Toelichting bij de in bijlage 3.12.1 opgenomen model garantstellingsovereenkomsten
                                    
                                    
                                    Een aantal bepalingen van de in bijlage 3.12.1 en 3.12.2 opgenomen modellen komt letterlijk of materieel overeen met bepalingen in de paragrafen 3.12, 3.13 en 3.14 van de Regeling nationale EZ-subsidies. In deze toelichting op het model worden deze
                                       bepalingen niet opnieuw aan de orde gesteld.
                                    
                                    Omdat het model voor de garantstellingsovereenkomst ten aanzien van door financiers
                                       verstrekte niet converteerbare achtergestelde leningen (bijlage 3.12.2) materieel niet verschilt van het model ten aanzien van achtergestelde leningen en
                                       aandelenkapitaal (bijlage 3.12.1), wordt volstaan met een toelichting van het laatstgenoemde model.
                                    
                                    
                                       
                                       
                                          
Artikel 3. (Randvoorwaarden risicokapitaal)
                                       
                                       
                                       Dit artikel bevat de voorwaarden waaraan concrete verstrekkingen van risicokapitaal
                                          moeten voldoen om deze onder de garantstelling te kunnen brengen. Sommige van deze
                                          voorwaarden hebben betrekking op de kapitaalverstrekking zelf, andere betreffen de
                                          ondernemer waaraan het risicokapitaal wordt verstrekt. De financier is gehouden na
                                          te gaan of de ondernemer aan deze voorwaarden voldoet. De informatie waarover de financier
                                          bijgevolg beschikt of redelijkerwijs zou moeten beschikken is maatgevend voor de beoordeling
                                          op grond van artikel 4 of aan de voorwaarden is voldaan.
                                       
                                       Het in onderdeel a opgenomen vereiste inzake continuïteit en rentabiliteit van de
                                          ondernemer, dat reeds in de toelichting bij artikel 31, onderdeel a, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies is behandeld, wordt toegepast bij de beoordeling van de aanmelding overeenkomstig
                                          artikel 4 van de overeenkomst. De ondernemer dient derhalve op dat moment aan deze
                                          voorwaarde te voldoen. De ondernemer dient op zichzelf economisch gezond te zijn,
                                          maar ook is van belang dat niet een financiering plaatsvindt die de rentabiliteit
                                          en continuïteit van het bedrijf in gevaar brengt.
                                       
                                       Onderdeel b betreft situaties waarin de ondernemer zonder dat dit noodzakelijk is
                                          voor de bedrijfsvoering middelen aan de onderneming heeft onttrokken. Door deze gevallen
                                          uit te sluiten wordt voorkomen dat het garantstellingsbudget wordt benut voor financieringen
                                          die in zekere zin onnodig zijn.
                                       
                                       In onderdeel e is bepaald dat de verstrekking van risicokapitaal niet anders dan met
                                          geld kan plaatsvinden. Bij financiering door de overdracht van bijvoorbeeld goederen
                                          of vorderingen kan gemakkelijk een intransparante situatie ontstaan.
                                       
                                       In onderdeel f is een inhoudelijke voorwaarde gesteld ten aanzien van de kapitaalverstrekking
                                          om te voorkomen dat op oneigenlijke wijze gebruik wordt gemaakt van dit instrument.
                                          Daarvan kan in het bijzonder sprake zijn indien een financiering onder de garantstelling
                                          wordt gebracht om het risico van een andere financiering af te dekken. Indien de aankoop
                                          van aandelen tegen een abnormaal hoge prijs onder de garantstelling wordt gebracht
                                          terwijl daarnaast, ter compensatie, een lening tegen een zeer hoge rente wordt verstrekt,
                                          zou de financier na enkele jaren de aandelen tegen een veel lagere prijs kunnen verkopen
                                          en voor het geleden verlies een beroep op de garantie kunnen doen. Om dit te voorkomen
                                          wordt voor toepassing van de garantstelling vereist dat de kapitaalverstrekking als
                                          zodanig bijdraagt aan het realiseren van een actief en winstgericht beleid of, anders
                                          gezegd, commercieel interessant is.
                                       
                                       Onderdeel g beoogt zeker te stellen dat zonodig zijdens de minister boekenonderzoek
                                          bij de ondernemer kan plaatsvinden. Onder omstandigheden kan twijfel bestaan of de
                                          feitelijke situatie van de ondernemer overeen komt met het beeld zoals dat naar voren
                                          komt uit de door de financier verstrekte informatie. Het is wenselijk dat alsdan de
                                          bevoegdheid bestaat toezicht uit te oefenen zoals dat gebruikelijk is in het kader
                                          van publiekrechtelijke subsidieverhoudingen. De essentie van de bepalingen van afdeling 5.2 van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht is om die reden overgenomen in onderdeel g.
                                        
                                    
                                    
                                       
                                       
                                          
Artikel 4. (Aanmelding en toetsing)
                                       
                                       
                                       Indien een financier een garantstellingsovereenkomst met de Staat heeft gesloten en
                                          beschikt over een reserveringsquotum kan hij financieringen aangaan met gebruikmaking
                                          van de garantstelling. Om de financier zekerheid te kunnen bieden dat de financiering
                                          voldoet aan de in hoofdstuk 3 van de regeling en overeenkomst gestelde voorwaarden
                                          wordt de voorgenomen financiering aangemeld bij de Staat, dat wil zeggen RVO.nl van
                                          het Ministerie van Economische Zaken. RVO.nl constateert of de financiering aan de
                                          voorwaarden voldoet en informeert vervolgens de financier dat de financiering onder
                                          de garantstelling wordt gebracht of dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan.
                                       
                                       Omdat de melding plaats vindt op basis van een ontwerp-financieringsovereenkomst,
                                          staat niet op voorhand vast dat de financiering ook daadwerkelijk zal plaatsvinden.
                                          Het is bijvoorbeeld denkbaar dat een ondernemer verschillende financiers om een offerte
                                          heeft gevraagd. Alsdan zou het mogelijk zijn dat verscheidene garanties voor één en
                                          dezelfde financiering worden verleend of dat garanties voor een ondernemer worden
                                          afgegeven tot boven het maximale financieringsbedrag van € 5.000.000. Om die reden
                                          is in het derde lid bepaald dat de garantie eerst geldig wordt nadat de definitieve
                                          financieringsovereenkomst is overgelegd en nadat is geconstateerd dat nog steeds wordt
                                          voldaan aan de in artikel 3 genoemde voorwaarden.
                                        
                                    
                                    
                                       
                                       
                                          
Artikel 5. (Verplichtingen beheer)
                                       
                                       
                                       Dit artikel bevat enkele algemene verplichtingen ten aanzien van de financier evenals
                                          bepalingen over wijzigingen van het aflossingsschema van een achtergestelde lening.
                                       
                                       In het eerste lid is een algemene zorgplicht vastgelegd om een actief en winstgericht
                                          financieringsbeleid te voeren, rekening houdend met het belang van de garantsteller.
                                          Dit impliceert onder meer dat de financier op de hoogte moet zijn van belangrijke
                                          ontwikkelingen bij de ondernemer waarin is geïnvesteerd, opdat de financier en de
                                          Staat als garantsteller niet onnodig voor onaangename verrassingen worden gesteld.
                                          Het financieringsbeleid heeft betrekking op alle werkzaamheden die een goed huisvader
                                          betaamt, ongeacht of het de verstrekking, het beheren in enge zin of de vervreemding
                                          van het risicokapitaal betreft.
                                       
                                       Het tweede, derde en vierde lid weerspiegelen de eisen die in artikel 24 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies zijn gesteld op het vlak van deskundigheid, betrouwbaarheid en integriteit. Financiers
                                          dienen aan de eisen die voor het sluiten van de garantstellingsovereenkomst worden
                                          gesteld, te blijven voldoen. Integriteit betreft onder meer het voorkomen van verstrengeling
                                          van tegengestelde belangen. Een voorbeeld van belangenverstrengeling en de mogelijke
                                          gevolgen daarvan is de situatie waarin een aandeelhouder van een participatiemaatschappij
                                          die tevens aandeelhouder is van een andere participatiemaatschappij, aandelen van
                                          de ene naar de andere maatschappij overdraagt tegen kunstmatige prijzen, waardoor
                                          de maatschappij benadeeld wordt.
                                       
                                       Het vijfde lid betreft specifiek het risico van belangenverstrengeling in geval bij
                                          de financier betrokkenen investeringen doen door het verstrekken van krediet of risicokapitaal
                                          aan de ondernemer die met garantie is gefinancierd. Bij een dergelijke samenloop kan
                                          belangenverstrengeling aan de orde zijn, reden om te vergen dat die parallelle financieringen
                                          passen in een redelijk financieringsbeleid.
                                       
                                       Ingevolge het zesde lid vergt een wijziging van het aflossingsschema die lagere aflossingen
                                          of een temporisering behelst, in beginsel de toestemming van de Staat. Op deze wijze
                                          kan worden getoetst of de beoogde aanpassing niet strijdig is met het belang van de
                                          ondernemer of met het (financiële) belang van de Staat. Het toestemmingsvereiste geldt
                                          niet voor zover de wijziging voortvloeit uit de eerste opschorting van aflossingen
                                          gedurende ten hoogste een jaar. Voor dergelijke wijzigingen met relatief beperkte
                                          gevolgen volstaat dat de Staat hierover wordt geïnformeerd overeenkomstig artikel
                                          7, tweede lid.
                                       
                                       Het zevende lid bevat de concrete criteria voor het verlenen van toestemming. Duidelijk
                                          moet zijn dat de opschorting noodzakelijk is vanwege liquiditeitsproblemen van de
                                          ondernemer (onderdeel a). Verder moeten voor de oplossing daarvan maatregelen worden
                                          genomen, waarbij ook het belang van de ondernemer op de langere termijn moet worden
                                          betrokken (onderdeel b). Het criterium van onderdeel c tenslotte betreft het belang
                                          van de Staat als garantsteller en beoogt in het bijzonder te voorkomen dat de aflossing
                                          van een gegarandeerde lening wordt opgeschort terwijl op andere leningen wel afgelost
                                          wordt. Op die wijze zou de financier zijn risico’s op de Staat kunnen afwentelen.
                                          Bij de noodzaak van evenwichtige aanwending van beschikbare middelen dient rekening
                                          te worden gehouden met de aard van de desbetreffende leningen. In het bijzonder kan
                                          een achterstellingsclausule reden zijn voor een niet evenredige aanwending van middelen
                                          voor aflossingen.
                                        
                                    
                                    
                                       
                                       
                                          
Artikel 6. (Financiële verplichtingen)
                                       
                                       
                                       Onder omstandigheden kan de zesjaarstermijn averechts uitwerken, bijvoorbeeld indien
                                          de ondernemer in financieel zwaar weer is geraakt. Handhaving van de premieplicht
                                          zou dan de financier ertoe kunnen brengen faillissement van de ondernemer aan te vragen.
                                          Alsdan kan de premie op grond van het vijfde lid worden kwijtgescholden. Hiertoe dient
                                          de kapitaalverstrekker een beargumenteerd en gedocumenteerd verzoek te doen aan de
                                          Staat.
                                        
                                    
                                    
                                       
                                       
                                          
Artikel 7. (Administratieve en informatieverstrekkingsverplichtingen)
                                       
                                       
                                       In dit artikel zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de administratie en de
                                          informatieverstrekking van de financier aan het ministerie. Onder omstandigheden kan
                                          het ministerie nader inzicht willen hebben in de samenhang tussen de gegarandeerde
                                          en de andere financieringen die door de financier aan een ondernemer zijn verstrekt
                                          en in de gang van zaken bij de gefinancierde MKB-ondernemers. Het vierde lid verplicht
                                          de financier alsdan de desbetreffende informatie te verschaffen.
                                        
                                    
                                    
                                       
                                       
                                          
Artikel 8. (Reikwijdte garantie)
                                       
                                       
                                       Dit artikel bevat regels omtrent het inroepen van de garantie. In het eerste lid is
                                          bepaald op welke situaties de garantie betrekking heeft.
                                       
                                       Het tweede tot en met het zesde lid bevatten nadere voorwaarden voor het inroepen
                                          van de garantstelling om te voorkomen dat de garantie wordt gebruikt om onnodige verliezen
                                          af te wentelen. Het tweede lid betreft de situatie dat middelen aan de onderneming
                                          zijn onttrokken zonder dat dit een bedrijfsmatige reden heeft. Het kan bijvoorbeeld
                                          gaan om uitzonderlijk hoge management- of commissariskosten. Niet altijd is de financier
                                          op de hoogte van dergelijke kapitaalonttrekkingen of is de financier in staat deze
                                          te voorkomen. Om die reden is in de voorwaarde vermeld dat de financier op enigerlei
                                          wijze aan de onttrekking moet hebben meegewerkt. Het is in een voorkomend geval aan
                                          de financier om aan te tonen dat hij niet op de hoogte was en redelijkerwijs niet
                                          op de hoogte kon zijn van de onttrekking, dan wel dat heeft gedaan wat redelijkerwijs
                                          van hem kan worden gevergd om de onttrekking te voorkomen.
                                       
                                       Voor het geval van verliesgevende verkoop van aandelenkapitaal gelden extra voorwaarden
                                          om te voorkomen dat hierbij de belangen van de Staat tekort wordt gedaan. Een vervreemding
                                          binnen twee jaar is niet gebruikelijk en bergt het risico in zich dat de participatie
                                          ten koste van de ondernemer wordt vervreemd. Verder moet ook voorkomen worden dat
                                          bij de vervreemding sprake is van een oneigenlijke belangenvermenging van de financier,
                                          beheerder en aandeelhouders of vennoten. In verband hiermee is in het tweede lid bepaald
                                          dat de vervreemding moet plaatsvinden tegen een prijs die past in het voeren van een
                                          actief en winstgericht beleid. Indien vervreemding plaats vindt aan betrokkenen bij
                                          de financier, kan de kans op belangenverstrengeling op voorhand aanwezig worden geacht.
                                          In dat geval worden aanvullende eisen gesteld om te voorkomen dat de prijsstelling
                                          op oneigenlijke wijze plaats vindt.
                                       
                                       In het vierde lid worden nadere voorwaarden gesteld aan verliesdeclaraties vanwege
                                          kwijtschelding van achtergestelde leningen. Een financier kan verlies lijden op risicokapitaal
                                          als de desbetreffende ondernemer financieel in de problemen komt. Als een ondernemer
                                          failliet dreigt te gaan, kan de financier proberen dat te voorkomen door aanpassing
                                          van de financieringsvoorwaarden, bijvoorbeeld door een gedeeltelijke of gehele kwijtschelding
                                          van een achtergestelde lening. Op die wijze kan de overlevingskans van de onderneming
                                          worden vergroot, hetgeen ook in het belang is van de financier. Tegelijkertijd lijdt
                                          deze een verlies als gevolg van de kwijtschelding. Om die reden omvat de garantie
                                          van dit instrument ook deze vorm van verlies. Voorwaarde is dat de kwijtschelding
                                          noodzakelijk moet zijn – het moet gaan om een onontkoombaar verlies. Verder is van
                                          belang dat met het belang van de Staat rekening is gehouden en wordt gehouden, onder
                                          meer door een evenwichtige aanwending van eventuele baten. De liquiditeitsproblemen
                                          dienen niet eenzijdig op de gegarandeerde achtergestelde lening worden afgewenteld,
                                          ten voordele van andere financieringen aan de ondernemer. Dit betekent onder meer
                                          dat indien een financier twee achtergestelde leningen aan een ondernemer heeft verstrekt
                                          waarvan één onder de garantstelling is gebracht, de aflossingen naar rato aan beide
                                          leningen ten goede dienen te komen. Bij een combinatie van een gegarandeerde achtergestelde
                                          lening en een andere, niet achtergestelde lening kan ook een beperkter aflossing op
                                          de achtergestelde lening aanvaardbaar zijn.
                                       
                                       Een enigszins vergelijkbare situatie doet zich voor indien de ondernemer niet in staat
                                          is aflossingen te doen – terwijl er geen reden is over te gaan tot kwijtschelding
                                          van de lening.
                                       
                                       Dan lijdt de financier de facto een verlies. Van belang is of de aflossingen binnen
                                          een afzienbare termijn kunnen worden hervat of dat de financiële problemen van de
                                          ondernemer een structureel karakter dragen. Om die reden is het niet afgeloste deel
                                          van de lening eerst declarabel onder de garantie indien gebleken is dat de ondernemer
                                          feitelijk niet aan zijn aflossingsverplichtingen kan voldoen – ongeacht of aflossingen
                                          zijn opgeschort in overeenstemming met de financier – en indien naar verwachting ook
                                          in de nabije toekomst geen aflossingen zullen worden gedaan. Voorts geldt hier de
                                          hiervoor reeds besproken voorwaarde dat rekening is gehouden en wordt gehouden met
                                          het belang van de Staat als garantsteller.
                                       
                                       In het zesde lid worden nadere voorwaarden geformuleerd voor verliesdeclaraties bij
                                          faillissement, surséance van betaling of toepassing van de schuldsaneringsregeling.
                                          Ten eerste is van belang dat aannemelijk kan worden gemaakt dat ter zijner tijd daadwerkelijk
                                          een verlies zal worden geleden. Ten tweede geldt ook hier de voorwaarde dat rekening
                                          is gehouden met het belang van de Staat als garantsteller. Anders dan in de hiervoor
                                          besproken situaties geldt deze voorwaarde niet voor de toekomst omdat het faillissementsrecht
                                          daarvoor een eigen kader biedt. Dat kent de nodige waarborgen voor een evenwichtige
                                          afwikkeling van financieringsrelaties.
                                       
                                       Op grond van het zevende lid hoeft uitbetaling op een verlies niet of niet geheel
                                          plaats te vinden indien de financier niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Bij
                                          de toepassing van deze bepaling wordt rekening gehouden met de aard van het verzuim.
                                          Een (gedeeltelijke) uitbetaling ligt bijvoorbeeld niet in de rede als de financier
                                          stelselmatig in gebreke is gebleven bij de betaling van de provisie. Het inroepen
                                          van deze clausule, althans een volledige strafkorting, ligt veel minder voor de hand
                                          indien het verzuim zich beperkt tot bijvoorbeeld het niet tijdig voldoen aan de in
                                          artikel 7, tweede en derde lid, bedoelde informatieverplichtingen. De in artikel 5,
                                          eerste tot en met vijfde lid, opgenomen verplichtingen hebben kort gezegd betrekking
                                          op een gezonde bedrijfvoering. Eerst bij wezenlijke misstanden zal er reden zijn niet
                                          tot een (volledige) uitbetaling over te gaan omdat alsdan niet valt uit te sluiten
                                          dat het verlies geheel of gedeeltelijk is veroorzaakt door de gebrekkige bedrijfsvoering.
                                          Een gezonde bedrijfsvoering veronderstelt dat ten aanzien van verstrekt risicokapitaal
                                          de noodzakelijke beheersmaatregelen worden getroffen. Om die reden is tevens bepaald
                                          dat de financier dit zonodig moet kunnen aantonen. Krachtens artikel 5 van de overeenkomst
                                          is de financier onder meer verplicht het risicokapitaal actief en winstgericht te
                                          beheren en zorg te dragen voor de deskundigheid van de betrokkenen. Bijgevolg geldt
                                          als maatstaf dat die maatregelen zijn getroffen die een redelijk handelend en redelijk
                                          bekwaam beheerder in het kader van een actief en winstgericht beleid zou hebben getroffen.
                                       
                                       Ingevolge het achtste lid bedraagt het voor de garantie relevante verlies het verschil
                                          tussen de feitelijke waarde en de restwaarde die uiteindelijk is verkregen. Daarnaast
                                          gelden de dividendinkomsten als aftrekpost voor aandelenkapitaal. Op deze wijze wordt
                                          voorkomen dat de financier inkomsten genereert die impliciet later voor 50% ten koste
                                          van de garantsteller komen.
                                       
                                       In geval van verscheidene financieringen kan onduidelijkheid bestaan over de omvang
                                          van het verlies. Indien bijvoorbeeld meermalen met garantie aandelenkapitaal is verschaft
                                          waarop gedeeltelijk verlies wordt geleden, is op grond van het negende lid de waarde
                                          van het eerst verkregen aandelenkapitaal bepalend voor de berekening van het verlies.
                                          Het tiende lid betreft de situatie waarin niet alle verstrekkingen van risicokapitaal
                                          onder de garantstelling zijn gebracht. Indien bijvoorbeeld 60% van de financieringen
                                          gegarandeerd was, zal bij verlies op een deel van het risicokapitaal voor slechts
                                          60% van dat verlies een beroep op de garantie kunnen worden gedaan.
                                        
                                    
                                    
                                       
                                       
                                          
Artikel 9. (Inroepen van garantie)
                                       
                                       
                                       Dit artikel betreft de procedure voor het inroepen van de garantie.
                                        
                                    
                                    
                                       
                                       
                                          
Artikel 11. (Terugvordering en navordering)
                                       
                                       
                                       Bij afschrijving van een achtergestelde lening is niet sprake van een definitief verlies.
                                          Het is mogelijk dat naderhand alsnog een aflossing op de lening plaatsvindt. Het tweede
                                          lid van artikel 12 verplicht de financier in deze gevallen alsdan de helft van deze
                                          aflossingen aan de Staat te betalen. Bij faillissement e.d. is nog niet sprake van
                                          een daadwerkelijk verlies, althans het verlies staat nog niet definitief vast. Indien
                                          de financier ontvangsten heeft uit het akkoord of uit de liquidatie-uitkering, dienen
                                          deze eveneens voor 50% te worden doorbetaald aan de Staat.
                                        
                                    
                                    
                                       
                                       
                                          
Artikel 12. (Geschillen)
                                       
                                       
                                       Zonodig kan de overeenkomst door de Staat worden opgezegd op de in het eerste lid
                                          genoemde gronden. Op grond van onderdeel a kan opzegging plaatsvinden indien de financier
                                          zijn verplichtingen niet nakomt. Daarnaast is opzegging door de Staat mogelijk indien
                                          de status van de financier is gewijzigd, hetzij indien faillissement of een vergelijkbare
                                          voorziening is aangevraagd, hetzij bij ontbinding van de rechtspersoon van de financier.
                                          Tenslotte kan de Staat de overeenkomst opzeggen indien deze als gevolg van Europeesrechtelijke
                                          ontwikkelingen niet langer in overeenstemming zou zijn met de regels van de Europese
                                          Gemeenschap ten aanzien van staatsteun.
                                       
                                       Voor zover deze opzeggingsgronden verband houden of verband kunnen houden met een
                                          tekortkoming die hersteld kan worden, dient op grond van het tweede lid de Staat daarvoor
                                          de gelegenheid te bieden.
                                       
                                       Het ligt in de rede dat de partijen bij opzegging van de overeenkomst in onderhandeling
                                          treden en in een vaststellingsovereenkomst regelen hoe de garantstellingsovereenkomst
                                          dient te worden afgewikkeld. Afhankelijk van de omstandigheden kan bijvoorbeeld worden
                                          afgesproken dat lopende garantieverplichtingen niet worden aangetast door een opzegging
                                          van de overeenkomst, onder gelijktijdige afkoop van de nog niet betaalde premies.
                                          Indien de overeenkomst wordt opgezegd in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen,
                                          is het in elk geval wenselijk de lopende garanties te ontzien. Daarom is in het derde
                                          lid bepaald dat alsdan de verplichtingen ingevolge bestaande garanties onverlet blijven.