Wet van 30 juni 2015 tot goedkeuring en uitvoering van het op 2 maart 2015 te Veenhuizen
tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk
Noorwegen inzake het gebruik van een penitentiaire inrichting in Nederland voor de
tenuitvoerlegging van bij Noorse vonnissen opgelegde vrijheidsstraffen (Trb. 2015,
37)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 2 maart 2015 te Veenhuizen tot stand
gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Noorwegen
inzake het gebruik van een penitentiaire inrichting in Nederland voor de tenuitvoerlegging
van bij Noorse vonnissen opgelegde vrijheidsstraffen ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan
worden gebonden en voorts dat het noodzakelijk is enige wettelijke voorzieningen te
treffen teneinde uitvoering te geven aan genoemd verdrag;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze: