Dit hoofdstuk biedt een uiteenzetting van de rekenmethode die moet worden gehanteerd
door de aanvrager om bij de subsidieaanvraag, gedurende het NIKI-project, en bij de
aanvraag tot subsidievaststelling, de benodigde subsidie te berekenen. De stappen
die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de berekeningen worden beschreven, beginnend
bij de formule voor de benodigde subsidie en de stappen zoals opgenomen in paragraaf
2.3. Het doel is om de aanvrager een grondig begrip te verschaffen van zowel de procedurele
aspecten als de belangrijkste variabelen binnen het model.
2.3. Stappenplan berekening
De rekenmethode is opgebouwd uit zeven stappen. In de volgende secties wordt elk van
deze zeven stappen in nader uitgewerkt.
Stap 1 – De totale economische levensduur
De NIKI geeft subsidie voor investeringsactiviteiten en voor exploitatieactiviteiten,
de laatste gedurende de eerste 10 jaar van de exploitatie van de NIKI-installatie.
Het benodigde subsidiebedrag wordt in de rekenmethode berekend over de gehele economische
levensduur van de NIKI-installatie, de subsidie wordt verstrekt in de eerste 10 jaar
van de exploitatiefase. De totale economische levensduur is minimaal 20 jaar. De methode
voor het bepalen van de exploitatiekosten na 10 jaar tot einde economische levensduur
staat beschreven in Stap 4 ‘Bepaal de exploitatiekosten (OPEX) voor de operationele
fase’. Na 10 jaar exploitatie vindt een herberekening van het subsidiebedrag plaats
op basis van werkelijk gemaakte kosten en opbrengsten en volgt een vaststelling. Het
is een vereiste dat de economische levensduur van een NIKI-installatie langer zal
zijn dan de exploitatiefase van 10 jaar van het NIKI-project. Hierbij is van belang
dat de aanvrager bij het indienen van het bod aannemelijk maakt dat de NIKI-installatie
ook na jaar 10 operationeel blijft en na die 10 jaar zonder subsidie rendabel kan
opereren. Dit houdt in dat er jaarlijks, zonder subsidie, positieve operationele kasstromen
gerealiseerd worden.
Stap 2 – Bepaal de investeringskosten (CAPEX)
Introductie
In stap 2 worden de investeringskosten (CAPEX) berekend voor een NIKI-project. De
investeringskosten moeten ‘technisch noodzakelijk en uitsluitend dienstbaar’ zijn
aan de NIKI-installatie(s) en het operationaliseren van NIKI-installaties, zoals ook
van toepassing is in de EIA. Indien de kosten niet uitsluitend dienstbaar zijn aan
het NIKI-project, dient de aanvrager de kosten in aanmerking te nemen voor zover die
zien op het NIKI-project. NIKI-installaties zijn die installaties waarmee het milieuvoordeel
in het NIKI project wordt behaald.
In deze stap worden de investeringskosten nader toegelicht. Kosten voor het vervangen
of herstellen van installatie(s) mogen niet in de investeringsfase opgenomen te worden.
Deze kosten maken onderdeel uit van de exploitatiekosten zoals opgenomen onder stap
4.
De investeringsfase van een NIKI-project begint uiterlijk 12 maanden na het toekennen
van de beschikking en niet eerder dan het moment waarop de eerste bindende verplichting
wordt aangegaan die een investering onomkeerbaar maakt, bijvoorbeeld de definitieve
bestelling van apparatuur of het starten van bouwwerkzaamheden. De subsidie wordt
in deze periode uitgekeerd op basis van een mijlpaalmethode. Bij het indienen van
de subsidieaanvraag kan de aanvrager aangeven op welke momenten in het ontwikkelingsproces
de investeringssteun nodig is. Op deze manier heeft de aanvrager de ruimte om het
investeringsproces te optimaliseren met de zekerheid dat de investeringssteun op de
juiste momenten wordt ontvangen. Elke mijlpaalperiode dient te worden afgesloten met
een concreet definieerbaar resultaat van uitgevoerde activiteiten in het project.
De mijlpalen dienen onderbouwd te worden in het NIKI-projectplan. Alle subsidiabele
kosten die gemaakt zijn in aanloop naar het te behalen resultaat dienen opgenomen
te worden in deze mijlpaal. De aanvrager dient minimaal 3 en maximaal 5 mijlpalen
te formuleren voor het NIKI-project. Een mijlpaal kan niet het verkrijgen van een
subsidiebeschikking zijn.
Het totaal van het voorschot in de investeringsfase mag niet hoger zijn dan het laagste
van de volgende bedragen die bij aanvraag met de NIKI rekenmethode zijn berekend:
Na afloop van de investeringsperiode berekent de aanvrager opnieuw de benodigde subsidie.
In deze berekening wordt rekening gehouden met de daadwerkelijke investeringskosten
en moeten tevens nieuwe inschattingen worden aangedragen voor de exploitatiefase.
Aanschafkosten
Bereken de totale aankoopprijs van de installaties en machines voor de realisatie
van het project. Dit omvat betalingen aan derden voor engineeringskosten na toekenning
van de subsidie, het voorbereiden van de NIKI-installaties en het zorgen dat de installaties
klaar zijn voor gebruik.
De onderstaande kosten kunnen hiervoor relevant zijn, deze lijst is niet limitatief.
Aankoopprijs van installaties en machines: Dit omvat de kosten voor de aanschaf van alle fysieke activa voor het NIKI-project.
Engineering en ontwerp na FID: Kosten die gemaakt worden voor engineeringdiensten na de toekenning van de subsidie.
Dit omvat het ontwerp en de optimalisatie van de NIKI-installaties, alsook eventuele
aanpassingen die nodig zijn om aan specifieke projectvereisten te voldoen.
Voorbereidingskosten van de locatie: Kosten voor het klaarmaken van de locatie waar de NIKI-installaties worden geplaatst.
Dit kan grondwerk, funderingen, en de inrichting van de locatie omvatten, zodat deze
geschikt is voor installatie en gebruik. Kosten voor de sloop van bestaande installaties
zijn uitgesloten.
Aanvragers kunnen bovenstaande kosten aantonen door middel van bijvoorbeeld offertes,
inkooporders, en facturen van leveranciers, afhankelijk van de fase waarin de aanvrager
zich bevindt. De documentatie moet de specificaties en prijzen van elk item omvatten,
evenals de overeenkomstige betalingsbewijzen.
Onderstaande kosten maken nadrukkelijk geen onderdeel uit van de investeringskosten:
-
•
Kosten voor reeds bestaande installaties: tenzij het gaat om kosten voor het aanpassen van deze installaties om ze geschikt
te maken voor het project.
-
•
Exploitatiekosten (OPEX): Lopende kosten voor het functioneren van de installaties, zoals energieverbruik,
routine-onderhoud, reparaties, en arbeidskosten. Zie hiervoor Stap 4.
-
•
Training van Personeel (Buiten Inbedrijfstelling): Kosten voor het opleiden van personeel dat niet direct gerelateerd is aan het operationeel
maken van de nieuwe installaties.
-
•
Onderzoek en Ontwikkeling (R&D): Kosten die gemaakt worden voor onderzoek en ontwikkeling die niet direct gelinkt
zijn aan de ontwikkeling of verbetering van de specifieke NIKI-installaties of machines
voor het project. Hierbij kan gedacht worden aan het optimaliseren van andere installaties
in de bedrijfsvoering.
-
•
Marketing en Verkoopkosten: Uitgaven voor marketingactiviteiten, marktonderzoek, en verkoopinspanningen die niet
direct bijdragen aan de aanschaf, installatie, of inbedrijfstelling van fysieke activa.
-
•
Financieringskosten: Rente, afsluitkosten van leningen en andere financiële lasten.
Realisatiekosten
Arbeidskosten en extern ingehuurd personeel: de arbeidskosten voor eigen medewerkers en extern ingehuurd personeel die nodig zijn
voor de installatie van de NIKI-installaties, dienen te zijn gebaseerd op de daadwerkelijke
kosten.
Kosten van kranen, steigers en tijdelijke voorzieningen: de kosten van de kranen, steigers, tijdelijke voorzieningen ten behoeve van het NIKI-project.
Investeringen in infrastructuur: de investeringen in infrastructuur voor de realisatie van het NIKI-project. De volgende
kosten zijn uitgezonderd; kosten gerelateerd aan milieueffecten, kosten met betrekking
tot landgebruik en milieu-impact veroorzaakt door anderen dan de aanvrager. De waarde
van investeringen in infrastructuur die kan worden toegerekend aan het NIKI-project
is onderdeel van de CAPEX. De hoogte van dit bedrag wordt bepaald door de ratio van
de economische levensduur van de NIKI-installatie ten opzichte van de totale boekhoudkundige
afschrijfperiode van de investeringen in de desbetreffende infrastructuur, voor zover
de boekhoudkundige afschrijvingsperiode langer is dan de economische levensduur.
Ter illustratie: Er vindt een infrastructuurinvestering plaats van € 500.000. Er wordt
een totale afschrijvingsperiode van 50 jaar gehanteerd met een economische levensduur
van 25 jaar. Dan dient men de CAPEX als volgt op te voeren: (25/50) * € 500.000 =
€ 250.000. Dit bedrag wordt niet verdisconteerd.
Aansluiten externe verbindingen: Bereken de kosten gerelateerd aan het aansluiten op externe verbindingen voor het
NIKI-project. Deze investeringen worden op dezelfde wijze opgevoerd in de rekenmethode
als investeringen in infrastructuur, zie bovenstaand punt.
Voorbeelden:
-
•
Elektriciteit: Het gaat hier bijvoorbeeld om een nieuwe aansluiting op het net of de bestaande
verbinding moet worden uitgebreid. Alle kosten gerelateerd hieraan moeten worden overwogen
bij het bepalen van de relevante kosten, voor zover deze niet zijn gemaakt voordat
de NIKI-aanvraag is ingediend.
-
•
CO2: In gevallen waar CO2-infrastructuur betrokken is, kunnen de kosten gerelateerd aan het aansluiten op de
hoofdinfrastructuur worden meegenomen in de relevante kostenberekening.
-
•
Warmte: Net als bij CO2, in gevallen waar warmte-infrastructuur betrokken is, kan investering in infrastructuur
gerelateerd aan het aansluiten op de hoofdinfrastructuur worden opgenomen.
-
•
Circulaire of biobased grondstoffen: de kosten gerelateerd aan voorbehandeling, infrastructuur en nutsvoorzieningen kunnen
worden overwogen in de relevante kostenberekening.
-
•
Waterstof: Vergelijkbaar met Warmte en CO2.
-
•
Overig: Extra kosten in vergelijking met de meest gebruikte fossiele referentie, bijvoorbeeld
nafta vergeleken met een fossiel naftanet.
-
•
Installatie en inbedrijfstelling: Kosten voor het installeren van de NIKI-apparatuur en NIKI-machines, en het operationeel
maken daarvan. Dit kan ook trainingen voor personeel omvatten, zodat zij de apparatuur
correct kunnen bedienen en onderhouden. Let wel, zoals aangeven zijn dit alleen kosten
die technisch noodzakelijk en uitsluitend dienstbaar zijn voor de realisatie van het
project.
Aanpassingskosten
Het aanpassen van installaties om deze geschikt te maken voor de uitvoering van het
NIKI-project zijn toerekenbaar aan de investeringskosten.
Reguliere onderhoudskosten van NIKI-installaties zullen onder stap 4 besproken worden.
Deze uitgaven versterken de operationele capaciteit of efficiëntie van de NIKI-installatie(s),
en worden daarom beschouwd als investeringen die de fundamentele waarde van de NIKI-installatie(s)
verhogen.
De aanvrager dient de volgende stappen te zetten om de noodzakelijke aanpassingskosten
te berekenen:
-
1) De onderhoudskosten gedurende de investeringsfase indien er een noodzaak is om kapitaalgoederen
te vervangen die essentieel zijn voor de voortzetting van de werking van de NIKI-installaties
in hun huidige staat en geen deel uitmaken van regulier onderhoud.
-
2) Daarnaast moeten de aankoop- en installatiekosten voor nieuwe materialen worden berekend
en geen deel uitmaken van regulier onderhoud.
Kosten voor gebouwen
Het gaat hier om het vaststellen van de aanschafkosten van bedrijfspanden voor de
realisatie van het NIKI-project. De volgende kosten zijn uitgezonderd: kosten gerelateerd
aan milieueffecten, kosten met betrekking tot landgebruik en milieu-impact veroorzaakt
door anderen dan de aanvrager.
Deze kosten vormen een fundamenteel onderdeel van de initiële investeringen, aangezien
ze de fysieke basis leggen waarop het project wordt gebouwd en ontwikkeld. In geval
bedrijfspanden voor meer dan alleen een NIKI-project wordt aangewend, dient de aanvrager
aannemelijk te maken of en welk deel hiervan toe te rekenen zijn aan het NIKI-project.
De kosten dienen naar verhouding meegenomen te worden. De focus ligt op het identificeren
en berekenen van de totale kosten die geassocieerd zijn met de aanschaf van deze activa.
De waarde van investeringen in gebouwen die kan worden toegerekend aan het NIKI-project
is onderdeel van de CAPEX. De hoogte van dit bedrag wordt bepaald door de ratio van
de economische levensduur van de NIKI-installatie ten opzichte van de totale boekhoudkundige
afschrijfperiode van de investeringen in het desbetreffende gebouw, voor zover de
boekhoudkundige afschrijvingsperiode langer is dan de economische levensduur.
Ter illustratie: Er vindt een investering in een gebouw plaats van € 500.000. Er wordt
een totale afschrijvingsperiode van 50 jaar gehanteerd met een economische levensduur
van 25 jaar. Dan dient men de CAPEX als volgt op te voeren: (25/50) * € 500.000 =
€ 250.000. Dit bedrag wordt niet verdisconteerd.
Uitgesloten investeringskosten
Bij het zorgvuldig berekenen van de investeringskosten, voor een NIKI-project, is
het essentieel om expliciet rekening te houden met het feit dat bepaalde kosten moeten
worden uitgesloten van deze berekening. Onderstaande kosten maken geen deel uit van
de investeringskosten.
Kosten, investeringen en aankopen die voor de datum van indiening van de NIKI-aanvraag
zijn gemaakt: Kosten, investeringen en aankopen die gemaakt zijn voordat de NIKI-aanvraag is ingediend,
bevinden zich in een specifieke categorie die belangrijke implicaties heeft voor het
aanvraagproces en de financieringsmogelijkheden. Deze uitgaven kunnen variëren van
voorbereidende studies en ontwerpen tot de aanschaf van apparatuur of zelfs initiële
bouwwerkzaamheden. Hoewel deze kosten essentieel kunnen zijn geweest voor de voorbereiding
en planning van het project, mogen ze niet meegenomen worden in de berekening van
de investeringskosten.
Kosten voor grond: Kosten voor aankoop van grond zijn uitgesloten.
Onderhoudskosten: Deze kunnen worden meegenomen als exploitatiekosten. Zie onder Stap 3 van de berekening
van de exploitatiekosten.
Kosten om bestaande activiteiten of productiecapaciteit te beëindigen: Kosten gerelateerd aan het beëindigen van bestaande activiteiten of productiecapaciteit
gericht op het afbouwen of stopzetten van bedrijfsprocessen of -faciliteiten, zijn
uitgesloten voor de investeringskosten. Dit kan onder meer de kosten omvatten voor
het uitfaseren van verouderde apparatuur, het sluiten van fabrieken of productielijnen,
en het afvloeien van personeel. Sloopkosten van bestaande installaties zijn uitgesloten.
Kosten van goodwill, intellectueel eigendom en vergunningen: Kosten voor bijvoorbeeld het onderhouden van de IE-rechten zijn niet toegestaan,
maar de aanvraag voor een patent, merkrecht of intellectueel eigendom kan worden opgenomen.
Restwaarde NIKI-installatie: In het ‘NIKI rekenmodel subsidie’ wordt de restwaarde van de NIKI-installatie aan
het eind van de economische levensduur (minimaal 20 jaar) gelijkgesteld aan € 0,–.
Stap 3 – Bepaal de omzet
Voor elk NIKI-product moet volgens de instructies in de CO2-berekeningsmethode een referentieproduct worden bepaald. Marktprijzen dienen voor
de gehele economische levensduur van de NIKI-installatie te worden opgevoerd. Zowel
werkelijke resultaten als projecties van referentiemarktprijzen maken deel uit van
de controle door een accountant.
Gegevens marktprijs €markt van producten
Marktprijsgegevens worden verondersteld bekend te zijn bij de aanvragers, gezien hun
huidige activiteiten in de markt of de markten die ze zullen betreden na het voltooien
van het NIKI-project. Hierdoor kennen zij de marktprijzen van de producten waarmee
ze concurreren of die ze zullen vervangen. In veel gevallen zullen aanvragers hun
eigen bestaande productiefaciliteiten willen verbeteren en zijn ze daarom al goed
bekend met kosten en marktprijzen. De marktprijs refereert in dit kader naar de gewogen
gemiddelde marktprijs die relevant is voor het berekenen van de subsidie.
Marktprijsgegevens zijn beschikbaar voor de meeste sectoren. Voor producten met een
duidelijke marktprijs die van toepassing is in de lidstaten, kunnen aanvragers ervoor
kiezen om een vaste bron voor de referentieprijs te specificeren. De prijs van de
meeste producten zal per land variëren, daarom moeten aanvragers in elk geval de meest
geschikte referentie voorstellen. Over het algemeen is historische informatie vaak
beschikbaar, evenals beperkte spot- en futureshandelsprijzen. De prijsstelling voor
specialty chemicals is bijvoorbeeld relatief transparant, maar aanvragers hebben waarschijnlijk
al activiteiten in de relevante sector of uitgebreid onderzoek gedaan om nieuwe markten
te betreden.
Aanvragers moeten rekening houden met de mogelijkheid dat de geproduceerde producten
tegen een groene premie kunnen worden verkocht in vergelijking met de bestaande ‘grijze’
alternatieven. De haalbare marktverkoopprijs van het nieuwe product geproduceerd door
de aanvrager is de referentieprijs. Het is essentieel dat aanvragers duidelijk de
reden voor de ‘groene’ prijspremie of het ontbreken daarvan uitleggen en bewijs leveren
dat zo’n premie mogelijk is (bijvoorbeeld door details van een afnameovereenkomst
of een ander verifieerbaar middel te leveren). Als een prijspremie slechts in een
beperkt aantal jaren wordt verwacht, moet dit duidelijk worden uitgelegd door de aanvrager.
Er moet ook consistentie zijn tussen de productprijsvoorspelling in het financiële
model van de aanvrager en de projectproductprijs die wordt gebruikt om relevante kosten
te bepalen.
Eenheden geproduceerd
De geproduceerde eenheden vertegenwoordigen de output per jaar gedurende de economische
levensduur van de NIKI-installatie. De hoeveelheden moeten overeenkomen met de cijfers
in de berekening van de CO2-emissiereductie.
Stap 4 – Bepaal de exploitatiekosten (OPEX)
In stap 4 worden de exploitatiekosten gedurende de economische levensduur van de NIKI-installatie
(minimaal 20 jaar) berekend. De volgende vier categorieën worden onderscheiden:
-
• vaste exploitatiekosten;
-
• variabele exploitatiekosten;
-
• onderhoudskosten; en
-
• vennootschapsbelasting en energie-investeringsaftrek (EIA).
Het is van belang dat deze kostentechnisch noodzakelijk en uitsluitend dienstbaar
zijn aan het NIKI-project. Zoals al eerder vermeld in deze handleiding gaat het hier
om kasstromen, de verwachte uitgaven dienen in het ‘NIKI rekenmodel subsidie’ te worden
opgenomen op het moment dat deze plaatsvinden. Binnen het kader van het NIKI-project
dienen de opgenomen vaste exploitatiekosten nadrukkelijk gerelateerd te zijn aan de
activiteiten en doelstellingen van het project. Dit betekent dat alleen die kosten
die direct voortvloeien uit of noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het NIKI-project
in aanmerking komen. Het onderscheid tussen algemene bedrijfskosten en project specifieke
exploitatiekosten vereist een zorgvuldige administratie, transparante allocatiemechanismes
en planning om te waarborgen dat aan de financieringscriteria wordt voldaan. Het allocatiemechanisme
dient in de aanvraag te worden onderbouwd.
Bij het berekenen van de exploitatiekosten dient de aanvrager de volgende prijsprojecties
in euro’s (€) te hanteren:
Nettarieven
Voor de vaststelling van de hoogte van de nettarieven dient de aanvrager de bij de
aanvraag geldende nettarieven te hanteren met een jaarlijkse stijging van 6%.
Energiebelasting
Voor de vaststelling van de hoogte van de energiebelasting geldt de op het moment
van indiening geldende tarieven, zoals opgenomen in hoofdstuk 6 van de Wet belastingen op milieugrondslag.
Afbouwpad EU ETS rechten
Voor de gratis EU ETS rechten dient de aanvrager een lineaire afbouw van de vrije
allocatie te hanteren waarbij de huidige allocatie vanaf 2025 lineair afneemt tot
0 in 2040.
CO2
-heffing industrie
Voor de vaststelling van de hoogte van de CO2-heffing geldt de op het moment van indiening geldende tarieven, zoals opgenomen in
hoofdstuk 6B van de Wet belastingen op milieugrondslag. De tarieven voor het laatste jaar zoals deze in de wet is opgenomen dienen aangehouden
te worden voor alle daaropvolgende jaren bij de toepassing van de rekenmethode.
Dispensatierechten CO2
-heffing
Voor de vaststelling van het aantal dispensatierechten geldt de op het moment van
indiening geldende methode, zoals opgenomen in hoofdstukken 6B en 16B van de Wet belastingen op milieugrondslag. Overtollige dispensatierechten
die toe te schrijven zijn aan de NIKI mogen niet verhandeld worden. Indien bij de
herrekening blijkt dat de aanvrager toch dispensatierechten blijkt over te houden
en deze inmiddels ook verhandeld heeft, dan dient men deze tegen de transactiewaarde
te waarderen en van de benodigde subsidie af te trekken.
Vaste exploitatiekosten
Vaste exploitatiekosten vormen een essentieel onderdeel van de dagelijkse bedrijfsvoering
en kunnen aanzienlijk variëren per bedrijf, afhankelijk van de sector, bedrijfsgrootte,
en specifieke bedrijfsmodellen.
De meest voorkomende vaste exploitatiekosten zijn hieronder opgenomen:
Variabele exploitatiekosten
Variabele exploitatiekosten fluctueren direct met de productie- of verkoopvolumes.
Deze kosten veranderen afhankelijk van de bedrijfsactiviteit. De variabele exploitatiekosten
omvatten onder andere:
-
• Grondstoffen en materialen
-
• Energieverbruik
-
• Brandstofkosten
-
• Verpakkingsmaterialen
-
• Verzend- en Transportkosten
-
• Utilities, zoals verbruik van stoom, water en perslucht.
Onderhoudskosten binnen de investeringskosten
Deze uitgaven zijn van belang voor de voortzetting van projecten en het behoud van
de operationele capaciteit in hun huidige staat. Voorbeelden hiervan zijn de vervanging
van cruciale apparatuur of andere significante eenmalige aankopen die naar verwachting
periodiek zullen voorkomen gedurende de levensduur van het project.
Alle kosten die gerelateerd zijn aan het onderhoud of de vervanging van kapitaalgoederen
moeten zorgvuldig worden geëvalueerd om te bepalen of deze cruciaal zijn voor de voortzetting
van het project. Dit betekent dat kosten voor de vervanging van essentiële apparatuur
of significante eenmalige aankopen, die verwacht worden periodiek te gebeuren gedurende
de levensduur van het project, duidelijk moeten worden onderscheiden van andere kapitaalinvesteringen.
Vennootschapsbelasting en Energie-investeringsaftrek (EIA)
Per jaar dient de daadwerkelijk te betalen VPB opgenomen te worden in het ‘NIKI rekenmodel
subsidie’ dat toerekenbaar is aan het NIKI-project. Meer specifiek gaat het om de
VPB als onderdeel van de operationele kasstroom (OPEX). Let op: het gaat hier om kasstromen
en dus niet de te betalen VPB (jaarlast VPB) over de behaalde winst in het desbetreffende
boekjaar maar om het voorschot van het desbetreffende boekjaar en afrekening van oudere
jaren
Als voor (onderdelen) van de NIKI-installatie een EIA-verklaring wordt verkregen dan
zal dit de te betalen vennootschapsbelasting verlagen en dus van invloed zijn op het
benodigde subsidiebedrag. Het EIA-voordeel moet daarom meegenomen worden in het ‘NIKI
rekenmodel subsidie’ in de vorm van een lagere Vpb-afdracht in de betreffende jaren
voor het berekenen van het benodigde subsidiebedrag.
Uitgesloten exploitatiekosten
Hoewel dit uit de bovenstaande methodiek blijkt, volgt hieronder een opsomming van
kosten die in ieder geval van de exploitatiekosten zijn uitgesloten:
-
• afschrijvingen en amortisatie van de NIKI-installaties, dit zijn geen kasstromen;
-
• afschrijvingen en amortisatie van bestaande installaties vóór NIKI die zijn gewijzigd
vanwege het NIKI-project (bijvoorbeeld in geval van elektrificatie, procesefficiëntie),
dit zijn geen kasstromen;
-
• financieringskosten: rente, afsluitkosten van leningen en andere financiële lasten;
-
• kosten die deel uitmaken van de investeringskosten; en
-
• kosten voor zover die niet technisch noodzakelijk en niet uitsluitend dienstbaar zijn
aan het NIKI-project.
Stap 5 – Verminder de exploitatiekosten (OPEX) met eventuele operationele voordelen
Bij het beoordelen van de jaarlijkse exploitatiekosten, is het essentieel om deze
te corrigeren met de operationele baten. Deze voordelen kunnen voortkomen uit de volgende
zaken:
EU ETS
Om de extra inkomsten uit de verkoop van EU ETS-uitstootrechten vast te stellen, zijn
de volgende elementen nodig:
-
i. De directe CO2-uitstoot van alle broeikasgasinstallaties binnen het NIKI-proces, die toerekenbaar
is onder het EU-ETS;
-
ii. De verwachte hoeveelheid gratis rechten voor diezelfde broeikasgasinstallaties;
Om projecten onderling vergelijkbaar te maken, moeten alle aanvragers dezelfde CO2-prijsvoorspelling en afbouwpad van gratis rechten gebruiken, die door de Nederlandse
overheid zullen worden verstrekt.
CO2-heffing
Realisatie van een NIKI-project kan ook resulteren in een overschot aan verhandelbare
emissierechten voor de Nederlandse heffing. Als de aanvrager van plan is om deze rechten
over te dragen, dan wordt deze transactie beschouwd als inkomsten door verkoop van
deze rechten en dus eveneens meegenomen als operationele voordelen in het ‘NIKI rekenmodel
subsidie’. Aanvragers moeten aannemelijk maken wat de hoeveelheid overtollige emissierechten
is en in hoeverre dit toe te schrijven is aan het NIKI-project. Deze berekening dient
in het klimaatplan nader te worden toegelicht.
Om projecten onderling vergelijkbaar te maken, moeten alle aanvragers dezelfde CO2-heffingsprijsvoorspelling en afbouwpad van dispensatierechten gebruiken, die door
de Nederlandse overheid zullen worden verstrekt.
Stap 6 – Verdisconteer de OPEX en de omzet
Bereken de WACC
De maximale ondersteuning wordt berekend door toekomstige kasstromen naar de huidige
waarde te disconteren. De disconteringsvoet die gebruikt moet worden, is de gewogen
gemiddelde vermogenskostenvoet (WACC) van het bedrijf. De WACC moet worden berekend
met behulp van de volgende formule:
De onderstaande tabel biedt een overzicht van welke partij de informatie levert (de
aanvrager of de Nederlandse overheid) en welke bron gebruikt zal (moeten) worden.
Parameter
|
Omschrijving
|
Aangeleverd door
|
Bron
|
E
|
Totaal eigen vermogen gebruikt voor de financiering van het project
|
Aanvrager
|
Jaarrekening aanvrager
|
D
|
Totaal vreemd vermogen gebruikt voor de financiering van het project
|
Aanvrager
|
Jaarrekening aanvrager
|
rf
|
Risicovrije rentevoet
|
Nederlandse overheid (voorgeschreven)
|
2,7%
|
Β
|
Eigen vermogen beta
|
Aanvrager
|
Bedrijfsspecifieke unlevered beta. In het ‘NIKI rekenmodel subsidie’ wordt deze gecorrigeerd
voor de daadwerkelijke leverage van de aanvrager blijkend uit de meest recente jaarrekening
|
ERP
|
Equity risk premium
|
Nederlandse overheid (voorgeschreven)
|
5,2%
|
DP
|
Schuldpremie
|
Aanvrager
|
De opslag die de onderneming betaalt op vreemde vermogen boven de risicovrije rentevoet
(opgave bank, jaarrekening)
|
T
|
Belastingtarief
|
Nederlandse overheid (voorgeschreven)
|
25,8%
|
De WACC wordt toegepast om toekomstige inkomsten- en kostenstromen over de economische
levensduur van de NIKI-installatie te verdisconteren en ze vergelijkbaar te maken.
Aanvragers dienen de verplichte formule als onderdeel van het NIKI-schema correct
toe te passen om de WACC te berekenen bij aanvraag. Deze zal vervolgens ook worden
gebruikt tijdens de monitoringsfase van het project. Of de formule correct is toegepast,
wordt bij de aanvraag gecontroleerd. Veel aanvragers zullen ervaren en bekend zijn
met de kosten van eigen vermogen en vreemd vermogen – en dus de WACC die voor hun
project gebruikt moet worden.
Voor de bepaling van de Beta, die als input dient voor de berekening van de WACC,
kunnen aanvragers één van de volgende methoden hanteren:
-
1. De ‘Unlevered Beta adjusted for cash’ voor West-Europa, per sector, zoals gepubliceerd
door Professor Damodaran (zie https://pages.stern.nyu.edu/~adamodar/pc/datasets/betaEurope.xls);
-
2. De eigen, voor kasmiddelen gecorrigeerde Beta, uitsluitend voor beursgenoteerde ondernemingen,
onder vermelding van de bron en de gehanteerde berekeningsmethode; of
-
3. Een gemiddelde, voor kasmiddelen gecorrigeerde Beta van vergelijkbare beursgenoteerde
ondernemingen.
Kiest u voor optie 3, dan moet uw onderbouwing en berekening voldoen aan de volgende
voorwaarden:
-
a. De gemiddelde Beta is afgeleid uit ten minste vijf en maximaal zeven beursgenoteerde
ondernemingen;
-
b. U onderbouwt waarom deze ondernemingen representatief zijn voor uw bedrijf, waarbij
u in ieder geval de volgende criteria meeneemt:
-
c. U vermeldt expliciet de bron(nen) en de gehanteerde berekeningswijze voor de vaststelling
van deze gemiddelde Beta.
Indien de Beta is vastgesteld op basis van optie 1 of 2 (voor beursgenoteerde bedrijven),
dan wordt geacht dat de berekening aannemelijk is en wordt er geen verdere onderbouwing
vereist.
Voor de WACC berekening dient de vermogensverhouding van de groep waarvan de aanvrager
deel uitmaakt te worden toegepast conform de geconsolideerde jaarrekening. Hiervan
kan alleen worden afgeweken als dit overtuigend kan worden onderbouwd (zoals bijvoorbeeld
bij een Joint Venture).
Extrapolatie van OPEX en omzet na 10 jaar exploitatie tot en met einde economische
levensduur NIKI-installatie (minimaal 20 jaar)
De benodigde subsidie wordt verkregen over de periode vanaf de start van het NIKI-project
tot en met het tiende jaar van exploitatie. Na het tiende jaar wordt de subsidie definitief
vastgesteld en is het NIKI-project afgerond. Echter, voor het berekenen van het benodigde
subsidiebedrag wordt een berekening gemaakt over de gehele economische levensduur
van de NIKI-installatie.
In het ‘NIKI rekenmodel subsidie’ worden de financiële gegevens ingevoerd tot en met
het tiende jaar van exploitatie. Van de ingevulde gegevens over de exploitatiejaren
6 tot en met 10 wordt het geometrisch gemiddelde van de groei van de opbrengst (saldo
OPEX, operationele baten en omzet) berekend door het model en automatisch geëxtrapoleerd
met de geometrische groei naar de jaren 11 tot en met het jaar einde economische levensduur.
Deze berekening wordt gemaakt bij aanvraag van de subsidie. Bij vaststelling van de
subsidie wordt de berekening opnieuw uitgevoerd met daadwerkelijke resultaten over
de eerste 10 jaar van de exploitatiefase.
Stap 7 – Europese subsidie
Indien voor het project ook een Europese subsidie wordt verkregen dan wordt dit subsidiebedrag
(zonder verdiscontering) afgetrokken van het benodigde subsidiebedrag dat is berekend
met het ‘NIKI rekenmodel subsidie’. Dit laatste bedrag wordt dan het maximale toe
te kennen subsidiebedrag.