Besluit instelling Bronzen Leeuw

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-07-2015 t/m heden

Besluit van 30 Maart 1944, houdende instelling van den Bronzen Leeuw

Wij Wilhelmina, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Ministers van Algemeene Zaken a.i., van Oorlog, van Marine, van Waterstaat, van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Koloniën, d.d. 27 Maart 1944 No. 76;

Overwegende, dat het wenschelijk is een onderscheiding in te stellen tot belooning van bijzonder moedige en beleidvolle daden in den strijd tegenover den vijand, welke nog niet voor een beloning met een onderscheiding in de Militaire Willemsorde in aanmerking komen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

De Bronzen Leeuw wordt door Ons toegekend aan militairen in dienst van het Koninkrijk der Nederlanden, die zich in den strijd tegenover den vijand door het bedrijven vam bijzonder moedige en beleidvolle daden hebben onderscheiden.

Artikel 3

De Bronzen Leeuw kan, om redenen, vermeld in artikel 2, mede worden toegekend aan:

  • 1. niet-militairen, Nederlander of Nederlandsch onderdaan zijnde;

  • 2. vreemdelingen, indien hun optreden heeft gestrekt ten behoeve van den Nederlandschen Staat.

Artikel 4

Het versiersel van den Bronzen Leeuw, waarvan het model nader zal worden vastgesteld, bestaat uit een kruis uitgevoerd in brons en gedekt door een cirkelvormig schild. Op de voorzijde is en relief aangebracht de gekroonde Nederlandsche Leeuw.

De keerzijde van het kruis is vlak en zonder versiering.

Het kruis is bevestigd aan een 37 millimeter breed zijnden lint verdeeld in negen gelijke verticale banen, afwisselend oranje en Nassausch blauw, de banen aan de randen beide Nassausch blauw.

Artikel 5

Zij, aan wie de Bronzen Leeuw reeds eenmaal is toegekend, en die daarna wederom door gelijkwaardige daden in aanmerking komen voor die onderscheiding, dragen het Arabisch cijfer „2” in goud op het lint van den Bronzen Leeuw. Bij een volgende gelijkwaardige daad kan het cijfer „2” worden verhoogd tot „3”.

Artikel 6a

Ingaande 1 januari 2017 moet een verzoek om toekenning van de Bronzen Leeuw zijn ingediend binnen tien jaar na de in artikel 2 genoemde daden.

Artikel 7

In bijzondere gevallen, te Onzer beoordeeling, kan de Bronzen Leeuw tijdelijk of blijvend worden ontnomen aan hen, die zich dit eereteeken niet langer waardig toonen.

Artikel 8

Voorstellen tot het ontnemen van een verleenden Bronzen Leeuw kunnen aan Ons worden gedaan door Onzen Minister, van wien de voordracht tot het toekennen der onderscheiding is uitgegaan.

Artikel 9

De Bronzen Leeuw treedt in de plaats van de tot dusverre verleende ,,Eervolle Vermelding”, gedragen op het Bronzen Kruis of het Vliegerkruis, en van de tot dusver verleende ,,Gesp”, gedragen op het Kruis van Verdienste.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van den dag zijner opneming in bet Staatsblad.

Artikel 11

In bijzondere gevallen is de Bevelhebber der Nederlandsche Strijdkrachten bevoegd den Bronzen Leeuw onmiddellijk toe te kennen aan een militair onder zijn bevel, indien deze militair zich op het slagveld tegenover den vijand door het bedrijven van bijzonder moedige en beleidvolle daden heeft onderscheiden.

Artikel 12

De Bevelhebber der Nederlandsche Strijdkrachten zal van het toekennen van den Bronzen Leeuw met omschrijving der daad, die tot de toekenning aanleiding heeft gegeven, onverwijld aan Ons kennis geven. Deze kennisgeving zal geschieden langs het betrokken Departement van Algemeen Bestuur.

Artikel 14

Voorstellen tot het ontnemen van een Bronzen Leeuw, verleend door den Bevelhebber der Nederlandsche Strijdkrachten, kunnen aan Ons worden gedaan door Onzen Minister, onder wiens departement de gedecoreerde persoon ten tijde van de toekenning der onderscheiding ressorteerde.

Artikel 15

Wij behouden ons het recht voor de in artikel 11 aan den Bevelhebber der Nederlandsche Strijdkrachten gegeven bevoegdheid te allen tijde in te trekken.

Onze Ministers van Algemeene Zaken, van Oorlog, van Marine, van Waterstaat, van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Koloniën zijn, ieder voor zooveel hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Londen, den 30sten Maart 1944

Wilhelmina

De Minister van Algemeene Zaken a.i.,

Van Boeijen

De Minister van Oorlog,

Van Lidth de Jeude

De Minister van Marine,

J.Th. Furstner

De Minister van Waterstaat,

J.W. Albarda

De Minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart,

P. Kerstens

De Minister van Koloniën,

H.J. Van Mook

Uitgegeven den tweeentwintigsten April 1944

De Minister van Justitie,

Van Angeren

Naar boven