Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs

Toekomstige wijziging(en) op 01-09-2025.
Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2024.
Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 22-03-2025.
Geldend van 01-09-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 3 april 2014, nr. 540459 inzake de toelating tot het hoger onderwijs

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen artikel 7.25, eerste, tweede, derde en vierde lid, 7,26 eerste en tweede lid, 7.26a eerste lid, 7.28, 7.31a, eerste lid, 7.31b, tweede lid, 7. 57a, vierde lid, 7.57b, vijfde lid, 7.57c, vierde lid, 7.57c, vierde lid, 7.57e, vijfde lid7.57f, tweede lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 1.2. Identificatie opleidingen

Voor de toepassing van deze regeling gelden door instellingen verzorgde opleidingen met dezelfde naam als dezelfde opleidingen, met uitzondering van artikel 3.2, tweede lid.

Artikel 1.3. Data

De data in deze regeling vallen steeds in het studiejaar dat voorafgaat aan het studiejaar waarvoor de aspirant-student zich wil aanmelden of wil inschrijven, tenzij anders is bepaald en met dien verstande dat de data tussen 31 augustus en 1 oktober telkens vallen in het studiejaar.

Artikel 1.4. Gelijkwaardig diploma

De volgende diploma’s zijn tenminste gelijkwaardig als bedoeld in artikel 7.28, tweede lid, van de wet aan een diploma als bedoeld in artikel 7.24 van de wet:

Artikel 1.5. Aanwijzingsprocedure aanvullende eisen

  • 1 Het instellingsbestuur kan een aanvraag indienen voor de aanwijzing van een opleiding of groep van opleidingen in deze regeling als bedoeld in artikelen 7.26 en 7.26a van de wet.

  • 2 De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt elektronisch of per post ingediend.

  • 3 Voor de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt gebruik gemaakt van het formulier, zoals opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage.

Hoofdstuk 2. Nadere vooropleidingseisen

§ 1. Nadere vooropleidingseisen vo-ho

Artikel 2.1. Nadere vooropleidingseisen per opleiding

  • 1 Voor opleidingen aan universiteiten kan het instellingsbestuur bepalen dat slechts aspirant-studenten worden ingeschreven die voldoen aan de nadere vooropleidingseisen die zijn opgenomen in bijlage A.

  • 2 Voor opleidingen aan hogescholen kan het instellingsbestuur bepalen dat slechts aspirant-studenten worden ingeschreven die voldoen aan de nadere vooropleidingseisen die zijn opgenomen in bijlage B.

  • 3 Als de naam van een opleiding wordt gewijzigd, blijven de nadere vooropleidingseisen gelden zoals die golden voor het tijdstip van de naamswijziging.

  • 4 Bij samenvoeging van bestaande opleidingen blijven voor de samengevoegde opleidingen de nadere vooropleidingseisen gelden, totdat voor de samengevoegde opleidingen nieuwe nadere vooropleidingseisen zijn vastgesteld.

§ 2. Aanwijzing opleidingen inzake toelating deficiënte studenten

Artikel 2.2. Aanwijzing opleidingen inzake toelating deficiënte studenten in het wetenschappelijk onderwijs

[Vervallen per 15-04-2022]

Artikel 2.3. Wijziging naam opleiding

Als de naam van een opleiding wordt gewijzigd, blijft de toelatingsmogelijkheid voor die opleiding gelden.

§ 4. Bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs

Artikel 2.5. Vereiste kennisniveaus

Artikel 2.6. Examenvakken die zonder meer tot toelating leiden

Hoofdstuk 3. Aanvullende eisen voor opleidingen, opleidingen op het gebied van de kunst en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst

Artikel 3.1. Aanvullende eisen in verband met de uitoefening van een beroep of beroepen

  • 1 De opleidingen waarvoor aanvullende eisen gelden, die verband houden met de uitoefening van een beroep of de beroepen waarop zij voorbereiden, zijn opgenomen in bijlage D.

  • 2 De minister neemt, al dan niet op een aanvraag, een opleiding op in de in het eerste lid bedoelde bijlage, als:

    • a. objectieve gronden in verband met de toekomstige beroepsuitoefening het stellen van de aanvullende eisen voor toelating tot deze opleiding rechtvaardigen,

    • b. de aanvullende eisen geen betrekking hebben op een bepaald vakgebied of discipline, en

    • c. het stellen van de aanvullende eisen geen afbreuk doet aan de toegankelijkheid van het betreffende hoger onderwijs.

  • 3 De gronden bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, worden in bijlage D bij de betreffende opleiding vermeld.

  • 4 Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid kan worden ingediend door het instellingsbestuur of, indien het een opleiding betreft die door meerdere instellingen wordt verzorgd, de betreffende instellingsbesturen gezamenlijk. In de aanvraag wordt gemotiveerd aangevoerd waarom wordt voldaan aan de in het tweede lid opgesomde voorwaarden.

  • 5 Een aanvraag wordt ingediend uiterlijk op 1 mei van het kalenderjaar voorafgaand aan het studiejaar waarvoor de aanvullende eisen voor het eerst zullen gelden.

  • 6 Het instellingsbestuur maakt tijdig de criteria bekend, die op basis van de gronden bedoeld in het tweede lid, onderdeel a zijn vastgesteld, alsmede de procedure voor selectie van de aspirant-studenten.

Artikel 3.2. Aanvullende eisen in verband met de organisatie en inrichting van het onderwijs

  • 1 De opleidingen waarvoor aanvullende eisen gelden, die verband houden met de organisatie en inrichting van het onderwijs zijn opgenomen in bijlage E.

  • 2 De minister neemt op een aanvraag van het betreffende instellingsbestuur, of de betreffende instellingsbesturen gezamenlijk als het betreft alle opleidingen met dezelfde naam, een opleiding op in bijlage E, indien met de aanvraag is aangetoond, dat:

    • a. de opleiding zich onderscheidt door een specifiek onderwijsconcept,

    • b. objectieve gronden het stellen van aanvullende eisen voor toelating tot de opleiding noodzakelijk maken in verband met het tot zijn recht komen van het onderwijsconcept,

    • c. de aanvullende eisen geen betrekking hebben op een bepaald vakgebied of discipline, en

    • d. het stellen van de aanvullende eisen geen afbreuk doet aan de toegankelijkheid van het betreffende hoger onderwijs.

  • 3 De gronden bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, worden in bijlage E bij de opleiding vermeld.

  • 4 Bij de aanvraag legt het instellingsbestuur een door de NVAO opgesteld advies met betrekking tot de in het tweede lid, onderdeel a tot en met c genoemde voorwaarden over.

  • 5 Een aanvraag wordt ingediend uiterlijk op 1 mei van het kalenderjaar voorafgaand aan het studiejaar waarvoor de aanvullende eisen voor het eerst zullen gelden.

  • 6 Het instellingsbestuur maakt tijdig de criteria bekend die op basis van de gronden bedoeld in het tweede lid, onderdeel b zijn vastgesteld, alsmede de procedure voor selectie van de kandidaten.

Artikel 3.3. Verwijdering van de bijlage en informatieplicht

  • 1 De minister kan een opleiding uit bijlage D, respectievelijk bijlage E verwijderen, als de omstandigheden op grond waarvan is besloten de opleiding in de bijlage te vermelden, zijn komen te vervallen.

  • 2 Het instellingsbestuur stelt de minister op de hoogte van een wijziging in de omstandigheden, die aanleiding kan zijn voor toepassing van de bevoegdheid genoemd in het eerste lid.

Hoofdstuk 4. Aanmelding, selectie en inschrijving

§ 1. Algemene bepalingen aanmelding

Artikel 4.1. Elektronische aanmelding (verzoek tot inschrijving)

  • 2 Onverminderd de artikelen 4.3 en 4.8 kan de in het eerste lid bedoelde aanmelding betrekking hebben op ten hoogste vier trajecten of varianten binnen ten hoogste drie opleidingen.

  • 3 De minister verifieert de persoonsgegevens van de aspirant-student aan de hand van de over de aspirant-student in de basisregistratie personen, bedoeld in de Wet basisregistratie personen opgenomen gegevens.

  • 4 Als de aspirant-student buiten Nederland woonachtig is, verstrekt hij gegevens die tenminste betrekking hebben op de naam, de geboortedatum, het adres, de nationaliteit en de vooropleiding. Tevens verstrekt de aspirant-student een fotokopie van de persoonsgegevens uit zijn paspoort of (Europees) identiteitsbewijs, een uittreksel uit het bevolkingsregister of een daarmee overeenkomend register, dan wel een uittreksel uit of een fotokopie van de geboorteakte. Het instellingsbestuur verifieert de gegevens.

  • 5 Als de aanmelding betrekking heeft op een fixusopleiding of een fixustraject, vindt de verificatie van de gegevens, bedoeld in het vierde lid plaats voor 15 juni.

Artikel 4.2. Bevestiging aanmelding (verzoek tot inschrijving)

  • 1 De minister zendt de aspirant-student die zich overeenkomstig artikel 4.1 heeft aangemeld, een elektronische bevestiging.

  • 2 De minister maakt aan de aspirant-student tevens zo spoedig mogelijk bekend:

    • a. of de opleiding of het traject waarvoor hij zich aanmeldt, een fixusopleiding of een fixustraject is,

    • b. of de instelling voor die fixusopleiding of een fixustraject decentrale selectie zal toepassen.

§ 2. Aanmelding voor opleidingen waarvoor aanvullende eisen gelden

Artikel 4.3. Aanmelding onderzoek

  • 1 De aspirant-student die wenst te worden ingeschreven voor een opleiding waarvoor krachtens artikel 7.26a van de wet aanvullende eisen zijn gesteld, meldt zich voor 15 januari aan bij de desbetreffende instelling voor het onderzoek dienaangaande.

  • 2 De aspirant-student die aan de aanvullende eisen voldoet en aan de desbetreffende opleiding wil worden ingeschreven, meldt zich overeenkomstig artikel 4.1, aan bij de minister.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan het instellingsbestuur van een opleiding waarvan de organisatie en inrichting van het onderwijs als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, uitgaat van een internationale studentenpopulatie, een uiterste datum voor aanmelding na 15 januari vaststellen.

§ 3. Bepalingen voor fixusopleidingen en fixustrajecten

Artikel 4.5. Aanmelding voor fixusopleiding of fixustraject

  • 1 Een aspirant-student kan per fixusopleiding maximaal drie keer deelnemen aan de selectieprocedure.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, kan het instellingsbestuur per fixusopleiding vaststellen hoeveel keer een aspirant-student kan deelnemen aan de selectie voor de opleiding aan de instelling.

  • 2a Het instellingsbestuur dat binnen een opleiding één of meerdere fixustrajecten heeft vastgesteld, kan bepalen dat de aspirant-student zich slechts voor één of enkele van die fixustrajecten kan aanmelden.

  • 3 Een aspirant-student kan zich voor een studiejaar voor ten hoogste twee fixusopleidingen aanmelden, met uitzondering van de in het vierde lid genoemde opleidingen.

  • 4 Voor de opleiding Geneeskunde, Tandheelkunde, Fysiotherapie, Mondzorgkunde en Verloskunde kan een aspirant-student zich voor een studiejaar bij niet meer dan een instelling aanmelden voor eenzelfde opleiding.

  • 5 Een aanmelding als bedoeld in het eerste lid vervalt als de aspirant-student deze uiterlijk 15 januari intrekt.

  • 6 Een aspirant-student kan een verzoek bij het instellingsbestuur indienen om zijn deelname aan selectie niet mee te laten tellen voor het maximum aantal deelnames bedoeld in het eerste lid, als hij er in dat jaar niet in slaagt te voldoen aan de vooropleidingseisen, bedoeld in artikel 7.24 van de wet, dan wel aan nadere vooropleidingseisen vo-ho, de nadere vooropleidingseisen mbo-hbo of de bijzondere nadere vooropleidingseisen, bedoeld in de artikelen 7.25a en 7.25b van de wet.

  • 7 Het instellingsbestuur laat de aanmelding van een aspirant-student vervallen, als de aspirant-student voor 1 september bij het instellingsbestuur daartoe een verzoek indient als bedoeld in het zesde lid. Het instellingsbestuur handelt het verzoek voor 1 oktober af.

Artikel 4.6. Aanmelding aspirant-studenten

  • 1 De aspirant-student die wil deelnemen aan de selectie meldt zich in de periode van 1 oktober tot en met 15 januari, via Studielink, aan bij de instelling die de fixusopleiding of het fixustraject verzorgt.

  • 2 In afwijking van het vorige lid laat het instellingsbestuur de aspirant-student deelnemen aan de selectie als deze zich na 15 januari aanmeldt, als het vaststelt dat er bij weigering van deelname sprake zou zijn van onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 4.7. Selectie

  • 1 Het instellingsbestuur draagt er zorg voor dat de selectieprocedure uiterlijk 14 april is afgerond.

  • 2 Het instellingsbestuur kan voor 15 januari beginnen met de selectie, mits alle aspirant-studenten die zich uiterlijk 15 januari hebben aangemeld, kunnen deelnemen aan de volledige selectie.

  • 3 Als het aantal aanmeldingen lager is dan of gelijk is aan het aantal beschikbare plaatsen, vindt geen selectie plaats.

Artikel 4.7a. Loting

  • 1 Het instellingsbestuur maakt tijdig bekend:

    • a. onder welke voorwaarden een aspirant-student op basis van tenminste twee kwalitatieve selectiecriteria meteen wordt toegelaten tot de opleiding; en

    • b. onder welke voorwaarden een aspirant-student in aanmerking komt voor een rangnummer op grond van loting bij de keuze voor toepassing van artikel 7.53 tweede lid, onderdeel c, van de wet.

  • 3 Indien een instelling werkt met lotingsklassen, dan maakt zij tijdig voorafgaand aan de selectieprocedure bekend wat de verhouding in toelatingskans is tussen de verschillende lotingsklassen.

  • 4 De loting wordt verricht in het bijzijn van een door het instellingsbestuur aan te wijzen notaris.

Artikel 4.7b. Herkansingsmogelijkheid

Het instellingsbestuur kan in het reglement, bedoeld in artikel 7.53, derde lid, van de wet, bepalen dat de instelling een herkansingsmogelijkheid biedt aan een aspirant-student die niet heeft kunnen deelnemen aan de selectieprocedure, zodat alsnog aan de kwalitatieve selectiecriteria kan worden voldaan, indien zonder deze herkansingsmogelijkheid sprake zou zijn van een onbillijkheid van overwegende aard. Het aanbieden van een dergelijke herkansingsmogelijkheid is uitsluitend mogelijk in het geval dat:

Artikel 4.8. Rangnummers en bewijzen van toelating

  • 1 Het aantal bewijzen van toelating is gelijk aan het aantal beschikbare plaatsen voor een opleiding of traject.

  • 2 Als het aantal beschikbare plaatsen kleiner is dan het aantal aspirant-studenten dat een rangummmer heeft ontvangen, wordt een bewijs van toelating uitgereikt aan de aspirant-studenten met de laagste rangummmers.

  • 3 De instelling reikt enkel aan de aspirant-student van wie is aangetoond dat hij of zij aan de aanvullende eisen als bedoeld in artikel 7.26 van de wet heeft voldaan een rangummmer of een bewijs van toelating uit.

  • 4 De instelling bericht via Studielink op 15 april de aspirant-student over de uitkomst van de selectie voor de opleiding of opleidingen waaraan hij heeft deelgenomen en reikt daarbij tevens een rangummmer of een bewijs van toelating uit.

  • 5 De aspirant-student accepteert een bewijs van toelating binnen twee weken na ontvangst op de daartoe voorgeschreven wijze. Een bewijs van toelating dat niet binnen twee weken is geaccepteerd, vervalt.

  • 6 Een aspirant-student kan op enig moment niet meer dan een bewijs van toelating op geaccepteerd hebben staan.

  • 7 In afwijking van het vierde lid verstrekt het instellingsbestuur een bewijs van toelating als het vaststelt dat er sprake is van onbillijkheid van overwegende aard als geen bewijs van toelating wordt verstrekt.

  • 8 Als een aspirant-student een bewijs van toelating niet tijdig accepteert, reikt de instelling een bewijs van toelating uit aan de aspirant-student met het laagste rangummmer, die nog geen bewijs van toelating heeft ontvangen.

  • 9 Het instellingsbestuur stelt een uiterste datum vast waarna geen bewijzen van toelating worden uitgereikt, met dien verstande dat deze datum niet voor 1 augustus ligt.

  • 10 Voor de uiterste datum, bedoeld in het negende lid, dienen alle bewijzen van toelating uitgereikt te zijn.

Artikel 4.9. Vooropleidingseisen en nadere vooropleidingseisen

  • 1 De bezitter van een bewijs van toelating toont voor een door het instellingsbestuur vastgestelde datum aan dat hij voldoet aan de vooropleidingseisen of de nadere vooropleidingseisen vo-ho, de nadere vooropleidingseisen mbo-hbo of bijzondere nadere vooropleidingseisen.

  • 2 Als de aspirant-student niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, vervalt zijn bewijs van toelating.

  • 3 Als een aspirant-student voor de door het instellingsbestuur vastgestelde datum niet kan voldoen aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, kan hij het instellingsbestuur om uitstel verzoeken.

  • 4 Het instellingsbestuur voldoet aan het verzoek, bedoeld in het derde lid, en stelt het een nieuwe termijn vast, waarbinnen de aspirant-student aan de verplichting moet voldoen.

Artikel 4.11. Tweede instroom

  • 1 Als voor een opleiding of traject gedurende het eerste studiejaar een tweede instroommoment bestaat, en er gedurende het studiejaar plaatsen opengevallen zijn, kan het instellingsbestuur bepalen dat aspirant-studenten die na de selectie voor dat studiejaar, op basis van artikel 4.8 wel een rangnummer, maar geen bewijs van toelating hebben ontvangen, een bewijs van toelating voor het tweede instroommoment ontvangen.

  • 2 Indien de instelling gebruik maakt van het tweede instroommoment, bedoeld in het eerste lid, stelt het instellingsbestuur een procedure in voor het uitreiken en accepteren van bewijzen van toelating en maakt deze bekend.

Artikel 4.12. Selectie van kandidaten uit Curaçao, Sint Maarten, Aruba en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

[Vervallen per 01-10-2016]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2024. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.17. Toewijzing plaatsen aan kandidaten

[Vervallen per 01-10-2016]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2024. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.18. Nadere regeling toewijzing plaatsen voor dezelfde opleiding bij verschillende universiteiten

[Vervallen per 01-10-2016]

Artikel 4.19. Procedure verstrekking bewijzen van toelating

[Vervallen per 01-10-2016]

Artikel 4.23. Hardheidsclausule ingelote kandidaten

[Vervallen per 01-10-2016]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2024. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.24. Hardheidsclausule uitgelote kandidaten

[Vervallen per 01-10-2016]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2024. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.26. Invoering decentrale selectie door instelling

[Vervallen per 01-10-2016]

Artikel 4.29. Toekenning bewijzen van toelating na decentrale selectie

[Vervallen per 01-10-2016]

Hoofdstuk 5. Slot- en overgangsbepalingen

5.0.1. Overgangsbepaling nadere vooropleidingseisen instroom met havo-diploma

Voor een student die ingeschreven is geweest voor een opleiding met toepassing van de artikelen 5.0.1, eerste lid, 5.0.2, eerste lid, 5.0.3, eerste lid, 5.0.4 of 5.0.5, eerste lid, zoals deze luidden onmiddellijk voor 1 september 2021, geldt in afwijking van de in bijlage B opgenomen tabel Economie (instroom met havo-diploma) en de tabel Landbouw en natuurlijke omgeving (instroom met havo-diploma), gedurende de gehele duur van die opleiding hetgeen in de genoemde artikelen is bepaald ten aanzien van de nadere vooropleidingseisen.

Artikel 5.0.2. Overgangsbepaling nadere vooropleidingseisen instroom met vwo-diploma

Voor een student die ingeschreven is geweest voor een opleiding met toepassing van de artikelen 5.0.1, tweede lid, 5.0.2, tweede lid, 5.0.3, tweede lid of 5.0.5, tweede lid, zoals deze luidden onmiddellijk voor 1 september 2021, geldt in afwijking van de in bijlage B opgenomen tabel Economie (instroom met vwo-diploma), gedurende de gehele duur van die opleiding hetgeen in de genoemde artikelen is bepaald ten aanzien van de nadere vooropleidingseisen.

Artikel 5.0.3. Overgangsbepalingen nadere vooropleidingseisen opleiding Business Innovation

[Vervallen per 11-09-2021]

Artikel 5.0.4. Overgangsbepalingen nadere vooropleidingseisen opleiding International Business

[Vervallen per 11-09-2021]

Artikel 5.0.5. Overgangsbepalingen nadere vooropleidingseisen opleiding Tourism Management van de HZ University of Applied Sciences

[Vervallen per 11-09-2021]

Artikel 5.1. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt met uitzondering van de artikelen 2.1 en 2.4 in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Artikel 2.1 treedt in werking met ingang van 1 september 2014, met uitzondering van de wijzigingen van de nadere vooropleidingseisen van de in bijlage A opgenomen opleiding Technische Aardwetenschappen en van de in bijlage B opgenomen opleidingen Media & Entertainment Management, Creative Media and Game Technology. Deze treden in werking met ingang van 1 september 2017.

  • 3 Artikel 2.4 treedt in werking met ingang van 1 september 2015.

Artikel 5.3. Overgangsbepalingen in verband met de Wet kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs

  • 1 De deelname aan loting in het verleden, telt vanaf het studiejaar 2000/2001 mee voor het maximale aantal aanmeldingen, bedoeld in artikel 4.5, eerste lid.

  • 2 Aspirant-studenten die in het studiejaar 2016/2017, een succesvol beroep hebben gedaan op de hardheidsclausule uitgelote aspirant-studenten, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, ontvangen een bewijs van toelating voor het studiejaar 2017/2018.

  • 3 Aspirant-studenten op wie voor het studiejaar 2016/2017, artikel 4.19, tweede lid, van toepassing is, ontvangen een bewijs van toelating voor het studiejaar 2017/2018.

  • 4 Aspirant-studenten wiens verzoek als bedoeld in artikel 4.19, derde lid, in het studiejaar 2016/2017, gehonoreerd wordt, ontvangen een bewijs van toelating voor het studiejaar 2017/2018.

  • 5 Het instellingsbestuur draagt er zorg voor dat een aspirant-student die op grond van de leden 2 tot en met 5 een bewijs van toelating heeft ontvangen, wordt ingeschreven voor de betreffende opleiding.

  • 6 Bezwaar- en beroepschriften die zijn ingediend naar aanleiding van het studiejaar 2016–2017 worden volgens het recht, zoals het in dat studiejaar gold, behandeld.

Artikel 5.4. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Bussemaker

Bijlage A. Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs

[Toekomstige wijziging(en) op 01-09-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1. In deze bijlage wordt verstaan onder:

    NT:

    profiel natuur en techniek

    NG:

    profiel natuur en gezondheid

    EM:

    profiel economie en maatschappij

    CM:

    profiel cultuur en maatschappij

    ak:

    aardrijkskunde

    biol:

    biologie

    econ:

    economie

    grtl:

    Griekse taal en cultuur

    latl:

    Latijnse taal en cultuur

    nat:

    natuurkunde

    nlt:

    natuur, leven & technologie

    o&o:

    onderzoek & ontwerpen

    schk:

    scheikunde

    wisA:

    wiskunde A

    wisB:

    wiskunde B

    wisC

    wiskunde C

    2emvt:

    tweede moderne ‘vreemde’ taal

    Ad:

    Associate degree

  • 2. Verklaring van de in deze bijlage gebruikte symbolen:

    *: dit profiel geeft toelatingsrecht tot de betreffende opleiding

    #: dit profiel geeft geen toelatingsrecht tot de betreffende opleiding, maar het instellingsbestuur kan bepalen dat de aspirant-student die niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen, toch wordt ingeschreven, onder de voorwaarde dat blijkens een onderzoek wordt voldaan aan inhoudelijk daarmee vergelijkbare eisen

Economie

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Actuariële Wetenschappen

*

wisB

wisB

wisB

Bedrijfseconomie

*

*

*

wisA of wisB

Bedrijfskunde

*

*

*

wisA of wisB

Business Administration

*

*

*

wisA of wisB

Business Analytics

*

wisB

wisB

wisB

Econometrics and Data Science

wisB

wisB

wisB

wisB

Econometrie en Operationele Research

*

wisB

wisB

wisB

Economics and Business Economics

*

*

*

wisA of wisB

Economie

*

*

*

wisA of wisB

Economie en Bedrijfseconomie

*

*

*

wisA of wisB

Fiscale Economie

*

*

*

wisA of wisB

International Business

*

*

*

wisA of wisB

International Business Administration

*

*

*

wisA of wisB

Gedrag en maatschappij

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Spatial Planning and Design

*

*

*

wisA of wisB

Gezondheidszorg

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Bewegingswetenschappen

biol

nat

#

#

Biomedical Sciences

biol

nat

#

#

Biomedische Wetenschappen

biol

nat

#

#

Diergeneeskunde

biol

nat

#

#

Geneeskunde

biol

nat

#

#

Gezondheid en Leven

biol

*

biol + schk

#

Klinische Technologie

biol

nat + wisB

#

#

Klinische Technologie (joint degree)

biol

nat + wisB

biol + nat + wisB

biol + nat + wisB

Medische Informatiekunde

*

nat

nat

nat + (wisA of wisB)

Tandheelkunde

biol

nat

#

#

Zorg, Gezondheid & Samenleving

biol

nat

#

#

Landbouw en natuurlijke omgeving

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Agrotechnologie

*

nat

nat + schk

nat + schk + (wisA of wisB)

Animal Sciences

biol

*

biol + schk

biol + schk + (wisA of wisB)

Bedrijfs- en Consumentenwetenschappen

*

*

*

wisA of wisB

Biologie

biol

nat

#

#

Biotechnologie

*

wisB

(biol of nat) + schk + wisB

(biol of nat) + schk + wisB

Bos- en Natuurbeheer

ak of biol

*

ak of biol

(ak of biol) + (wisA of wisB)

Economie en Beleid

*

*

*

wisA of wisB

Environmental Sciences

*

nat

nat + schk

nat + schk + (wisA of wisB)

Food Technology

*

*

(biol of nat) + schk

(biol of nat) + schk + (wisA of wisB)

Gezondheid en Maatschappij

*

*

*

wisA of wisB

International Land and Water Management

*

nat

nat

nat + (wisA of wisB)

Internationale Ontwikkelingsstudies

*

*

*

wisA of wisB

Landschapsarchitectuur en ruimtelijke planning

ak of biol

*

ak of biol of ak

(ak of biol) + (wisA of wisB)

Marine Sciences

biol

*

biol + schk

biol + schk + (wisA of wisB)

Moleculaire Levenswetenschappen

*

(nat of nlt) + wisB

(nat of nlt) + schk + wisB

(nat of nlt) + schk + wisB

Plantenwetenschappen

*

*

(biol of nat) + schk

(biol of nat) + schk + (wisA of wisB)

Soil, Water, Atmosphere

*

nat

nat + schk

nat + schk + (wisA of wisB)

Voeding en Gezondheid

*

*

(biol of nat) + schk

(biol of nat) + schk + (wisA of wisB)

Natuur

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Aarde, Economie en Duurzaamheid

*

*

*

wisA of wisB

Aardwetenschappen

*

nat

nat + schk

nat + schk + (wisA of wisB)

Artificial Intelligence

*

*

*

wisA of wisB

Bèta-gamma

*

nat + wisB

nat + schk + wisB

nat + schk + wisB

BioFarmaceutische Wetenschappen

biol

nat + wisB

biol + nat + schk + wisB

#

Biologie

biol

nat

#

#

Biology

biol

nat

#

#

Business Analytics

*

wisB

wisB

wisB

Business Engineering

*

wisB

wisB

wisB

Chemistry

*

nat + wisB

nat + schk + wisB

nat + schk + wisB

Cognitive Science and Artificial Intelligence

*

*

*

wisA of wisB

Computing Science

*

wisB

wisB

wisB

Data Science and Artificial Intelligence

*

wisB

wisB

wisB

Data Science and Society

*

*

*

wisA of wisB

Farmaceutische Wetenschappen

*

nat

nat + schk

nat + schk + (wisA of wisB)

Farmacie

*

nat

nat + schk

nat + schk + (wisA of wisB)

Informatica

*

wisB

wisB

wisB

Informatiekunde

*

*

*

wisA of wisB

Kunstmatige Intelligentie

*

*

*

wisA of wisB

Life Science and Technology

*

nat + wisB

nat + schk + wisB

nat + schk + wisB

Mathematics

*

wisB

wisB

wisB

Medische Natuurwetenschappen

*

nat + wisB

nat + schk + wisB

nat + schk + wisB

Molecular and Biophysical Life Sciences

biol

nat + wisB

biol + nat + schk + wisB

biol + nat + schk + wisB

Molecular Life Sciences

*

nat + wisB

nat + schk + wisB

nat + schk + wisB

Natuur- en Sterrenkunde

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Natuur- en Sterrenkunde (joint degree)

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Natuurkunde

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Natuurwetenschap en Innovatiemanagement

*

nat

nat + schk

nat + schk + (wisA of wisB)

Psychobiologie

biol

nat

#

#

Scheikunde

*

nat + wisB

nat + schk + wisB

nat + schk + wisB

Scheikunde (joint degree)

*

nat + wisB

nat + schk + wisB

nat + schk + wisB

Science

*

nat + wisB

nat + schk + wisB

nat + schk + wisB

Science, Business & Innovation

*

nat + wisB

nat + schk + wisB

nat + schk + wisB

Sterrenkunde

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Wiskunde

*

wisB

wisB

wisB

Taal en cultuur

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Griekse en Latijnse Taal en Cultuur

grtl of latl

grtl of latl

grtl of latl

grtl of latl

Techniek

Opleidingen

NT

NG1

EM

CM

Advanced Technology

*

nat + wisB

nat + schk + wisB

nat + schk + wisB

Applied Mathematics

*

wisB

wisB

wisB

Biomedische Technologie

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Bouwkunde

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Business Information Technology

*

wisB

wisB

wisB

Circular Engineering

*

nat + wisB

#

#

Civiele Techniek2

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Civil Engineering

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Data Science (joint degree)

*

wisB

wisB

wisB

Electrical Engineering

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Industrial Design

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Industrial Design Engineering

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Industrieel Ontwerpen

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Maritieme Techniek

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Mechanical Engineering

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Nanobiologie (joint degree)

biol

nat + wisB

#

#

Psychology & Technology

*

wisB

wisB

wisB

Scheikundige Technologie

*

nat + wisB

nat + schk + wisB

nat + schk + wisB

Technical Computer Science

*

wisB

wisB

wisB

Technische Aardwetenschappen

*

nat + wisB

nat + schk + wisB

nat + schk + wisB

Technische Bedrijfskunde

*

wisB

wisB

wisB

Technische Bestuurskunde

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Technische Informatica

*

wisB

wisB

wisB

Technische Innovatiewetenschappen

*

wisB

wisB

wisB

Technische Natuurkunde

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Technische Wiskunde

*

wisB

wisB

wisB

Werktuigbouwkunde2

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

1 Voor alle opleidingen geldt dat de instelling aan de student met het profiel NG de gelegenheid kan geven om aan de eisen ‘nat’ en ‘wisB’ uiterlijk bij afronding van de propedeutische fase te voldoen.

2 Voor deze opleiding geldt dat de instelling aan de student met het profiel EM of CM de gelegenheid kán geven om aan de eisen ‘nat’ en ‘wisB’ uiterlijk bij afronding van de propedeutische fase te voldoen.

Sectoroverstijgend

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Computational Social Science

*

*

*

wisA of wisB

Future Planet Studies

*

*

ak of biol of nat of schk

(wisA of wisB) + (minimaal) twee van de volgende vakken: ak, biol. econ, nat en/of schk

Global Sustainability Science

*

*

biol of nat of schk

(wisA of wisB) + (minimaal) twee van de volgend vakken: biol, econ, nat en/of schk

Life Science and Technology (joint degree)

*

nat + wisB

nat + schk + wisB

nat + schk + wisB

Molecular Science and Technology (joint degree)

*

nat + wisB

nat + schk + wisB

nat + schk + wisB

Philosophy, Politics and Economics

*

*

*

wisA of wisB

Philosophy, Politics & Economics

*

*

*

wisA of wisB

Politics, Psychology, Law and Economics

*

*

*

wisA of wisB

Bijlage B. Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen van het hoger beroepsonderwijs

[Toekomstige wijziging(en) op 01-09-2025.
Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2017.
Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1. In deze bijlage wordt verstaan onder:

    • NT: profiel natuur en techniek

    • NG: profiel natuur en gezondheid

    • EM: profiel economie en maatschappij

    • CM: profiel cultuur en maatschappij

    • be: bedrijfseconomie

    • biol: biologie

    • dutl: Duitse taal en cultuur

    • fatl: Franse taal en cultuur

    • econ: economie

    • m&o: management en organisatie

    • maw: maatschappijwetenschappen

    • o&o: onderzoek & ontwerpen

    • schk: scheikunde

    • nat: natuurkunde

    • nlt: natuur, leven & technologie

    • wisA: wiskunde A

    • wisB: wiskunde B

    • wisC: wiskunde C

    • 2emvt: tweede moderne ‘vreemde’ taal

  • 2. Verklaring van de in deze bijlage gebruikte symbolen:

    *: dit profiel geeft toelatingsrecht tot de betreffende opleiding

    #: dit profiel geeft geen toelatingsrecht tot de betreffende opleiding, maar het instellingsbestuur kan bepalen dat de aspirant-student die niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen, toch wordt ingeschreven, onder de voorwaarde dat blijkens een onderzoek wordt voldaan aan inhoudelijk daarmee vergelijkbare eisen

1. Associate degree-instroom met havo-diploma

Economie (instroom met havo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Accountancy

*

be of econ of m&o

*

(be of econ of m&o) + (wisA of wisB)

Finance & Control

*

be of econ of m&o

*

(be of econ of m&o) + (wisA of wisB)

Hotel Management

2e mvt

2e mvt

2e mvt

be of econ of m&o

Leisure & Events Management

*

*

*

be of econ of m&o

Marketing Management

be of econ of m&o

be of econ of m&o

*

(be of econ of m&o) + (wisA of wisB)

Tourism Management

*

*

*

be of econ of m&o

Landbouw en natuurlijke omgeving (instroom met havo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Bedrijfskunde en Agribusiness

*

*

*

wisA of wisB

Dier- en Veehouderij

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Diermanagement

*

*

biol

biol + (wisA of wisB)

Land- en Watermanagement

*

*

*

#

Melkveehouderij

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Tuinbouw en Akkerbouw

*

*

schk

#

Tuinbouwmanagement

*

*

*

wisA of wisB

Voedingsmiddelentechnologie

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Onderwijs (instroom met havo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Onderwijsondersteuner Technisch Beroepsonderwijs

*

*

*

wisA of wisB

Techniek (instroom met havo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Automotive

*

nat of nlt of o&o

nat of nlt of o&o

(nat of nlt of o&o) + (wisA of wisB)

Bouwkunde

*

*

*

#

Bouwmanagement

*

*

*

wisB

Bouwtechnisch Medewerker

*

*

*

#

Built Environment

*

*

*

wisA of wisB

Civiele Techniek Projectvoorbereiding en -realisatie

*

nat of nlt of o&o

#

#

Elektrotechniek

*

nat of nlt of o&o

#

#

Embedded Systems Engineering

*

nat of nlt of o&o

#

#

Energietransitie Engineer

*

*

*

wisA of wisB

Engineering

*

nat of nlt of o&o

#

#

Gebouwgebonden Installatietechniek

*

*

nat + wisB

nat + wisB

ICT & Telecommunicatie

*

*

wisB

wisB

Industriële Automatisering

*

*

wisB

wisB

Integraal Bouwmanagement

*

*

*

#

Logistiek Management

*

*

*

#

Maintenance

*

*

wisA of wisB

wisA of wisB

Maintenance & Mechanics

*

nat of nlt of o&o

#

#

Maritieme Techniek

*

nat of nlt of o&o

nat

nat + (wisA of wisB)

Mechatronica

*

(nat of nlt of o&o) + wisB

#

#

Mechatronica in de Smart Industry

*

nat of nlt of o&o

#

#

Projectleider Techniek

*

nat of nlt of o&o

#

#

Technische Bedrijfskunde

*

*

*

wisA of wisB

Werktuigbouwkunde

*

nat of nlt of o&o

#

#

2. Associate degree-instroom met vwo-diploma

Economie (instroom met vwo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Hotel Management

2e mvt

2e mvt

2e mvt

*

Leisure & Events Management

*

*

*

be of econ of m&o

Logistiek en Economie

be of econ of m&o

be of econ of m&o

*

be of econ of m&o

Marketing Management

*

*

*

be of econ of m&o

Landbouw en natuurlijke omgeving (instroom met vwo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Dier- en Veehouderij

*

*

schk

schk

Diermanagement

*

*

biol

biol

Melkveehouderij

*

*

schk

schk

Tuinbouw en Akkerbouw

*

*

nlt of o&o of schk

#

Tuinbouwmanagement

*

*

*

wisA of wisB

Voedingsmiddelentechnologie

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Onderwijs (instroom met vwo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Onderwijsondersteuner Technisch Beroepsonderwijs

*

*

*

wisA of wisB

Techniek (instroom met vwo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Automotive

*

nat of nlt of o&o

nat of nlt of o&o

(nat of nlt of o&o) + (wisA of wisB)

Bouwkunde

*

*

*

#

Bouwmanagement

*

*

*

wisB

Bouwtechnisch Medewerker

*

*

*

#

Built Environment

*

*

*

wisA of wisB

Civiele Techniek Projectvoorbereiding en -realisatie

*

nat of nlt of o&o

nat

#

Elektrotechniek

*

nat of nlt of o&o

nat

#

Embedded Systems Engineering

*

nat of nlt of o&o

nat

#

Energietransitie Engineer

*

*

*

wisA of wisB

Engineering

*

nat of nlt of o&o

nat

#

Gebouwgebonden Installatietechniek

*

*

nat + wisB

nat + wisB

Integraal Bouwmanagement

*

*

*

#

Logistiek Management

*

*

*

#

Maintenance & Mechanics

*

nat of nlt of o&o

nat

#

Maritieme Techniek

*

nat of nlt of o&o

nat

nat + (wisA of wis B)

Mechatronica

*

(nat of nlt of o&o) + wisB

nat + wisB

#

Mechatronica in de Smart Industry

*

nat of nlt of o&o

nat

#

Projectleider Techniek

*

nat of nlt of o&o

nat

#

Technische Bedrijfskunde

*

*

*

wisA of wisB

Werktuigbouwkunde

*

nat of nlt of o&o

nat

#

3. Bachelorinstroom met havo-diploma

Economie (instroom met havo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Accountancy

*

be of econ of m&o

*

(be of econ of m&o) + (wisA of wisB)

Communicatie

*

*

*

wisA of wisB

Finance & Control

*

be of econ of m&o

*

(be of econ of m&o) + (wisA of wisB)

Finance, Tax and Advice

*

be of econ of m&o

*

(be of econ of m&o) + (wisA of wisB)

Food and Business

*

*

*

(be of econ of m&o) + (wisA of wisB)

Hotel Management1

2emvt

2emvt

2emvt

be of econ of m&o

International Business

*

*

*

(be of econ of m&o) of (wisA of wisB)

Leisure & Events Management

*

*

*

be of econ of m&o

Tourism Management

*

*

*

be of econ of m&o

Vastgoedkunde

*

*

*

(be of econ of m&o) + (wisA of wisB)

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex artikel 7.26 dan wel artikel 7.26a van de wet.

Gedrag en maatschappij (instroom met havo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Toegepaste Psychologie

*

*

*

wisA of wisB

Gezondheidszorg (instroom met havo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Medische Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken

*

*

*

wisA of wisB

Optometrie

*

*

*

wisA of wisB

Orthoptie

*

*

*

wisA of wisB

Verloskunde1

biol

*

biol + schk

biol + schk + (wisA of wisB)

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex artikel 7.26 dan wel artikel 7.26a van de wet.

Landbouw en natuurlijke omgeving (instroom met havo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Bedrijfskunde en Agribusiness

*

*

*

wisA of wisB

Biotechnologie

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Bos- en Natuurbeheer

*

*

*

wisA of wisB

Dier- en Veehouderij

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Diermanagement

*

*

biol

#

Food Commerce & Technology

*

*

*

wisA of wisB

Forensisch Laboratoriumonderzoek

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Geo Media & Design

*

*

*

wisA of wisB

International Food & Agribusiness

*

*

*

wisA of wisB

Kust en Zee Management

*

*

*

wisA

Land- en Watermanagement

*

*

*

#

Landscape and Environment Management

*

*

*

econ of (wisA of wisB)

Management van de Leefomgeving

*

*

*

wisA of wisB

Milieukunde

*

*

schk

#

Toegepaste Biologie

*

*

schk

#

Tuinbouw & Agribusiness

*

*

*

wisA of wisB

Tuinbouw en Akkerbouw

*

*

schk

#

Voedingsmiddelentechnologie

*

*

schk + wisA

#

Onderwijs (instroom met havo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Algemene Economie

be of econ of m&o

be of econ of m&o

*

econ

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Bedrijfseconomie

be of econ of m&o

be of econ of m&o

*

econ

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Biologie

*

*

biol of nlt of o&o

biol of nlt of o&o

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Duits

dutl

dutl

dutl

dutl

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Economie

be of econ of m&o

be of econ of m&o

*

econ

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Frans

fatl

fatl

fatl

fatl

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Mens en Technologie

*

*

*

wisA of wisB

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Natuurkunde

*

nat of nlt of o&o

nat of nlt of o&o

(nat of nlt of o&o) + (wisA of wisB)

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Scheikunde

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in het Technisch Beroepsonderwijs

*

*

*

wisA of wisB

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Wiskunde

*

wisB

wisB

wisB

Taal en cultuur (instroom met havo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Vertaalacademie

2emvt

2emvt

2emvt

*

Techniek (instroom met havo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Applied Data Science & Artificial Intelligence

*

*

*

WisA of WisB

Applied Science

*

*

*

#

Automotive

*

nat of nlt of o&o

nat of nlt of o&o

(nat of nlt of o&o) + (wisA of wisB)

Aviation

*

*

*

econ of nat + (wisA of wisB)

Bioinformatica

*

*

*

(wisA of

wisB) of nat

Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Biomedische Technologie

*

*

biol of schk

biol of schk + (wisA of wisB)

Biotechnologie

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Bouwkunde

*

*

*

#

Bouwtechnische Bedrijfskunde

*

*

*

#

Built Environment

*

*

*

wisA of wisB

B Chemie

*

*

#

#

Chemische Technologie

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Civiele Techniek

*

nat of nlt of o&o

#

#

Creative Media and Game Technologies1

*

*

*

wisA of wisB

Elektrotechniek

*

nat of nlt of o&o

#

#

Embedded Systems Engineering

*

nat of nlt of o&o

#

#

B Engineering

*

*

*

#

Fashion & Textile Technologies

*

*

*

wisA of wisB

Forensisch Onderzoek

*

nat of nlt of o&o

(nat of nlt of o&o) + schk

(nat of nlt of o&o) + schk + (wisA of wisB)

Industrieel Product Ontwerpen

*

nat of nlt of o&o

nat

#

Logistics Engineering

*

*

*

wisA of wisB

Luchtvaarttechnologie

*

nat of nlt of o&o

#

#

Maritiem Officier1

*

nat +wisB

nat +wisB

nat +wisB

Maritieme Techniek

*

nat of nlt of o&o

nat

nat + (wisA of wisB)

Mechatronica

*

nat of nlt of o&o

#

#

Milieukunde

*

*

schk

#

Ocean Technology

*

nat of nlt of o&o

#

#

Technische Bedrijfskunde

*

*

*

wisA of wisB

Technische Informatica

*

*

wisB

wisB

Technische Natuurkunde

*

nat of nlt of o&o

nat + wisB

nat + wisB

Toegepaste Wiskunde

*

*

wisB

wisB

Watermanagement

*

*

*

#

Werktuigbouwkunde

*

nat of nlt of o&o

#

#

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex artikel 7.26 dan wel artikel 7.26a van de wet.

Sectoroverstijgend (instroom met havo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Global Project and Change Management

*

*

*

wisA of wisB

4. Bachelorinstroom met vwo-diploma

Economie (instroom met vwo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Hotel Management1

2emvt

2emvt

2emvt

*

Leisure & Events Management

*

*

*

be of econ of m&o

Tourism Management

*

*

*

be of econ of m&o

Vastgoedkunde

*

*

*

be of econ of m&o

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex artikel 7.26 dan wel artikel 7.26a van de wet.

Gezondheidszorg (instroom met vwo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Verloskunde1

biol

*

biol + schk

biol + schk

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex artikel 7.26 dan wel artikel 7.26a van de wet.

Landbouw en natuurlijke omgeving (instroom met vwo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Biotechnologie

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Dier- en Veehouderij

*

*

schk

schk

Diermanagement

*

*

biol

biol

Food Commerce & Technology

*

*

*

wisA of wisB

Forensisch Laboratoriumonderzoek

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Kust en Zee Management

*

*

*

wisA of wisB

Landscape and Environment Management

*

*

*

econ of (wisA of wisB)

Milieukunde

*

*

nlt of o&o of schk

#

Toegepaste Biologie

*

*

schk

#

International Food & Agribusiness

*

*

*

wisA of wisB

Tuinbouw en Akkerbouw

*

*

schk of nlt of o&o

#

Voedingsmiddelentechnologie

*

*

schk + wisA

#

Onderwijs (instroom met vwo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Algemene Economie

be of econ of m&o

be of econ of m&o

*

econ

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Bedrijfseconomie

be of econ of m&o

be of econ of m&o

*

econ

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Biologie

*

*

biol of nlt of o&o

biol of nlt of o&o

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Economie

be of econ of m&o

be of econ of m&o

*

econ

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Mens en Technologie

*

*

*

wisA of wisB

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Natuurkunde

*

nat of nlt of o&o

nat of nlt of o&o

(nat of nlt of o&o) + (wisA of wisB)

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Scheikunde

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in het Technisch Beroepsonderwijs

*

*

*

wisA of wisB

Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Wiskunde

*

*

*

wisA of wisB

Taal en cultuur (instroom met vwo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Vertaalacademie

2emvt

2emvt

2emvt

*

Techniek (instroom met vwo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Applied Data Science & Artificial Intelligence

*

*

*

wisA of wisB

Applied Science

*

*

*

#

Automotive

*

nat of nlt of o&o

nat of nlt of o&o

(nat of nlt of o&o) + (wisA of wisB)

Aviation

*

*

*

econ of nat + (wisA of wisB)

Bioinformatica

*

*

*

wisA of wisB

Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Biomedische Technologie

*

*

biol of schk

biol of schk + (wisA of wisB)

Biotechnologie

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Bouwkunde

*

*

*

#

Bouwtechnische Bedrijfskunde

*

*

*

#

Built Environment

*

*

*

wisA of wisB

B Chemie

*

*

#

#

Chemische Technologie

*

*

schk

schk + (wisA of wisB)

Civiele Techniek

*

nat of nlt of o&o

nat

#

Elektrotechniek

*

nat of nlt of o&o

nat

#

Embedded Systems Engineering

*

nat of nlt of o&o

nat

#

B Engineering

*

*

*

#

Forensisch Onderzoek

*

nat of nlt of o&o

(nat of nlt of o&o) + schk

(nat of nlt of o&o) + schk + (wisA of wisB)

Industrieel Product Ontwerpen

*

*

*

#

Logistics Engineering

*

*

*

wisA of wisB

Luchtvaarttechnologie

*

nat of nlt of o&o

nat

#

Maritiem Officier1

*

nat + wisB

nat + wisB

nat + wisB

Maritieme Techniek

*

nat of nlt of o&o

nat

nat + (wisA of wisB)

Mechatronica

*

nat of nlt of o&o

nat

#

Milieukunde

*

*

schk

#

Ocean Technology

*

nat of nlt of o&o

nat

#

Technische Bedrijfskunde

*

*

*

wisA of wisB

Technische Natuurkunde

*

nat of nlt of o&o

nat

nat + wisB

Toegepaste Wiskunde

*

*

*

wisA of wisB

Watermanagement

*

*

*

#

Werktuigbouwkunde

*

nat of nlt of o&o

nat

#

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex artikel 7.26 dan wel artikel 7.26a van de wet.

Sectoroverstijgend (instroom met vwo-diploma)

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

Global Project and Change Management

*

*

*

wisA of wisB

Bijlage D. Opleidingen waarvoor aanvullende eisen gelden vanwege beroepsprofiel

1. Associate degree-opleidingen waarvoor aanvullende eisen gelden

Opleiding

Aanvullende eisen

Management in de Zorg

Kennis of vaardigheden op het gebied van de gezondheidszorg.

Sport

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt voor wat betreft de ontwikkeling van de vereiste praktische bedrevenheid in bewegingsactiviteiten. Het onderzoek omvat tevens een positieve medische keuring door een arts.

2. Associate degree-opleidingen op het gebied van de kunst waarvoor aanvullende eisen gelden

Opleiding

Aanvullende eisen

Arts & Crafts

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• beeldend vermogen, werken vanuit waarneming en vanuit fantasie

• gevoel voor kleur, vorm en materiaal

• oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid

Dans

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• basis danstechnische vaardigheden en ontwikkelingsmogelijkheden

• fysieke mogelijkheden en aanleg

• natuurlijke bewegingscoördinatie

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• zeggingskracht als danser

• creativiteit bij improvisatie

• originaliteit bij het creëren van bewegingsmateriaal

• stijlgevoel en presentatie

Design

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• beeldend vermogen, werken vanuit waarneming en vanuit fantasie

• gevoel voor kleur, vorm en materiaal

• oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid

Electronic Music

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• productionele, compositorische en muzikale vaardigheden

• creativiteit

• een volwassen, zelfstandige en kritische werkhouding

• het beschikken over een reeds opgebouwd portfolio als basis voor het verder uitbouwen van de eigen muziekcarrière

Technische en fysieke vaardigheden die blijken uit:

• muzikaal gehoor

• het kunnen verwoorden van een eigen visie, persoonlijke doelstellingen en werkwijze bij de getoonde composities

Interieurvormgever

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• beeldend vermogen, werken vanuit waarneming en vanuit fantasie

• gevoel voor kleur, vorm en materiaal

• oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid

Klassiek Ballet

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• basis danstechnische vaardigheden en ontwikkelingsmogelijkheden

• fysieke mogelijkheden en aanleg

• natuurlijke bewegingscoördinatie

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• zeggingskracht als danser

• creativiteit bij improvisatie

• originaliteit bij het creëren van bewegingsmateriaal

• stijlgevoel en presentatie

Technische Productie

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• dramatische technieken, onderverdeeld in ritme, klank, detail, articulatie, coördinatie, beweging, vermogen tot transformeren en schakelen

• vermogen tot concentratie, inleving, gevoelsuiting en observatie.

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• creativiteit, inlevingsvermogen, transformeren en samenspel

• zelfacceptatie en authenticiteit, verbeelding en fantasie, verbeelde werkelijkheid en geloofwaardig personage

• klank- en tekstgevoeligheid, muzikaliteit

• originaliteit bij improvisatie en presentatie

3. Bacheloropleidingen waarvoor aanvullende eisen gelden

Opleiding

Aanvullende eisen

Creative Media and Game Technologies

Voldoende aanleg en geschiktheid.

Maritiem Officier

Bezit van een geneeskundige verklaring, waaruit blijkt dat betrokkene medisch geschikt is voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt.

Management in de Zorg

Kennis of vaardigheden op het gebied van de gezondheidszorg.

Opleiding tot Leraar van de eerste graad in Lichamelijke Opvoeding

Voldoende aanleg en geschiktheid.

Psychomotorische Therapie en Bewegingsagogie

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt voor wat betreft de ontwikkeling van de vereiste praktische bedrevenheid in bewegingsactiviteiten. Het onderzoek omvat tevens een positieve medische keuring door een arts.

Sportkunde

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt voor wat betreft de ontwikkeling van de vereiste praktische bedrevenheid in bewegingsactiviteiten. Het onderzoek omvat tevens een positieve medische keuring door een arts

Vaktherapie

Voldoende aanleg en geschiktheid.

Verloskunde

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop de opleiding voorbereidt, voor wat betreft de benodigde sociaal-communicatieve en reflectieve vaardigheden en een beroepsmatig denkvermogen wat betreft de ontwikkeling van het vereiste verantwoordelijkheidsniveau met betrekking tot de risicoselectie in de Verloskunde.

4. Lerarenopleidingen en bacheloropleidingen op het gebied van de kunst waarvoor aanvullende eisen gelden

Opleiding

Aanvullende eisen

Kunstopleidingen

 

Autonome Beeldende Kunst

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• beeldend vermogen, werken vanuit waarneming en vanuit fantasie

• gevoel voor kleur, vorm en materiaal

• oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid

Beeldende Kunst en Vormgeving

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• beeldend vermogen, werken vanuit waarneming en vanuit fantasie

• gevoel voor kleur, vorm en materiaal

• oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid

Cabaret

Technische en fysieke eisen:

• Aanleg (talent, noodzaak, discipline) om artistieke vaardigheden (muzikaal, narratief en performatief) verder te ontwikkelen

• Vermogen tot concentratie, inleving, gevoelsuiting en observatie

Artistieke eisen:

• Reflectief vermogen

• Engagement ten opzichte van maatschappelijke kwesties

• Flexibele en open houding

• Expressiviteit en zeggingskracht als performer

• Originaliteit en authenticiteit in improviseren en het creëren van cabaretmateriaal

• Gevoel voor het tragikomische

• Tekstgevoeligheid en muzikaliteit

• Oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid

• Fascinatie voor het vakgebied van cabaret

Circus Arts

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• basis circustechnische vaardigheden en ontwikkelingsmogelijkheden

• fysieke mogelijkheden en aanleg

• natuurlijke bewegingscoördinatie

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• creativiteit, inlevingsvermogen en zeggingskracht

• authenticiteit en originaliteit bij improvisatie en het creëren van circusmateriaal

• stijlgevoel en presentatie

Circus and Performance Art

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• basis circustechnische vaardigheden en ontwikkelingsmogelijkheden

• fysieke mogelijkheden en aanleg

• natuurlijke bewegingscoördinatie

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• creativiteit, inlevingsvermogen en zeggingskracht

• authenticiteit en originaliteit bij improvisatie en het creëren van circusmateriaal

• stijlgevoel en presentatie

Dans

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• basis danstechnische vaardigheden en ontwikkelingsmogelijkheden

• fysieke mogelijkheden en aanleg

• natuurlijke bewegingscoördinatie

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• zeggingskracht als danser

• creativiteit bij improvisatie

• originaliteit bij het creëren van bewegingsmateriaal

• stijlgevoel en presentatie

Film en Televisie

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• creërend vermogen: ontwikkelbare creatieve, vormgevende en verhalende vaardigheden

• beelden vermogen: artistieke ideeën tot uitdrukking brengen in een audiovisuele vorm

• fascinatie voor het vakgebied: basiskennis van film, televisie en nieuwe media en een brede culturele en maatschappelijke belangstelling

• oorspronkelijkheid, eigenzinnigheid, overtuigingskracht en reflectief vermogen

Vermogen tot samenwerken dat blijkt uit:

• persoonlijkheid, werkervaring, toelichting op ingestuurd werk, gesprek of assessment.

Interdisciplinary Arts

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• reflectief vermogen

• engagement ten opzichte van maatschappelijke kwesties

• flexibele en open houding

Interior Design

Voldoende aanleg en geschiktheid

Muziek

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• a prima vista spel of zang

• gehoor en vaardigheid in solfège

• het kunnen spelen of zingen van toonladders met verschillende articulaties

• het beheersen van een aangegeven niveau van repertoire

• vocaal spel (stemmiddelen, intonatie, adembeheersing, presentatie, talenkennis en ritmiek) of instrumentaal spel (houding, toonvorming, intonatie, adembeheersing, articulatie, dynamiek, frasering, ritmiek en embouchure).

• de dispositie om de instrumentele vaardigheden verder te ontwikkelen.

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• repertoire interpretatie

• expressiviteit in muzikaal spel

• muzikale persoonlijkheid

• toonvorming, dynamiek en timing

Muziektherapie

Technische en fysieke vaardigheid t.a.v. het musiceren die blijkt uit:

• vocale vaardigheid eigen hoofdinstrument of instrumentale vaardigheid eigen hoofdinstrument

• basale vaardigheid op een akkoordinstrument

• a prima vista spel of zang

• gehoor en vaardigheid in solfège

• het kunnen spelen van toonladders op het hoofdinstrument met verschillende articulaties

• het beheersen van een aangegeven niveau van repertoire

• improviseren op instrumenten, het eigen hoofdinstrument of stem met als werkvormen: een buitenmuzikaal gegeven of een ‘muzikaal gesprek’

• criteria vocaal musiceren: stemmiddelen, intonatie, ritmiek, adembeheersing, presentatie, talenkennis en de dispositie om de vocale vaardigheden verder te ontwikkelen

• criteria Instrumentaal spel: houding, adembeheersing, toonvorming, embouchure, intonatie, articulatie, dynamiek, frasering, ritmiek en de dispositie om de instrumentale vaardigheden verder te ontwikkelen.

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• repertoire interpretatie

• expressiviteit in zang en instrumentaal spel

• toonvorming, dynamiek en timing

Popular Culture

• De dispositie (aanleg, gave, talent) om de artistieke vaardigheden (instrumentele vaardigheden en/of beeldend vermogen en/of performance) verder te ontwikkelen

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• expressiviteit in muzikaal spel, muzikale persoonlijkheid

• en/of gevoel voor kleur, vorm en materiaal (beeldend vermogen)

• oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid

Vermogen tot samenwerken dat blijkt uit:

• persoonlijkheid, (werk)ervaring met werken met of voor publiek of in een team, toelichting op ingestuurd werk, gesprek of assessment.

• fascinatie voor het vakgebied: heeft basiskennis van muziek en/of vormgeving, en/of media en/of theater en een brede belangstelling voor actuele ontwikkelingen in de popcultuur en maatschappij.

• brengt artistieke visie en ideeën tot uitdrukking in een performance, muzikale en/of audiovisuele vorm

• oorspronkelijkheid, eigenzinnigheid, overtuigingskracht en reflectief vermogen

Theater

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• dramatische technieken, onderverdeeld in ritme, klank, detail, articulatie, coördinatie, beweging, vermogen tot transformeren en schakelen

• vermogen tot concentratie, inleving, gevoelsuiting en observatie.

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• creativiteit, inlevingsvermogen, transformeren en samenspel

• zelfacceptatie en authenticiteit, verbeelding en fantasie, verbeelde werkelijkheid en geloofwaardig personage

• klank- en tekstgevoeligheid, muzikaliteit

• originaliteit bij improvisatie en presentatie

Vormgeving

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• beeldend vermogen, werken vanuit waarneming en vanuit fantasie

• gevoel voor kleur, vorm en materiaal

• oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid

Lerarenopleidingen

 

Docent Beeldende Kunst en Vormgeving

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• beeldend vermogen, werken vanuit waarneming en vanuit fantasie

• gevoel voor kleur, vorm, materiaal

• oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid

Docent Dans

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• basis danstechnische vaardigheden en

• ontwikkelingsmogelijkheden;

• fysieke mogelijkheden en aanleg

• natuurlijke bewegingscoördinatie

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• zeggingskracht als danser

• creativiteit bij improvisatie

• originaliteit bij het creëren van bewegingsmateriaal

• stijlgevoel en presentatie

Docent Muziek

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• a prima vista spel of zang

• gehoor en vaardigheid in solfège

• het kunnen spelen of zingen van toonladders met verschillende articulaties

• het beheersen van een aangegeven niveau van repertoire

• vocaal spel (stemmiddelen, intonatie, adem-beheersing, presentatie, talenkennis en ritmiek) of instrumentaal spel

(houding, toonvorming, intonatie, adembeheersing, articulatie, dynamiek, frasering, ritmiek en embouchure).

• de dispositie om de instrumentele vaardigheden verder te ontwikkelen

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• repertoire interpretatie

• expressiviteit in muzikaal spel

• muzikale persoonlijkheid

• toonvorming, dynamiek en timing

Docent Theater

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• dramatische technieken, onderverdeeld in ritme, klank, detail, articulatie, coördinatie, beweging, vermogen tot transformeren en schakelen

• vermogen tot concentratie, inleving, gevoelsuiting en observatie.

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• creativiteit, inlevingsvermogen, transformeren en samenspel

• zelfacceptatie en authenticiteit, verbeelding en fantasie, verbeelde werkelijkheid en geloofwaardig personage

• klank- en tekstgevoeligheid, muzikaliteit

• originaliteit bij improvisatie

• presentatie

Bijlage E. Opleidingen waarvoor aanvullende eisen gelden vanwege onderwijsconcept

Opleiding

Instelling(en)

Aanvullende eisen

Economie en Bedrijfseconomie

Universiteit Maastricht

Voldoende geschiktheid, ervaring en motivatie voor de opleiding om te kunnen participeren in het onderwijsconcept probleemgestuurd onderwijs met een international classroom, hetgeen voor een aanzienlijk deel medebepalend is voor het behalen van de beoogde eindkwalificaties en de daartoe benodigde organisatie en inrichting van het onderwijs

Hotel Management

Hotelschool The Hague; Breda University of Applied Sciences; Saxion Hogeschool; NHL-Stenden Hogeschool; Zuyd Hogeschool

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de opleiding, gelet op de organisatie en inrichting van het onderwijs

International Bachelor's Programme in Communication and Media

Erasmus Universiteit Rotterdam

Voldoende aanleg, geschiktheid en motivatie voor de opleiding, gelet op de beoogde interculturele en internationale eindkwalificaties en in lijn met de vereisten van het onderwijsconcept van een multiculturele internationale classroom

International Business

Universiteit Maastricht

Voldoende geschiktheid, ervaring en motivatie voor de opleiding om te kunnen participeren in het onderwijsconcept probleemgestuurd onderwijs met een internationaal classroom, hetgeen voor een aanzienlijk deel medebepalend is voor het behalen van de beoogde eindkwalificaties en de daartoe benodigde organisatie en inrichting van het onderwijs

Law in Society

Vrije Universiteit Amsterdam

Voldoende geschiktheid en motivatie voor de opleiding, gelet op de beoogde leerresultaten en in lijn met de vereisten van het onderwijsconcept van de mixed classroom.

Bijlage F. Bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs; vereiste kennisniveaus

I. Aardrijkskunde

  • 1. Geografische vragen beantwoorden

    • De aspirant-student kan geografische vragen waarbij gebiedskenmerken belangrijk zijn herkennen en beantwoorden.

  • 2. Geografische werkwijzen hanteren

    • De aspirant-student kan verschijnselen en gebieden vergelijken in ruimte en tijd.

    • De aspirant-student kan relaties leggen binnen een gebied en tussen gebieden.

    • De aspirant-student kan verschijnselen en gebieden vanuit verschillende perspectieven beschrijven en verklaren.

    • De aspirant-student kan verschijnselen en gebieden op verschillende schaalniveaus beschrijven en verklaren.

    • De aspirant-student kan verschijnselen en gebieden beschrijven en verklaren door relaties te leggen tussen het bijzondere en algemene.

    • De aspirant-student kan verschijnselen en gebieden in hun geografische context plaatsen.

  • 3. Geografische hulpmiddelen inzetten

    • De aspirant-student kan een (digitale) kaart selecteren en lezen als informatiebron op basis van titel, legenda, schaal, windroos, kaartsoort en kaarttype.

    • De aspirant-student kan patronen in een gebied op een (digitale) kaart beschrijven.

    • De aspirant-student kan op een (digitale) kaart patronen in een gebied verklaren met algemene geografische kennis.

A. Acht kernthema's aardrijkskunde

  • 1. Aarde, klimaat en landschap

    • De aspirant-student kan de positie van de aarde ten opzichte van de zon toelichten.

    • De aspirant-student kan spreiding en kenmerken van hoofdklimaten op aarde beschrijven.

    • De aspirant-student kan de ligging van een klimaat verklaren.

    • De aspirant-student kan aan de hand van een kaartbeeld van de wereld de ligging van de hoofdklimaten aanwijzen.

    • De aspirant-student kan klimaatverandering en de gevolgen daarvan beschrijven.

    • De aspirant-student kan de elementen van het weer beschrijven en weersveranderingen verklaren.

    • De aspirant-student kan de ligging en kenmerken van Nederlandse landschappen beschrijven.

    • De aspirant-student kan de ontstaanswijze van het Nederlandse landschappen verklaren.

    • De aspirant-student kan aan de hand van een kaartbeeld de spreiding van en het grondgebruik in (cultuur)landschappen in Nederland toelichten.

  • 2. Bevolking en ruimte

    • De aspirant-student kan de bevolkingsspreiding in Nederland, Europa en de wereld beschrijven en verklaren.

    • De aspirant-student kan ontwikkelingen in de bevolking in Nederland, Europa en de wereld beschrijven en verklaren.

    • De aspirant-student kan het proces van de groei van steden beschrijven en verklaren.

    • De aspirant-student kan oorzaken en gevolgen van huidige stedelijke problematiek onderscheiden.

  • 3. Bestaansmiddelen

    • De aspirant-student kan economische sectoren en hun verspreiding en kenmerken beschrijven.

    • De aspirant-student kan aan de hand van een kaartbeeld van Nederland en de wereld belangrijke economische gebieden aangeven.

    • De aspirant-student kan het proces van globalisering en de gevolgen voor verschillende gebieden toelichten.

  • 4. Arm en rijk

    • De aspirant-student kan kenmerken van meer en minder ontwikkelde gebieden en de situatie van bewoners in die gebieden beschrijven en verklaren.

  • 5. Grenzen en identiteit

    • De aspirant-student kan verschillende soorten grenzen beschrijven

    • De aspirant-student kan de relatie tussen grenzen en identiteit verklaren.

    • De aspirant-student kan het ontstaan, de doelstellingen, de namen en de ligging van de belangrijkste landen van de Europese Unie beschrijven.

    • De aspirant-student kan de spreiding van wereldgodsdiensten en belangrijke taalgebieden op een wereldkaart beschrijven.

  • 6. Krachten der aarde

    • De aspirant-student kan de landschapsvormende werking van endogene krachten beschrijven en verklaren.

    • De aspirant-student kan de landschapsvormende werking van exogene krachten beschrijven en verklaren.

    • De aspirant-student kan natuurrampen beschrijven en verklaren en maatregelen noemen om schade te beperken.

    • De aspirant-student kan verbanden leggen tussen plaattektoniek, hooggebergte en endogene verschijnselen op de wereldkaart.

  • 7. Bronnen van energie

    • De aspirant-student kan soorten energiebronnen beschrijven.

    • De aspirant-student kan het verband aangeven tussen welvaart, welzijn en energieverbruik in Nederland en wereldwijd.

  • 8. Water

    • De aspirant-student kan de verschillende fasen van de waterkringloop beschrijven en verklaren.

    • De aspirant-student kan waterverdeling tussen zoet en zout water in Nederland en in de wereld op hoofdlijnen beschrijven.

    • De aspirant-student kan ruimtelijke maatregelen, met name in Nederland, om het overstromingsrisico als gevolg zeespiegelstijging laag te houden, beschrijven en verklaren.

    • De aspirant-student kan ruimtelijke maatregelen, met name in Nederland, het overstromingsrisico bij rivieren laag te houden, beschrijven en verklaren.

    • De aspirant-student kan aangeven wat het belang is van schoon water voor de kwaliteit van leven van mensen.

II. Geschiedenis

  • De aspirant-student kan omgaan met historische bronnen, standplaatsgebondenheid herkennen en bronnen selecteren op bruikbaarheid.

  • De aspirant-student kan de tijdbalk als middel gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen, verschijnselen en personen in de juiste tijd te plaatsen.

  • De aspirant-student kan historische gebeurtenissen, ontwikkelingen, verschijnselen en personen plaatsen in historische perioden.

  • De aspirant-student kan oorzaken en gevolgen van historische gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen in een bepaalde historische periode onderscheiden en beschrijven.

  • De aspirant-student kan vergelijkingen maken tussen historische perioden onderling en het heden.

B. Tien tijdvakken geschiedenis

  • 1. Tijd van jagers en boeren (tot 3000 v.C.)

    • De aspirant-student kan uitleggen waarom jagers-verzamelaars nomaden waren.

    • De aspirant-student kan veranderingen toelichten die het gevolg waren van de agrarische revolutie.

  • 2. Tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.C. – 500)

    • De aspirant-student kan Grieks-Romeinse cultuur herkennen en beschrijven.

    • De aspirant-student kan voorbeelden herkennen en beschrijven van de beïnvloeding van de Grieks-Romeinse cultuur op de Germaanse cultuur.

    • De aspirant-student kan de ontwikkeling van het christendom in het Romeinse Rijk beschrijven.

  • 3. Tijd van monniken en ridders (500–1000)

    • De aspirant-student kan beschrijven hoe het christendom zich in Europa verspreidde.

    • De aspirant-student kan het ontstaan van de islam beschrijven.

    • De aspirant-student kan beschrijven hoe de islam zich verspreidde.

    • De aspirant-student kan hofstelsel, leenstelsel en horigheid uitleggen.

  • 4. Tijd van steden en staten (1000–1500)

    • De aspirant-student kan de opkomst van handel en het ontstaan van steden uitleggen.

    • De aspirant-student kan uitleggen waarom de steden zelfstandiger werden ten opzichte van de adel.

    • De aspirant-student kan aan de hand van het Bourgondische Rijk het ontstaan van staten binnen Europa beschrijven.

  • 5. De tijd van ontdekkers en hervormers (1500–1600)

    • De aspirant-student kan redenen voor de ontdekkingsreizen uitleggen.

    • De aspirant-student kan denkbeelden en gevolgen van de Reformatie herkennen en beschrijven.

    • De aspirant-student kan uitleggen hoe de Opstand in een onafhankelijke Nederlandse staat resulteerde.

  • 6. Tijd van vorsten en regenten (1600–1700)

    • De aspirant-student kan verbanden leggen tussen de overzeese expansie, het handelskapitalisme en het ontstaan van een wereldeconomie.

    • De aspirant-student kan burgerlijk bestuur en stedelijke cultuur in het Nederland van de 17e eeuw herkennen en beschrijven.

    • De aspirant-student kan uitleggen waarin de staatsinrichting van de Republiek zich onderscheidde van die in andere landen.

    • De aspirant-student kan aspecten van het absolutisme beschrijven.

  • 7. Tijd van pruiken en revoluties (1700–1800)

    • De aspirant-student kan de ontwikkeling van slavenhandel en slavernij beschrijven.

    • De aspirant-student kan motieven voor afschaffing van slavenhandel en slavernij toelichten.

    • De aspirant-student kan denkbeelden van de Verlichting op het gebied van politiek, godsdienst en sociale verhoudingen beschrijven.

    • De aspirant-student kan grondrechten en toenemende politieke invloed van de burgerij in de Franse en Bataafse revolutie beschrijven.

  • 8. Tijd van burgers en stoommachines (1800–1900)

    • De aspirant-student kan uitleggen waardoor de burgerij (bourgeoisie) steeds meer politieke invloed kreeg.

    • De aspirant-student kan uitleggen wat een parlementair stelsel is.

    • De aspirant-student kan kenmerken van de industriële revolutie beschrijven.

    • De aspirant-student kan de gevolgen van de industriële revolutie voor de werk- en leefomstandigheden van arbeiders toelichten.

    • De aspirant-student kan verbanden leggen tussen de industriële revolutie en de opkomst van emancipatiebewegingen.

    • De aspirant-student kan de relatie beschrijven tussen modern imperialisme en nationalisme.

    • De aspirant-student kan uitleggen waarom grondstoffen en afzetmarkten belangrijke aspecten van het modern imperialisme waren.

  • 9. Tijd van wereldoorlogen (1900–1950)

    • De aspirant-student kan sociale, economische en politieke gevolgen van de wereldcrisis van de jaren 30 van de vorige eeuw beschrijven.

    • De aspirant-student kan kenmerken van het nationaalsocialisme beschrijven.

    • De aspirant-student kan de Jodenvervolging beschrijven.

    • De aspirant-student kan Europa en Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog beschrijven en voorbeelden van collaboratie, verzet en aanpassing van de Nederlandse bevolking noemen.

  • 10. Tijd van tv en computer (1950–heden)

    • De aspirant-student kan uitleggen welke rol nationale bewegingen in de Nederlandse koloniën speelden bij het verkrijgen van onafhankelijkheid.

    • De aspirant-student kan de spanningen tussen de Sovjetunie en de VS ten tijde van de Koude Oorlog beschrijven.

    • De aspirant-student kan de economische en sociaal-culturele veranderingen en de toenemende pluriformiteit vanaf de jaren ’60 in Nederland beschrijven.

III. Natuur en techniek

  • 1. Onderzoeken

    • De aspirant-student kan bij een vraag of probleem een onderzoeksmethode kiezen, zijn keuze toelichten en de fasen van de onderzoekscyclus benoemen.

    • De aspirant-student kan bij een onderzoeksobject (voorwerp, verschijnsel of organisme) in een bepaalde context uit gegeven onderzoeksvragen, voorspellingen en onderzoeksopzetten de juiste selecteren, uit een onderzoek systematisch resultaten verzamelen, interpreteren en verwerken tot conclusies en deze conclusies relateren aan voorspellingen.

  • 2. Ontwerpen

    • De aspirant-student kan bij een ontwerpprobleem (wens, behoefte) de fasen van de ontwerpcyclus benoemen.

    • De aspirant-student kan bij een gegeven ontwerpprobleem een verband leggen tussen het programma van eisen (de functie) en de technische aspecten van het ontwerp (materiaal en vorm) en de werking van het prototype of model toelichten.

  • 3. Hanteren van onderzoeksobjecten, instrumenten, materiaal en reken- en wiskundige vaardigheden

    • De aspirant-student kan bij het uitvoeren van onderzoek criteria benoemen bij de wijze van omgaan met objecten en organismen en de keuze van onderzoeksinstrumenten toelichten en bij het aflezen van meetinstrumenten de grootheid en de bijpassende eenheid gebruiken.

    • De aspirant-student kan bij het maken van een prototype of model kiezen welk materiaal, gereedschap en apparatuur nodig zijn en criteria benoemen hoe deze worden gekozen en gebruikt.

    • De aspirant-student kan gegevens selecteren, verwerken en interpreteren uit tabellen en grafieken en werken met eenvoudige formules, die de relaties tussen grootheden weergeven.

C. Tien kernconcepten natuur & techniek

Biologie

  • 1. Biologische eenheid

    • De aspirant-student kan een cel beschrijven als een zelfstandig functionerende eenheid, de onderdelen van cellen benoemen en enkele functies daarvan toelichten.

    • De aspirant-student kan organen van planten, dieren en de mens noemen en de relatie tussen vorm en functie toelichten.

    • De aspirant-student kan kenmerken van planten en dieren gebruiken om ze te classificeren en kan daarbij het begrip soort toepassen.

    • De aspirant-student kan beschrijven dat een ecosysteem het geheel is van biotische factoren (organismen) en abiotische factoren (omgeving) die in wisselwerking zijn.

  • 2. Instandhouding

    • De aspirant-student kan toelichten dat stofwisselingsprocessen zich afspelen in cellen en kan uitleggen dat fotosynthese voorwaarde is voor het voortbestaan van het leven op aarde.

    • De aspirant-student kan toelichten dat processen als ademhaling, transport, stofwisseling en uitscheiding met elkaar samenhangen en nodig zijn voor het in leven blijven van planten, dieren en de mens.

    • De aspirant-student kan uitleggen welke functies voedselbestanddelen hebben bij de instandhouding van het organisme en kan de samenstelling van een gezond voedingspakket toelichten.

    • De aspirant-student kan bij beweging betrokken organen benoemen en de functie en werking toelichten.

    • De aspirant-student kan uitleggen hoe het menselijk lichaam reageert op lichaamsvreemde stoffen en welke organen daarbij een rol spelen.

    • De aspirant-student kan uitleggen dat een ecosysteem in stand wordt gehouden door de interacties van planten, dieren en de mens met hun omgeving en door hun onderlinge interactie met als gevolg een dynamisch evenwicht.

  • 3. Gedrag en interactie

    • De aspirant-student kan de rol van zintuigen en hormonen bij dieren en de mens uitleggen in relatie tot hun gedrag.

    • De aspirant-student kan een verband leggen tussen gedrag van organismen om zich te voeden, (voort) te bewegen, voort te planten, te verdedigen en te beschermen enerzijds en de rol van hun omgeving daarin anderzijds.

    • De aspirant-student kan uitleggen dat planten, dieren en de mens zich aanpassen aan (a-) biotische factoren.

  • 4. Voortplanting

    • De aspirant-student kan uitleggen hoe de voortplanting bij dieren, planten en de mens verloopt.

    • De aspirant-student kan kenmerken van planten, dieren en de mens (bouw, gedrag) in verband brengen met de wijze van bevruchting.

    • De aspirant-student kan het ontstaan van geslachtscellen beschrijven aan de hand van het verschil tussen een dubbele set en een enkelvoudige set chromosomen en de rol van chromosomen bij het overdragen van erfelijke eigenschappen op nakomelingen toelichten.

  • 5. Groei en ontwikkeling

    • De aspirant-student kan uitleggen hoe de ontwikkeling bij de mens en andere zoogdieren voor en na de geboorte verloopt.

    • De aspirant-student kan uitleggen hoe de ontwikkeling van planten verloopt.

    • De aspirant-student kan van verschillende organismen stadia van levenscycli beschrijven en de daarbij passende begrippen gebruiken.

    • De aspirant-student kan uitleggen hoe dieren hun eieren en/of jongen verzorgen.

    • De aspirant-student kan uitleggen dat de erfelijke aanleg en de interactie met de omgeving de ontwikkeling van een organisme bepalen.

    • De aspirant-student kan beschrijven hoe soorten evolueren: genetische variatie in een veranderende omgeving leidt tot (natuurlijke) selectie, waarbij beter aangepaste organismen meer kans hebben op overleving en voortplanting.

Natuurkunde en techniek

  • 6. Materie en techniek

    • De aspirant-student kan materialen ordenen aan de hand van een aantal gegeven fysische eigenschappen.

    • De aspirant-student kan van een product benoemen uit welke materialen het is samengesteld en bij een ontwerpvoorstel een verband leggen tussen de keuze van het materiaal en de vorm en functie van het ontwerp.

    • De aspirant-student kan de fase en de faseverandering van stoffen herkennen en benoemen en uitleggen of daar energie voor nodig is of bij vrij komt.

    • De aspirant-student kan het voorkomen van stoffen in een bepaalde fase beschrijven aan de hand van de beweging van moleculen.

    • De aspirant-student kan zuivere stoffen en soorten mengsels beschrijven, en uitleggen hoe mengsels met scheidingstechnieken te scheiden zijn.

  • 7. Energie en techniek

    • De aspirant-student kan diverse vormen van (duurzame) energie en energiebronnen onderscheiden.

    • De aspirant-student kan uitleggen hoe verschillende vormen van energie in elkaar omgezet kunnen worden en toelichten dat daarbij nooit energie verloren gaat.

    • De aspirant-student kan beschrijven op welke manieren warmtetransport kan plaatsvinden of voorkomen kan worden.

    • De aspirant-student kan een elektrische huisinstallatie met een kWh-meter en aangesloten apparaten beschrijven, de veiligheidsvoorzieningen toelichten, het energieverbruik berekenen op basis van vermogen van apparaten en een energierekening interpreteren.

    • De aspirant-student kan statische elektriciteit beschrijven.

    • De aspirant-student herkent een spanningsbron als energiebron, kan een stroomkring beschrijven en kan stroomsterkte en spanning meten.

    • De aspirant-student kan magnetisme beschrijven en kan toepassingen beschrijven waarbij een elektrische stroom een magneetveld opwekt.

    • De aspirant-student kan van geautomatiseerde stuursystemen en regelsystemen in eenvoudige termen beschrijven hoe invoer, verwerking en uitvoer van informatie plaatsvindt.

  • 8. Licht, geluid en techniek

    • De aspirant-student kan enkele lichtbronnen noemen, de voortplanting en eigenschappen van licht beschrijven en een schaduw construeren als licht van een of twee puntbronnen op een niet-transparant voorwerp valt.

    • De aspirant-student kan van een voorwerp dat vóór een vlakke spiegel staat, met een constructietekening uitleggen waar zich het spiegelbeeld bevindt.

    • De aspirant-student kan uitleggen dat zichtbaar licht samengesteld is uit primaire licht kleuren (rood, groen en blauw) en kan beschrijven dat verschillende lichtkleuren zijn samengesteld uit combinaties van primaire lichtkleuren. En hij kan beschrijven dat voorwerpen bepaalde kleuren licht absorberen dan wel reflecteren en dat op basis daarvan de waargenomen kleuren van een voorwerp verklaard kunnen worden.

    • De aspirant-student kan uitleggen dat licht breekt bij de overgang van lucht naar glas/water en van glas/water naar lucht.

    • De aspirant-student kan van een voorwerp, dat voor een bolle lens staat, het beeld construeren en redeneren met brandpuntsafstand, beeldafstand en vergrotingsfactor.

    • De aspirant-student kan enkele geluidsbronnen noemen, eigenschappen van geluid en de manier van voortplanten van geluid beschrijven en een aantal toepassingen noemen. En hij kan een grafische voorstelling van geluid interpreteren (met geluidstrilling, frequentie en geluidssterkte, oscilloscoop).

  • 9. Kracht, beweging en techniek

    • De aspirant-student kan soorten krachten herkennen in verschillende situaties, krachten tekenen die werken op een voorwerp, de resulterende kracht herkennen en contactkrachten en krachten die op afstand werken onderscheiden. En hij kan de druk van een voorwerp berekenen als een kracht per oppervlakte-eenheid.

    • De aspirant-student kan verklaren dat als een voorwerp in rust is of met een constante snelheid beweegt, de krachten op het voorwerp elkaar in evenwicht houden (de resulterende kracht is gelijk aan nul).

    • De aspirant-student kan uitleggen dat het versnellen of vertragen en/of van richting veranderen van een voorwerp veroorzaakt wordt door een werkende (resulterende) kracht.

    • De aspirant-student kan zinken, zweven en drijven van voorwerpen in vloeistoffen met verschillende dichtheid verklaren als een resulterende kracht van zwaartekracht en opwaartse kracht.

    • De aspirant-student kan uitleggen dat bewegingen en krachten overgebracht kunnen worden door middel van (tand)wielen, hefbomen en katrollen en dat daarbij krachten worden vergroot, verkleind of van richting worden veranderd en bewegingen worden versneld, vertraagd of van richting worden veranderd.

    • De aspirant-student kan bij het ontwerpen van een product uitleggen hoe hij stevigheid en stabiliteit kan realiseren door gebruik te maken van profielen, driehoekconstructies, bogen, brede basis en/of in verband bouwen en zijn keuzen relateren aan de vorm en functie(s) van het product.

    • De aspirant-student kan een keuze voor verbindingen uitleggen op basis van de functie van het geheel en/of de onderdelen van een (te ontwerpen) product.

  • 10. Ruimte

    • De aspirant-student kan weersverschijnselen beschrijven, kan meetinstrumenten en meetgegevens gebruiken en kan een verband leggen tussen de weersverschijnselen en het seizoen.

    • De aspirant-student kan het zonnestelsel beschrijven als een samenhangend systeem van de zon en zich daar omheen bewegende planeten en manen.

    • De aspirant-student kan uitleggen hoe de beweging van de aarde om de zon en van de maan om de aarde natuurverschijnselen kunnen veroorzaken.

Bijlage G. Aanvraagformulier aanvullende eisen

1. Welke opleiding betreft het?

Opleidingsnaam en CROHO-nummer – (1 opleiding per verzoek)

 

2. Welke instellingen bieden deze CROHO-opleiding aan?

 
 
 
 

3. Is dit verzoek ondertekend namens al deze instellingen?*

*Dit is een voorwaarde voor behandeling van het verzoek bij aanvullende eisen i.v.m. de uitoefening van een beroep of beroepen, indien meerdere instellingen dezelfde opleiding aanbieden.

 
 
 
 

4. Wat zijn de aanvullende eisen?

Gelieve de objectieve gronden voor het stellen van aanvullende eisen in bijlage D of bijlage E te vermelden.

 
 
 
 

5. Wilt u dat een opleiding met aanvullende eisen uit bijlage D of bijlage E wordt verwijderd? Per wanneer moet de verwijdering in werking treden?

 
 
 
 

6. Wat zijn de overwegingen voor het stellen van de aanvullende eisen?

Gelieve de specifieke vereisten van artikel 3.1, tweede lid of artikel 3.2, tweede lid, van deze regeling gemotiveerd weergeven. Indien het een opleiding met aanvullende eisen in verband met de organisatie en inrichting van het onderwijs betreft, dient het instellingsbestuur een door NVAO opgesteld advies mee te sturen.

 
 
 
 

7. Wie is de contactpersoon van de aanvragende instelling(en) en wat zijn de contactgegevens?

 
 
 
 

8. Indien de opleiding door meerdere instellingen wordt aangeboden dienen hieronder de handtekeningen van de betreffende CvB’s te worden ingevuld.

Instelling:

Naam:

Handtekening:

Instelling:

Naam:

Handtekening:

Instelling:

Naam:

Handtekening:

Instelling:

Naam:

Handtekening:

Instelling:

Naam:

Handtekening:

Zijn alle criteria (voor zover van toepassing) beschreven?

Is alle relevante informatie ingevuld?

Zijn alle relevante bijlagen toegevoegd?

Dan kan het aanvraagformulier aanvullende eisen uiterlijk 1 mei (schriftelijk of per e-mail) worden verstuurd naar:

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Directie Hoger Onderwijs en Studiefinanciering

Postbus 16375

2500 BJ Den Haag

dienstpostbus.ratho@minocw.nl

Mocht u vragen hebben over de procedure dan kunt u contact opnemen met het secretariaat van HO&S: dienstpostbus.ratho@minocw.nl/ 070-4122059.