  • 3 Na goedkeuring van de jaarrekening besluit de raad van toezicht omtrent het verlenen van kwijting aan de bestuurders voor de uitoefening van hun taak, voor zover van die taakuitoefening blijkt uit de jaarrekening of uit informatie die anderszins voorafgaand aan de vaststelling van de jaarrekening aan de raad van toezicht is verstrekt. De reikwijdte van een verleende kwijting is onderworpen aan beperkingen op grond van de wet.

Reglementen

Artikel 16

  • 1 Ter uitvoering van het in deze statuten bepaalde stelt het bestuur één of meer reglementen vast, waarin in elk geval worden geregeld de werkwijze, de procedures en de criteria die het bestuur bij het beslissen op aanvragen van subsidies hanteert, alsmede de voorschriften die aan een toekenning van een subsidie worden verbonden. De Minister kan met betrekking tot genoemde onderwerpen het bestuur voorschrijven terzake een reglement te wijzigen.

  • 2 Een reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn. Het bestuur is te allen tijde bevoegd een reglement te wijzigen of op te heffen, mits daarbij het bepaalde in dit artikel en het bepaalde in artikel 10 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid in acht wordt genomen.

  • 3 Een reglement of een inhoudelijke wijziging of intrekking daarvan behoeft de goedkeuring van de Minister, alvorens het in werking kan treden. De Minister kan een reglement of een wijziging daarvan pas goedkeuren, nadat de raad van toezicht het reglement of de wijziging daarvan heeft goedgekeurd.

  • 4 Het bestuur plaatst reglementen en wijzigingen daarvan zo spoedig mogelijk na goedkeuring door de Minister in de Staatscourant.

Statutenwijziging

Artikel 17

  • 1 De raad van toezicht is bevoegd de statuten te wijzigen. Het besluit van de raad van toezicht tot statutenwijziging is onderworpen aan de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Minister.

  • 2 Een besluit tot statutenwijziging behoeft een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering van de raad van toezicht waarin ten minste tweederde van de leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is. Is in een vergadering van de raad van toezicht waarin een besluit tot statutenwijziging aan de orde is voormeld quorum niet aanwezig, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee en niet later dan vier weken na de eerste vergadering, in welke tweede vergadering rechtsgeldig kan worden besloten met een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte stemmen, mits in deze vergadering ten minste de helft van de leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is. Bij de oproeping tot de tweede vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit tot statutenwijziging kan worden genomen in een vergadering waarin slechts de helft van de leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd behoeft te zijn.

  • 3 Bij de oproeping tot de vergadering waarin een voorstel tot statutenwijziging zal worden gedaan, dient zulks steeds te worden vermeld. Tevens dient een afschrift van het voorstel, bevattende de woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging, bij de oproeping te worden gevoegd. De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval ten minste twee weken.

  • 4 Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Iedere bestuurder is bevoegd de akte van statutenwijziging te doen verlijden.

  • 5 De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het handelsregister.

  • 6 Het bestuur doet van de statutenwijziging zo spoedig mogelijk mededeling in de Staatscourant.

  • 7 Een kopie van de op dat moment geldende statuten wordt door het bestuur op de website van de stichting geplaatst.

Ontbinding en vereffening

Artikel 18

  • 1 De raad van toezicht is bevoegd de stichting te ontbinden, doch niet eerder dan nadat voor dit besluit voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Minister is ontvangen.

  • 2 Op het besluit tot ontbinding is het bepaalde in het tweede en het derde lid van het vorige artikel van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De stichting kan voorts worden ontbonden door de Minister, nadat de Minister het bestuur hierover heeft gehoord.

  • 4 Voor zover de rechter geen andere vereffenaars heeft benoemd, worden de bestuurders vereffenaars van het vermogen van de ontbonden stichting.

  • 5 De vereffenaars doen aan het handelsregister opgaaf van de ontbinding alsmede van hun optreden als zodanig en van de gegevens over henzelf die van een bestuurder worden verlangd.

  • 6 Bij het besluit tot ontbinding wordt, als onderdeel hiervan, de bestemming van het overschot na vereffening vastgesteld, welk overschot wordt besteed ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling in de zin van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen met een soortgelijke doelstelling. Dit besluit behoeft de goedkeuring van de Minister. Tevens wordt, in overleg met de Minister, een bewaarder voor de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting aangewezen.

  • 7 Na de ontbinding blijft de stichting voortbestaan voor zover dit tot de vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van haar uitgaan, moeten aan de naam van de stichting worden toegevoegd de woorden “in liquidatie”.

  • 8 Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende zeven jaren nadat de stichting heeft opgehouden te bestaan onder berusting van de in het ontbindingsbesluit aangewezen bewaarder. Deze persoon is gehouden binnen acht dagen na het ingaan van zijn bewaarplicht zijn aanwijzing alsook zijn naam en adres ter inschrijving op te geven aan het handelsregister.

Naar boven