Besluit PT subsidiabiliteit en forfaitaire standaardtarieven medebewind 2012

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 29-12-2013 t/m 31-12-2013

Besluit van de voorzitter van het Productschap Tuinbouw van 18 december 2013 tot vaststelling van aanvullende voorschriften met betrekking tot subsidiabiliteit van maatregelen, acties of uitgaven en forfaitaire standaardtarieven in het kader van operationele programma's van producentenorganisaties (Besluit PT subsidialiteit en forfaitaire standaardtarieven medebewind 2012)

De voorzitter van het Productschap Tuinbouw,

Gelet op de artikelen 8 en 9 van Verordening PT uitvoeringsbepalingen GMO groenten en fruit 2012;

Gezien de artikelen 57 en 60 van Verordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PBEU, L 157);

BESLUIT:

1. Subsidiabiliteit

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

De criteria die worden gehanteerd voor de beoordeling van operationele programma's en de voor steun in aanmerking komende uitgaven betreffende het jaar 2012, zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

2. Forfaitaire standaardtarieven

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

  • 1 In het kader van operationele programma's kunnen, voor het berekenen van het door het productschap te betalen subsidiebedrag, forfaitaire standaardtarieven worden vastgesteld.

  • 2 Onder forfaitair standaardtarief wordt verstaan:

    Een vast (maximum-) bedrag per eenheid dat dient te worden gebruikt om de te declareren bedragen te kunnen vaststellen en waaraan een document ten grondslag ligt waaruit blijkt hoe de percentages tot stand zijn gekomen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

De volgende forfaitaire standaardtarieven gelden voor het jaar 2012:

  • a) Begrotingsregel 703-44-291

    1)

    Biologisch vermeerderd zaaizaad:

     
     

    i) Glas (vruchtgroenten)

    25% van de (kale) aankoopprijs

     

    ii) Vollegrond en glas (overige gewassen)

    45% van de (kale) aankoopprijs

     

    iii) Industrieteelten

    40% van de (kale) aankoopprijs

    2)

    Niet chemisch behandeld zaad:

    12% van de (kale) aankoopprijs

     

    exclusief glas (vruchtgroenten)

     
     

    exclusief industrieteelten

     

    3)

    Biologisch opgekweekt poot- en plantgoed:

    25% van de (kale) aankoopprijs exclusief enten

    4)

    Biologisch geteelde witlofpennen:

    50% van de (kale) aankoopprijs

  • b) Begrotingsregel 704-45-216

    Meerkosten voor zaaizaad van rassen met extra resistentie(s)

    1)

    i) Paprika resistentie tabaksmozaiekvirus

    € 70 per 1000 zaden

     

    ii) Komkommer tolerantie echte meeldauw PX (Pososphaeria xanthii ex Sphaerortheca fuliginiea)

    € 40 per 1000 zaden

     

    iii) Radijs resistentie Fusarium oxysporum

    € 50 per 100.000 zaden

     

    iv) Tomaat resistentie echte meeldauw ON (Oïdium lycopersicum)

    € 70 per 1000 zaden

     

    v) IJsbergsla resistent Nasanovia

    € 4,50 per 1000 zaden

  • c) Begrotingsregel 704-45-217

    Uitgaven voor geënt plantmateriaal

    1)

    Voor de geïntegreerde teelt:

     
     

    i) ronde tomaten en vleestomaten (losse tomaten)

    € 0,30 per plant

     

    ii) trosmaten

    € 0,35 per plant

     

    iii) cherrytomaten, cocktailtomaten en aubergines

    € 0,00 per plant

     

    iv) paprika's, courgettes en komkommers

    € 0,82 per plant

    2)

    voor de biologische teelt

     
     

    i) tomaten (alle soorten), aubergines, paprika's, courgettes en komkommers

    € 0,82 per plant

  • d) Begrotingsregel 709-46-220

    Hergebruik van meermalige verpakkingen en pallets

    75% van de huurkosten

  • e) Begrotingsregel 709-46-363

    Uitgaven ten behoeve van het wassen van fust, tenzij de waskosten van het betreffende fust conform sub d) van deze bepaling zijn opgenomen

    i.

    Waskosten voor blauwe multikratten

    € 0,056 per krat

    ii.

    Waskosten voor groene 4 kg bakken

    € 0,0757 per krat

    iii.

    Waskosten voor zwarte 10 kg bakken

    € 0.0757 per krat

  • f) Begrotingsregel 709-46-219

    Uitgaven voor de recycling van afval

    De per teeltbedrijf gemaakte subsidiabele kosten mogen worden opgevoerd met inachtneming van de navolgende maxima:

    i.

    90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 3.500 per hectare voor tomaat, paprika, aubergine en peper.

    ii.

    90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.000 per hectare voor komkommer, courgette, augurk en aardbei.

    iii.

    Bij meerdere teeltwisselingen (inclusief nateelten van een ander gewas): 90% van de subsidiabele kosten en het maximum per gewas en een maximum per jaar voor alle teelten samen van € 6.000 per hectare.

    iv.

    50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 3.500 per hectare voor overige gewassen onder glas.

    v.

    50% van de subsidiabele kosten voor vollegrondsgroenten.

3. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit PT subsidiabiliteit en forfaitaire standaardtarieven medebewind 2012.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2012.

Zoetermeer, 18 december 2013

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

voorzitter

Bijlage als bedoeld in artikel 1 van het Besluit PT subsidiabiliteit en forfaitaire standaardtarieven medebewind 2012

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Inhoudsopgave:

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

A

Criteria subsidiabele uitgaven

3

 

1. Personeelskosten

3

 

2. Duurzame productiemiddelen

7

 

3. Overige kosten

17

 

4. Algemene kosten

19

 

5. Overige opmerkingen

20

B

Criteria per maatregel/type actie/activiteit/subactiviteit:

21

 

Maatregel 1

21

 

Maatregel 2

27

 

Maatregel 3

38

 

Maatregel 4

52

 

Maatregel 5

56

 

Maatregel 6

61

 

Maatregel 7

66

 

Maatregel 8

91

C

Niet subsidiabele uitgaven

99

D

Niet limitatieve lijst van niet in aanmerking te nemen uitgaven en investeringen

104

E

GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimtes

105

F

Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw- en/of verbouw

107

F2

Format indiening nieuw-verbouwobjecten

111

G

Afvalbeheer op het teeltbedrijf

112

 

Bijlage G-A Positieve-negatieve lijst

117

 

Bijlage G-B Wettelijk kader

119

H

Nationale Milieurichtsnoeren

121

A. CRITERIA SUBSIDIABELE UITGAVEN

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

De hieronder opgenomen kostensoorten (exclusief BTW) komen (mits niet in strijd met de van toepassing zijnde verordeningen) voor een financiële bijdrage in het kader van de GMO-regeling in aanmerking:

1. Personeelskosten

  • 1.1. Kosten voor gedetacheerd personeel en uitzendkrachten vallen onder personeelskosten.

  • 1.2. Personeelskosten kunnen, op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 slechts in het operationeel programma worden opgenomen, indien deze verband houden met maatregelen om een hoog niveau inzake kwaliteit of milieubescherming te verbeteren of te behouden, of om de afzet te verbeteren.

  • 1.3. Op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EG) nr. 543/2011 kunnen slechts de kosten van vakbekwaam personeel in het operationeel programma worden opgevoerd. Onder vakbekwaam personeel moet worden verstaan een werk- en denkniveau op minimaal MBO-niveau, verkregen door opleiding of ervaring en specifieke vakkennis om de betreffende functie te kunnen uitoefenen.

    Voor specifieke eisen omtrent de vakbekwaamheid van kwaliteitscontroleurs wordt verwezen naar deel B, activiteit kwaliteitscontrole, nummers 203-18-61 en 203-18-62.

    De vakbekwaamheid dient door middel van de in de organisatie gangbare en door de directie/het bestuur geaccordeerde functieprofielen te worden gestaafd. Deze functieprofielen dienen te zijn verankerd in de normale administratieve organisatie (AO) en niet specifiek voor de GMO activiteiten te zijn geschreven. Deze functieprofielen moeten in de bijlage van de aanvraag zijn opgenomen. Per (sub)activiteit moet in GMO Connection naar de betreffende profielen worden verwezen en dient een complete taakomschrijving ten behoeve van deze (sub)activiteit te worden beschreven. In deze beschrijving van circa een halve tot een hele pagina dient vooral ook aandacht besteed te worden aan de bescheiden (rapporten, verslagen, planningen, etc.) die deze functionaris zal opleveren. Indien de ruimte hiervoor in GMO Connection niet toereikend is, kan deze beschrijving in een bijlage worden opgenomen.

  • 1.4. Op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 kan slechts de tijd, die de opgevoerde eigen werknemers of aangesloten telers daadwerkelijk besteden aan de in het operationeel programma beschreven werkzaamheden, in aanmerking worden genomen. De tijdsbesteding dient te blijken uit een volledige urenregistratie, welke minimaal éénmaal per maand door de betreffende medewerker en de projectleider/direct leidinggevende (altijd door twee verschillende personen) dient te worden geparafeerd en gedateerd. Onder volledige urenadministratie moet worden verstaan dat alle gemaakte uren (dus ook niet-GMO-uren) worden geregistreerd. Deze volledige urenregistratie hoeft alleen over die kwartalen te worden bijgehouden, waarin kosten van de betreffende medewerker ook daadwerkelijk in de kwartaalrapportage wordt opgevoerd.

    Indien personeel binnen een maatregel voor meerdere (sub)activiteiten wordt ingezet, dient dit duidelijk zichtbaar te zijn in de urenregistratie. Ook indien medewerkers worden ingezet ten behoeve van niet GMO-producten of producten van niet-leden dient de splitsing van de activiteiten naar wel- en niet-GMO duidelijk uit de urenregistratie te blijken. Het is mogelijk om deze splitsing te maken aan de hand van een andere deugdelijke onderbouwing (bijvoorbeeld de gebruiksadministratie).

  • 1.5. Uit de urenregistraties van de medewerkers van de producentenorganisatie dient duidelijk te blijken dat management- en beheersmatige activiteiten (denk hierbij vooral ook aan het opstellen van rapportages, evaluaties en verslagen ten behoeve van de GMO) niet ten laste van de GMO worden gebracht. Leden van de (hoofd)directie en/of Raad van Bestuur zijn niet subsidiabel. In beperkte uitzonderingsgevallen kan van dit laatste na nadrukkelijke toestemming door het PT worden afgeweken. Dit is slechts mogelijk indien er concrete en aantoonbare activiteiten binnen het betreffende project worden verricht.

  • 1.6. Een medewerker kan nooit volledig ten laste van de GMO worden gebracht. Maximaal 90% van de werkelijk gemaakte uren kunnen ten laste van de GMO worden gebracht. Voor managers/leidinggevenden geldt dat niet meer dan 80% van de werkelijk gemaakte uren ten laste van de GMO kunnen worden gebracht. Naast de genoemde percentages geldt voor ieder personeelslid een absoluut maximum van 1.600 declarabele uren. Er dient daarbij eerst naar het 80/90%-criterium gekeken te worden en vervolgens dient te worden bepaald of het maximum van 1.600 uren van toepassing is. Ter illustratie: een keurmeester heeft 2.400 uren geschreven. Allereerst wordt het 90% criterium toegepast. Dit komt uit op 2.160 uren. Dit aantal ligt boven de 1.600 uren. Het aantal te declareren uren wordt daarom afgetopt op 1.600 uren.

  • 1.7. In het geval van ICT-projecten kunnen slechts activiteiten van eigen medewerkers worden opgevoerd die betrekking hebben op nieuwbouw of uitbreiding van applicaties, als bedoeld in punten 2.20 en 3.8 en betrekking hebben op het handhaven of verbeteren van milieu, kwaliteit of het verbeteren van de afzet. Naast de onderbouwing van de activiteiten dient in dit geval ook een basisontwerp te worden toegevoegd. Het doen exploiteren (helpdesk, aanpassen aan gebruikerswensen, updates, onderhoud, storingsdiensten, etc.) is niet subsidiabel.

  • 1.8. Het is mogelijk dat uren (alleen van medewerkers van de producentenorganisatie) besteed aan het volgen van cursussen worden opgenomen. In dit geval dient duidelijk de link van de cursus met het operationeel programma te worden beschreven. Cursussen om het algemene kennisniveau te handhaven of te verbeteren (persoonlijke effectiviteit, management, Windows, Word, Excel, talencursussen etc.) zijn niet subsidiabel. Ook cursussen om gekwalificeerd te worden voor de in het functieprofiel omschreven werkzaamheden zijn niet subsidiabel. Bijscholingscursussen om op de hoogte te blijven van recente ontwikkelingen daarentegen zijn wel subsidiabel. De vereisten voor wat betreft het begrip gekwalificeerd en het voeren van een urenregistratie etc. blijven ook bij cursussen onverminderd van toepassing. In voorkomend geval mogen ook daadwerkelijk aan de werknemer uitgekeerde kilometervergoedingen in het operationeel jaarplan (onder de overige kosten) worden opgenomen, dit met een maximum van € 0,37 per km (zie ook punt 3.4).

    Bovenstaande is niet van toepassing voor opleidingen die op grond van artikel 103 quarter, lid 2, onder d) van Verordening (EG) nr. 1234/2007 ten behoeve van telers worden opgevoerd onder opleidingsmaatregelen in het kader van crisispreventie. Zie hiervoor onderdeel B, onder maatregel 6.

  • 1.9. De tijd die daadwerkelijk wordt besteed aan het bijwonen van congressen, symposia en seminars, alsmede de deelname aan studiereizen/excursies kan in het operationeel jaarplan worden opgevoerd. De deelname aan deze activiteiten dient dan wel in relatie te staan met in het betreffende project opgenomen andere subsidiabele activiteiten. Ook hier blijven de vereisten voor wat betreft het begrip gekwalificeerd personeel en het voeren van urenregistraties etc. onverminderd van toepassing. Slechts de tijd die daadwerkelijk aan deze activiteiten wordt besteed is subsidiabel. Per reis dient in dit geval een verslag gemaakt te worden, met de reisduur, de bezochte instellingen, streken en personen met de datum, het aantal deelnemers en de identiteitsgegevens van hen, de doelstelling van de reis en een evaluatie.

    Bovenstaande is eveneens van toepassing voor opleidingen die op grond van artikel 103 quarter, lid 2, onder d) van Verordening (EG) nr. 1234/2007 worden opgevoerd onder opleidingsmaatregelen in het kader van crisispreventie en -beheer. Zie hiervoor onderdeel B, maatregel 6.

  • 1.10. In de aanvraag voor 2012 kan in eerste instantie worden gewerkt met uurtarieven op basis van het salaris van het voorafgaande jaar. Bij de jaardeclaratie dient te worden gewerkt met werkelijk uitbetaalde salarissen.

    Bij de bepaling van deze tarieven dient te worden uitgegaan van het betaalde contractueel of bij CAO overeengekomen brutoloon van het voorafgaande jaar, in voorkomend geval inclusief een contractueel en/of bij CAO overeengekomen (niet winstafhankelijke) dertiende maand en eventuele onregelmatigheids- en ploegentoeslagen. Daarnaast mogen de volgende elementen in de uurtarieven worden opgenomen (limitatieve lijst):

    • werkgeversdeel sociale verzekeringswetten;

    • voor rekening van de werkgever komende kosten voor de ziektekostenverzekering;

    • werkgeversdeel pensioen en/of vervroegde uittreding (inclusief dotaties aan pensioenvoorzieningen, voor zover onderbouwd kan worden dat er rechtens afdwingbare uitkerings- c.q. betalingsverplichtingen tegenover staan).

    Om te komen tot een uurtarief moet bovenstaand brutoloon worden gedeeld door een aantal van 1.600 werkbare uren bij een volledige dienstbetrekking. Voor werknemers die in deeltijd werken, dient dit aantal naar rato te worden bijgesteld. Indien er overwerkvergoedingen zijn inbegrepen in de werkelijk betaalde salarissen, dan dient het aantal gemaakte overuren bij het aantal werkbare uren van 1.600 te worden opgeteld.

    Ter onderbouwing dient u van één personeelslid een voorbeeld van de berekening van het uurtarief overleggen.

  • 1.11. Personeelskosten en de daarbij behorende belastingen en sociale premies komen alleen voor subsidie in aanmerking indien de producentenorganisatie of een minimaal 90%-dochter de bedragen uiteindelijk tijdig via haar actiefonds heeft verrekend (zie hiervoor hoofdstuk 2 van de handleiding).

  • 1.12. Bovenstaande punten (inclusief de verplichting tot het voeren van een volledige urenregistratie) zijn ook van toepassing indien leden van de producentenorganisatie of hun personeelsleden onder de personeelskosten worden opgenomen. Voor aangesloten leden wordt een uurtarief van maximaal € 40 gehanteerd. Voor personeel van aangesloten leden geldt een uurtarief van maximaal € 25. Eisen omtrent vakbekwaamheid zijn ook voor leden van de producentenorganisatie en hun personeel van toepassing. Personeelskosten voor de uitvoering van scoutingactiviteiten zijn niet subsidiabel.

2. Duurzame productiemiddelen

  • 2.1. Slechts duurzame goederen welke worden aangeschaft gedurende het jaar van uitvoering van het onderhavige operationeel jaarplan kunnen worden opgevoerd. Al deze investeringen dienen binnen twaalf maanden na aanschaf in gebruik te zijn genomen. De daadwerkelijke aanschaf dient (in voorkomend geval na oplevering) te worden aangetoond aan de hand van factu(u)r(en).

  • 2.2. Voor alle onder dit hoofdstuk opgenomen investeringen geldt dat de installatie en montage van de betreffende investeringen in het investeringsbedrag kan zijn opgenomen. Dit geldt ook voor bijkomende kosten, waarvan het fiscaal en bedrijfseconomisch gebruikelijk is dat deze worden geactiveerd (bijvoorbeeld architecten). Demonteren is een vorm van slopen en als zodanig niet subsidiabel. Demonteren met als doel verhuizing alsmede het reviseren, transporteren en opnieuw monteren is subsidiabel. Uitgaven voor service en onderhoud zijn niet subsidiabel, dit evenmin als wettelijke verplichtingen, zoals leges, afvalverwijderingsbijdrage, etc.

  • 2.3. De begrote investeringen van duurzame middelen dienen financieel te worden onderbouwd. Dit dient bij voorkeur door middel van een offerte te geschieden. Indien dit niet mogelijk is of omdat er recentelijk (in een tussentijdse wijziging op grond van artikel 66 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 of in de aanvraag voor het lopende operationeel jaarplan) soortgelijke uitgaven voor duurzame middelen zijn gedaan, kan worden volstaan met een recente factuur of een andere vorm van onderbouwing. Indien er meerdere gelijksoortige investeringen worden gedaan (met uitzondering van grond en bestaand onroerend goed) kan worden volstaan met één onderbouwing.

  • 2.4. In het geval van aanschaf of nieuw-/verbouw van gebouwen (zoals bijvoorbeeld koelcomplexen, distributiecentra, sorteerhallen, etc.), kan slechts het gedeelte dat aan het eigen GMO-product kan worden toegeschreven én in eigendom is van de producentenorganisatie, in de aanvraag worden opgenomen. In deel E is een limitatieve lijst opgenomen van ruimtes die als GMO-waardig kunnen worden beschouwd, alsmede een niet-limitatieve lijst van de niet-GMO-waardige ruimtes. Alleen de oppervlakte van de hiervoor aangegeven ruimtes mogen meegenomen worden in de bepaling van de GMO-waardige oppervlakte.

    Voor de bepaling van het te declareren bedrag dient het percentage GMO-waardige ruimtes vastgesteld te worden. Dit gebeurt aan de hand van de oppervlakte van de GMO-waardige ruimtes. Deze oppervlakte dient de producentenorganisatie middels een bouwtekening aan te tonen c.q. te onderbouwen. Het percentage GMO-waardige ruimtes wordt bepaald ten opzichte van de totale oppervlakte. Onder totale oppervlakte wordt verstaan het inpandig aantal vierkante meters (inclusief eventuele verdiepingen) van het nieuw- of te verbouwen pand dat is weergeven op de aangeleverde bouwtekening. De oppervlakte van de (eventueel) aan te bouwen docks dient bij deze berekening buiten beschouwing gelaten te worden.

    Het te declareren bedrag wordt bepaald door de totale aanneem- c.q. bouwsom minus de niet-subsidiabele elementen te vermenigvuldigen met het percentage GMO-waardige ruimtes. De aanneem- c.q. bouwsom moet bij de indiening middels offertes worden onderbouwd. Bij de jaardeclaratie dient deze onderbouwing nogmaals plaats te vinden aan de hand van facturen die op naam zijn gesteld van de producentenorganisatie. Deze kosten dienen ook daadwerkelijk door de producentenorganisatie te worden gedragen.

    Het percentage GMO-waardige ruimtes wordt ook toegepast op de externe diensten die op deze investering betrekking hebben.

    Elementaire voorzieningen als afwateringssystemen, riolering, aansluiting op waterleiding, elektriciteitsnet en aansluitingen op systemen voor datacommunicatie (zoals bijvoorbeeld telefoon) worden gezien als onmisbare elementen en zijn daarom subsidiabel. Parkeerplaatsen, groenvoorziening, bewegwijzering, etc. worden als niet subsidiabel beschouwd.

    Het onderscheid tussen alle elementen c.q. ruimtes dient duidelijk uit de offerte en een bouwtekening of plattegrond te blijken. In delen E en F is een niet-limitatieve lijst van niet-subsidiabele elementen bij nieuw-/verbouw opgenomen.

    Het bepaalde onder punt 2.14 is onverminderd ook op gebouwen van toepassing.

    Het PT verzoekt u bij indiening van een dergelijke investering gebruik te maken van het format: zie bijlage F2.

  • 2.5. In het geval van aankoop van onbebouwde grond dient, op grond van punt 6 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, te worden aangetoond dat deze aankoop noodzakelijk is voor een in een operationeel programma opgenomen investering.

    De grond moet binnen de looptijd van het operationele programma worden aangewend voor de realisatie van de betreffende investering.

    Verder mag het aandeel van de grond in de totale investering (grond, gebouw en machines) niet meer dan 10% van de uitgaven voor de totale GMO-waardige investering bedragen. Er wordt dus gekeken naar de totale investering (dit kan over meerdere jaren, mits binnen de looptijd van het operationeel programma) en niet naar de uitgaven voor de activiteit in enig jaar. Dit maximum van 10% kan in het geval van milieuacties worden overschreden, mits naar behoren gemotiveerd.

    Slechts het aandeel van de grond dat daadwerkelijk wordt aangewend voor de GMO-waardige investering is subsidiabel. Elementen in de nieuwbouw die niet subsidiabel worden geacht (zie hiervoor ook 2.4 en deel E en F), dienen ook voor het betreffende aantal vierkante meters uit de grondaanschaf te worden verwijderd. Indien de nieuwbouw wordt voorzien van één of meer docks, is het toegestaan per doek maximaal 200 m2 grond bij het aantal vierkante meters te subsidiëren grond op te tellen, mits deze vierkante meters ook daadwerkelijk in de grondaankoop zijn inbegrepen.

    Het gedeelte van de grond dat is bestemd voor parkeerplaatsen, erfverharding, groenvoorziening (inclusief groen- en grindstroken rondom gebouwen), ontsluiting naar de openbare weg, fietsenstalling etc. (dit is een niet-limitatieve opsomming) is niet subsidiabel. Eventuele vanuit de overheid voorgeschreven bepalingen hieromtrent, doen aan voorgaande niets af. Een en ander dient door middel van concrete bouwtekeningen en/of plattegronden te worden aangetoond (zie ook 2.4).

    Het is op grond van artikel 60, lid 5 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet mogelijk om de aanschafwaarde van grond over meerdere operationele programma's te spreiden.

  • 2.6. Duurzame middelen dienen in eigendom te komen van de producentenorganisatie of een minimaal 90% dochter. Investeringen door rechtspersonen waarin ook telers een belang hebben van meer dan 10% van de aandelen, zijn niet mogelijk. Investeringen door een dochter van meerdere erkende producentenorganisaties zijn mogelijk. Deze investeringen moeten naar rato van de aandelenverhouding over de betreffende producentenorganisaties worden verdeeld.

  • 2.7. In het geval van roerende zaken moeten de investeringen gedurende vijf jaar na het moment van ingebruikname in eigendom van de producentenorganisatie blijven. Onder het moment van ingebruikname wordt verstaan het moment dat de laatste termijn is betaald. Voor onroerende zaken geldt een termijn van tien jaar, tenzij de producentenorganisatie na een termijn van ten minste vijf jaar kan aantonen dat de investering geen economische waarde meer heeft voor de producentenorganisatie. Voor het onderscheid tussen roerende en onroerende zaken wordt aangesloten bij de definities in artikel 3 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

    Indien duurzame middelen over een langere periode dan in voorgaande alinea genoemd ten laste van het actiefonds worden gebracht (zie punt 2.11) dient de investering gedurende deze langere periode in eigendom van de producentenorganisatie te blijven.

    Voor bomen en meerjarig plantgoed gelden andere termijnen. Hiervoor wordt verwezen naar deel B van deze criteria, begrotingsregels 101-2-331 en 102-5-6.

  • 2.8. Verliest om enigerlei reden de producentenorganisatie het eigendom van de investering gedurende de in de voorgaande alinea genoemde termijnen, dan dient conform artikel 60, lid 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 de restwaarde te worden terugbetaald. Deze restwaarde wordt forfaitair bepaald door een afschrijving van 20% per jaar. Voor onroerende zaken wordt deze restwaarde bepaald door een forfaitaire afschrijving van 10% per jaar. Voorgaande forfaitaire percentages worden naar rato van het aantal maanden dat een investering daadwerkelijk in eigendom is geweest toegepast. Is er minder ten laste van het actiefonds gebracht, dan hetgeen volgens voorgaande berekening moet worden terugbetaald, dan wordt de terugbetaling vastgesteld op hetgeen ten laste van het actiefonds is gebracht.

    Gaat het eigendom van een investering teniet door bijvoorbeeld brand of diefstal en wordt een uitkering van een verzekeraar ontvangen, dan worden in afwijking van voorgaande alinea de ontvangen verzekeringspenningen als restwaarde gehanteerd.

  • 2.9. In afwijking van de punten 2.7. en 2.8. is het op grond van artikel 60, lid 5, tweede alinea van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wel mogelijk om een investering te vervangen. De op grond van punt 2.8. berekende vervangingswaarde dient dan op de aanschaf van de vervangende investering in mindering te worden gebracht of aan het actiefonds te worden toegevoegd.

    Onder vervanging wordt onder dit punt verstaan vervanging van een identieke investering binnen dezelfde maatregel en doelstelling.

  • 2.10. Naast het in punt 2.7. genoemde eigendom, dient de producentenorganisatie de volledige zeggenschap over de investering te behouden. De investering dient toegankelijk te zijn voor alle leden.

  • 2.11. Een producentenorganisatie heeft de keus om een duurzaam middel in één keer ten laste van het actiefonds te brengen of dit duurzame middel over meerdere jaren ten laste van het actiefonds te brengen. In dit laatste geval dient te worden aangegeven over hoeveel jaren deze investering ten laste van het actiefonds gebracht zal worden. Het is niet meer mogelijk om dit naderhand te wijzigen.

    Indien investeringen over meerdere jaren ten laste van het actiefonds worden gebracht, dient het jaarlijkse bedrag lineair bepaald te worden. Gedurende het jaar dient dit bedrag vervolgens gelijkmatig over het jaar ten laste van het actiefonds te worden gebracht.

    Indien hiervoor gegronde economische redenen bestaan en in het bijzonder bij een fiscale afschrijvingsperiode van meer dan vijf jaar, is het op grond van artikel 60, lid 5, eerste alinea van Uitvoeringsverordening (EU) 543/2011 ook mogelijk om investeringen over meerdere programma's ten laste van het actiefonds te brengen.

    Voor investeringen in energiebesparende apparatuur gelden afwijkende regels. Zie hiervoor onderdeel B, maatregelen 7 en 8.

    Bovenstaande is nader uitgewerkt in Circulaire GMO-O19 2011 en GMO-022 2011 "Vervreemden en ten laste brengen van investeringen aan het actiefonds" die eveneens van toepassing is.

  • 2.12. Het is toegestaan om tweedehands investeringen op te voeren, mits het aanschafbedrag hoger ligt dan EUR 10.000. In dat geval dient er krachtens punt 10 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 een verklaring van de verkopende partij te worden overlegd. In deze verklaring dient te zijn opgenomen dat in de voorbije zeven jaren voor de aankoop van het goed geen andere subsidie is ontvangen. Dit geldt voor alle vormen van subsidies, zowel uniaal als nationaal.

    In het geval van aankoop van een bestaande onroerende zaak (inclusief grond) dient op grond van punt 20 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 de in voorgaande alinea bedoelde verklaring betrekking te hebben op een periode van tien jaar.

    Het is niet toegestaan om een tweedehands duurzaam goed bij een aangesloten teler aan te schaffen en dit goed vervolgens bij deze of een andere aangesloten teler te laten staan/te plaatsen. Dit is ook van toepassing op huur- en leaseovereenkomsten met/van telers.

  • 2.13. Indien een duurzaam goed slechts gedeeltelijk wordt gebruikt voor de uitvoering van het operationeel programma, mag alleen het op het operationeel programma betrekking hebbende deel aan de betreffende maatregel worden toegerekend.

  • 2.14 Op grond van artikel 60, lid 3 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 dient een investering voor minimaal 50% te worden aangewend voor producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend en die afkomstig zijn van leden van de producentenorganisatie of van een andere producentenorganisatie. Indien het gebruik in een vastgestelde piekperiode minder bedraagt dan 50%, kan de investering niet worden opgevoerd.

    Als piekperiode, zoals bedoeld in de voorgaande alinea, dient te worden gebruikt:

    • Glasgroenten (bijvoorbeeld tomaat, komkommer, paprika, aubergine, courgette, aardbeien) en asperges: mei tot en met augustus

    • Zachtfruit (bijvoorbeeld bessen, bramen, frambozen, aardbeien vollegrond): juni tot en met september

    • Kersen half mei tot en met half juli

    • Vollegrondsteelten (bijvoorbeeld ijsbergsla, broccoli, bonen, spruiten, prei, wortelen en jaargrondteelten (bijvoorbeeld champignons en witlof): augustus tot en met november.

    • Hardfruit (bijvoorbeeld appelen en peren): oktober tot en met januari (in de praktijk is het mogelijk om met weeknummers te werken)

    Het PT houdt zich het recht voor om bij beschikking voor bepaalde investeringen en/of producten van bovenstaande piekperioden af te wijken en een andere periode vast te stellen. Ook kan een producentenorganisatie verzoeken om een andere piekperiode vast te stellen. Voor investeringen die ten behoeve van meerdere productcategorieën worden aangewend (bijvoorbeeld gebouwen) zal het PT op verzoek van een producentenorganisatie een piekperiode vaststellen. Indien een investering wordt aangeschaft na de piekperiode, begint de registratie in het daaropvolgende jaar. Dit is ook van toepassing, indien de investering in het laatste jaar van een operationeel programma wordt gedaan.

    De in de eerste alinea genoemde eis van 50% geldt per investering (met uitzondering van heftrucks). Dit houdt in dat een nieuwe investering niet subsidiabel is, indien gedurende de piekperiode de voorgaande investering(en) niet volledig wordt/worden benut. Dit houdt in dat in het geval van bijvoorbeeld twee machines, deze twee een gezamenlijk gebruikspercentage dienen te realiseren van 150%. Bij 8 machines is dit percentage 750%. Op centrale locaties van de producentenorganisatie dient dit gebruik tijdens de piekperiode aan de hand van een gebruiksadministratie op investeringsniveau te worden aangetoond. Voor investeringen op locaties van aangesloten telers kan het PT om nadere verklaringen vragen.

    De hiervoor genoemde gebruiksadministratie moet gedurende de piekperiode per investering worden bijgehouden om aan te tonen dat het percentage tenminste 50% bedraagt voor producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend en die afkomstig zijn van haar leden of een andere producentenorganisatie. Deze administratie dient minimaal de volgende elementen te registreren:

    • Jaar

    • Project

    • Locatie

    • Soort investering

    • Aanschafdatum

    • Leverancier, merk, type, serie- of registratienummer

    • Hoeveelheid verwerkt GMO-product (conform de hieronder beschreven registratiewijze), aangetoond moet kunnen worden dat dit inderdaad GMO-product is

    • Hoeveelheid verwerkt niet GMO-product

    • Totale hoeveelheid verwerkt

    Bovenstaande gebruiksadministratie moet per dag worden bijgehouden. Bij de jaardeclaratie moeten de gegevens per maand (in voorkomend geval periode van vier weken) worden aangeleverd. De achterliggende administraties en bewijsstukken moeten altijd beschikbaar zijn voor het PT en/of andere controle-instanties en op verzoek worden toegezonden.

    Voor verschillende soorten van investeringen, zijn er verschillende registratiewijzen. Het PT schrijft de volgende registratiewijzen voor:

    • Op productstromen (op locatieniveau), deze cijfers dienen te worden gebruikt bij distributiecentra, gebouwen, etc.

    • Palletregistraties, deze cijfers dienen te worden gebruikt bij koelcellen, etc.

    • Stuks, collie, kilogramregistraties, deze dienen te worden gebruikt bij sorteerlijnen, verpakkingsmachines, etc.

    Het PT houdt zich het recht voor om in voorkomend geval andere registratiewijzen voor te schrijven of van bovenstaande voorschriften af te wijken. Ook kan een producentenorganisatie een verzoek indienen om de registratie op een andere manier te laten plaatsvinden. De producentenorganisatie dient altijd in de aanvraag op te nemen hoe de gebruiksadministratie gevoerd gaat worden.

    Voor investeringen die al reeds voor 2008 in het operationeel programma waren opgevoerd en ook nog in de aanvraag 2012 worden opgenomen, geldt de volgende overgangsbepaling: Het uiteindelijk op te voeren gedeelte van de investering is een gewogen gemiddelde van de werkelijke percentages over de jaren tot en met 2007 en 100% over de jaren 2008 en verder.

  • 2.15. Bij de toepassing van de punten 2.13. en 2.14. dient in aanmerking te worden genomen dat ook producten waarover de producentenorganisatie of de individuele telers geen bedrijfseconomisch risico meer lopen, worden gezien als niet-GMO product. Ter illustratie: indien product inmiddels is verkocht, maar nog wel een toegevoegde waarde krijgt doordat het gesorteerd en verpakt moet worden en het product gaat verloren door fouten bij het sorteren en verpakken, zijn de betreffende sorteer- en verpakinstallaties slechts dan subsidiabel indien de producentenorganisatie en/of de teler in het geval van verloren gaan van product hierover het financiële risico draagt.

  • 2.16. Op grond van artikel 60, lid 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is het mogelijk om een duurzaam goed te plaatsen op de locatie van een bij de producentenorganisatie aangesloten lid. Het bepaalde in de punten 2.6 en 2.10. is dan onverminderd van toepassing.

    Indien de betreffende teler de producentenorganisatie verlaat, dient de producentenorganisatie de investering te herplaatsen op een locatie van de producentenorganisatie of van een ander aangesloten lid. Is dit niet mogelijk, dan geldt hetgeen is bepaald onder punt 2.8.

    In het geval investeringen op het bedrijf van een aangesloten teler worden geplaatst dient het belang van de producentenorganisatie en de relatie met de verwezenlijking van de doelstellingen van het operationeel programma te worden aangetoond. Investeringen in de pré-oogstfase worden in het algemeen geacht geen relatie met de verwezenlijking van de algemene doelstellingen te hebben en zijn derhalve niet subsidiabel. Slechts in het geval van een vernieuwend experiment (onder experiment moet een voor de sector vernieuwende pilot worden verstaan, welk een uitstralingseffect zal hebben naar de telers en waarbij de producentenorganisatie een financieel risico loopt en waarvan de producentenorganisatie de resultaten onder de eigen telers of de gehele sector bekend maakt) of een zeer duidelijke relatie met milieu, kwaliteit en/of afzet in het zeer directe belang van de producentenorganisatie of de sector zijn dergelijke investeringen in het operationeel programma mogelijk. In het geval van een experiment, is het bij succes niet mogelijk om de betreffende investering vervolgens automatisch bij meerdere leden uit te voeren. Het directe collectieve belang dient te worden onderbouwd.

  • 2.17. Op grond van punt 23 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is het niet mogelijk om investeringen of soortgelijke type acties in andere bedrijven te plaatsen, dan die van de producentenorganisatie, een groepering van producentenorganisaties, dochterondernemingen daarvan of bij de aangesloten telers. Dit houdt in dat investeringen geplaatst in bedrijven van derden niet subsidiabel zijn, ongeacht het gebruik van deze investeringen. Bedrijven die volledig in eigendom zijn van rechtspersonen die bestaan uit aangesloten telers, de producentenorganisatie, een groepering van producentenorganisaties of dochterondernemingen van de genoemde rechtspersonen worden niet als bedrijven van derden gezien. Voorgaande is ook van toepassing als deze bedrijven worden gehuurd.

    Naast de voorwaarden uit voorgaande alinea, dienen investeringen op grond van punt 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 altijd geplaatst te worden op het grondgebied van de Europese Unie.

  • 2.18. Het is op grond van punt 12 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr 543/2011 mogelijk om een duurzaam goed te huren. In een dergelijk geval kunnen krachtens punt 13 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 alleen de werkelijk betaalde 'kale' huurbedragen in aanmerking worden genomen. Er dient gemotiveerd te worden aangetoond (bijvoorbeeld door een offerte van de aanschafwaarde) dat dit economisch verantwoord is.

    De gestelde voorwaarden voor wat betreft andere subsidies zijn ook hier van toepassing, zie hiervoor punt 2.12.

  • 2.19. Het is mogelijk om een duurzaam goed te leasen. In een dergelijk geval kunnen op grond van punt 14 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 alleen de werkelijk betaalde 'kale' huurbedragen in aanmerking worden genomen. Kosten voor rente, onderhoud, servicecontracten, winstmarge e.d. zijn niet subsidiabel.

    De gestelde voorwaarden voor wat betreft andere subsidies zijn ook hier van toepassing, zie hiervoor punt 2.12.

    In totaal kunnen er nooit meer leasetermijnen in aanmerking worden genomen dan de netto marktwaarde van het geleasde goed. Een langlopend leasecontract kan ook over meerdere operationele programma's worden gespreid, mits daarvoor gegronde economische redenen bestaan en in het bijzonder bij een fiscale afschrijvingsperiode van meer dan vijf jaar.

  • 2.20. Voor uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT zijn de volgende richtlijnen van toepassing:

    • ICT voorzieningen voor eigen personeel worden gezien als werkplek gerelateerde kosten en zijn daarom niet subsidiabel. Een uitzondering hierop vormen portable pc's (laptops, notebooks) en de daarbij noodzakelijke randapparatuur. Deze zijn subsidiabel indien zij daadwerkelijk noodzakelijk zijn voor de te verrichten activiteiten door medewerkers van de producentenorganisatie die in het veld hun activiteiten verrichten. Voorwaarde daarbij is dat deze activiteiten ook in het operationele plan zijn opgenomen. De aanschaf van deze portable pc's kan gerelateerd aan het aantal subsidiabele GMO-uren van de betreffende medewerker in het operationeel plan worden opgenomen. Bijvoorbeeld als van een buitendienstmedewerker 40% van de uren in de GMO-declaratie worden gebracht, kan ook 40% van de aanschaf van de portable pc in de declaratie worden opgenomen.

    • Ook ICT voorzieningen die ondersteunend zijn voor GMO subsidiabele activiteiten zijn subsidiabel. Het deel van de kosten van hardware en software, dat op grond van de voorgelegde offerte(s) kan worden toegerekend aan subsidiabele activiteiten wordt in aanmerking genomen. In voorkomende gevallen kan het PT in afwijking hiervan op grond van de voorgelegde offerte besluiten een nader vast te stellen percentage van het totale offertebedrag in aanmerking te nemen.

    Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    • 1. Servers zijn slechts subsidiabel voor het deel van het geheugen dat daadwerkelijk voor GMO-waardige applicaties wordt gebruikt. Daarom dient te worden aangetoond welke applicaties via de server gebruikt worden en wat het capaciteitsbeslag en het gebruik van de betreffende GMO-applicaties zijn op de server.

    • 2. Als subsidiabele software kunnen slechts die applicaties worden opgenomen, die bijdragen aan handhaving van de kwaliteit of de milieubescherming of de afzet vergroten. Algemene applicaties zoals MS Office applicaties (bijvoorbeeld Word, Excel), boekhoud- en financiële pakketten, kantoorautomatisering etc. zijn niet subsidiabel.

    • 3. Slechts totaal nieuwe applicaties kunnen in de GMO-aanvraag worden opgenomen. Een update (bijvoorbeeld aanpassingen als gevolg van gebruikerservaringen) van een reeds bestaande applicatie is niet subsidiabel. Deze nieuwe applicatie dient binnen de producentenorganisatie een andere manier van werken als effect te hebben. Uitbreiding is slechts subsidiabel indien het een echt nieuwe module betreft en ook deze module een andere manier van werken als effect heeft.

    • 4. Software kan slechts onder de duurzame middelen worden opgenomen, indien deze in eigendom komt. Wordt software slechts onder licentie uitgegeven, dan dienen deze kosten onder overige kosten te worden opgenomen. Indien software wordt ontwikkeld door eigen personeel of externe diensten, dan mogen de kosten hiervan GMO-technisch niet worden geactiveerd, maar dienen ze gedurende het jaar als uitgaven voor personeel c.q. overige kosten te worden verantwoord.

    Zie verder de bepalingen bij punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT.

  • 2.21. Van alle onder de GMO gebrachte investeringen in het lopende operationeel programma moet een DPM-register worden bijgehouden. Dit register dient actueel te worden gehouden en te allen tijde opvraagbaar te zijn voor het PT of andere controlerende instanties. Het verplichte format detailstaat betalingen/afschrijvingen dat wordt gebruikt bij de kwartaaldeclaraties en de jaardeclaratie en dat eerder door het PT ter beschikking is gesteld kan worden gebruikt als DPM-register. Instructies omtrent het invullen zijn verstrekt.

3 Overige kosten

  • 3.1. De begrote kosten voor overige kosten dienen financieel te worden onderbouwd. Dit dient bij voorkeur door middel van een offerte te geschieden. Indien dit niet mogelijk is of omdat er recentelijk (in een tussentijdse wijziging of in de aanvraag voor het lopende operationeel jaarplan) soortgelijke uitgaven voor overige kosten zijn gedaan, kan worden volstaan met een recente factuur of een andere vorm van onderbouwing. Indien er meerdere gelijksoortige uitgaven worden gedaan kan worden volstaan met één onderbouwing.

  • 3.2. Indien kennis of capaciteit bij de producentenorganisatie onvoldoende aanwezig is kunnen hiervoor externen worden ingezet. Ook deze dienen van een kwalitatief hoogstaand niveau te zijn. Indien eigen personeelsleden voor deze activiteiten niet subsidiabel worden geacht, is het op grond van punt 16 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 ook niet mogelijk om dergelijke activiteiten onder overige kosten op te voeren. In het operationele jaarplan dient te worden aangegeven welke specifieke taken aan externe diensten worden uitbesteed.

  • 3.3. In het algemeen hoeft de factuur voor een overige kostensoort niet te worden uitgesplitst. Het gefactureerde bedrag (exclusief BTW) kan in deze gevallen in de GMO declaratie van het betreffende jaar worden opgenomen.

    In het geval dochters van de producentenorganisatie worden opgevoerd als externe dienst of in het geval dat kerntaken van de producentenorganisatie worden uitbesteed is de lijst van niet subsidiabele acties ook op deze externe diensten van toepassing. In deze gevallen dienen voor de externe diensten de uitgaven wel te worden uitgesplitst en mogen niet subsidiabele uitgaven niet worden opgenomen. Ook zijn deze externe diensten onderworpen aan de voorschriften van de EU-verordeningen en aan die van het PT. Het PT zal na indiening beoordelen voor welke externe diensten dit van toepassing is en dit in de beschikking opnemen.

    Met deze externe diensten dient ook een contract te worden gesloten waarin bepalingen zijn opgenomen dat het PT, de Europese Commissie, het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de Europese en/of Algemene Rekenkamer of diensten die namens deze instanties controleren, toegang tot het bedrijf en de boekhouding van deze externe dienst verkrijgen.

    Tevens dienen deze externe diensten controleverklaringen, conform de richtlijnen voor de accountantscontrole, bij de declaratie te overleggen.

    Afhankelijk van het project zal het PT gedurende de beoordeling of bij de goedkeuring voorschrijven voor welke externe diensten dit van toepassing is.

  • 3.4. Het is mogelijk om met eigen auto gereden kilometers te vergoeden aan in het operationeel programma opgenomen medewerkers en telers. Deze kilometers moeten dan zijn gemaakt in het kader van een eveneens in de maatregel opgenomen activiteit. De vergoedingen moeten daadwerkelijk aan de medewerker zijn uitbetaald. Er mag maximaal € 0,37 in de GMO-aanvraag worden opgenomen. In een dergelijk geval dient er wel een deugdelijke kilometeradministratie gevoerd te worden.

  • 3.5. In het geval van dienstreizen, excursies etc., is het op grond van punt 7 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 mogelijk om forfaitaire vergoedingen voor reis- en verblijfkosten te verstrekken. Deze vergoedingen dienen daadwerkelijk aan de medewerker te zijn uitbetaald en dienen binnen de maxima uit het Reiskostenbesluit Rijksoverheid te blijven. Momenteel luidt dit besluit als volgt:

    Vliegreizen

    ticket in de economy/toeristen klasse (ticket en boardingpass moeten kunnen worden overlegd)

    Treinreizen

    eerste klas ticket (ticket moet kunnen worden overlegd)

    Reizen met eigen auto

    € 0,37 per gereden kilometer (op grond van een deugdelijke kilometeradministratie)

    Overnachting

    € 82,35 (nota noodzakelijk)

    Ontbijt

    € 8,05 (nota noodzakelijk)

    Lunch

    € 13,22 (nota noodzakelijk)

    Diner

    € 20,00 (nota noodzakelijk)

    Kosten dag

    € 4,22

    Kosten avond

    € 12,61 (nota noodzakelijk)

    Het bepaalde in dit punt is eveneens van toepassing op aangesloten telers, die activiteiten in het kader van de betreffende maatregel verrichten.

  • 3.6. Acties kunnen krachtens punt 23 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet worden uitgevoerd in andere bedrijven dan die van de producentenorganisatie, de groepering van producentenorganisaties, een dochteronderneming of de leden daarvan. Zie hiervoor ook punt 2.17.

  • 3.7 Op grond van punt 24 bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 kunnen geen maatregelen worden uitbesteed buiten het grondgebied van de Europese Unie. Dit houdt in dat uitgaven gerealiseerd bij externe partijen buiten de Europese Unie niet subsidiabel zijn. Dit betekent bijvoorbeeld dat de (eigen) personeelskosten van een studiereis buiten de Europese Unie nog in aanmerking kunnen worden genomen, maar de aldaar gedane uitgaven voor bijvoorbeeld logies en transport niet meer voor financiering in aanmerking komen.

  • 3.8 Voor uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn de volgende richtlijnen van toepassing:

    ICT voorzieningen die ondersteunend zijn voor GMO subsidiabele activiteiten zijn subsidiabel. Het deel van de kosten van software, dat op grond van de voorgelegde offerte(s) kan worden toegerekend aan subsidiabele activiteiten wordt in aanmerking genomen. In voorkomende gevallen kan het PT in afwijking hiervan op grond van de voorgelegde offerte besluiten een nader vast te stellen percentage van het totale offertebedrag in aanmerking te nemen.

    Jaarlijkse licentiekosten en abonnementen kunnen uitsluitend in aanmerking worden genomen in geval van subsidiabele applicaties en modules en deze zijn voor 50 % subsidiabel. Onderhoudsabonnementen zijn niet subsidiabel.

    Zie verder de bepalingen bij punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten en punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT.

4. Algemene kosten

  • 4.1. Het is op grond van punt 2, onder a) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 mogelijk om over de totale begroting een forfaitair bedrag aan algemene kosten op te nemen. Dit forfait bedraagt 2% van de goedgekeurde projectkosten (inclusief maatregel 6) met een maximum van € 180.000. Deze 2% bestaat voor 1% (maximaal € 90.000) uit subsidie en voor 1% (maximaal € 90.000) uit eigen bijdragen.

  • 4.2. In het geval van een groepering van producentenorganisaties, mag dit bedrag van de aangesloten producentenorganisaties bij elkaar worden opgeteld tot een maximum van € 1.250.000 (subsidie € 625.000, eigen bijdragen € 625.000).

5. Overige opmerkingen

  • 5.1 In het geval een uitgavenpost beperkt subsidiabel is gesteld, dient ook het volledige bedrag van de uitgaven te worden verantwoord in de detailstaat betalingen/afschrijvingen. In de werkinstructie van het PT voor de detailstaat betalingen is deze bepaling verder uitgewerkt.

B. Criteria per maatregel/type actie/activiteit/subactiviteit:

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Maatregel 1: Acties die gericht zijn op de productieplanning

Type acties: 101 Aankoop van vaste activa en 102 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing

Algemeen voorbehoud:

In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 60, leden 3 en 5 (met name tweede en derde alinea) en en de punten 6, 10 t/m 14, 20, 21,23 en 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en of verbouw.

Activiteit: Aanvoerprognose

101-1-253 en 102-4-257 ICT investeringen voor het ontwikkelen en verbeteren van aanvoerprognose en areaalenquêtes (betreft teeltbedrijven en distributiecentra):

Kosten voor het ontwikkelen en verbeteren (niet het exploiteren, dat wil zeggen alle activiteiten na ingebruikname) van aanvoerprognosesystemen zijn subsidiabel. Bij jaarlijkse licenties voor aanvoermodules wordt 50% van de kosten in aanmerking genomen.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Activiteit: Aanbodplanning

101-2-2 en 102-5-5 Koelhuizen, koelcellen, koelinstallaties, vriescellen voor lange bewaring, inclusief trafo-voorzieningen (betreft teeltbedrijven en distributiecentra):

Investeringen ten behoeve van koeling voor lange bewaring, diepvriezen zijn subsidiabel. Hieronder vallen cellenbouw, koel- en electrotechniek, ULO techniek (celtechniek, scrubber en stikstofmachine), heetgasontdooiing, voorzieningen voor highspeed koeling, meet-en regelapparatuur c.q hard- en software voor celsturing, monitoring en bewaking, DCS, ozongenerator etc.

  • o In geval van meet-en regelapparatuur c.q hard- en software voor celsturing is uitsluitend de eerste aanschaf subsidiabel.

  • o Onder deze begrotingsregel wordt ook energiebesparende apparatuur ten behoeve van koeling in aanmerking genomen.

  • o Ook investeringen in koelcellen voor koeling van witlofpennen bij de witloftrekker of op de centrale locatie van de TV en voor koeling van frigoplanten (aardbei e.a.) op het teeltbedrijf of centrale locatie van de TV worden in aanmerking genomen. (Investeringen bij de teler van de witlofpennen of de frigoplanten zijn niet subsidiabel). Het huren bij derden van koelcellen voor bewaring van witlofpennen en frigoplanten is wel subsidiabel (zie volgend punt).

  • o Kosten voor huur van koelcellen of koelkosten (per kg, m3 of pallet) zijn subsidiabel, mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de in- en uitslagkosten, de energie- en overige algemene productiekosten buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie een inslag/uitslag registratie wordt overlegd.

Zie ook 301-20-71 en 302-21-101

101-2-331 en 102-5-6 Aankoop bomen, meerjarige planten (asperge, houtig kleinfruit):

  • o De aanschaf van plantgoed voor blijvende gewassen (meerjarige planten, bomen, struiken) is subsidiabel. In het geval van aanschaf van planten van blijvende gewassen, die beschikbaar gesteld worden aan de leden, is het om bedrijfseconomische en juridische redenen niet mogelijk dat deze in eigendom van de producentenorganisatie blijven. In plaats daarvan dient de afzet van het gewas aan de producentenorganisatie gedurende minimaal vijf jaar te zijn gegarandeerd. Indien dit plantmateriaal minder dan vijf jaar vruchten oplevert, wordt de termijn gelijkgesteld aan de termijn dat deze planten vruchten opleveren. Hiertoe dient een contract tussen de producentenorganisatie en de teler te worden afgesloten, waarin de leveringsplicht is vastgelegd.

  • o De producentenorganisatie dient uiterlijk bij de jaardeclaratie per teler op te geven: ras, locatie(s) aangegeven op een bedrijfskaart, areaal en aantal planten. Het PT stelt een format ter beschikking. Bij de jaardeclaratie dienen de afleverbonnen (c.q. plantenpaspoorten) te kunnen worden overlegd.

  • o Het geleverde plantgoed moet NAK gecertificeerd zijn.

  • o De keurkosten voor uitgangsmateriaal zijn wettelijk verplichte kosten. Deze komen voor rekening van de boomkweker en niet van de producentenorganisatie/teler. Als zodanig vormen ze indirect onderdeel van de kostprijs. De aan de teler door de boomkweker in rekening gebrachte kosten per boom met een winstmarge vormen de grondslag van het in aanmerking te nemen bedrag voor GMO subsidie. Dit bedrag kan dus inclusief of exclusief keurkosten zijn.

  • o In rekening gebrachte koelkosten zijn niet subsidiabel.

  • o In rekening gebrachte kosten van het chemisch ontsmetten van de meerjarige planten zijn niet subsidiabel.

  • o Op teeltbedrijven opgekweekte planten komen in aanmerking voor subsidie tegen een marktconform tarief. De teler dient hiertoe een factuur aan zijn producentenorganisatie te sturen.

  • o De benodigde kruisbestuivers (ook indien deze niet productief zijn) als onderdeel van een nieuwe in het operationeel plan op te nemen aanplant, worden in aanmerking genomen.

  • o Meerjarige gewassen worden uitsluitend in aanmerking genomen, indien hiervan meerjarig geoogst wordt.

  • o Uitsluitend de initiële aanplant wordt in aanmerking genomen. Dit houdt in dat "inboeters" in een

  • o De aanschaf van bomen mag gedurende meerdere jaren van de looptijd van het operationeel programma ten laste van het actiefonds gebracht worden (zie ook onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2.11).

102-5-317 Kosten voor verwerving van grond zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Zie ook 302-21-318

Activiteit: Jaarrond produceren

101-3-3 en 102-6-7 Assimilatiebelichting, inclusief trafovoorzieningen:

Investeringen in belichtingsinstallaties (lampen, armaturen, bekabeling, trafovoorzieningen) van glasgroentegewassen zijn subsidiabel (zowel de eerste investering als de vervanging van economisch of technisch afgeschreven installaties). Het onderhoud en het in het kader van onderhoud tussentijds vervangen van lampen of armaturen is niet subsidiabel. Verwijderingsbijdragen moeten in mindering worden gebracht. Eventuele aansluitkosten van een extern trafostation van het energiebedrijf zijn subsidiabel onder regel 102-6-7.

Volledige vervanging van lampen, armaturen, bekabeling, trafovoorzieningen is subsidiabel. Tussentijdse (niet volledige) vervanging van lampen en armaturen en aanpassingen aan bestaande onderdelen van de installatie worden gezien als onderhoud en zijn niet subsidiabel.

  • 1. De omschrijving geldt in geval van volledige vervanging i.v.m. het bereiken van het einde van de technische of economische levensduur van:

    • - een complete installatie of

    • - alle lampen en armaturen of

    • - alleen alle lampen.

  • 2. Vervanging van uitsluitend armaturen of onderdelen ervan (reflectoren) ligt minder voor de hand. In dit geval wordt deze vervanging alleen in aanmerking genomen als onderdeel van de vervanging van de complete installatie of in combinatie met de vervanging van de lampen. Afzonderlijke vervanging van bekabeling of trafo's wordt niet in aanmerking genomen.

  • 3. Volledige vervanging: Hieronder wordt verstaan de vervanging van de gehele oorspronkelijk uitgevoerde investering. Deze kan betrekking hebben op een deel van een kas; bijvoorbeeld een afdeling. Andere situaties worden per geval bekeken.

Activiteit: Concentratie van het aanbod

101-52-256 en 102-53-260 Sorteer- en verpakcentra, distributiecentra, verwerkingscentra, dockboards (inclusief grond, voor dockboards max 200 m2 per dockboard) (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

Deze zijn subsidiabel indien voldaan wordt aan de bijlagen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en/of verbouw. Zie ook 201-10-19, 202-13-37, 301-20-79 en 302-21-100

Type actie: 103 Andere acties

Algemeen voorbehoud:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel in punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.

Activiteit: Aanvoerprognose

103-7-8 en 103-7-9 Personeelskosten en ICT dienstverlening ten behoeve van het ontwikkelen en verbeteren van aanvoerprognosesystemen, mits de werkzaamheden betrekking hebben op GMO-subsidiabele ICT-activiteiten ten behoeve van GMO-subsidiabele activiteiten op het gebied van aanvoerprognosesystemen.

Personeelskosten en ICT diensten voor het ontwikkelen en verbeteren (niet het exploiteren, dat wil zeggen alle activiteiten na ingebruikname) van aanvoerprognosesystemen zijn subsidiabel. Bij jaarlijkse licenties voor aanvoermodules wordt 50% van de kosten in aanmerking genomen.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Activiteit: Aanbodplanning

103-8-10 Licenties voor het recht op het gebruik van nieuwe rassen (licentiekosten zaden e.d.):

Voor een periode van maximaal twee operationele programma's aan zaadleveranciers betaalde licentiekosten voor het gebruik van zaden en plantgoed van nieuwe rassen welke bij aanvang van het project nog niet op een bepaalde markt geïntroduceerd zijn, zijn subsidiabel. Voorwaarden hierbij zijn:

  • De producentenorganisatie kan door middel van contracten of andere schriftelijke bescheiden aantonen dat gedurende de looptijd van het project het betreffende ras slechts op een vooraf vastgestelde hoeveelheid areaal wordt geproduceerd.

  • De producentenorganisatie moet een marketing plan hebben ontwikkeld waarmee zij zich in de markt met het betreffende ras voornemens zijn te onderscheiden.

  • De producentenorganisatie moet inzage geven in de daadwerkelijke betaalde prijzen voor het zaad of πλαντΥοεδ.

  • Licentiecontract(en) en marketingplan dienen vooraf aan het PT ter goedkeuring te worden voorgelegd.

  • Bij de jaardeclaratie dient te worden opgegeven:

    • - Ras

    • - Locatie(s) aangegeven op een bedrijfskaart

    • - Areaal

    • - Aantal planten

    Het PT stelt een format ter beschikking.

  • Voorts dient de producentenorganisatie bij de jaardeclaratie de afleverbonnen te kunnen tonen.

In geval van volledige overname van een licentie is het volgende van kracht: Het beleid omtrent de subsidiabiliteit van deze begrotingsregel wordt door het PT herzien. Tot die tijd kunnen geen kosten of uitgaven op deze begrotingsregel worden gedeclareerd.

Zie ook 301-20-286, 302-21-288 en 304-24-320

103-8-11 Personeelskosten (koelchefs) ten behoeve van koeling (lange bewaring) zijn subsidiabel. 103-8-261 en 103-8-262 Personeelskosten en Externe diensten ten behoeve van uitbreiding en verbetering koelfaciliteiten (inclusief opstellen van bewaarprotocollen), alsmede ICT-werkzaamheden ten behoeve van de koelfaciliteiten zijn subsidiabel, mits de werkzaamheden betrekking hebben op GMO-subsidiabele ICT-activiteiten ten behoeve van GMO-subsidiabele koelfaciliteiten.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

103-8-12 Smart Fresh:

Uitgaven voor Smartfresh ter bevordering van de kwaliteit tijdens langdurige bewaring zijn subsidiabel.

103-8-13 Deze begrotingsregel is vervallen en is samengevoegd met begrotingsregel 506-40-176.

Activiteit: Jaarrond produceren

103-9-14 en 103-9-15 Personeelskosten en Externe diensten op het gebied van van jaarrond afzet of langlopende afzetgaranties ten behoeve van marketing zijn subsidiabel.

Het betreft activiteiten bij of met telers om het aanbod op de marketingplannen af te stemmen. Met name bij de inzet van marketingpersoneel is het van het grootste belang om de activiteiten zo concreet mogelijk (inclusief functieprofielen) te beschrijven. Enkel uren van personeel dat zich daadwerkelijk met de bovengenoemde activiteiten bezig houdt, kunnen worden opgevoerd. Van groot belang is dat u hierbij de vernieuwende aspecten aangeeft. Tevens dient u aan te geven welke administratieve bescheiden (rapporten, verslagen, notulen, overzichten enz.) bij de jaardeclaratie zullen worden overlegd.

Relatiebeheer in het kader van het onderhouden van klantcontacten is subsidiabel. Hieronder wordt overigens niet verstaan de dagelijkse contacten binnen het verkoopproces. Bezoeken met afnemers bij telers zijn in dit verband ook subsidiabel. Bezoeken aan telers van productmanagers, account- en categorymanagers in het kader van afstemmen van het aanbod op de vraag (planning, aanvoerprognose, kwaliteit, productspecificaties) zijn eveneens subsidiabel onder begrotingsregel.

Voor wat betreft de activiteiten aan de afzetzijde geldt de volgende (niet-limitatieve) lijst van niet subsidiabele activiteiten:

  • Het verkopen van producten op welke manier dan ook (per klok, bemiddeling, etc.)

  • Het opnemen van bestellingen

  • (Het zorgen voor) de levering van het product

  • Activiteiten in verband met de allocatie van het product

  • Het maken van prijsafspraken

  • Activiteiten voor producten van niet-leden (inclusief import en niet-GMO product)

Zie ook, 304-23-123/124 en 304-23-125/126

103-9-16 en 103-9-17 Deze begrotingsregels zijn vervallen en zijn samengevoegd met begrotingsregels 103-9-14 en 103-9-15.

Activiteit: Concentratie van het aanbod

103-54-263 Personeelskosten ten behoeve van de bouw van sorteer- en verpakcentra, distributiecentra, verwerkingscentra, dockboards (inclusief grond) zijn subsidiabel.

Maatregel 2: Acties die gericht zijn op verbetering of behoud van de productkwaliteit

Type acties: 201 Aankoop van vaste activa en 202 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing

Algemeen voorbehoud:

In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 60, leden 3 en 5 (met name tweede en derde alinea) en de punten, 6, 10 t/m 14, 20, 21,23 en 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. . Dit is nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en of verbouw.

Activiteit: Kwaliteitsbehoud en optimalisering

201-10-18 en 202-13-36 Overkapping kleinfruit (regenkappen), hagelnetten en hagelkanonnen.

Investeringen in regenkappen zonder zijflap worden in aanmerking genomen. Subsidiabel zijn de beugels, het steunmateriaal en het plastic van eenvoudige constructies, mits deze semi-permanent zijn. Teeltgoten als onderdeel van de constructie zijn niet subsidiabel. Als maximum geldt € 7,50 per m2. Het genoemde maximum moet worden gezien als het maximale bedrag per m2 van de totale investering. Het PT heeft via het stellen van een maximum investeringsbedrag een geldelijke relatie gelegd met wat zij beschouwt als een eenvoudige constructie.

In verband met de zwaardere constructie kan in afwijking hiervan voor overkappingen van kersen een hoger bedrag in aanmerking worden genomen, mits voldoende onderbouwd.

Hagelnetten zijn eveneens subsidiabel. Hagelkanonnen zijn subsidiabel, mits hiervoor een gemeentelijke vergunning is verleend.

201-10- 342 en 202-13-343 Optimalisatie productkwaliteit door precisiebemestingtechnieken

Hieronder valt fertigatie in de fruitteelt, bestemd voor het gereguleerd doseren van water en meststoffen aan gewassen ter bevordering van een efficiënt mineralen gebruik en instandhouding van de productkwaliteit. Subsidiabel zijn een waterafgiftesysteem (inclusief de voor de fertigatie benodigde waterpomp of aanpassingen aan de bestaande pomp, verdeelleidingen op het perceel en de druppelleidingen), een regeleenheid, vochtmeetapparatuur en apparatuur voor het bepalen van het mineralengehalte en pH. Daarnaast komen voorzieningen voor dosering en menging van de meststoffen in aanmerking. Nadrukkelijk uitgesloten van subsidie zijn: kosten in verband met de aanleg van een waterbron of aanvoerleidingen naar het te fertigeren perceel. De kosten voor druppelleidingen worden eenmalig bij de initiële investering in aanmerking genomen. Fertigatie is subsidiabel gesteld voor de fruitteelt in de vollegrond. Systemen los van de grond (bijvoorbeeld containerteelt) worden uitgesloten van subsidie.

201-10-361 en 202-13-362 Investeringen in de kwaliteit van water

Investeringen om de kwaliteit van water ten behoeve van de substraatteelt bij de bron te verbeteren om emissie van vervuild recirculatiewater te voorkomen zijn subsidiabel. Voorwaarde is dat de verbetering van de waterkwaliteit door metingen wordt aangetoond. Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele jaar) een projectplan met projectbegroting, voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. De verwachte verbetering van de waterkwaliteit (reductie van ongewenste stoffen of organismen) per systeem wordt beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende deskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis van modelberekeningen. De specificatie dient deel uit te maken van het projectplan.

201-10-19 en 202-13-37 Sorteer- en verpakcentra, distributiecentra, verwerkingscentra, dockboards (inclusief grond, voor dockboards max 200 m2 per dockboard) (betreft teeltbedrijven en distributiecentra):

Deze zijn subsidiabel indien voldaan wordt aan de onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw e/o verbouw.

Zie ook 101-52-256, 102-53-260, 301-20-79 en 302-21-100

201-10-20 en 202-13-38 Investeringen in koelen, conditioneren, ijskoeling, hydrokoeling, conditioneringswanden, luchtgordijnen (korte bewaring/koude keten) (betreft teeltbedrijven en distributiecentra):

Investeringen ten behoeve van koelen/conditioneren voor korte bewaring zijn subsidiabel. Hieronder vallen cellenbouw, koel- en electrotechniek, voorzieningen voor highspeed koeling, ijskoeling, hydrokoeling, vacuümkoeling, evacueerinstallaties (ten behoeve van champignons), meet- en regelapparatuur c.q. hard- en software voor celsturing, monitoring en bewaking etc.

Daarnaast worden ook de installaties voor klimatisering/conditionering ("koude keten") van sorteer- en expeditieruimten in aanmerking genomen.

In geval van meet- en regelapparatuur c.q hard- en software voor celsturing is uitsluitend de eerste aanschaf subsidiabel.

Onder deze begrotingsregel wordt ook energiebesparende apparatuur ten behoeve van koeling in aanmerking genomen.

Kosten voor huur van koelcellen of koelkosten (per kg, m3 of pallet) zijn subsidiabel, mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de in- en uitslagkosten, de energie- en overige algemene productiekosten buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie een inslag/uitslag registratie wordt overlegd.

Zie ook 301-20-71 en 302-21-101

201-10-364 en 201-13-365 Investeringen in droogcellen

Subsidiabel zijn droogsystemen voor aanzuiging van buitenlucht op basis van een zuigwand met centrifugaalventilator (betreft vooralsnog het drogen van knoflook). Goedkeuring is onder voorbehoud van eventueel nader te stellen voorwaarden.

Kosten voor huur van droogcellen of droogkosten (per kg, m3 of pallet) zijn subsidiabel, mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de in- en uitslagkosten, de energie- en overige algemene productiekosten buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie een inslag/uitslag registratie wordt overlegd.

201-10-266 en 202-13-39 Voorzieningen voor gekoeld- of geconditioneerd transport, zijnde de koelinstallatie en koelvoorzieningen voor laadruimten (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

In het geval van intern transport (collectietransport of interlocatietransport) binnen Nederland en binnen een zone van 50 km vanaf de Nederlandse grens is de gehele vrachtauto subsidiabel. In overige gevallen zijn slechts investeringen ten behoeve van gekoeld of CA-transport subsidiabel. Alleen de voorzieningen voor koeling/conditionering van de laadruimte of container worden in aanmerking genomen. Hieronder vallen naast het koelaggregaat en de voorzieningen voor de laadruimte ook de meet- en regelapparatuur c.q. hard- en software voor sturing, monitoring en bewaking (eerste aanschaf). Bij de jaardeclaratie dient het kentekennummer van de vrachtauto te worden vermeld in de detailstaat betalingen en afschrijvingen als onderdeel van de unieke identificatie code.

201-10-22 en 202-13-275 Sorteer- en verpakkingslijnen/apparatuur, weegunits/weegbruggen voor in-en uitgaand product, ontstapelaars, opvoerbanden, ontnesters, ombindmachines etc. zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra):

Onder deze subactiviteit kunnen eveneens worden opgevoerd:

  • Investeringen in snij- en wasapparatuur (bijvoorbeeld voor asperges, prei, witlof en champignonvoetjes) Snij(oogst)machines voor de champignonteelt zijn niet subsidiabel, slicers zie regel 301-20-77.

  • Investeringen in sorteerders van witlofpennen (exclusief benodigde vulstations). Verenkelingsrekken voor witlof zijn eveneens subsidiabel op deze regel.

Vervangen van onderdelen van sorteerlijnen zoals sorteerbanden zijn niet subsidiabel.

Kosten voor huur van machines of machinekosten (per kg) zijn subsidiabel, mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de energie- en overige algemene productiekosten buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie een huurcontract wordt overlegd.

Zie ook 301-20-72 en 302-21-102

201-10-23 en 202-13-276 Kantelsystemen, waterdumpers zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

201-10-24 en 202-13-42 Gecombineerde oogst- sorteer- en verpakkingssystemen en andere apparatuur voor vollegrondsteelten:

Investeringen in (delen van) apparatuur die gebruikt wordt voor het reinigen, sorteren, wegen en/of verpakken van in de grond geteelde gewassen direct na de oogstfase, in het veld, zijn subsidiabel. Oogstmachines en tractoren zijn niet subsidiabel. In geval van combinatie met een onlosmakelijke oogstmachine worden de meerkosten van de toegevoegde functies ten opzichte van een vergelijkbare oogstmachine zonder extra functies in aanmerking genomen. In geval van zelfrijdende apparatuur (bijvoorbeeld bij mobiele pakstations) wordt de aangedreven werktuigendrager volledig in aanmerking genomen.

Zie ook 301-20-78 en 302-21-99

201-10-25 en 202-13-43 Voor de champignonteelt plukliften:

Hydraulische plukliften/pluklorries zijn subsidiabel, mits hierbij ook sorteer- en/of verpakkingsactiviteiten plaatsvinden.

Vervangen van onderdelen van plukliften/pluklorries zoals besturingskastjes zijn niet subsidiabel.

201-10-26 en 202-13-44 Specifieke conditioneringsinstallaties/apparatuur voor champignoncellen en witloftrekcellen zijn subsidiabel.

Meet- en regelapparatuur (bijvoorbeeld vochtdeficitregeling) wordt uitsluitend in aanmerking genomen als onderdeel van de eerste aanschaf. Aanvullende investeringen in meet-en regelapparatuur worden niet in aanmerking genomen. Op bestaande koeling is uitbreiding met een vochtdeficitregeling niet (meer) subsidiabel.

Onder deze begrotingsregel wordt ook energiebesparende apparatuur ten behoeve van conditionering in aanmerking genomen.

201-10-27 en 202-13-45 Interne transportsystemen, kettingbaansystemen en andere met de sorteerlijn geïntegreerde aanvoersystemen:

Indien rechtstreeks aangesloten op een sorteer- of verpakkingslijn, is een aanvoersysteem via kettingbaan of inductiedraad met robocars of met zelfrijdende lorries subsidiabel. Dit systeem moet wel geïntegreerd zijn, dat wil zeggen echt aansluiten op c.q. passen in het sorteersysteem. Daarom geldt het criterium dat de te sorteren of te verpakken voorraad in containers, bakken, dozen of kisten (EPS- of eenmalig fust), hierna te noemen containers, opgenomen kan worden van de lorries in de sorteer- of verpakkingsinstallatie via een kantel, afschuif- of hefsysteem.

Indien de containers zijn bevestigd op oogstwagens op de buisrails en deze in hun geheel worden overgebracht naar de sorteerinstallatie, zijn de betreffende oogstwagens ook subsidiabel. Indien er sprake is van een combinatie van oogstwagens en transportlorries op de buisrails zijn uitsluitend de transportlorries (incl. container) subsidiabel. Indien de containers zijn bevestigd op oogstwagens op de buisrails, van deze oogstwagen worden genomen en via aparte transportlorries worden overgebracht naar de sorteerinstallatie zijn uitsluitend de betreffende transportlorries en de containers subsidiabel. Het aanvoersysteem moet dus een aaneengesloten keten zijn, waarbij een container als koppelingscriterium dient. Indien dit niet het geval is dan wordt het als intern transport beschouwd, hetgeen niet subsidiabel is.

Hydraulische scharen als onderdeel van oogsttransportwagens zijn niet subsidiabel. Boordcomputers voor o.a. Tracking & Tracing als onderdeel van oogsttransportwagens zijn voor 50% subsidiabel.

Oogstcontainers die in de kas geleegd worden in een watergoot waarna de producten in het stromende water worden getransporteerd naar de sorteerinstallatie worden niet beschouwd als onderdeel van een ononderbroken met de sorteerinstallatie geïntegreerde transport-sorteerlijn d.m.v. een inductie- of kettingbaansysteem. Watergoten zijn niet subsidiabel (zie onderdeel D van de Criteria uitgaven). De oogstcontainer wordt beschouwd als onderdeel van de oogstwagen die niet geheel of gedeeltelijk doorgaat naar de sorteerinstallatie en is derhalve niet subsidiabel.

Bij twijfel in hoeverre een systeem voldoet aan genoemde voorwaarden, adviseert het PT u om contact op te nemen.

De volgende investeringen op fruitteeltbedrijven kunnen eveneens onder deze subactiviteit te worden opgevoerd:

  • Pluk-o-trak of vergelijkbare systemen

  • Plukkarren voor de aardbeienteelt met geïntegreerde weegunit ten behoeve van het sorteren in en afwegen in de eindverpakking.

202-13-46 Vogel en wildafweer:

Uitgaven aan voorzieningen voor vogel- en wildafweer zijn subsidiabel.

Geweven kunststof doeken als bijvoorbeeld Crop Net ten behoeve van wildafweer zijn gedeeltelijk subsidiabel. Gebruik ten behoeve van vervroeging en voorzieningen voor vorstbescherming worden niet aanmerking genomen. Om deze effecten te corrigeren op de subsidie wordt 50 % van de kosten in aanmerking genomen. Als voorwaarde wordt gesteld, dat de wilddruk aannemelijk wordt gemaakt (bijvoorbeeld door middel van een beschrijving en foto's).

Activiteit: Kwaliteitszorgsystemen

Investeringen in voorzieningen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan voedselveiligheidseisen in het kader van HACCP, BRC/IFS e.a. zijn subsidiabel. In aanmerking komen de onderstaande subactiviteiten:

201-11-269 en 202-14-277 Investeringen in en aanpassingen van gebouwen op het gebied van hygiëne zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

Voor sorteer- en pakstations betreft het bouwkundige voorzieningen als vlakke panelen, scheidingswanden, vloeren, breukbestendige lampen/armaturen etc. Ook sanitaire ruimten in het kader van voedselveiligheid, zoals toilet-, kleed- en wasgelegenheid zijn subsidiabel (zie ook de onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw e/o verbouw). Alleen de eerste aanschaf wordt in aanmerking genomen.

201-11-270 en 202-14-278 Elektrische heftrucks, pallettrucks, veeg-, schrob- en zuigmachines, alsmede stoomcleaners en hogedrukreinigers en andere reinigingsinstallaties zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

Onder deze activiteit valt ook de aanschaf van batterijen en oplaadpunten voor betreffende machines.

Gasheftrucks zijn niet subsidiabel.

Aanpassingen en uitbreidingen aan reeds aanwezige heftrucks en pallettrucks (bijvoorbeeld meervoudige vorkverstellers, side-shiftapparatuur, verstelbare lastrekken, speciale masten e.a.) en veeg-, borstel-, zuig- en schrobmachines worden niet in aanmerking genomen. Deze zijn uitsluitend bij eerste aanschaf van de machines subsidiabel.

Bij de jaardeclaratie dienen het typenummer en het serienummer per investering te worden vermeld in de detailstaat betalingen en afschrijvingen als onderdeel van de unieke identificatie code.

Fustwasinstallaties worden op deze begrotingsregel niet in aanmerking genomen (zie begrotingsregel 201-11-33/202-14-52.

201-11-30 en 202-14-49 Padregistratie, tracking & tracing:

In geval van investeringen ten behoeve van tracking & tracing zijn systemen die volledig zijn toe te rekenen aan de registratie van productherkomst, registratie van ziekten, plagen, middelen en meststoffen geheel subsidiabel. Tegenwoordig zijn de gebruikte padregistratiesystemen standaard geschikt voor andere informatie, zoals registratie van arbeidsgegevens. Dit geldt overigens ook voor de software (modules) voor zover deze ook voor andere doeleinden als tracking & tracing en registratie van ziekten, plagen, middelen en meststoffen etc. worden gebruikt.

Modules die voornamelijk dienen als managementinformatie (plukgegevens, ingezette arbeid, etc.) zijn niet subsidiabel. Modules met meerdere functionaliteiten, waaronder niet-subsidiabele, zijn voor 50 % subsidiabel, indien op basis van de offerte geen toerekening kan worden gemaakt. Jaarlijkse abonnementen van modules zijn voor 50% subsidiabel op begrotingsregel 203-17-338. Onderhoudsabonnementen zijn niet subsidiabel.

De benodigde hardware (computer, invoerkastjes, touchscreens, handheids, etc.) is voor 50% van de aanschafwaarde subsidiabel. Dit geldt ook voor hardware die onderdeel uitmaakt van oogstkarren, weeg-of kantelinstallaties.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Zie ook begrotingsregel 203-17-338.

201-11-271 en 202-14-279 Kunststof bakken, kunststof kuubskisten, kunststof buikcontainers en kunststof palletboxen alsmede palletboxen met verzinkte of RVS metaalhekken zijn subsidiabel, mits deze benodigd zijn voor koeling of andere verwerkingsprocessen (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

Het is absoluut niet toegestaan dat deze worden gebruikt bij de verkoop richting handel, retail of consument.

Teeltbakken zijn niet subsidiabel.

De bakken dienen duidelijk herkenbaar te zijn door het aanbrengen van uiterlijke kenmerken (een bedrijfsnaam, logo of een specifieke kleur). In geval de bakken zich op meerdere locaties bevinden, dient jaarlijks de voorraad per locatie te worden geregistreerd.

201-11-33 en 202-14-52 Investeringen in fustwasinstallaties zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra):

Betreft wasinstallaties voor (oogst)fust voor intern gebruik. In geval de waskosten van het betreffende fust ook in het forfaitaire standaardtarief zijn opgenomen, komt de investering niet in aanmerking voor subsidie.

201-11-34 en 202-14-53 Waskantelinstallaties voor vuilcontainers in sorteer- en pakstations zijn subsidiabel.

Activiteit: Kwaliteitscontrole

201-12-35 en 202-15-54 Apparatuur voor het uitvoeren van kwaliteits- en fytosanitaire controles, waaronder keurkarren, meet- en weegapparatuur is subsidiabel.

Type actie: 203 Andere acties

Algemeen voorbehoud:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.

Activiteit: Kwaliteitsbehoud en optimalisering

203-16-55 De begrotingsregel is vervallen. Hommels en bijen zijn niet meer subsidiabel.

Activiteit: Kwaliteitszorgsystemen

203-17-56 Begeleiding, audits, certificering en membershipfees van kwaliteitszorgsystemen (HACCP, BRC, IFS, ISO e.a waaronder Tesco's Nurture) zijn subsidiabel (zowel op het niveau van producentenorganisatie als teeltbedrijven):

Hieronder vallen ook eenmalige kosten (anders dan bouwkundige voorzieningen) om aan de certificeringseisen te kunnen voldoen. De uitgaven voor het schoonmaken van bedrijfsruimten zijn eenmalig subsidiabel. De aanschaf van bedrijfskleding is niet subsidiabel.

Indien in geval van telers werkzaamheden door externen voor kwaliteitszorgsystemen samen met werkzaamheden voor o.a. GlobalGAP worden uitgevoerd en ook als zodanig worden geoffreerd en gefactureerd, behoeven deze niet te worden uitgesplitst en mogen deze in zijn geheel worden opgevoerd onder 710-47-223 Milieuverantwoorde bedrijfsvoering - Teeltbedrijf: Begeleiding, audits, certificering en membershipfees milieuzorgsystemen o.a. GlobalGAP

ISO-certificering uitsluitend gericht op bedrijfsprocessen als ICT en management zijn met ingang van 1 januari 2012 niet meer subsidiabel. Alle certificeringssystemen die gericht zijn op het verbeteren van kwaliteit, milieu, gezondheid etc. blijven onverminderd subsidiabel.

Voor verwerkende bedrijven die onderdeel zijn van een producentenorganisatie (waaronder bijvoorbeeld centrale pakstations) zijn de kosten van Skal certificering en controle subsidiabel. (Verwerkende bedrijven komen niet in aanmerking voor de "Subsidie Voedselkwaliteit - biologische landbouw" van het Ministerie van EL&I).

Ter onderbouwing van de activiteiten op het gebied van deze zorgsystemen dienen er bij de jaardeclaratie cijfers met betrekking tot de deelname van centrale producentenorganisatielocaties en telers aan dergelijke systemen te worden overlegd, te weten:

  • aantal deelnemers per zorgsysteem;

  • toe- en afname ten opzichte van het vorig jaar;

  • aantal gecertificeerde deelnemers;

  • aantal en percentage gecertificeerde lidbedrijven en centrale locaties van de TV (percentage t.o.v. het totaal van de TV).

Het PT zal voor dit doel een format toesturen.

203-17-57 Op TV-niveau en 203-17-58 Bij teeltbedrijven: Personeelskosten voor kwaliteitszorgsystemen (HACCP, BRC, IFS, ISO e.a waaronder Tesco's Nurture) zijn subsidiabel.

203-17-282 Uitgaven voor het ontwikkelen van materialen voor zorgsystemen HACCP, BRC, IFS, ISO e.a waaronder Tesco's Nurture (drukwerk van telersmappen, ontwikkeling van hygiëneborden) zijn subsidiabel (zowel op het niveau van producentenorganisatie als teeltbedrijven).

203-17-329 Uitgaven ten behoeve van het wassen van fust, tenzij de waskosten van het betreffende fust in het forfaitaire standaardtarief zijn opgenomen.

Deze begrotingsregel is verplaatst naar Maatregel 7 (begrotingsregel 709-46-363)

203-17-338 Tracking & Tracing

Uitgaven andere dan duurzame productiemiddelen ten behoeve van tracking & tracing die volledig zijn toe te rekenen aan de registratie van productherkomst of registratie van ziekten, plagen, middelen en meststoffen zijn subsidiabel. Uitgaven die betrekking hebben op managementinformatie (bijvoorbeeld opbrengst, arbeid) en keteninformatie andere dan de herkomst zijn niet subsidiabel. Modules met meerdere functionaliteiten, waaronder niet-subsidiabele, zijn indien op basis van de offerte geen toerekening kan worden gemaakt voor 50 % subsidiabel.

Jaarlijkse abonnementen van modules zijn voor 50% subsidiabel. Onderhoudsabonnementen zijn niet subsidiabel. Uitgaven voor punnets e.d. en RFID zijn voor 50 % subsidiabel.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Zie ook begrotingsregel 201-11-30/202-14-49.

Activiteit: Kwaliteitscontrole

Eén van de bij punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 gestelde eisen betreft het behouden of verbeteren van een bepaald hoog niveau inzake de kwaliteit. Onder het behouden of verbeteren van de kwaliteit moet verstaan worden het minimaal handhaven van de status-quo op kwaliteitsgebied. Handhaven van de status-quo houdt in dat al het vakbekwaam personeel dat zich bezighoudt met de in het operationeel programma opgenomen activiteiten met betrekking tot de technische kant van het product mag worden opgevoerd. Te denken valt aan koelchefs, keurmeesters/kwaliteitscontroleurs. Dit geldt zowel voor eigen personeel als voor ingezette externe diensten.

De producentenorganisatie beschikt over een gedocumenteerd kwaliteitscontrolesysteem (handboek kwaliteitscontrole). Conform de procedure uit het handboek kwaliteitscontrole leggen de keurmedewerkers de resultaten van de keur vast op een controleformulier. De controleformulieren worden gearchiveerd.

In geval van zelfkeur op teeltbedrijven is de producentenorganisatie verantwoordelijk voor de vastlegging van de zelfkeurprocedure in een handboek zelfkeur. Dit handboek maakt deel uit van het handboek kwaliteit van de producentenorganisatie. Een actuele versie van het handboek zelfkeur is op het teeltbedrijf aanwezig. De keuringen worden uitgevoerd conform de procedure uit het handboek zelfkeur, vastgelegd op controleformulieren en gearchiveerd. De kwaliteit van de uitvoering van het keurproces op teeltbedrijven wordt aantoonbaar geborgd door middel van periodieke kwaliteitscontroles (audits). Deze audits dienen uitgevoerd te worden door gekwalificeerde keurmeesters van de producentenorganisatie of een gekwalificeerde dienstverlener in opdracht van de producentenorganisatie.

Bij de jaardeclaratie dient een opgave verstrekt te worden van het aantal gekeurde partijen per product en het percentage afkeur. Het PT stelt een format ter beschikking.

203-18-61DC en 203-18-62 Teeltbedrijf: Personeelskosten ten behoeve van productcontrole (keur) zijn subsidiabel.

Voor keurmeesters dient de vakbekwaamheid te blijken uit een erkend diploma of certificaat keurmeester. Hieronder worden bijvoorbeeld verstaan de Opleidingen Kwaliteitsmedewerker Groenten en Fruit en Keurmeester Groenten en Fruit van het AGF Groothandelsfonds (verzorgd door N & S Quality Consultants: productmodules P1 tot en met P12 en P20), opleidingen door Agrarische Onderwijs Centra (AOC's) en opleidingen verzorgd door AQS ("in company" opleidingen).

Medewerkers met een meer dan 10 jaar aantoonbare ervaring als keurmeester worden eveneens beschouwd als gekwalificeerd, mits zij beschikken over certificaten voor één of meerdere zogenaamde opfriscursussen of opfrismodules P1 tot en met P12 en P20 of in de loop van dit jaar een dergelijke certificaat behalen. Dit houdt in dat zij in ieder geval op de hoogte moeten zijn van de meest recente en geldende kwaliteitsvoorschriften. De uitgaven voor deze opfriscursussen zijn subsidiabel. (Zie Maatregel 5 Opleidingsacties en adviesdiensten).

In het geval van RIK gecertificeerde bedrijven zijn de keurmeesters altijd subsidiabel.

Keurmeesters op teeltbedrijven kunnen slechts worden opgevoerd indien de kwaliteit van de uitvoering van het keurproces op teeltbedrijven aantoonbaar geborgd wordt door middel van periodieke kwaliteitscontroles (audits). (Zie hierboven onder Activiteit Kwaliteitscontrole).

Eisen met betrekking tot vakbekwaamheid van keurmeesters en het bijhouden van urenregistraties zijn ook op teeltbedrijven onverminderd van toepassing.

203-18-63 Teeltbedrijf en 203-18-283: DC Externe diensten ten behoeve van productcontrole (keur) inclusief begeleiding en audits ten behoeve van thuiskeur (teeltbedrijf) zijn subsidiabel. De dienstverlener dient gekwalificeerd te zijn.

203-18-284 Houdbaarheidscontroles en kwaliteitsanalyses zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

203-18-285 Certificeringen van meet- en weegapparatuur zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra):

De kosten van kalibreren, inspecteren, testen en certificeren zijn subsidiabel. Onderhoudskosten (justeren) zijn niet subsidiabel.

Activiteit: Kwaliteits- en fytosanitaire acties

In het kader van een residumonitoringsprogramma zijn kosten voor monsternames/residu analyses/analyses op microbiologische en/of fysische productkwaliteit, alsmede voor beoordeling van het residumonitoringsysteem subsidiabel onder de volgende voorwaarden:

Aan de basis van de residucontroles dient een gedegen risico analyse ten grondslag te liggen. Monsters dienen evenredig over de risicovolle gewassen/gewasgroepen en risico perioden te worden verdeeld. Residu analyses dienen uitgevoerd te worden volgens het in de sector gangbare standaardpakket aan werkzame stoffen(GC- MS of LC- MS). (De combinatie GC- MS en LC- MS is inmiddels meer gebruikelijk dan alleen GC- MS, omdat deze combinatie een optimaal breed pakket middelen analyseert). Voorts kunnen afhankelijk van het gewas en de risico analyse aanvullende analyses op extra werkzame stoffen noodzakelijk zijn (bijvoorbeeld chloormequat, nitraat).

Ter onderbouwing dient bij indiening van het operationeel jaarplan het residumonitoringsplan van 2011 en de risico analyse te worden overlegd. Bij de jaardeclaratie dient de volgende onderbouwing te worden meegezonden:

  • opgave van het aantal uitgevoerde analyses; het PT stelt een format ter beschikking;

  • het uitgevoerde residumonitoringsplan (vermelding van datum - telernr - gewas - monsternemer en nr monster - laboratorium en nr analyse - analysemethoden - uitslag analyse - waardering); ook de niet-gedeclareerde monsters/analyses die wel onderdeel uitmaken van het residumonitoringsplan op basis van de risico analyse dienen verantwoord te worden;

  • de uitkomsten van de uitgevoerde analyses: percentage onvolkomenheden;

  • de acties die de producentenorganisatie naar aanleiding van voorgaand punt heeft ondernomen (calamiteitenplan, sanctiebeleid).

De kosten voor analyses op microbiologische en/of fysische productkwaliteit zijn eveneens subsidiabel. De analyses dienen door bij de RvA geaccrediteerde laboratoria te worden uitgevoerd.

De monstername is subsidiabel, mits de monsternemers gekwalificeerd zijn (monstername conform de voorschriften van Richtlijn 2002/63/EG). Dit houdt tevens in dat analyses van een onbevoegd genomen monster niet subsidiabel zijn.

203-19-67 Personeelskosten voor residu analyses/monsternames/analyses op microbiologische en/of fysische productkwaliteit, alsmede voor beoordeling van het residumonitoringsysteem en bovenwettelijke fytosanitaire controles zijn subsidiabel.

203-19-68 Externe diensten voor residu analyses/monsternames/analyses op microbiologische en/of fysische productkwaliteit, alsmede audits en certificering van het residumonitoringsysteem zijn subsidiabel.

Dit is inclusief de extra kosten van het verstrekken van een residucertificaat of een voedselveiligheidscertificaat.

203-19-69 Fytosanitaire controles (bovenwettelijk):

De bovenwettelijke kosten van fytosanitaire controles en monitoring voor derde landen (bijvoorbeeld Japan, USA) zijn subsidiabel. Hieronder vallen ook de kosten van controle en monitoring van de tomatenmineermot (Tuta absoluta) en de Afrikaanse fruitmot (Thaumatotibia leucotreta). Dit is inclusief de extra kosten van het verstrekken van een certificaat.

Voorwaarde hierbij is dat de uitgaven gedurende het jaar 2012 worden betaald, eventueel door middel van een voorschotnota.

Maatregel 3: Acties die gericht zijn op verbetering van de afzet

Type acties: 301 Aankoop van vaste activa en 302 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing

Algemeen voorbehoud:

In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 60, leden 3 en 5 (met name tweede en derde alinea) en de punten, 6, 10 t/m 14, 20, 21,23 en 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en of verbouw.

Activiteit: Marktgerichte investeringen in de naoogstfase

301-20-79 en 302-21-100 Sorteer- en verpakcentra/distributiecentra/verwerkingscentra/dockboards (inclusief grond, voor dockboards max 200 m2 per dockboard) (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

Deze zijn subsidiabel indien voldaan wordt aan de bijlagen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en of verbouw. Zie ook 101-52-256, 102-53-260, 201-10-19 en 202-13-37

301-20-71 en 302-21-101 Koelhuizen/koelcellen/koelinstallaties alsmede vriescellen inclusief trafovoorzieningen. Investeringen in conditioneren, conditioneringswanden, luchtgordijnen, ijskoeling, hydrokoeling (betreft teeltbedrijven en distributiecentra):

Investeringen ten behoeve van koelen/conditioneren/diepvriezen zijn subsidiabel. Hieronder vallen cellenbouw, koel- en electrotechniek, ULO techniek (celtechniek, scrubber en stikstofmachine), heetgasontdooiing, voorzieningen voor highspeed koeling, vacuümkoeling, evacueerinstallaties (ten behoeve van champignons), meet-en regelapparatuur c.q hard- en software voor celsturing, monitoring en bewaking, DCS, ozongenerator etc. Daarnaast worden ook de installaties voor klimatisering/conditionering ("koude keten") van sorteer- en expeditieruimten, ijskoeling en hydrokoeling in aanmerking genomen. Onder deze begrotingsregel wordt ook energiebesparende apparatuur ten behoeve van koeling in aanmerking genomen.

In geval van meet-en regelapparatuur c.q hard- en software voor celsturing is uitsluitend de eerste aanschaf subsidiabel.

Kosten voor huur van koelcellen of koelkosten (per kg, m3 of pallet) zijn subsidiabel, mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de energie- en overige algemene productiekosten buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie een inslag/uitslag registratie wordt overlegd.

Zie ook 101-2-2, 102-5-5, 201-10-20 en 202-13-38

301-20-72 en 302-21-102 Sorteer- en verpakkingslijnen en -apparatuur/flowpackmachines/weeg- prijs-en etiketteerapparatuur etc. zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra). Onder deze subactiviteit kunnen eveneens worden opgevoerd:

  • Investeringen in snij- en wasapparatuur (bijvoorbeeld voor asperges, prei, witlof en champignonvoetjes). Investeringen in sorteerders van witlofpennen, (exclusief benodigde vulstations).

  • Snij(oogst)machines voor champignons zijn niet subsidiabel, slicers zie regel 301-20-77.

Vervangen van onderdelen van sorteerlijnen zoals sorteerbanden zijn niet subsidiabel.

Kosten voor huur van machines of machinekosten (per kg) zijn subsidiabel, mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de energie- en overige algemene productiekosten buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie een huurcontract wordt overlegd.

Zie ook 201-10-22 en 202-13-275

301-20-74 en 302-21-104 Palletiseersystemen en ombindmachines zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra). Ook stapelaars zijn subsidiabel.

301-20-75 en 302-21-105 Tray/dozenopzetmachines zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

301-20-77 en 302-21-106 Schilmachines/slicers zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

Hieronder valt onder andere een schilmachine voor asperges. Het gaat hierbij om een vorm van verwerking met toegevoegde waarde.

301-20-78 302-21-99 Gecombineerde oogst- sorteer- en verpakkingssystemen en andere apparatuur voor vollegrondsteelten:

Investeringen in (delen van) apparatuur die gebruikt wordt voor het reinigen, sorteren, wegen en/of verpakken van in de grond geteelde gewassen direct na de oogstfase, in het veld, zijn subsidiabel. Oogstmachines en tractoren zijn niet subsidiabel. In geval van combinatie met een onlosmakelijke oogstmachine worden de meerkosten van de toegevoegde functies ten opzichte van een vergelijkbare oogstmachine zonder extra functies in aanmerking genomen. In geval van zelfrijdende apparatuur (bijvoorbeeld bij mobiele pakstations) wordt de aangedreven werktuigendrager volledig in aanmerking genomen.

Zie ook 201-10-24 en 202-13-42

301-20-86 en 302-21-107 Deze begrotingsregel is vervallen en samengevoegd met 101-3-3 /102-6-7

301-20-87 en 302-21-108 Vervallen

301-20-88 en 302-21-109 Licenties ten behoeve van merken:

Deze merknaam of dit handelsmerk mag geen geografische verwijzing bevatten. Ook mag er geen sprake zijn van gezamenlijke verkoopbevordering samen met bijvoorbeeld een supermarkt. Het merk dient als merk te zijn geregistreerd of gedeponeerd en de producentenorganisatie of een minimaal 90% dochter dient eigenaar te zijn van het merk.

In geval van volledige overname van een licentie is het volgende van kracht: Het beleid omtrent de subsidiabiliteit van deze begrotingsregel wordt door het PT herzien. Tot die tijd kunnen geen kosten of uitgaven op deze begrotingsregel worden gedeclareerd.

301-20-286, 302-21-288 Licenties voor het recht op het gebruik van nieuwe rassen (licentiekosten zaden e.d.):

Voor een periode van maximaal twee operationele programma's aan zaadleveranciers betaalde licentiekosten voor het gebruik van zaden en plantgoed van nieuwe rassen welke bij aanvang van het project nog niet op een bepaalde markt geïntroduceerd zijn, zijn subsidiabel.

Voorwaarden hierbij zijn:

  • De producentenorganisatie kan door middel van contracten of andere schriftelijke bescheiden aantonen dat gedurende de looptijd van het project het betreffende ras slechts op een vooraf vastgestelde hoeveelheid areaal wordt geproduceerd.

  • De producentenorganisatie moet een marketing plan hebben ontwikkeld waarmee zij zich in de markt met het betreffende ras voornemens zijn te onderscheiden.

  • De producentenorganisatie moet inzage geven in de daadwerkelijke betaalde prijzen voor het zaad of πλαντΥοεδ.

  • Licentiecontract(en) en marketingplan dienen vooraf aan het PT ter goedkeuring te worden voorgelegd.

  • Bij de jaardeclaratie dient te worden opgegeven:

    • - Ras

    • - Locatie(s) aangegeven op een bedrijfskaart

    • - Areaal

    • - Aantal planten

    Het PT stelt een format ter beschikking.

  • Voorts dient de producentenorganisatie bij de jaardeclaratie de afleverbonnen te kunnen tonen.

In geval van volledige overname van een licentie is het volgende van kracht: Het beleid omtrent de subsidiabiliteit van deze begrotingsregel wordt door het PT herzien. Tot die tijd kunnen geen kosten of uitgaven op deze begrotingsregel worden gedeclareerd.

Zie ook 103-8-10 en 304-24-320

301-20-89 en 302-21-110 Duurzame/strategische investeringen in aandelen van bedrijven:

Onder de duurzame middelen kan ook het, aan de hand van bankstukken aan te tonen, bedrag voor duurzame/strategische investeringen in aandelen van bedrijven (BV's, NV's of buitenlandse gelijkwaardige rechtspersonen) worden opgenomen. Deze bedrijven moeten rechtstreeks bijdragen aan de verkoop van producten (denk hierbij aan verpakkingsbedrijven en snijderijen en niet aan laboratoria etc.) van de leden van de producentenorganisatie in de categorie van de erkenning en bijdragen aan de doelstellingen van het operationeel programma.

Slechts de waarde van de activa die op grond van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 voor financiële steun in aanmerking komt mag onder deze begrotingsregel worden opgenomen (dus niet de gehele overnamesom van het bedrijf). Deze waarde moet worden onderbouwd door een taxatierapport van een onafhankelijk taxateur. Tevens moet de verkopende partij een verklaring overleggen dat er voor deze activa in de voorafgaande zeven jaren geen nationale of uniale steun is ontvangen. Bepalingen omtrent het gebruik van investeringen en de vervreemding zijn onverminderd van toepassing op de investering in aandelen.

Alvorens het overnamebedrag te honoreren zal dit door middel van een accountantsonderzoek onderbouwd moeten worden. Pas daarna zal het subsidiabele bedrag definitief vastgesteld worden.

Zie ook 801-49-228 en 802-50-229

301-20-90 en 302-21-111 Investeringen ten behoeve van Warehouse Management Systemen zijn subsidiabel.

  • * Alleen de kosten voor ontwerpen, bouwen en implementatie van geautomatiseerde systemen voor WMS zijn subsidiabel. Alleen de initiële kosten kunnen worden gedeclareerd.

  • De uitgaven zijn subsidiabel voor zover deze als doel hebben kwaliteitsverbetering van het proces (bijvoorbeeld leveringssnelheid), tracking & tracing van de producten, koppeling van vraag en aanbod, alsmede efficiencyverbetering.

  • De interface met het aanvoerregistratiesysteem en de hiervoor benodigde aanpassingen aan dit systeem zijn eveneens subsidiabel.

  • De interfaces van WMS met het verkoopsysteem - orderregistratiesysteem - facturatiesysteem en verladingssystemen en de hiervoor benodigde aanpassingen aan deze systemen zijn subsidiabel. Voornoemde systemen zelf zijn niet subsidiabel.

  • Daarnaast zijn uitgaven voor scanners, touchscreens, tags, punnets e.d. en RFID subsidiabel.

Hardware en modules met meerdere functionaliteiten, waaronder niet-subsidiabele, zijn voor een nader vast te stellen percentage subsidiabel, indien op basis van de offerte(s) geen toerekening kan worden gemaakt. Scanners, touchscreens, tags, punnets e.d. en RFID zijn voor 50 % subsidiabel.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Voor het in aanmerking laten komen van WMS onder GMO dient een onderbouwd plan met begroting van de investeringskosten en een definiëring van de onderdelen aan het PT te worden voorgelegd. Het totale project dient gedetailleerd beschreven te worden, inclusief een verdeling in subsidiabele en niet-subsidiabele kosten met bijbehorende begrote bedragen. Ook de functionaliteit van de verschillende onderdelen dient door de leverancier gedetailleerd te worden beschreven.

Het ontwerpen, bouwen en implementatie (pilot) van een Warehouse Management Systeem is subsidiabel, maar het verder uitrollen van het bestaande systeem naar andere locaties komt niet in aanmerking voor subsidie.

Nieuwe projecten opgestart vanaf 2012 worden gedurende maximaal 3 jaar voor subsidie in aanmerking genomen.

Zie ook begrotingsregel 304-25-132/304-25-133.

301-20-287 en 302-21-289 Investeringen ten behoeve van thuiskoopmodules zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

302-21-318 Kosten voor verwerving van grond zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Zie ook 102-5-317

Type actie: 303 Afzetbevorderings- en communicatieactiviteiten (behalve in verband met crisispreventie en -beheer)

Algemeen voorbehoud:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.

Activiteit: Afzetbevordering en communicatie:

In geval van promotiekosten is punt 15 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van toepassing.

Promotie voor individuele commerciële merken of merken met een geografische verwijzing is niet subsidiabel met uitzondering van:

  • Algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering voor kwaliteitsmerken:

    Dit betreft generieke promotie, bijvoorbeeld de algemene slogan "eet meer groenten". (In enkele gevallen is bij wijze van uitzondering het gebruik van geografische benamingen wel toegestaan.

    Zie hiervoor punt 15 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011).

  • Merknamen/handelsmerken van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en dochterondernemingen als bedoeld in artikel 50, lid 9:

    Er mag geen sprake zijn van gezamenlijke verkoopbevordering samen met bijvoorbeeld een supermarkt. Het merk dient als merk geregistreerd of gedeponeerd te zijn en de producentenorganisatie of een minimaal 90% dochter dient eigenaar van het merk te zijn. Het is niet mogelijk om promotie te maken voor een merk dat men in licentie heeft. Zelfs niet, indien dit merk in licentie is gegeven door een aangesloten teler.

Volgens bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is van toepassing: Het voor algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering voor kwaliteitsmerken bedoelde promotiemateriaal is voorzien van het logo van de Europese Unie (enkel voor visuele media) en van de volgende vermelding: "Door de Europese Unie medegefinancierde campagne".

Producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en dochterondernemingen als bedoeld in artikel 50, lid 9, mogen het logo van de Europese Unie onder geen beding gebruiken voor de bevordering van hun merknaam/handelsmerk."

Het advies aan de producentenorganisaties is terughoudend te zijn ten aanzien van geografische verwijzingen c.q. herkomstbenamingen.

Het begrip visuele media wordt ruim geïnterpreteerd. Behalve posters, folders, tv-reclames, websites etc., vallen ook stands op beurzen, open dagen, openingen, bedrukking van opleggers, etc. onder deze verplichting.

Van groot belang is dat u de vernieuwende aspecten aangeeft. Tevens dient u aan te geven welke administratieve bescheiden (rapporten, verslagen, notulen, overzichten enz.) bij de jaardeclaratie zullen worden overlegd.

In de Nationale Strategie is bepaald dat Nederlandse producentenorganisaties zich maximaal dienen in te spannen om in de komende operationele programma's meer acties op het gebied van promotie/marketing, innovatie, samenwerking in de keten en planning van het productaanbod op te nemen (alles onder het mom van afzetbevordering). Met de jaarplannen van 2012 ontstaat een beeld van wat producentenorganisaties in Nederland op dit terrein beoogen. Indien bij een evaluatie van de jaarplannen 2012 blijkt dat deze inspanningsverplichting niet tot een gewenst resultaat zal leiden, zal de bevoegde nationale autoriteit voor deze acties nadere voorwaarden gaan vaststellen om afzetbevordering onder GMO te bevorderen.

Ten aanzien van promotie is in principe veel mogelijk. Belangrijke voorwaarden zijn:

  • Het moet voldoen aan de eisen van de verordeningen.

  • De activiteiten moeten een logisch onderdeel vormen van het operationeel jaarplan. Dat wil zeggen een producentenorganisatie maakt een jaarplan afzetbevordering. De onderdelen passen in dat jaarplan en vormen een logisch geheel. In GMO-connection is daar een speciaal veld voor beschikbaar.

  • Elke activiteit in het kader van promotie kent een logische opzet. Doelgroep, doel, inhoud, looptijd, verwachtte resultaat en (begrote) kosten van de actie zijn helder en eenduidig geformuleerd.

    Een voorbeeld:

    Doelgroep: groep consumenten in België die champignons eet, dat zijn ca. 1 milj. huishoudens.

    Doelen: het verbreden van de bereidingswijzen om bij de groep gebruikers de consumptie te vergroten en publiciteit.

    Inhoud: op alle verpakkingen voor België komt een banderol met verwijzing naar een website met een receptenwedstrijd. In totaal 500.000 verpakkingen. Het programma wordt ondersteund met advertorials in 5 regionale dagbladen en 1 culinair tijdschrift in België. De 50 winnaars van de receptenwedstrijd krijgen een weekend naar Zoetermeer met een culinaire champignonmaaltijd.

    De looptijd: 6 weken van eind april tot 10 juni.

    Het verwachtte resultaat: in belangrijke regionale dagbladen en in landelijke culinaire bladen wordt naast advertorials vrije publiciteit gegenereerd. Ongeveer 2.000 mensen reageren door een recept in te sturen. Ongeveer 80.000 mensen bezoeken de speciale website.

    De wedstrijd levert nieuwe recepten op die op de website worden geplaatst en worden verspreid in de regionale dagbladen en in het Belgische culinaire tijdschrift.

    Kosten van de actie: totaal € 300.000,- verdeeld over de volgende posten, etc..... , met verwijzing naar de begrotingsregel(s) en eventuele offertes.

Indien verschillende promotionele acties, verkoopbevordering e.d. uitgevoerd worden, is het belangrijk om deze in een apart dossier bij te houden. Hierbij valt te denken aan een voorbeeld (foto of advertentie) van de actie met daarbij een kopie van de bijbehorende factu(u)r(en). Bij de jaardeclaraties dient de producentenorganisatie deze relatie aan te kunnen tonen.

303-22-112 Personeelskosten voor promotie en communicatie zijn subsidiabel:

Met name bij de inzet van promotie- en communicatie medewerkers is het van het grootste belang om de activiteiten zo concreet mogelijk (inclusief functieprofielen) te beschrijven. Enkel uren van personeel dat zich daadwerkelijk met de bovengenoemde activiteiten bezig houdt, kunnen worden opgevoerd. Van groot belang is dat hierbij de vernieuwende aspecten aangegeven worden. Tevens dienen de administratieve bescheiden (rapporten, verslagen, notulen, overzichten enz.) bij de jaardeclaratie te worden overgelegd.

Personeelskosten voor het bouwen en updaten (content invullen) van websites in het kader van promotie zijn subsidiabel: Mits ook de betreffende website onderdeel uitmaakt van het operationeel programma. Ook als er speciale websites worden gebouwd, via welke leden met de producentenorganisatie communiceren, kan dit subsidiabel zijn. Voorwaarde is wel dat deze communicatie betrekking heeft op GMO-subsidiabele activiteiten, bijvoorbeeld aanvoerprognose.

303-22-114 Uitgaven voor promotie en promotieartikelen:

Gadgets, uitdelen van product, belettering, deelname aan beurzen, aangekochte producten voor standaankleding, kookdemonstraties, bedrijfsrondleidingen, advertenties e.d. zijn subsidiabel. De bepalingen als genoemd in punt 15 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn van toepassing. (Zie ook hierboven onder Activiteit: Afzetbevordering en communicatie).

Extra kosten van reclamedrukwerk op verpakkingen of etiketten in het kader van algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering van kwaliteitsmerken zijn subsidiabel onder de volgende voorwaarden:

Verpakkingen: Alléén voor tijdelijke acties, (maximaal één jaar) dus niet voor langdurige invoering van een verpakking met een logo van een PO of merk, en alléén de extra drukkosten boven de standaardkosten. Ook de ontwikkelingskosten van de lay-out mogen meegenomen worden in de kosten. Etiketten: Bij etiketten geldt dat deze alléén subsidiabel zijn voor tijdelijke acties. Ook de ontwikkeling- en lay-outkosten zijn subsidiabel. (Het zijn dan eerder kistkaarten of receptenkaarten, etiketten met slechts het bedrukken van het merk of de naam van de PO vallen buiten de subsidie). Omdat de basisvoorschriften voor etiketten beperkt zijn en kosten ervan erg laag zijn, geldt dat alle kosten van dergelijke etiketten subsidiabel zijn.

Steekkaarten en of wikkels die gebruikt worden voor tijdelijke acties en die niet noodzakelijk zijn als verpakking zijn subsidiabel. Niet subsidiabel zijn de verpakkingen of wikkelfolie zelf.

In verband met risico op dubbele financiering zijn activiteiten in het kader van "Kom in de kas" niet meer subsidiabel. Activiteiten in het kader van de Floriade 2012 kunnen voor subsidie in aanmerking worden genomen, mits het een op zich zelf staande actie betreft, er geen faciliteiten worden gebruikt die vallen onder de algemene subsidie aan de Floriade en onder voorwaarde van goedkeuring vooraf door het PT. Meerdere PO's hebben voor 2012 kosten voor de Floriade begroot al dan niet in samenwerking met DPA en GroentenFruitBureau. In alle gevallen is voor betrokken PO's bij de Beschikkingen 2012 als voorwaarde opgenomen, dat een promotieplan met begroting voor de acties in het kader van de Floriade moet worden voorgelegd aan het PT alvorens tot goedkeuring van de begrote kosten kan worden overgegaan. Hierbij zal worden getoetst op de kans op dubbele financiering.

In het geval het uitdelen van product onderdeel uitmaakt van promotionele acties, mag de marktprijs van het product in de week van de actie in aanmerking worden genomen. Het uitdelen dient minimaal vier weken voor de actie te zijn gepland en mag in geen geval een interventiemaatregel zijn.

Promotie in een blad/magazine van retailers is subsidiabel mits duidelijk is dat er betaald is voor de advertentie, het duidelijk is dat de producentenorganisatie de afzender is en er geen logo of verwijzing is naar de retailer. Er mag geen sprake zijn van gezamenlijke verkoopbevordering met een supermarkt.

Aangekochte producten bij gebrek aan eigen producten voor aankleding van een stand en een kookdemonstratie zijn subsidiabel ook al zijn de producten van buiten de EU. Voorwaarde is dat het producten betreft die leden ook telen. Ook andere standdecoratie zoals bloemen, ballonnen, slingers en posters zijn subsidiabel.

Om kosten voor een open dag, opening, jubileum etc. in aanmerking te laten komen voor GMO dient een uitnodigingenlijst te worden voorgelegd. Relatiebeheer in het kader van klantencontacten is subsidiabel. De activiteit dient ter promotie van de producentenorganisatie en niet van individuele telers. Naar rato van de uitnodigingen (klantencontacten/relaties en overig) wordt voor de kosten een subsidiepercentage vastgesteld.

303-22-115 Uitgaven voor websites zijn subsidiabel:

In het geval intra- of internet als verkoopbevordering in de aanvraag wordt opgenomen, zijn de bepalingen als genoemd in punt 15 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van toepassing.

De kosten voor het registreren van een domeinnaam zijn subsidiabel. Ook voor de domeinnaam geldt dat deze geen geografische verwijzing mag bevatten.

Uitgaven voor abonnementen bij providers en de communicatie met het web (bijvoorbeeld telefoonkosten) komen niet voor subsidie in aanmerking.

Subsidiabel is bijvoorbeeld: Het ontwikkelen van een website die de consument kan raadplegen voor het vinden van informatie over groenten en fruit inclusief recepten.

Niet subsidabei zijn bijvoorbeeld: het ontwikkelen van een website ten behoeve van corporate communicatie, het (verder) ontwikkelen van een administratief systeem of het ontwikkelen van een module om de huisverkoop van producten via de PO af te wikkelen.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

303-22-116 Uitgaven voor sponsoring zijn subsidiabel.

Sponsoring dient een logisch onderdeel te zijn van het strategisch en operationeel marketingprogramma. Als tegenprestatie dient de gesponsorde partij een controleerbare bijdrage te leveren aan het realiseren van de marketingdoelstellingen. Bij de jaardeclaratie dient een sponsorovereenkomst te worden overlegd, waarin het sponsorbedrag, de flankerende uitgaven, zoals uitgaven voor gadgets, sportkleding etc. alsmede de tegenprestatie van de gesponsorde partij zijn aangegeven. 303-22-117 Uitgaven voor magazines (geen telersmagazines):

Tijdschriften van de producentenorganisatie die voor meer dan 50% van de oplage aan externen (dus niet voor meer dan 50% aan leden/telers) worden verzonden, zijn voor 50% van de netto-uitgaven subsidiabel. Onder netto-uitgaven moet hier worden verstaan de totale kosten minus de ontvangen (advertentie)opbrengsten.

303-22-119 Overige promotie-acties/activiteiten zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Onder overige promotie-activiteiten valt onder meer het ontwikkelen van een communicatiestrategie voor de PO en het merk van de PO. Beide zijn van belang voor communicatie naar de klanten. Door middel van deze activiteit kan de producentenorganisatie een sterkere marktpositie bereiken doordat er een sterkere merkvoorkeur en betere merkbekendheid bereikt wordt.

Overige promotie-acties/activiteiten zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel en worden op basis van een onderbouwd voorstel van de PO door het PT beoordeeld.

303-22-120 Sectorpromotie/verbetering imago glastuinbouw/MVO is onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

In verband met risico op dubbele financiering zijn activiteiten in het kader van "Kom in de kas" niet meer subsidiabel. Activiteiten in het kader van de Floriade 2012 kunnen voor subsidie in aanmerking worden genomen, mits het een op zich zelf staande actie betreft, er geen faciliteiten worden gebruikt die vallen onder de algemene subsidie aan de Floriade en onder voorwaarde van goedkeuring vooraf door het PT. Meerdere PO's hebben voor 2012 kosten voor de Floriade begroot al dan niet in samenwerking met DPA en GroentenFruitBureau. In alle gevallen is voor betrokken PO's bij de Beschikkingen 2012 als voorwaarde opgenomen, dat een promotieplan met begroting voor de acties in het kader van de Floriade moet worden voorgelegd aan het PT alvorens tot goedkeuring van de begrote kosten kan worden overgegaan. Hierbij zal worden getoetst op de kans op dubbele financiering. 303-22-341 Uitgaven voor collectieve generieke promotieuitingen:

Uitgaven voor collectieve generieke (dus zonder merkverwijzingen) promotieuitingen, waaronder die door het Groenten Fruit Bureau zijn subsidiabel. De voorwaarden van punt 15 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn hierop van toepassing, te weten:

  • Het gebruik van geografische benamingen is slechts toegestaan indien: het een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding betreft die onder Verordening (EG) nr. 510/2006 valt, of in de overige gevallen mits deze ondergeschikt zijn aan de hoofdboodschap.

  • In het geval van visuele media is het promotiemateriaal voorzien van het logo van de Europese Unie en van de vermelding: "Door de Europese Unie medegefinancierde campagne".

Type actie: 304 Andere acties

Algemeen voorbehoud:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.

Activiteit: Marketing en verkoopbevordering

304-23-121 en 304-23-122 Personeelskosten en Externe diensten met betrekking tot ICT-activiteiten ten behoeve van marketing en verkoopbevordering zijn subsidiabel, mits de werkzaamheden betrekking hebben op GMO-subsidiabele ICT-activiteiten ten behoeve van GMO-subsidiabele marketing en verkoopbevorderingsactiviteiten.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

304-23-123 en 304-23-124 Personeelskosten en Externe diensten categoriemanagers, accountmanagers, productmanagers en marketingpersoneel, alsmede marketingactiviteiten door derden:

Ten behoeve van activiteiten die nodig zijn om te komen tot een plan voor afzetbevordering, te weten samenwerking in de keten, promotie, innovatie en planning van het productaanbod zijn de kosten van het inhuren van een externe deskundige subsidiabel onder begrotingsregel 304-23-124.

Personeelskosten van eigen medewerkers voor deze activiteit zijn niet subsidiabel. Dat neemt niet weg dat voor de praktische uitvoering van de plannen, zoals tot nu toe gebruikelijk andere begrotingsregels, inclusief eigen personeelskosten kunnen worden opgenomen.

Het laten uitvoeren van (strategisch) onderzoek op het gebied van afzetbeleid of het maken van afzetplannen is eveneens subsidiabel, voor zover niet gericht op de interne organisatie van de PO.

Het opstellen en aanpassen van gedetailleerde accountplannen (geef hierbij de wijzigingen ten opzichte van vorig jaar aan) zijn subsidiabel. Te denken valt hierbij aan een jaarrond offerte voor een retailer. Categorymanagement c.q. volledig accountmanagement, alsmede activiteiten die daartoe leiden (bijvoorbeeld compleet schapbeheer in de supermarkt) is subsidiabel.

Relatiebeheer in het kader van het onderhouden van klantcontacten is subsidiabel. Hieronder wordt overigens niet verstaan de dagelijkse contacten binnen het verkoopproces. Bezoeken met afnemers bij telers zijn in dit verband ook subsidiabel. Bezoeken aan telers van productmanagers, account- en categorymanagers in het kader van afstemmen van het aanbod op de vraag (planning, aanvoerprognose, kwaliteit, productspecificaties) zijn eveneens subsidiabel onder begrotingsregel 103-9-14/103-9-15.

Met name bij de inzet van marketingpersoneel is het van het grootste belang om de activiteiten zo concreet mogelijk (inclusief functieprofielen) te beschrijven. Enkel uren van personeel dat zich daadwerkelijk met de bovengenoemde activiteiten bezig houdt, kunnen worden opgevoerd. Van groot belang is dat u hierbij de vernieuwende aspecten aangeeft. Tevens dient u aan te geven welke administratieve bescheiden (rapporten, verslagen, notulen, overzichten enz.) bij de jaardeclaratie zullen worden overgelegd.

Voor wat betreft de activiteiten aan de afzetzijde geldt de volgende (niet-limitatieve) lijst van niet subsidiabele activiteiten:

  • Het verkopen van producten op welke manier dan ook (per klok, bemiddeling, etc.)

  • Het opnemen van bestellingen

  • (Het zorgen voor) de levering van het product

  • Activiteiten in verband met de allocatie van het product

  • Het maken van prijsafspraken

  • Activiteiten voor producten van niet-leden (inclusief import en niet-GMO product)

304-23-125 en 304-23-126 Personeelskosten en Externe diensten op het gebied van marketing ten behoeve van jaarrond afzet zijn subsidiabel.

Zie de gestelde voorwaarden onder begrotingsregel 304-23-123/124 304-23-127 Activiteiten op het gebied van acquisitie van klanten zijn subsidiabel.

Hieronder wordt verstaan het aantoonbaar aanboren en verkennen van nieuwe klanten/markten.

Relatiebeheer in het kader van het onderhouden van klantcontacten is subsidiabel. Hieronder vallen niet de dagelijkse contacten binnen het verkoopproces. Bezoeken met afnemers bij telers zijn in dit verband ook subsidiabel.

304-23-290 (50% subsidie) Promotie gericht op schoolgaande kinderen is subsidiabel:

304-23-128 (60% subsidie) Promotie gericht op schoolgaande kinderen is subsidiabel.:

De bepalingen als genoemd in punt 15 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn van toepassing. Zie ook bepalingen hierboven onder Activiteit: Afzetbevordering en communicatie.

Activiteit: Marktonderzoeken/marktontwikkeling

304-24-129 Aankoop van paneldata is subsidiabel. De aangekochte paneldata dienen een relatie hebben met het doel van marktonderzoek groenten en fruit.

304-24-130 Uitgaven voor marktonderzoeken en product-marktanalyses zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel en worden op basis van een onderbouwd voorstel van de PO door het PT beoordeeld. 304-24-131 Uitgaven voor productinnovatie:

Activiteiten op het gebied van productinnovatie zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel en worden op basis van een onderbouwd voorstel van de PO door het PT beoordeeld. Hieronder kan de ontwikkeling van nieuwe producten, verpakkingen of toepassingen worden verstaan. De vernieuwing of het vernieuwende aspect dient te worden aangetoond. 304-24-320 Licenties voor het recht op het gebruik van nieuwe rassen (licentiekosten zaden e.d.):

Voor een periode van maximaal twee operationele programma's aan zaadleveranciers betaalde licentiekosten voor het gebruik van zaden en plantgoed van nieuwe rassen welke bij aanvang van het project nog niet op een bepaalde markt geïntroduceerd zijn, zijn subsidiabel. Voorwaarden hierbij zijn:

  • De producentenorganisatie kan door middel van contracten of andere schriftelijke bescheiden aantonen dat gedurende de looptijd van het project het betreffende ras slechts op een vooraf vastgestelde hoeveelheid areaal wordt geproduceerd.

  • De producentenorganisatie moet een marketing plan hebben ontwikkeld waarmee zij zich in de markt met het betreffende ras voornemens zijn te onderscheiden.

  • De producentenorganisatie moet inzage geven in de daadwerkelijke betaalde prijzen voor het zaad of plantgoed.

  • Licentiecontract(en) en marketingplan dienen vooraf aan het PT ter goedkeuring te worden voorgelegd.

  • Bij de jaardeclaratie dient te worden opgegeven:

    • - Ras

    • - Locatie(s) aangegeven op een bedrijfskaart

    • - Areaal

    • - Aantal planten

    Het PT stelt een format ter beschikking.

  • Voorts dient de producentenorganisatie bij de jaardeclaratie de afleverbonnen te kunnen tonen.

In geval van volledige overname van een licentie is het volgende van kracht: Het beleid omtrent de subsidiabiliteit van deze begrotingsregel wordt door het PT herzien. Tot die tijd kunnen geen kosten of uitgaven op deze begrotingsregel worden gedeclareerd.

Zie ook 103-8-10, 301-20-286 en 302-21-288

Activiteit: Warehouse Management Systeem

304-25-132 en 304-25-133 Personeelskosten en Externe diensten ten behoeve Warehouse Management System zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

  • Alleen de kosten voor ontwerpen, bouwen en implementatie van geautomatiseerde systemen voor WMS zijn subsidiabel. Alleen de initiële kosten kunnen worden gedeclareerd.

  • De uitgaven zijn subsidiabel voor zover deze als doel hebben kwaliteitsverbetering van het proces (bijvoorbeeld leveringssnelheid), tracking & tracing van de producten, koppeling van vraag en aanbod, alsmede efficiencyverbetering.

  • De interface met het aanvoerregistratiesysteem en de hiervoor benodigde aanpassingen aan dit systeem zijn eveneens subsidiabel.

  • De interfaces van WMS met het verkoopsysteem - orderregistratiesysteem - facturatiesysteem en verladingssystemen en de hiervoor benodigde aanpassingen aan deze systemen zijn subsidiabel. Voornoemde systemen zelf zijn niet subsidiabel.

Modules met meerdere functionaliteiten, waaronder niet-subsidiabele, zijn voor een nader vast te stellen percentage subsidiabel, indien op basis van de offerte(s) geen toerekening kan worden gemaakt. Uitgaven voor punnets e.d. en RFID zijn voor 50 % subsidiabel.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Voor het in aanmerking laten komen van WMS onder GMO dient een onderbouwd plan met begroting en een definiëring van taken en functies met een urenbegroting te worden opgesteld. Het aantal begrote uren dient de producentenorganisatie in samenspraak met een externe adviseur te bepalen. Het overzicht met de begrote uren moet ter goedkeuring aan het PT worden voorgelegd. De daadwerkelijk gemaakte uren dienen per taak/functie te worden aangetoond. Er kunnen niet meer uren worden gedeclareerd dan zijn begroot. Het totale project dient gedetailleerd beschreven te worden, inclusief een verdeling in subsidiabele en niet-subsidiabele kosten met bijbehorende begrote bedragen. Ook de functionaliteit van de verschillende onderdelen dient door de leverancier gedetailleerd te worden beschreven.

Het ontwerpen, bouwen en implementatie (pilot) van een Warehouse Management Systeem is subsidiabel, maar het verder uitrollen van het bestaande systeem naar andere locaties komt niet in aanmerking voor subsidie. Nieuwe projecten opgestart vanaf 2012 worden gedurende maximaal 3 jaar voor subsidie in aanmerking genomen.

Zie ook begrotingsregels 301-20-90/302-21-111.

Maatregel 4: Onderzoek en experimentele productie

Type acties: 401 Aankoop van vaste activa en 402 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing

Algemeen voorbehoud:

In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 60, leden 3 en 5 (met name tweede en derde alinea) en de punten 6, 10 t/m 14, 20, 21,23 en 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en of verbouw.

Algemene opmerkingen:

Bij de indiening dient een (onderzoeks)voorstel te worden voorgelegd en bij de jaardeclaratie dient te worden gerapporteerd over de resultaten.

Een (onderzoeks)voorstel dient de volgende beschrijvingen te bevatten:

Begrotingsregel, naam project, looptijd, gewas, probleemstelling, doel van het project, bestaande kennis, zowel binnen als buiten de eigen organisatie, plan van aanpak (opzet, werkwijze, eventueel fasering), te bereiken resultaten, plan voor kennisoverdracht onder de eigen telers of de gehele sector, uitvoerder(s), begroting, externe advisering, onderbouwing van de kosten (met verwijzing naar overlegde offertes).

Activiteit: Onderzoek en experimentele productie

401-26-134 en 402-27-136 Laboratoria:

Investeringen in laboratoria zijn (onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden) subsidiabel, mits de in het laboratorium uitte voeren onderzoeken betrekking hebben op GMO waardige activiteiten en subactiviteiten.

401-26-135 en 402-27-137 Ontwikkelingskosten van nieuwe machines (bijvoorbeeld oogstrobot) zijn subsidiabel.

Hierbij geldt als voorwaarde, dat het een voor de sector vernieuwende machine betreft, welk een uitstralingseffect zal hebben naar de telers en waarbij de producentenorganisatie een financieel risico loopt en waarvan de producentenorganisatie de resultaten onder de eigen telers of de gehele sector bekend maakt. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen 2.11

De aanschaf van het eerste prototype is tevens subsidiabel.

401-26-339 en 402-27-340 Investeringen in innovatieve apparatuur in het kader van praktijkonderzoek:

Hierbij geldt als voorwaarde, dat het een voor de sector vernieuwende machine betreft, welk een uitstralingseffect zal hebben naar de telers en waarbij de producentenorganisatie een financieel risico loopt en waarvan de producentenorganisatie de resultaten onder de eigen telers of de gehele sector bekend maakt. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen 2.16. Gedurende 2012 worden onder deze begrotingsregel in het kader van nader onderzoek investeringen in apparatuur voor precisiebemesting in de vollegrond in aanmerking genomen. Subsidiabel is een doseerunit met toebehoren voor het gelijktijdig met het zaaien, planten, frezen, schoffelen of aanaarden gedoseerd toedienen van vloeibare meststoffen in de grond, vlakbij het zaad of de plant (rijenbemesting). Het onderzoek dient gericht te zijn op de beperking van het mineralenverbruik en de uitspoeling van mineralen onder gelijktijdige instandhouding van de productkwaliteit.

Type actie: 403 Andere acties

Algemeen voorbehoud:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten

Algemene opmerkingen:

Bij de indiening dient een onderzoeksvoorstel te worden voorgelegd en bij de jaardeclaratie dient te worden gerapporteerd over de resultaten.

Een onderzoeksvoorstel dient de volgende beschrijvingen te bevatten:

Begrotingsregel, naam onderzoeksproject, looptijd onderzoek, gewas, probleemstelling, doel van het onderzoek, bestaande kennis, zowel binnen als buiten de eigen organisatie, plan van aanpak (onderzoeksopzet, onderzoeksmethode, eventueel fasering), te bereiken resultaten, plan voor kennisoverdracht onder de eigen telers of de gehele sector, uitvoerder(s), begroting, externe advisering, onderbouwing van de kosten (met verwijzing naar overlegde offertes).

In geval van gewasonderzoeken op teeltbedrijven van leden worden per betrokken gewas voorwaarden gesteld aan de omvang van het deelnemend areaal, het aantal deelnemers en de duur van het onderzoek.

Personeelskosten voor eigen werkzaamheden van leden of medewerkers van leden kunnen worden opgevoerd voor maximaal 20 % van de totale begroting van het onderzoek met een maximum van 400 uur op jaarbasis (€ 16.000 voor leden of € 10.000 voor medewerkers van leden). De werkzaamheden mogen slechts worden opgevoerd voor gekwalificeerde medewerkers. Voorts dient een volledige urenregistratie te worden bijgehouden. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1.

Personeelskosten. In het onderzoeksvoorstel dient een onderbouwing van de personeelskosten opgenomen te zijn, inclusief een beschrijving van de uit te voeren werkzaamheden en een planning van het aantal uren per medewerker gedurende de looptijd van het onderzoek. Bij de beoordeling van het onderzoeksvoorstel behoudt het PT zich het recht voor de urenbegroting bij te stellen.

Activiteit: Onderzoek en experimentele productie

403-28-138 Kosten voor uitvoeren van een experiment:

Kosten voor uitvoeren van een experiment zijn subsidiabel, mits het een voor de sector vernieuwende pilot betreft, welk een uitstralingseffect zal hebben naar de telers en waarbij de producentenorganisatie een financieel risico loopt en waarvan de producentenorganisatie de resultaten onder de eigen telers of de gehele sector bekend maakt.

Activiteit: Productieplanning

403-29-139 Onderzoek nieuwe rassen is subsidiabel.

403-29-140 Andere onderzoeken en experimenten op het gebied van productieplannen en aanbod, niet zijnde investeringen zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Activiteit: Verbetering of behoud van de productkwaliteit

403-30-141 Aankoop van product voor proeven (bijvoorbeeld houdbaarheidsproeven) is subsidiabel.

403-30-142 Rassenproeven ten behoeve van kwaliteit zijn subsidiabel.

403-30-143 Onderzoek naar kwaliteitsproblemen (bijvoorbeeld vruchtrot bij paprika); Pluktijdstip onderzoek (appel, peer); Onderzoek naar schilvlekjes bij appel (Elstar); Onderzoek naar dervingsreductie zijn subsidiabel.

403-30-144 Andere onderzoeken en experimentele productie op het gebied van kwaliteit, niet zijnde investeringen zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Activiteit: Verbetering van de afzet

403-31-145 Rassenproeven op het gebied van smaak, functional foods en productinnovatie zijn subsidiabel.

403-31-146 Onderzoek naar nieuwe verpakkingen:

Uitgaven op het gebied van productinnovatie zijn subsidiabel. Hier onder kan ook onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe verpakkingen of toepassingen worden verstaan.

403-31-147 Onderzoek onderhouden schap/retailpositionering is subsidiabel. 403-31-148 Andere onderzoeken en experimentele productie op het gebied van afzet, promotie en marketing, niet zijnde investeringen zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Activiteit: Milieu

403-32-149 Onderzoek naar nuttig gebruik champignonvoetjes is subsidiabel.

403-32-150 Onderzoek waterbesparing is subsidiabel.

403-32-151 Onderzoek energiebesparing en onderzoek alternatieve energiebronnen is subsidiabel.

403-32-152 Andere onderzoeken en experimentele productie op het gebied van milieu, niet zijnde investeringen:

Andere onderzoeken en experimentele productie op het gebied van milieu zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Hieronder vallen o.a. uitgaven voor milieu analyses. Deze zijn subsidiabel. Voor biologische grondontsmetting zie regel 704-45-357.

In geval van onderzoek naar nieuwe teeltconcepten kunnen kosten van gewasbeschermingsmiddelen en bodemverbeterende middelen tevens worden opgevoerd op deze begrotingsregel, mits deze middelen een integraal onderdeel van dit onderzoek uitmaken. Deze kosten kunnen voor 100 % worden opgevoerd.

Maatregel 5: Opleidingsacties en/of acties die gericht zijn op bevordering van de toegang tot adviesdiensten

Algemeen voorbehoud:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten

Algemene opmerkingen

Standaard teeltbegeleiding

Mits naar behoren gemotiveerd, worden de uitgaven voor individuele adviezen aan telers met betrekking tot maatregelen die mede van invloed zijn op kwaliteit en/of milieu in aanmerking genomen. Het betreft adviezen op het gebied van: gewasbeoordeling, gewasbescherming, watermanagement, bemesting en reduceren mineralengebruik, klimaataansturing en energiereductie. Hierbij worden de totale kosten voor teeltbegeleiding voor 50% in aanmerking genomen.

De adviezen (voor elke deelnemende teler) dienen op het gebied van kwaliteit en/of milieu onderbouwd te worden door middel van jaarlijkse evaluatierapporten van de teeltbegeleiders.

Deze rapportages dienen een samenvatting te bevatten van de concreet gegeven adviezen, de beoogde effecten en de resultaten met betrekking tot de onderdelen kwaliteitsverbetering en milieureducties (gewasbeschermingsmiddelen, mineralen, energie). Het PT stelt voor dit doel een format ter beschikking. Bij de jaardeclaratie wordt een selectie van rapportages opgevraagd (minimaal 1 per teeltbegeleider). De PO dient in de GMO administratie te beschikken over een evaluatieverslag van elke deelnemende teler. Zie type actie 502 Activiteit Geïntegreerde productie of geïntegreerde plaagbestrijding, Subactiviteit Teeltbegeleiding/teeltvoorlichting/advisering: Standaardvoorlichting mede betrekking hebben op kwaliteit en milieu (50% van de kosten zijn subsidiabel).

Specifieke begeleiding:

Begeleiding van biologische teelt; begeleiding van geïntegreerde bestrijding en het voorkomen van ziekten en plagen; begeleiding scouts; analyses en adviezen met betrekking tot gewas, water en/of bodem, die gericht zijn op het vaststellen van ziekten en plagen (microbiologisch onderzoek, aaltjesonderzoek); energiescan; begeleiding in geval van specifieke kwaliteitsproblemen en begeleiding bij controle productkwaliteit kunnen voor 100% in aanmerking worden genomen. Zie betreffende activiteiten van Maatregel 5.

De adviezen (voor elke deelnemende teler) dienen gedetailleerd onderbouwd te worden door middel van jaarlijkse evaluatierapporten van de adviseurs/begeleiders. Deze rapportages dienen een samenvatting te bevatten van de concreet gegeven adviezen, de beoogde effecten en de resultaten. Het PT stelt voor dit doel een format ter beschikking. Bij de jaardeclaratie wordt een selectie van rapportages opgevraagd (minimaal 1 per adviseur/begeleider). De PO dient in de GMO administratie te beschikken over een evaluatieverslag van elke deelnemende teler.

In het geval van individuele teeltbegeleiding door eigen personeel van de producentenorganisatie geldt hetzelfde maximum als voor externe teeltbegeleiding.

Uitgaven van de producentenorganisatie op het gebied van de aansturing van de teeltbegeleiders, opstellen van bedrijfsvergelijkingen met betrekking tot het verbruik en reductie van mineralen, gewasbeschermingsmiddelen en energie, groepsbijeenkomsten over kwaliteit en milieuthema's worden voor 100% in aanmerking genomen. Deze uitgaven dienen onderbouwd te worden door middel van correspondentie, verslagen, publicaties, presentaties of notulen.

N.B. Begeleiding bij reductie mineralenverbruik en reductie energieverbruik kunnen niet meer als afzonderlijk subactiviteiten worden opgevoerd en vormen onderdeel van de standaard teeltbegeleiding. Begeleiding kwaliteit- en milieuzorgsystemen teeltbedrijven (GlobalGAP, Milieukeur) en begeleiding kwaliteitszorgsystemen (HACCP, BRC, IFS, ISO e.a) vallen onder de begrotingsregels voor Begeleiding, audits, certificering en membershipfees van zorgsystemen onder Maatregel 7 - 710 Milieuverantwoorde bedrijfsvoering resp. Maatregel 2 - 203 Kwaliteitszorgsystemen Begeleiding bij koelen en conditioneren inclusief opstellen van bewaarprotocollen valt onder de begrotingsregel Externe diensten t.b.v. koelfaciliteiten onder Maatregel 1-103 Aanbodplanning Educatieve bijeenkomsten - trainingen/cursussen etc. met betrekking tot deze onderwerpen dienen wel onder Maatregel 5 opgenomen te worden.

Bij de jaardeclaratie dienen de kosten ter onderbouwing en ten behoeve van een nadere beoordeling door het PT, op de hierna beschreven wijze te worden uitgesplitst.

Het totaal gedeclareerde bedrag dient per teler/lid te worden uitgesplitst, waarbij de volgende criteria dienen te worden genoemd:

  • naam en aanvoer-/lidnummer teler

  • naam teeltbegeleider

  • soort gewas

  • areaal

  • conform de overeenkomst tussen producentenorganisatie en teeltbegeleider: aantal bezoeken, gemiddelde duur per bezoek in uren en totaalbedrag per teler per gewas (in geval van declaratie van extra bezoeken moet tevens het aantal en het bedrag aan extra in rekening gebrachte bezoeken worden vermeld)

  • totaalbedrag per teler per gewas (indien van toepassing inclusief het door de teeltbegeleider rechtstreeks aan de teler gefactureerde gedeelte)

  • percentage GMO (50 of 100%)

Het PT stelt voor dit doel een format ter beschikking.

Educatieve bijeenkomsten

Bij de aanvraag moet een beschrijving van de cursus/training etc. worden overlegd. De beschrijving moet ingaan op onderwerp(en) en leerdoel(en) van de cursus, het cursusprogramma (specificatie van de cursusonderdelen en gehanteerde werkvormen), aantal bijeenkomsten (met vermelding van de data en de duur per bijeenkomst) en de kosten van de cursus.

In geval van cursussen/trainingen etc. dient bij de jaardeclaratie een deelnemerslijst en een aanwezigheidsregistratie per deelnemer per datum bijeenkomst, voorzien van een handtekening van de deelnemer beschikbaar te zijn. Bij de declaratie kunnen slechts kosten worden opgevoerd voor leden, medewerkers van leden en medewerkers van de producentenorganisatie die daadwerkelijk aanwezig zijn geweest.

Type actie/activiteit: 501 Biologische productie

Onder deze activiteit opgenomen acties kunnen slechts worden goedgekeurd indien de vereisten voor biologische productie in acht worden genomen, zoals opgenomen in Verordeningen (EG) nr. 834/2007 (Raad) en nr. 889/2008 (Commissie). Uitsluitend door Skal gecertificeerde biologische teeltbedrijven komen hiervoor in aanmerking. Deelnemende telers dienen te beschikken over een geldig Skal certificaat of een bevestiging van Skal, dat het bedrijf in omschakeling is naar biologische productie.

Deze actie/activiteit komt in aanmerking voor 60% subsidie.

501-33-153 (60% subsidie) Teeltbegeleiding/teeltvoorlichting/advisering:

Uitgaven voor specifieke adviezen voor biologische teelt, bodemvruchtbaarheid, biologische bemesting, compostering, vruchtwisseling, rassenkeuze, biologische bestrijding en biologisch evenwicht, biologische teelttechniek.

501-33-154 (60% subsidie) Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen/cursussen/seminars/symposia/congressen/studiegroepen

Type actie/activiteit: 502 Geïntegreerde productie of geïntegreerde plaagbestrijding

502-34-155 Teeltbegeleiding/teeltvoorlichting/advisering: Uitgaven voor specifieke begeleiding van biologische of geïntegreerde bestrijding, begeleiding scouts en begeleiding bij het voorkomen van ziekten en plagen, incl. gewas, water en/of bodemanalyses die gericht zijn op het vaststellen van ziekten en plagen (microbiologisch onderzoek, aaltjesonderzoek)

100% van de kosten voor individuele adviezen zijn subsidiabel.

NB Water- en/of bodemanalyses om de hoeveelheid mineralen (N en P) te bepalen zijn niet langer subsidiabel.

502-34-156 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen/cursussen/seminars/symposia/congressen/studiegroepen op het gebied van geïntegreerde bestrijding, ziekten en plagen en cursussen scouting 502-34-159 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen/cursussen/seminars/symposia/congressen/studiegroepen: kwaliteit en milieuzorgsystemen teeltbedrijven. Betreft GlobalGAP, Milieukeur (AMK) e.d.

502-34-333 Teeltbegeleiding/teeltvoorlichting/advisering: standaardvoorlichting mede betrekking hebbende op kwaliteit en milieu:

50% van de kosten voor individuele adviezen zijn subsidiabel.

100% van de kosten voor uitgaven van de producentenorganisatie op het gebied van aansturing van de teeltbegeleiders, opstellen van bedrijfsvergelijkingen met betrekking tot het verbruik en reductie van mineralen/gewasbeschermingsmiddelen/energie en groepsbijeenkomsten over kwaliteit en milieuthema's zijn subsidiabel.

Onder deze begrotingsregel vallen ook ICT modules voor bedrijfsbegeleiding en abonnementen op mailen webdiensten (50% van de kosten). De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Begeleiding voor de teelt van witlofpennen (akkerbouw) is niet subsidiabel.

502-34-356 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen/cursussen/seminars/symposia/congressen/studiegroepen: standaardvoorlichting mede betrekking hebbend op kwaliteit en milieu:

50% van de kosten zijn subsidiabel.

Type actie/activiteit: 503 Andere milieukwesties

503-35-162 Energiescan

503-35-164 Advieskosten ten behoeve van andere milieu onderwerpen

Onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden.

Toelichting raamovereenkomsten:

Voor dit soort adviezen is het gebruikelijk, dat er gewerkt wordt met raamovereenkomsten, die op meerdere jaren betrekking hebben. Inzet van externe diensten heeft vaak betrekking op jaarlijks terugkerende activiteiten waarvoor jaarlijks bijdragen in rekening worden gebracht. Het criterium is of de (sub)activiteit subsidiabel is. Of dit gebeurt d.m.v. jaarlijkse aanbesteding of een meerjarig raamcontract of een abonnement/lidmaatschap is niet van belang.

503-35-165 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen/cursussen/seminars/symposia/congressen/studiegroepen: andere milieu onderwerpen, zoals energiereductie, mineralenreductie:

Gedurende 2012 worden onder deze begrotingsregel cursussen in het kader van het stimuleren van kennisverwerving m.b.t. het geconditioneerde teelt/het "nieuwe telen" in aanmerking genomen.

Type actie/activiteit: 505 Productkwaliteit

505-37-168 Advieskosten voor verbeteren productkwaliteit en controle productkwaliteit inclusief residuen van bestrijdingsmiddelen en traceerbaarheid:

Uitgaven voor begeleiding ter verbetering van de productkwaliteit (aansturing bij specifieke kwaliteitsproblemen) en de kwaliteitscontrole worden in aanmerking genomen.

505-37-170 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen/cursussen/seminars/symposia/congressen/studiegroepen: productkwaliteit inclusief residuen van bestrijdingsmiddelen. Opfriscursussen kwaliteitsmedewerkers en keurmeesters.

Type actie: 506 Andere kwesties Activiteit: Aanbodplanning

506-40-176 Teeltbegeleiding/teeltvoorlichting/advisering (bijvoorbeeld teeltplan, tactische perceelsplanning, oogstspreiding, nieuwe rassen):

Hieronder valt ook de begeleiding van teelten voor de verwerkende industrie. Subsidiabel zijn de kosten voor opstellen teeltplan (inclusief aaltjes beheersingsstrategie), perceelsbeoordeling, perceelsplanning, zaaibegeleiding, monitoring teelt (inclusief proefrooiïngen en bemonstering eindproduct). Nadrukkelijk niet subsidiabel zijn: contracteren, oogstbegeleiding.

Activiteit: Andere kwesties

506-41-178 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen/cursussen/seminars/symposia/congressen (niet gespecificeerd)

Onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden.

506-41-179 Uitgaven voor advieskosten op het gebied van onderzoek Onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden

506-41-180 Uitgaven voor studiereizen en beursbezoek:

Op grond van punt 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 5430/2011 dient dit beperkt te blijven tot het grondgebied van de Europese Unie. Onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden. Zie hiervoor ook het bepaalde onder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3 Overige kosten punt 3.5

Maatregel 6: Crisispreventie maatregelen

Voor acties opgenomen onder deze maatregel geldt in het algemeen dat deze op grond van artikel 103 quater, lid 2 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 niet meer dan één derde van de uitgaven uit hoofde van het operationeel programma mogen uitmaken.

Indien dergelijke acties deel uitmaken van het operationeel programma, kan het maximale percentage EU-steun voor het operationele programma op grond van artikel 103 quinquis van Verordening (EG) nr. 1234/2007 worden verhoogd tot 4,6% van de waarde van de verkochte productie. Deze extra 0,5% mag uitsluitend worden aangewend voor acties in het kader van deze maatregel.

Algemeen voorbehoud:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel in punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.

Bij de uitvoering van maatregelen in het kader van een crisis wordt onderscheid gemaakt tussen een incidentele en een structurele crisis. Een structurele crisis is een langdurige periode met lage prijzen, die onder de kostprijs liggen. Een incidentele crisis is een crisis veroorzaakt door een aanwijsbaar incident dat een belangrijke invloed heeft op de prijsvorming gedurende een kortere periode. Het Productschap Tuinbouw stelt vast of er sprake is van een crisis en wat de aard van de crisis is. Voor het jaar 2011 en 2012 heeft het PT vastgesteld dat de afzet van glasgroenten, witlof en champignons in een structurele crisis verkeren.

Bij een structurele crisis zijn activiteiten subsidiabel die effect op korte en lange termijn kunnen sorteren. Bij een incidentele crisis zijn onder deze maatregel alleen activiteiten subsidiabel als het effect gericht is op het oplossen van de crisis op korte termijn.

Type actie: 603 Afzetbevorderings- en communicatieactiviteiten

603-58-312 Afzetbevordering en communicatie

Onder dit punt kunnen marktstudies en uitgaven voor reclame worden opgevoerd.

In geval van een structurele crisis kunnen marktstudies inzicht geven in de marktsituatie en kunnen daarmee de juiste marketingmaatregelen worden ingezet die de prijsvorming kunnen verbeteren. Afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen, zoals de introductie van een nieuwe verpakkingswijze, een merk, promotie en reclame zijn subsidiabel.

In het geval van een incidentele crisis is marktonderzoek subsidabei wanneer het doel is om inzicht te krijgen welke acties op korte termijn het meest effectief zijn om de crisis op te lossen. Afzetbevorderings-en communicatiemaatregelen zijn subsidiabel voor zover de actie gericht is op het oplossen van de crisis op korte termijn.

Ook voorbereidende uitgaven in het operationeel programma, als maatregel van crisispreventie, zijn subsidiabel.

Op grond van artikel 86, lid 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moeten acties die onder dit hoofd in het kader van crisispreventie worden uitgevoerd, aanvullend zijn op acties die reeds door de betrokken producentenorganisaties worden uitgevoerd. Dit houdt in dat zowel een uitbreiding van de al geplande activiteiten als nieuwe activiteiten subsidiabel zijn.

In het geval onder dit hoofd uitgaven voor Afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen worden gedaan, gelden de voorwaarden zoals opgenomen in punt 15 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. 603-58-360 Uitgaven voor collectieve generieke promotieuitingen:

Het PT deelt de conclusie van onder andere Stichting Marktonderzoek Tuinbouw dat er sprake is van een structurele crisis voor tomaten op de Duitse markt. De ontstane situatie als gevolg van de EHEC crisis in 2011 versterkt deze conclusie. De te ondernemen promotieacties voor tomaat op de Duitse markt zijn subsidiabel. Wel dient het PT de concrete invulling en begroting van het plan te ontvangen alvorens goedkeuring wordt verleend.

Uitgaven voor collectieve generieke (dus zonder merkverwijzingen) promotieuitingen, waaronder die door het Groenten Fruit Bureau zijn subsidiabel. De voorwaarden van punt 15 van bijlage VIII van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn hierop van toepassing, te weten:

  • Het gebruik van geografische benamingen is slechts toegestaan indien: het een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding betreft die onder Verordening (EG) nr. 510/2006 valt, of in de overige gevallen mits deze ondergeschikt zijn aan de hoofdboodschap.

  • In het geval van visuele media is het promotiemateriaal voorzien van het logo van de Europese Unie en van de vermelding: "Door de Europese Unie medegefinancierde campagne".

603-58-316, 604-59-323, 605-60-324 en 606-61-325 Aflossing van kapitaal en renten van leningen bedoeld om maatregelen van crisispreventie te financieren

Indien er commerciële leningen zijn aangegaan om acties in het kader van crisispreventie te financieren, mag op grond van artikel 103 quater, lid 2, derde alinea van Verordening (EG) nr. 1234/2007 de aflossing van deze lening en de rente daarvan in het operationeel programma worden opgenomen. Deze aflossing en rente komt dan in de plaats van de werkelijke uitgaven voor deze acties en mogen evenmin meer dan één derde van de totale uitgaven uit hoofde van het totale operationele programma vormen.

Indien de hiervoor genoemde leningen een terugbetalingstermijn hebben die de looptijd van het operationele programma overschrijdt, mogen deze op grond van artikel 74 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 om gegronde economische redenen worden overgeheveld naar een volgend operationeel programma. Deze gegronde economische redenen worden aanwezig geacht, mits de totale looptijd van de lening niet langer is dan maximaal drie opeenvolgende operationele programma's.

Type actie: 604 Opleidingsacties

604-59-313 Opleidingsacties

De algemene voorwaarden die van toepassing zijn op cursussen en opleidingen, zoals die onder maatregel 5 zijn opgenomen, zijn eveneens van toepassing op opleidingsmaatregelen die in het kader van crisispreventie worden opgenomen.

Opleidingen ten tijde van een structurele crisis zijn subsidiabel en dienen gericht te zijn op het verwerven van inzicht in de mogelijkheden om de marktpositie te verbeteren.

604-59-323 Aflossing van kapitaal en renten van leningen bedoeld om maatregelen van crisispreventie te financieren

Zie hierboven onder 603-58-316

Type actie: 605 Oogstverzekering

605-60-314 Betaalde premies voor oogstverzekeringen

De oogstverzekeringen dragen op grond van artikel 88 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bij tot het verzekeren van het producenteninkomen en het dekken van marktverliezen die de producentenorganisatie en/of haar leden hebben geleden als gevolg van natuurrampen, ongunstige klimaatomstandigheden en in voorkomend geval, van ziekten en plagen.

Op grond van artikel 89, lid 4 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 j" artikel 2, lid 8 van Verordening (EG) nr. 1857/2006 wordt verstaan onder ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld: weersomstandigheden, zoals vorst, hagel, ijs, regen of droogte, die voor een landbouwer leiden tot een verlies van meer dan 30% van de gemiddelde jaarproductie in de laatste drie jaar of de gemiddelde productie van drie jaren van de laatste vijf jaren, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend.

Op grond van bovenstaande punten zijn slechts verzekeringen gericht op productschade subsidiabel. Premies voor verzekeringen ter dekking van schade aan opstallen (inclusief glasschade), machines, transportmiddelen, etc. zijn niet subsidiabel.

Op grond van artikel 89, lid 3 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 mag het bij schade uit te keren bedrag, inclusief het eventueel uit andere bronnen te ontvangen bedrag, niet meer bedragen dan 100% van het door de teler geleden inkomensverlies. Is het verzekerde risico hoger, dan is de premie niet subsidiabel.

Op grond van artikel 88 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 worden de oogstverzekeringen beheerd door de producentenorganisatie. Dit houdt niet in dat de producentenorganisatie een (collectieve) polis of overeenkomst moet afsluiten. Het is ook mogelijk om te werken met individuele polissen. Indien producentenorganisaties gebruik willen maken van deze actie in het kader van crisispreventie dienen zij deze actie open te stellen voor alle leden. De leden kunnen vervolgens een afschrift van hun polis en een betaalbewijs bij de producentenorganisatie indienen. De producentenorganisatie dient te controleren of de polissen voldoen aan de vereisten van de artikelen 88 en 89 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 en of de premies daadwerkelijk betaald zijn. Polissen die in aanmerking komen voor deze actie in het kader van crisispreventie worden door de producentenorganisatie geregistreerd. Indien een polis van een teler in deze registratie van de producentenorganisatie is opgenomen, kan de betreffende teler de betaalde premie bij de producentenorganisatie declareren. De door de producentenorganisatie aan de betreffende telers uitgekeerde vergoedingen, kunnen als actie in het kader van crisispreventie in de aanvraag worden opgenomen.

Assurantiebelasting en poliskosten komen niet voor financiële steun in aanmerking.

Telers die gebruik maken van de EL&l-regeling "brede weersverzekering" mogen niet tevens gebruik maken van GMO.

De producentenorganisatie dient bij de jaardeclaratie een lijst van deelnemers te overleggen met vermelding van NAW gegevens, gewas(sen), areaal, omschrijving verzekering, polisnr. en verzekeraar, bedrag premie, bedrag niet-subsidiabel deel en gedeclareerd bedrag. Het PT stelt een format ter beschikking.

605-60-324 Aflossing van kapitaal en renten van leningen bedoeld om maatregelen van crisispreventie te financieren.

Zie hierboven onder 603-58-316

Type actie: 606 Steun voor de administratieve kosten van de onderlinge fondsen

606-61-315 Administratieve kosten voor de oprichting van onderlinge fondsen:

In dit kader worden onder onderlinge fondsen, fondsen bedoeld die in de plaats treden van oogstverzekeringsmaatregelen als bedoeld in artikel 103 quater, lid 2, onder e) van Verordening (EG) nr. 1234/2007. Voorwaarden die uit hoofde van de artikelen 88 en 89 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn gesteld en die hiervoor nader zijn uitgewerkt, zijn eveneens van toepassing op deze onderlinge fondsen.

Onder deze actie van crisispreventie zijn slechts de administratieve kosten van de oprichting van deze onderlinge fondsen subsidiabel. Onder administratieve kosten kan worden verstaan de externe kosten voor adviesdiensten op juridisch en administratief terrein voor de oprichting van deze onderlinge fondsen. Personeelskosten zijn op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 uitgesloten.

De steun voor de administratieve kosten is op grond van artikel 90, lid 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 het eerste jaar beperkt tot 5%, het tweede jaar tot 4% en het derde jaar tot 2% van de bijdrage van de producentenorganisatie in het onderlinge fonds

606-61-325 Aflossing van kapitaal en renten van leningen bedoeld om maatregelen van crisispreventie te financieren

Zie hierboven onder 603-58-316

Maatregel 7: Milieuacties

N.B. De in de tekst voor Maatregel 7 vermelde belangrijkste bepalingen uit het Nederlandse Nationaal Kader (milieurichtsnoeren) zijn cursief weergegeven. De hier vermelde teksten betreffen het Nederlandse Nationaal Kader (milieurichtsnoeren) versie 6 februari 2012. Deze teksten zullen na vaststelling van de Herziene Nederlandse Nationale Strategie 2008 - 2013 inclusief Nationaal Kader (milieurichtsnoeren) zo nodig worden aangepast1.

Voor alle milieuacties geldt dat deze moeten voldoen aan de vereisten van het Nederlandse Nationaal Kader (milieurichtsnoeren) en de daarin vermelde nadere voorwaarden. Het Nederlandse Nationaal Kader (milieurichtsnoeren) is opgenomen als deel II. van de Herziene Nederlandse Nationale strategie 2008 - 20132.

Artikel 103 quater; lid 3 van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 vereist dat de operationele programma's twee of meer milieuacties moeten bevatten of dat minimaal 10% van de uitgaven in het kader van de operationele programma's milieuacties betreft. Op basis van artikel 103 septies van de hierboven genoemde Raadsverordening en artikel 56 van Uitvoeringsverordening (EU) nr 543/2011 dient een nationale kader voor de milieuacties te worden vastgesteld, welk bij de Commissie ter goedkeuring moet worden ingediend. Dit Nationaal Kader geeft op hoofdlijnen aan welke milieumaatregelen kunnen worden genomen. De Commissie toetst deze aan de doelstelling van artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 174 van het Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap [Publicatieblad L 242 van 10.9.2002].

Algemene eisen voorin de operationele programma's opgenomen milieuacties

  • Milieuacties dienen, waar van toepassing, de vereisten voor agromilieubetalingen, zoals bedoeld in artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr 1698/2005 en artikel 103quater; lid 3 van Raadsverordening (EG) nr 1234/2007 in acht te nemen.

  • Milieuacties dienen in overeenstemming te zijn met deze milieurichtsnoeren.

  • Milieuacties kunnen worden gebundeld en aanvullend op andere milieuacties in het operationeel programma worden opgenomen en indien van toepassing ook in agromilieumaatregelen in het Plattelandsontwikkelings Programma, uitgevoerd door de leden van de producentenorganisatie.

  • Indien een operationeel programma leidt tot de mogelijkheid om verschillende milieuacties te combineren en/of indien de onder het operationeel programma geselecteerde milieuacties kunnen worden gecombineerd met agromilieumaatregelen ondersteund door het Plattelandsontwikkelings Programma, dan moet bij het bepalen van het niveau van de steun rekening worden gehouden met de extra kosten en het inkomensverlies die uit deze combinatie voortvloeien.

  • De steun voor de in het operationele programma opgenomen milieuacties, die is bedoeld om de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortkomen te dekken, kan worden aangepast in het geval van wijzigingen van het relevante referentieniveau, bijvoorbeeld het standaardniveau waarboven een milieuverbintenis moet gaan.

Voor alle milieuacties, met uitzondering van de verkrijging van vaste activa, zoals benoemd in onderstaande niet-limitatieve lijst van acties, geldt dat de producentenorganisatie of haar leden de verplichting hebben om de subsidiabele technische middelen waarvoor steun wordt verleend, te gebruiken voor de doeleinden zoals goedgekeurd in het operationele programma. Conform artikel 39, lid 3 van Verordening (EG) nr 1698/2005 zullen agromilieuverbintenissen worden uitgevoerd overeen vastgestelde periode.

Maatregelen die in het kader van de Gemeenschappelijke Marktordening voor Groenten en Fruit met EU-gelden worden gefinancierd kunnen niet worden uitgevoerd indien zij niet in overeenstemming zijn met de nationale voorschriften, waarin de volgende richtlijnen zijn geïmplementeerd:

  • De Wilde Vogel Richtlijn (Raadsrichtlijn 79/409/EEG) en de Habitat Richtlijn (Raadsrichtlijn 92/43/EEG);

  • De Kader Waterbeleid Richtlijn (Richtlijn 2000/60/EG van het Europese Parlement en de Raad).

Type acties: 701 Aankoop van vaste activa en 702 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing

Algemeen voorbehoud:

In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 60, leden 3 en 5 (met name tweede en derde alinea) en de punten 6, 10 t/m 14, 20, 21,23 en 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en of verbouw.

Nederlandse Milieurichtsnoeren:

In het geval van investeringen in vaste activa, dienen deze gebruikt te worden voor de doeleinden waarvoor de investering is gedaan, gedurende de gehele in paragraaf 6.6 genoemde periode. Het is wel mogelijk om deze activa gedurende de bedrijfseconomische levensduur te vervangen, mits de voorwaarden van artikel 60, lid 5 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 in aanmerking worden genomen en er significante milieuvoordelen zijn

Voor investeringen waarbij energie aan derden wordt verkocht, geldt in verband met de verrekening van de opbrengsten de verplichting het investeringsbedrag in gelijke termijnen over een periode van 5 jaar ten laste van het actiefonds te brengen onder aftrek van de genoten opbrengsten.

Waar bij de specifieke voorwaarden om een investering in aanmerking te nemen een percentage energie-of waterbesparing van 25% is genoemd, wordt de startsituatie bepaald aan het begin van de looptijd van het betreffende operationeel programma. De besparing wordt beoordeeld in het kader van de investering en/of actie. De besparing moet worden berekend op het niveau van de investering en/of actie. Dit betekent dat alleen vervangingsinvesteringen betrokken kunnen zijn.

In aanmerking te nemen steun wordt beperkt tot investeringen in energie- en waterbesparende systemen uitgevoerd in totaal nieuw ingerichte productiegebieden ter vervanging van oude, opgeheven productiegebieden of uitgevoerd in reeds bestaande productiegebieden bedoeld om bestaande energie-of watersystemen te moderniseren of vervangen.

Investeringen in nieuwe irrigatie installaties bedoeld om het irrigeerbare areaal te vergroten en investeringen in energiesystemen, die niet bijdragen aan energiebesparing worden niet in aanmerking genomen voor steun. Indien de investeringen niet een minimum aan energie- of waterbesparing van tenminste 25% kunnen genereren, kunnen deze niet worden gezien als een milieu actie. Wel kan deze investering dan onder andere maatregelen, voorzien in de Nationale Strategie, worden gebracht. In uitzonderlijke gevallen kan een lagere drempel van minimaal 10% kan worden geaccepteerd, mits de actie andere milieuvoordelen waarborgt (bijvoorbeeld vermindering van bodemerosie en/of vermindering van het gebruik van chemicaliën in combinatie met waterbesparing, vermindering van de luchtvervuiling en/of het gebruik van herbruikbare energiebronnen in combinatie met energiebesparing).

Conform artikel 103quater, lid 3 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de investeringen in vaste activa de extra kosten en het inkomensverlies die uit de investering voortvloeien.

Indien de investering naar verwachting geen 25% energiebesparing oplevert, verdient het aanbeveling deze investeringen onder een andere maatregel te rubriceren. In de meeste gevallen zal dit maatregel 8 (Andere acties, Activiteit Milieuacties niet voorkomende in de milieurichtsnoeren) zijn.

Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur

Bij energiebesparende investeringen, zoals WKK en aardwarmte in maatregelen 7 en 8, geldt dat opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden in mindering gebracht moeten worden. De verrekening dient plaats te vinden door vanaf het moment van investeren het investeringsbedrag lineair (in gelijke termijnen) over een periode van 5 jaar ten laste te brengen van het actiefonds onder aftrek van de genoten opbrengsten.

Deze bepaling is van toepassing op alle investeringen voor energiebesparende apparatuur, waarbij de mogelijkheid van energielevering aan derden zich voordoet; ook indien hiervan geen daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt.

Deze bepaling is van kracht voor energiebesparende investeringen die vanaf 10 september 2011 zijn/worden gedaan. Voor investeringen gedaan vóór 10 september 2011 geldt nog dat de investeringen in 1 keer ten laste van het actiefonds gebracht kunnen worden onder aftrek van de voor een periode van 5 jaar geschatte opbrengstbedragen.

Toelichting: Deze bepaling heeft in ieder geval betrekking op zonnepanelen en -collectoren, windmolens, aardwarmte, WKK's, warmtepompen/warmtewisselaars/warmte- en koudebuffering (acquifers). (Opm. Warmtebuffertanks worden meestal gebruikt voor kortdurende opslag van warmteoverschotten, die vervolgens op het teeltbedrijf zelf worden aangewend. Wat betreft de verrekening van genoten inkomsten, geldt daarom voor warmtebuffertanks: Indien de producentenorganisatie kan aantonen, dat de warmte alleen op het betreffende teeltbedrijf zelf wordt gebruikt, kan de producentenorganisatie van deze verplichting worden vrijgesteld. Uit de te overleggen energiebalans dient dan te blijken dat er geen warmte is geleverd).

Aangescherpte voorwaarden 2012: energieproductie

De Europese Commissie heeft een voorwaarde voor investeringen in thermische energie en/of elektriciteit uit hernieuwbare bronnen aangescherpt. De opwekkingscapaciteit mag niet groter zijn dan het jaarlijkse gemiddelde gebruik. Het gaat om het gemiddelde jaarlijkse gebruik van zowel thermische energie alsook elektriciteit door het teeltbedrijf of samenwerkingsverband.

Aanvraag en onderbouwing van investeringen in energiebesparende apparatuur Voor investeringen in energiebesparende apparatuur in de maatregelen 7 en 8 wordt vóór uitvoering van de investering voor elk deelnemend teeltbedrijf het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. In geval van meerdere installaties op één teeltbedrijf mogen deze worden gecombineerd in één aanvraag.

De verwachte energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen per energiesysteem wordt bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele jaar) beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende energiedeskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis van modelberekeningen.

De verantwoording van de gerealiseerde energiebesparing vindt plaats één jaar na de inbedrijfstelling van de installatie(s), uiterlijk bij de eerstvolgende jaardeclaratie. In voorkomende gevallen kan dit betekenen, dat de jaardeclaratie(s), waarin kosten voor deze installatie(s) ten laste van de GMO gebracht zijn, al afgerond zijn.

Dit ontslaat de producentenorganisatie niet van deze verplichting. De volgende gegevens worden overgelegd:

  • De bereikte energiebesparing volgens de geactualiseerde energiebalans;

  • De meest recente jaarafrekening van de energieleverancier aan het betrokken teeltbedrijf of twaalf opeenvolgende maandrekeningen van de periode na inbedrijfstelling van de installatie(s).

Activiteit: Milieugerichte investeringen Nederlandse Milieurichtsnoeren:

A. Aankoop van vaste activa

B. Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing Conform artikel 103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verdergaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

701-42-181 en 702-43-194 Investeringen in innovatieve en emissiebeperkende gewasbeschermingsapparatuur, zoals spuitapparatuur, UV-belichtingswagens ter bestrijding van schimmelziekten, thermische apparatuur en innovatieve mechanische onkruidbestrijding zijn subsidiabel: voorzover deze investeringen tot doel hebben om het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen te verminderen.

In aanmerking komen:

  • spuitapparatuur (bijvoorbeeld tunnelspuitmachine voor de fruitteelt; spuitapparatuur met luchtondersteuning);

  • UV-licht ter bestrijding van schimmelziekten;

  • thermische apparatuur (onkruidbranders, heteluchtapparatuur);

  • mechanische onkruidbestrijdingsapparatuur;

  • GPS systemen in het kader van de precisielandbouwtechnieken;

  • apparatuur voor het elektrochemisch activeren van een zwakke oplossing van natriumchloride in onthard water (bijvoorbeeld Aquanox) in combinatie met een vernevelaar ter bestrijding van micro organismen (virussen, bacteriën en schimmels), mits wettelijke toegestaan.

  • Doekenreiniger, te weten apparatuur om looftrekdoeken te ontsmetten.

In geval van spuitapparatuur dient de emissiebeperking te worden aangetoond. Bij voorkeur aan de hand van bij het betreffende merk of type spuitapparatuur uitgevoerd onafhankelijk onderzoek. Indien geen onafhankelijk onderzoeksrapport beschikbaar is, mag de reductie ook worden aangetoond door middel van een (meerjarige) spuitregistratie (aantal bespuitingen per teelt en gebruik per middel in kg werkzame stof per hectare bespuiting per jaar). De nulsituatie (gemiddelde over voorgaande jaren) dient dan concreet te worden weergegeven.

In geval van spuitrobots en UV belichtingswagens is het transportsysteem om de apparatuur te verplaatsen naar de volgende rij of afdeling niet subsidiabel. In geval van opgebouwde (zelfrijdende) landbouwspuitmachines wordt uitsluitend het spuitsysteem in aanmerking genomen (drager, motorblok, cabine inclusief accessoires zijn niet subsidiabel).

Spuitleidingen zijn niet subsidiabel.

GPS systemen in het kader van de precisielandbouwtechnieken:

Voorwaarde is dat de inzet van GPS systemen leidt tot positieve effecten op milieu en/of kwaliteit door aantoonbaar toepassen van precisie zaaien en/of planten, precisietoediening van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en precisie mechanische onkruidbestrijding.

701-42-182 en 702-43-195 Investeringen in insectengaas (uitsluitend bij vollegrondsteelten) zijn subsidiabel:

Ter wering van insecten, niet voor vervroeging. Vliesdoek (o.a. Agryl) is uitsluitend toegestaan voor koolsoorten en wortelen.

701-42-184 en 702-43-197 Investeringen in duurzame energie, zoals zonnepanelen(-collectoren), windmolens, voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing (reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen) van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft.

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering gebracht te worden.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" onder "Type acties: 701 Aankoop van vaste activa en 702 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing".

Biobranders maken geen onderdeel meer uit van het Nationaal kader (milieurichtsnoeren) en vervallen.

Zie ook 801-55-292 en 802-56-298

701-42-185 en 702-43-198 Investeringen in WKK installaties zijn subsidiabel:

voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing (reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen) van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft.

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering gebracht te worden.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" onder "Type acties: 701 Aankoop van vaste activa en 702 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing"

Bouwkundige voorzieningen bij aanschaf van WKK installaties, zoals een WKK ruimte en fundering zijn niet subsidiabel.

Zie ook 801-55-293 en 802-56-299

701-42-186 en 702-43-199 Investeringen in aardwarmte zijn subsidiabel:

voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing (reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen) van minstens 25% (indien van toepassing 10%) geeft.

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering gebracht te worden.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" onder "Type acties: 701 Aankoop van vaste activa en 702 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing"

Zie ook 801-55-294 en 802-56-300

701-42-187 en 701-43-200 Investeringen in rookgasreinigers en bijbehorende meetapparatuur ter reductie van C02 en NOx emissie zijn subsidiabel:

Rookgasreinigers worden ingezet om emissie van schadelijke stoffen te beperken en C02 af te vangen ten behoeve van dosering aan het gewas in de kassen. Vanaf 1-04-2010 zijn de wettelijke emissie eisen voor o.a. NOx aangescherpt (Besluit Emissie-eisen Middelgrote Stookinstallaties 21-12-2009). Hierdoor is het gebruik van rookgasreinigers bij nieuwe stookinstallaties noodzakelijk geworden om aan de wettelijke emissie eisen te voldoen en dus voor NOx reductie niet meer bovenwettelijk. Dit heeft gevolgen voor de subsidiabiliteit:

  • In geval van aanschaf ten behoeve van een bestaande stookinstallatie (voor 1 april 2010) is de rookgasreiniger nog tot 1 januari 2017 bovenwettelijk en wordt 100% van de kosten in aanmerking genomen.

  • In geval van aanschaf ten behoeve van een nieuwe stookinstallatie (na 1 april 2010) worden uitsluitend de meerkosten voor de afvang van C02 in aanmerking genomen, onder voorwaarde, dat de afgevangen C02 wordt aangewend voor dosering aan het gewas in de kassen van het betreffende teeltbedrijf of een cluster van teeltbedrijven (zie hiervoor regel 701-42-188). De meerkosten van een COdiNOx installatie ten opzichte van een DeNOx installatie worden in aanmerking genomen. Op grond hiervan wordt de rookgasreiniger voor 50% subsidiabel gesteld.

  • De emissie na rookgasreiniging dient te blijken uit de specificatie van de leverancier (vooraf) en de (wettelijk verplichte) metingen van de emissieconcentratie (na ingebruikstelling).

  • In de toelichting bij de jaardeclaratie dient te worden vermeld of de rookgasreiniger is geplaatst op een bestaande stookinstallatie (geplaatst voor 1 april 2010) of op een nieuwe stookinstallatie. De datum van plaatsing dient vermeld te worden. N.B. Een stookinstallatie waarvoor voor de inwerkingtreding van het Besluit Emissie-eisen Middelgrote Stookinstallaties (BEMS) (1 april 2010) vergunning is verleend, maar die na 1 april 2010 is geplaatst of in gebruik is genomen, valt niet onder het begrip "bestaande installatie".

Uitsluitend de rookgasreiniger zelf inclusief bijbehorende meet- en regelapparatuur (inclusief TCS C02 besturing) is subsidiabel. Meetapparatuur voor eventuele schadelijke stoffen in de kas na dosering van C02 is eveneens subsidiabel.

Voorzieningen voor distributie van C02 in de kas, alsmede voorzieningen voor de C02 regeling in de kas (C02 units) zijn niet subsidiabel.

Bouwvoorzieningen en buitenomkasting van de WKK ruimte worden toegerekend aan de WKK en worden derhalve bij de rookgasreiniger niet in aanmerking genomen.

Toelichting

Het Besluit Emissie-eisen Middelgrote Stookinstallaties (BEMS) is op 21 december 2009 in Staatsblad 547 gepubliceerd en is in werking getreden op 1 april 2010. De in het besluit vastgestelde emissiegrenswaarden gelden direct voor installaties die na de inwerkingtreding van dit besluit worden geplaatst en in gebruik genomen. De bestaande installaties hebben een overgangstermijn tot 1 januari 2017 waarna zij ook aan de genoemde waarden moeten voldoen.

Voor gasgestookte zuigermotoren is de emissiegrenswaarde voor nieuwe installaties aangescherpt tot 30 gram NOx per gigajoule of 100 gram NOx per normaal kubieke meter.

Uitzonderingen, waarvoor in afwijking hiervan een emissiegrenswaarde van 100 gram NOx per gigajoule of 340 milligram NOx per normaal kubieke meter geldt, zijn:

  • o kleine gasmotoren (kleiner dan 2,5 megawatt thermisch)

  • o biogasmotoren

Voor overige categorieën: zie BEMS artikel 2.1.1 t/m 2.1.5 en de Nota van toelichting.

701-42-188 en 702-43-201 Investeringen in aansluitingen op een C02 netwerk zijn subsidiabel:

Betreft C02 clustering tussen verschillende bedrijven en aansluitingen op C02 netwerken als OCAP. Daar de aansluiting op OCAP niet in eigendom komt, dienen de kosten hiervan op 702 te worden opgevoerd.

Eventuele op het C02 netwerk aangesloten voorzieningen voor C02 opslag zijn eveneens subsidiabel. In geval van C02 clustering zijn investeringen voor aansluitingen van belendende telers eveneens subsidiabel, gerekend tot/vanaf de erfscheiding van de leverende en ontvangende telers, mits lid van de producentenorganisatie (c.q. betrokken GMO erkende producentenorganisaties).

Voorzieningen voor distributie van C02 in de kas, alsmede voorzieningen voor de C02 regeling in de kas (C02 units) zijn niet subsidiabel.

701-42-189 en 702-43-202 Investeringen in warmtepompen, warmtewisselaars, warmte- en koudebuffering (aquifers, WOK/warmtebuffertank) zijn subsidiabel;

voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing van minstens 25% (indien van toepassing 10%) geeft.

Deze begrotingsregel is bestemd voor bedrijven anders dan glastuinbouwbedrijven. (Glastuinbouwbedrijven: zie begrotingsregel 701-42-190 of 702-43-203 Investeringen in het kader van het programma "Kas als Energiebron" - "Het nieuwe telen").

In geval van energieclustering zijn investeringen voor aansluitingen van belendende telers eveneens subsidiabel, gerekend tot/vanaf de erfscheiding van de leverende en ontvangende telers, mits lid van de producentenorganisatie (c.q. betrokken andere GMO erkende producentenorganisaties).

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering gebracht te worden.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" onder "Type acties: 701 Aankoop van vaste activa en 702 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing"

Zie ook 801-55-296 en 802-56-302

701-42-190 en 702-43-203 Investeringen in het kader van het programma "Kas als Energiebron" - "Het nieuwe telen" (installaties vooreen gesloten/semi-gesloten kas) zijn subsidiabel voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft:

Installaties zijn subsidiabel, uitsluitend als onderdeel van een totaalconcept (Om aan de eis van 25% energiebesparing te voldoen zullen systemen en installaties gecombineerd moeten worden). Hieronder vallen naast het semi-gesloten kassysteem de volgende te combineren systemen en installaties:

  • Buitenluchtaanzuiging in combinatie met een tweede beweegbaar energiescherm;

  • Energiebesparend ventilatiesysteem met warmteterugwinning en/of voorverwarming;

  • Andere luchtbehandelingsystemen;

  • Hogedrukvernevelingsysteem (adiabatische koeling met een druppelgrootte 5 tot maximaal 15 micron);

  • Warmtewisselingsysteem;

  • Warmtepomp;

  • Seizoensopslagsysteem voor warmte en koude (aquifer);

  • Warmtebuffertank;

  • Tweede energiescherm*. De energiebesparing met het doek dicht is minimaal 45%, De energiebesparing is een doekeigenschap.

  • Energie extensieve bedrijven (verbruik< 25 Nm3 aardgasequivalent/m2) tevens het eerste energieschermscherm*. De energiebesparing met het doek dicht is minimaal 35%. De energiebesparing is een doekeigenschap.

  • Gevelscherm3. De energiebesparing met het scherm dicht is minimaal 40%. De energiebesparing is een doekeigenschap.

In geval van energieclustering zijn investeringen voor aansluitingen van belendende telers eveneens subsidiabel, gerekend tot/vanaf de erfscheiding van de leverende en ontvangende telers, mits lid van de producentenorganisatie (c.q. betrokken andere GMO erkende producentenorganisaties).

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering gebracht te worden.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" onder "Type acties: 701 Aankoop van vaste activa en 702 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing"

Zie ook 801-55-297 en 802-56-303

701-42-191 en 702-43-204 Investeringen in zelfpersende containers zijn subsidiabel:

Alleen de meerkosten ten opzichte van een normale container worden in aanmerking genomen.

701-42-354 en 702-43-355 Investeringen in de kwaliteit van water

Deze begrotingsregel is verplaatst naar Maatregel 2 (begrotingsregel 201-10-361/ 201-13-362).

701-42-352 en 702-43-353 Investeringen in installaties ten behoeve van waterbesparing (mits bovenwettelijk) zijn subsidiabel voor zover de specificatie van de investering een besparing van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft:

Onder voorbehoud van definitieve goedkeuring van de milieurichtsnoeren door de EU. Voorwaarde is dat de waterbesparing dient te worden aangetoond.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele jaar) een projectplan met projectbegroting, voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. De verwachte waterbesparing c.q. reductie van het waterverbruik per systeem wordt beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende deskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis van modelberekeningen. De specificatie dient deel uit te maken van het projectplan. Bij de jaardeclaratie wordt een berekening van de gerealiseerde waterbesparing overlegd.

701-42-358 en 702-43-359 Investeringen in installaties ten behoeve van waterzuivering (mits bovenwettelijk) zijn subsidiabel voor zover de specificatie van de investering een besparing van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft:

Investeringen in waterbesparende systemen, voor zover gericht op de vervanging of de modernisering van bestaande irrigatiesystemen met het doel het waterverbruik te verminderen.

In aanmerking te nemen steun wordt beperkt tot investeringen in energie- en waterbesparende systemen uitgevoerd in totaal nieuw ingerichte productiegebieden ter vervanging van oude, opgeheven productiegebieden of uitgevoerd in reeds bestaande productiegebieden bedoeld om bestaande energie-of watersystemen te moderniseren of vervangen.

Investeringen in nieuwe irrigatie installaties bedoeld om het irrigeerbare areaal te vergroten, worden niet in aanmerking genomen voor steun.

Onder voorbehoud van definitieve goedkeuring van de milieurichtsnoeren door de EU. De installaties dienen een verdergaande zuivering te bereiken dan de wettelijke normen. Uitsluitend de meerkosten van de bovenwettelijke zuivering ten opzichte van een standaardzuiveringsinstallatie worden in aanmerking genomen.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele jaar) een projectplan met projectbegroting, voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. De verwachte reductie van afvalstoffen per systeem wordt beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende deskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis van modelberekeningen. De specificatie dient deel uit te maken van het projectplan. Bij de jaardeclaratie dient de bovenwettelijke reductie te worden aangetoond met (wettelijk verplichte) metingen van de emissieconcentratie na ingebruikstelling.

Zie ook 801-55-305 en 802-56-308

Algemeen voorbehoud overige actietypen:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Externe diensten dienen gekwalificeerd te zijn. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.

Nederlandse Milieurichtsnoeren:

De steun voor milieuacties, andere dan de verkrijging van vaste activa, moet worden gelimiteerd tot de maximum bedragen voor agromilieubetalingen die zijn opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1698/2005. Om rekening te houden met specifieke omstandigheden die in de Nationale Strategie, als bedoeld in artikel 55 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, naar behoren zijn gemotiveerd, mogen deze bedragen worden verhoogd. Indien van toepassing, zijn deze derogaties beschreven en gemotiveerd in de niet-limitatieve lijst van acties.

Voor alle milieuacties, met uitzondering van de verkrijging van vaste activa, zoals benoemd in de niet-limitatieve lijst van acties, geldt dat de producentenorganisatie of haar leden de verplichting hebben om de subsidiabele technische middelen waarvoor steun wordt verleend, te gebruiken voor de doeleinden zoals goedgekeurd in het operationele programma. Producentenorganisaties zijn verplicht om dit soort acties gedurende de gehele looptijd van het operationeel programma te handhaven. Indien dit noodzakelijk is om de looptijd te bereiken die van toepassing is voor soortgelijke agromilieumaatregelen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma, dient deze actie eveneens in een volgend operationeel programma opgenomen te worden. (In het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma is deze periode vastgesteld op zes jaar (2007-2013, na 2013 is het mogelijk dat nieuwe termijnen worden vastgesteld). Deze vereisten zijn van toepassing op de volgende acties die in deze Richtsnoeren zijn opgenomen: "biologische productie", "geïntegreerde productie" en "acties om de bodem te beschermen".

In het geval personeel wordt ingezet voor de milieuacties, zijn de voorschiften van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van toepassing. (Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten).

Het operationeel programma van de producentenorganisatie moet de specifieke taken van dit personeel gedetailleerd beschrijven. Alleen de additionele werkelijke bestede tijd aan de relevante taken en welke op urenstaten wordt bijgehouden komt in aanmerking voor EU-financiering.

Specifieke kosten

Op basis van punt 1 van bijlage IX van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is het begrip "specifieke kosten" van toepassing op alle overige kosten onder actietypen 703 tot en met 712. Met specifieke kosten worden de aanvullende kosten bedoeld, berekend als het verschil tussen de traditionele en de werkelijk gemaakte kosten.

Type actie/activiteit: 703 Biologische productie

Nederlandse Milieurichtsnoeren:

C. Andere acties 1) Productie i) Biologische productie

Onder dit punt opgenomen acties kunnen slechts worden goedgekeurd indien de vereisten voor biologische productie in acht worden genomen, zoals opgenomen in Verordeningen (EG) nr. 834/2007 (Raad) en nr. 889/2008 (Commissie).

Conform artikel 103quater; lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

Vanwege het grote belang van dit type milieuacties, de hoogte van de werkelijk uit de actie voortvloeiende additionele kosten en daarom de noodzaak om zoveel mogelijk de reële kosten te honoreren, zodat zoveel mogelijk telers de actie uitvoeren, is de derogatie als bedoeld in artikel 58, lid 4 en 5 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van toepassing. Daarom komen de werkelijke uit de actie voortvloeiende additionele kosten in aanmerking voor steun.

Uitsluitend door Skal (conform Verordeningen (EG) nr. 834/2007 (Raad) en nr. 889/2008 (Commissie) gecertificeerde biologische teeltbedrijven komen hiervoor in aanmerking. Deelnemers dienen te beschikken over een geldig Skal certificaat of een bevestiging van Skal, dat het bedrijf in omschakeling is naar biologische productie.

Deze actie/activiteit komt in aanmerking voor 60% subsidie.

703-44-207 (60% subsidie) Composteringsplaatsen

Composteringsplaatsen, voor zover de verkregen compost wordt aangewend in het betreffende eigen bedrijf of voor gebruik aan andere biologische bedrijven wordt verkocht. Verkregen additionele inkomsten en gerealiseerde kostenbesparingen moeten van de subsidiabele uitgaven worden afgetrokken.

Uitsluitend de bovenwettelijke kosten zijn subsidiabel.

703-44-208 (60% subsidie) Uitgaven voor aankoop van mest en/of compost, afkomstig van Skal gecertificeerde biologische landbouwbedrijven.

Het gebruik van biologische mest en compost bij de biologische productie is subsidiabel.

Voor biologische mest bestaat een subsidiabel tarief van maximaal € 160 per ha (op basis van vaste rundveemest maximaal. 20 ton per ha of rundveedrijfmest maximaal 30 ton/ha).

In geval van compost zijn de meerkosten ten opzichte van gangbare compost subsidiabel. Door Skal op biologische bedrijven toegelaten groencompost, niet afkomstig van biologische landbouwbedrijven wordt niet in aanmerking genomen.

De biologische oorsprong van de mest c.q. compost dient bij de jaardeclaratie te worden aangetoond door middel van een factuur en een afleverbon met vermelding van Skalnummer en "eko" of "bio" en het Skal certificaat van de leverancier. (In plaats van Skal certificaten kan ook volstaan worden met een lijst van Skal gecertificeerde leveranciers + Skalnummer.. Deze kan op de Skal website geverifieerd worden). Daarnaast dient per deelnemende teler een opgave te worden verstrekt van:

  • het areaal GMO waardige gewassen;

  • de hoeveelheid en het type mest of compost;

  • de opgevoerde kosten.

703-44-209 (60% subsidie) Activering bodemleven door middel van toediening van micro-organismen

Activering bodemleven (het toedienen van micro-organismen, zogenoemde "starters" om de juiste bacteriën en schimmels te enten), met de bedoeling de bodemvruchtbaarheid te verbeteren is subsidiabel.

De betreffende middelen dienen vooraf aan het PT ter goedkeuring te worden voorgelegd.

703-44-291 Meerkosten voor biologische vermeerdering of opkweek van uitgangsmateriaal, alsmede de meerkosten van niet-chemische behandeling bij zaden van gangbare oorsprong, alleen indien gecertificeerd door Skal (forfait)

Additionele kosten voor Skal gecertificeerd zaai-, plant- en pootgoed in vergelijking met conventioneel zaai-, plant- en pootgoed. Dit punt is subsidiabel op grond van punt 1, vijfde streepje van bijlage IX van de Uitvoeringsverordening (EU) nr 543/2011. Het zaai-, plant- en pootgoed moeten daadwerkelijk voorde biologische productie worden gebruikt. Op basis van punt 1 van bijlage IX van de Uitvoeringsverordening (EU) nr 543/2011 zijn hierin Nederland forfaitaire tarieven voor vastgesteld.

Voor uitgangsmateriaal, dat door Skal is toegelaten op biologische teeltbedrijven bestaat de mogelijkheid de meerkosten voor de biologische vermeerdering of opkweek, alsmede de meerkosten van niet-chemische behandeling bij zaden van gangbare oorsprong onder de GMO te brengen. Conformiteit met de Skal regelgeving dient aangetoond te worden door middel van de verwijzingen op de factuur en afleverbon/plantenpaspoort (vermelding van Skalnummer en "eko" of "bio" en indien van toepassing "niet-behandeld" of "niet ontsmet") en het Skal certificaat van de leverancier. De afleverbonnen/plantenpaspoorten dienen bij de jaardeclaratie ter controle beschikbaar te zijn.

(In plaats van Skal certificaten kan ook volstaan worden met een lijst van Skal gecertificeerde leveranciers + Skalnummer. Deze kan op de Skal website geverifieerd worden).

De volgende forfaitaire tarieven gelden in 2012:

1)

biologisch vermeerderd zaaizaad:

 
 

a) glas (vruchtgroenten):

25% van de (kale) aankoopprijs

 

b) vollegrond en glas (overige gewassen):

45% van de (kale) aankoopprijs

 

c) industrieteelten:

40% van de (kale) aankoopprijs

2)

niet-chemisch behandeld zaaizaad

12% van de (kale) aankoopprijs

 

exclusief glas (vruchtgroenten)

 
 

exclusief industrieteelten

 

3)

biologisch opgekweekt poot- en plantgoed:

25% van de (kale) aankoopprijs

 

exclusief enten

 

4)

biologisch geteelde witlofpennen:

50% van de (kale) aankoopprijs

Het PT zal voor de onderbouwing bij de jaardeclaratie een format toesturen.

Type actie/activiteit: 704 Geïntegreerde productie

Nederlandse Milieurichtsnoeren:

C. Andere acties 1) Productie ii) Geïntegreerde productie

Conform artikel 103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving. Bovendien moeten kostenbesparingen in aanmerking worden genomen.

De kosten voor geïntegreerde productie komen op grond van punt 1, vijfde streepje van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 in aanmerking voor financiële steun. In Nederland zijn er geen nationale of regionale regels voor geïntegreerde productie. Vanwege het grote belang van dit type milieuacties, de hoogte van de werkelijk uit de actie voortvloeiende additionele kosten en daarom de noodzaak om zoveel mogelijk de reële kosten te honoreren, zodat zoveel mogelijk telers de actie uitvoeren, is de derogatie als bedoeld in artikel 58, lid 4 en 5 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van toepassing. Daarom komen de werkelijke uit de actie voortvloeiende additionele kosten in aanmerking voor steun.

704-45-216 Meerkosten voor zaaizaad van rassen met extra resistentie(s) (forfait):

Uitgaven voor resistent zaad met het doel minder chemische middelen te gebruiken, mits additionele inkomsten en kostenbesparingen van de subsidiabele uitgaven worden afgetrokken. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn hierin Nederland forfaitaire tarieven voor vastgesteld.

  • Er dient gedetailleerd onderbouwd te worden dat er sprake is van een extra (nieuwe) resistentie ten opzichte van standaardrassen (algemeen gebruikte rassen). Hiertoe dient documentatie overlegd te worden waarin een vergelijking gemaakt wordt tussen de belangrijkste standaardrassen en het ras met de extra resistentie. Dit dient bij voorkeur te gebeuren aan de hand van een rasbeschrijving van de NAK. Indien deze niet beschikbaar is mag in plaats hiervan een resistentieverklaring of een resistentietoets van de zaadveredelaar worden overlegd. De resistentietoets moet conform protocol zijn uitgevoerd. Dit dient op het document vermeld te zijn.

  • Uitsluitend meerkosten ten opzichte van een gangbaar standaardras zijn subsidiabel. In geval er geen forfait is vastgesteld, dient een prijsvergelijking te worden gemaakt tussen de standaardrassen en het ras met de extra resistentie. Uitgaven voor gecoat zaaizaad dienen hierbij buiten beschouwing te worden gelaten.

De volgende forfaitaire tarieven gelden in 2012:

  • paprika resistentie tabaksmozaiekvirus TM3 € 70,- per 1000 zaden;

  • komkommer tolerantie echte meeldauw Sf (Sphaerotheca fusca) (Sf fuliginea) € 40,- per 1000 zaden;

  • radijs resistentie Fusarium oxysporum € 50,- per 100.000 zaden;

  • tomaat resistentie echte meeldauw On (Oïdium lycopersicum) € 70,- per 1000 zaden;

  • ijsbergsla resistentie bladluis Nasanovia € 4,50 per 1000 zaden.

  • In geval van meerdere nieuwe resistenties wordt er geen stapeling van forfaits vastgesteld en moeten de werkelijke meerkosten ten opzichte van een standaardras zonder beide resistenties door middel van een prijsvergelijking onderbouwd worden. Als er geen voldoende betrouwbare documenten (prijslijst, offerte, factuur) aangeleverd kunnen worden, kan de aanvraag niet gehonoreerd worden en kan een producentenorganisatie slechts gebruik maken van het van toepassing zijnde bestaande forfait.

Rassen die niet ingeschreven zijn in "het Nederlandse rassenregister en/of "de Lijst Autorisaties voor het in het verkeer brengen van rassen die nog niet officieel zijn toegelaten" worden niet in aanmerking genomen.

Bij de jaardeclaratie dienen de meerkosten van plantmateriaal en zaden ter onderbouwing en ten behoeve van een nadere beoordeling door het PT, op de hierna beschreven wijze te worden uitgesplitst. Het totaal gedeclareerde bedrag dient per teler/lid te worden uitgesplitst, waarbij de volgende criteria dienen te worden genoemd:

  • naam en aanvoer-/lidnummer teler

  • soort gewas

  • areaal

  • aantal planten/zaden per teler per gewas

  • aantal planten/zaden per m2 gewas

  • totaalbedrag teler per gewas

  • naam leverancier

Het PT zal voor dit doel een format toesturen.

Bij de jaardeclaratie dienen afleverbonnen/plantenpaspoorten ter controle beschikbaar te zijn.

704-45-217 Uitgaven voor geënt plantmateriaal (forfait):

Uitgaven voor enten van plantmateriaal, met het doel minder chemische middelen te gebruiken. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is hierin Nederland een forfaitair tarief voor vastgesteld. Dit punt is subsidiabel op grond van punt 1, vijfde streepje van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011.

De volgende forfaitaire tarieven (inclusief zaadkosten onderstam) zijn van toepassing:

Voor de geïntegreerde teelt

Ronde tomaten en vleestomaten (losse tomaten) € 0,30 per plant

Trostomaten € 0,35 per plant

Cherrytomaten, cocktailtomaten en aubergines: € 0,00

Paprika's, courgette, komkommers; € 0,82 per plant

Voor de overige gewassen gelden de werkelijke meerkosten ten opzichte van een niet-geënte plant met een maximum van € 0,82 per plant.

Verdeling tomatenrassen over de 3 forfaits

Voor een verdeling van de tomatenrassen over de 3 forfaits is dit nader gedefinieerd. Onder trostomaten vallen tros grof, tros middelgrof en tros fijn > 55 g (inclusief pruim tros). Onder cocktailtomaten vallen ook tros fijn < 55 g en minipruim al dan niet los geoogst. Losse pruimtomaten > 55 g vallen onder het forfait voor losse tomaten (€ 0,30). Zie bijlage Overzicht rassen met forfaitaire tarieven. Deze bijlage wordt separaat verstuurd.

Dit overzicht kan door het PT uitgebreid worden met nog niet beoordeelde rassen. Producentenorganisaties kunnen hiervoor per email een verzoek indienen bij het PT. Het verzoek dient onderbouwd te worden met een rasbeschrijving van het zaadbedrijf, waaruit in ieder geval de naam van het ras (en indien de naam recent bekend is, de voorlopige aanduiding), het type tomaat en het vruchtgewicht blijken. Rassen die niet ingeschreven zijn in "het Nederlandse rassenregister en/of "de Lijst Autorisaties voor het in het verkeer brengen van rassen die nog niet officieel zijn toegelaten" worden niet in aanmerking genomen.

Voor de biologische teelt

Tomaten (alle soorten), aubergines, paprika's, courgettes en komkommers € 0,82 per plant. Voor de overige gewassen gelden de werkelijke meerkosten ten opzichte van een niet-geënte plant met een maximum van € 0,82 per plant.

Bij de jaardeclaratie dienen de meerkosten van plantmateriaal en zaden ter onderbouwing en ten behoeve van een nadere beoordeling door het PT, op de hierna beschreven wijze te worden uitgesplitst. Het totaal gedeclareerde bedrag dient per teler/lid te worden uitgesplitst, waarbij de volgende criteria dienen te worden genoemd:

  • naam en aanvoer-/lidnummer teler

  • soort gewas en type plant (al dan niet getopt)

  • ras (alleen voor tomaten, met uitzondering van tomaten in de biologische teelt)

  • areaal

  • aantal planten/zaden per teler per gewas

  • aantal planten/zaden per m2 gewas

  • totaalbedrag teler per gewas

  • naam leverancier

Het PT zal voor dit doel een format toesturen.

Bij de jaardeclaratie dienen afleverbonnen/plantenpaspoorten ter controle beschikbaar te zijn.

704-45-218 Uitgaven voor biologische gewasbescherming, signaalplaten en - als onderdeel van het totaalpakket - specifieke begeleiding ten behoeve van biologische gewasbescherming.

Uitgaven voor biologische of geïntegreerde gewasbescherming en voorkomen van ziekten en plagen, mits additionele inkomsten en kostenbesparingen van de subsidiabele uitgaven worden afgetrokken. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr 543/2011 is hierin Nederland een forfaitair tarief voor vastgesteld.

Rekening houdend met de specifieke kosten is een forfait van 85% van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten vastgesteld.

De volgende uitgaven (=werkelijk gemaakte kosten) voor biologische gewasbescherming komen in aanmerking voor het berekenen van de specifieke kosten:

  • 1. Natuurlijke vijanden: macrobiologische bestrijders (voornamelijk insecten en mijten) en aaltjes, mits toegelaten op grond van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet (Wijziging Regeling van 25 januari 2005, Stcrt 2005, 23: Artikel 1b vijfde lid, Artikel 1c en Bijlagen 5, 6 en 7 en eventueel volgende besluiten). Natuurlijke vijanden die niet voorkomen in de voornoemde bijlage 6 en 7, maar waarvoor ontheffing is verleend door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie worden eveneens in aanmerking genomen, mits een kopie van het betreffende ontheffingsbesluit aan het PT wordt verstrekt.

  • 2. Natuurlijke vijanden: microbiologische bestrijders (schimmels, bacteriën, virussen), mits toegelaten in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Deze middelen zijn opgenomen in de GNO-lijst (zie onder punt 3);

  • 3. Overige biologische middelen (ook wel Gewasbeschermingsmiddelen van Natuurlijke Oorsprong -GNO's), mits toegelaten in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Als referentie gebruikt het PT de GNO lijst van maart 2009 (project GENOEG). Deze lijst is geactualiseerd. Zie de op 9 september 2011 verstuurde bijlage "In aanmerking te nemen toegelaten GNO's, geactualiseerde versie PT 31 augustus 2011". Deze lijst geldt met ingang van 10 september 2011.

    Biologische middelen waarvoor een (tijdelijke) "dringend vereiste toelating" door het ctgb is afgegeven worden eveneens in aanmerking genomen, mits voldaan wordt aan de door het ctgb gestelde voorwaarden;

  • 4. Middelen voor feromoonverwarring, mits toegelaten in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Deze middelen zijn opgenomen in de GNO-lijst (zie onder punt 3);

  • 5. Feromonen als lokstof in vallen of op rollertraps (inclusief de vallen zelf) en vangplaten. Zie www.pri.wur.nl/NL/Producten/Pherobank/lijst;

  • 6. Middelen waarvan het wettelijk toegestaan gebruik gemotiveerd wordt met verwijzing naar de Regeling Uitzondering Bestrijdingsmiddelen (RUB) worden niet in aanmerking genomen. In afwijking hierop is het middel kalkmelk voor de fruitteelt wel subsidiabel (N.B. Het ctgb heeft op 14 februari 2012 besloten middelen die onder de RUB regeling vallen met ingang van 01 juli 2012 van de markt te halen).

  • 7. Overige biologische middelen (wettelijk toegelaten GNO's) dienen voor de goedkeuring van het operationeel jaarplan door het PT te zijn beoordeeld. Hiertoe dient uiterlijk bij de definitieve indiening van het operationeel jaarplan een lijst ter goedkeuring aan het PT te worden voorgelegd.

  • 8. Uitgaven ter ondersteuning van de biologische gewasbescherming (ondersteunende organismen, voeding, middelen voor dosering).

  • 9. Het effect van biologische bestrijding dient onderbouwd te worden met betrekking tot het terugdringen van het gebruik van werkzame stof uit chemische gewasbeschermingsmiddelen. Hiertoe is het noodzakelijk, dat de producentenorganisaties jaarlijks aan de hand van registraties van de teeltbedrijven het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare opgeven, uitgesplitst naar gewas(groep). De verbruikscijfers 2011 dienen als startsituatie voor het operationeel jaarplan 2012. Deze verbruikscijfers dienen uiterlijk op 1 mei 2012 aan het PT te worden overlegd. (Deze dienen tevens ter onderbouwing van de jaardeclaratie 2011).

  • 10. Naast de inzet van bovenstaande biologische gewasbeschermingsmiddelen zijn tevens de uitgaven van specifieke begeleiding ten behoeve van biologische gewasbescherming subsidiabel. Als onderdeel van een totaalpakket is splitsing van de factuur naar daadwerkelijke inzet van biologische gewasbeschermingsmiddelen en begeleiding niet noodzakelijk.

Bij de indiening van het jaarplan en bij de declaratie dient van de natuurlijke vijanden en de feromonen in elk geval de wetenschappelijke naam (Latijnse naam) te worden opgegeven.

Bij de jaardeclaratie dienen de kosten van biologische gewasbeschermingsmiddelen ter onderbouwing en ten behoeve van een nadere beoordeling door het PT, op de hierna beschreven wijze te worden uitgesplitst.

Het totaal gedeclareerde bedrag dient per teler/lid te worden uitgesplitst, waarbij de volgende criteria dienen te worden genoemd:

  • naam en aanvoer-/lidnummer teler

  • soort gewas

  • areaal

  • totaalbedrag teler per gewas

  • bedrag in euro per m2 gewas

  • naam leverancier

Het PT zal voor dit doel een format toesturen.

Tevens dient een overzicht van de ingezette biologische gewasbeschermingsmiddelen op niveau van de producentenorganisatie te worden overlegd.

Behandeling bij de plantenkweker:

Indien een middel subsidiabel is, mag de plantenkweker in plaats van de oorspronkelijke leverancier de aanschafkosten van het middel factureren aan de PO. Een opslag voor de (tray) behandelingskosten (voornamelijk arbeid) wordt niet in aanmerking genomen.

704-45-334 Overige uitgaven voor biologische of geïntegreerde gewasbescherming en voorkomen van ziekten en plagen (Agri Hot Knife messen ter voorkoming van verspreiding van virussen in het komkommergewas, vliegenlampen, sporefilters, afdichtingsmateriaal champignoncellen4 e.a.) Deze uitgaven zijn subsidiabel onder dezelfde voorwaarden als gesteld bij begrotingsregel 704-45-218.

Rekening houdend met de specifieke kosten is een forfait van 85% van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten vastgesteld.

Op deze begrotingsregel worden onderstaande uitgaven eveneens subsidiabel gesteld:

  • Hygiënesluizen/hygiënestations ter voorkoming van insleep van ziekten in kassen door medewerkers en bezoekers worden in aanmerking genomen.

  • Het stomen van materialen in de kas om de volgende teelt schoon te kunnen starten.

  • Verblazingsapparatuur voor het effectief doseren van natuurlijke vijanden.

  • Scoutbox voor automatische detectie en diagnose van plagen. De aanschafkosten zijn subsidiabel. De jaarlijkse licentie voor de software is subsidiabel voor 50%. Onderhoudskosten zijn niet subsidiabel.

704-45-357 Uitgaven voor biologische grondontsmetting:

Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr 543/2011 is hierin Nederland een forfaitair tarief voor vastgesteld.

Subsidiabel zijn: materialen (organische massa, folie voor luchtdichte afdekking), monitoring (analyses en biotoets) en begeleiding. Van de gedeclareerde subsidiabele kosten wordt 50% in aanmerking genomen.

Uitgaven voor gewas-, water- en bodemanalyses zijn subsidiabel, voor zover dit is opgenomen in de geïntegreerde productie en worden gecombineerd met andere in deze Richtlijnen opgenomen milieuacties, die als doel hebben om het gebruik van chemische middelen te verminderen.

Kosten voor gewas-, water- en bodemanalyses kunnen worden opgevoerd onder Maatregel 5, Actie 502 Activiteit Geïntegreerde productie of geïntegreerde plaagbestrijding

Type actie: 705 Beter gebruik en/of beheer van water, zoals waterbesparing en drainage

Zie onder Activiteit 42/43 Milieugerichte investeringen.

Type actie: 706 Acties voor bodemonderhoud

Momenteel niet van toepassing.

Type actie: 707 Acties voor de aanleg of het behoud van habitats die gunstig zijn voor de diversiteit

Momenteel niet van toepassing

Type actie: 708 Energiebesparingsacties

Zie Maatregel 4 Onderzoek en Experimentele Productie, Actie 403, Activiteit Milieu en Maatregel 5 Opleidingsacties en Advies diensten, Actie 503, Activiteit Andere milieukwesties.

Type actie: 709 Acties om de afvalproductie te verminderen en het afvalbeheer te verbeteren

Nederlandse Milieurichtsnoeren:

C. Andere acties 1) Productie vii) Acties om de afvalproductie te verminderen en het afvalbeheer te verbeteren.

Conform artikel 103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

Activiteit: Afvalverwerking en recycling afvalstromen

709-46-219 Uitgaven voor recycling van afval (inclusief compostering en stomen van substraat), mits bovenwettelijk en biologisch afbreekbaar folie voor onkruidbestrijding:

Recycling van afval (inclusief compostering) en stomen van substraten in overeenstemming met de voorwaarden van Bijlage 12a t/m c (is deel G) van dit Nationale Kader. De vereisten uit deze bijlage zijn van toepassing. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn hiervoor in Nederland forfaitaire maximumtarieven vastgesteld.

  • De uitgaven dienen bovenwettelijk te zijn.

  • Subsidiabel zijn de verwerkingskosten en uitgaven voor recycling en compostering van afval dat achterblijft na een teelt of verwerking (bijvoorbeeld groenafval, substraten etc., maar bijvoorbeeld geen bouw- en sloopafval). Naast recycling en compostering worden ook de verwerkingskosten voor vergisting gericht op het produceren van biogas en verbranden met energieterugwinning (biomassacentrale, opwekking electriciteit) in aanmerking genomen.

  • De fractie bedrijfsafval/agrarisch afval/niet composteerbaar tuinbouwafval is niet subsidiabel.

  • Voor de subsidiabele kosten is een maximum per ha bepaald. Het maximum bedrag per ha geldt per teeltbedrijf afzonderlijk en niet voor het gehele deelnemend areaal. De per teeltbedrijf gemaakte subsidiabele kosten mogen worden opgevoerd met in achtneming van onderstaande maxima:

    • 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 3.500 per ha voor tomaat, paprika, aubergine en peper;

    • 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.000 per ha per teeltwisseling voor komkommer, courgette, augurk en aardbei;

    • Bij meerdere teeltwisselingen (inclusief nateelten van een ander gewas) geldt: 90% van de subsidiabele kosten én het maximum per gewas én een maximum per jaar voor alle teelten samen van € 6.000 per ha.

    • Voor de overige gewassen onder glas geldt per teeltbedrijf dat 50% van de subsidiabele kosten mag worden opgevoerd tot een maximum van € 3.500 per ha;

    • Voor de vollegrondsgroenten geldt per teeltbedrijf dat 50% van de subsidiabele kosten mag worden opgevoerd.

  • Externe diensten ten aanzien van afvalverwerking en recycling afvalstromen en uitgaven voor stomen van substraat (al of niet in substraatbakken) vallen ook onder het maximum per hectare.

  • Onder deze subactiviteit vallen ook de meerkosten van biologisch afbreekbaar folie voor onkruidbestrijding in vollegrondsteelten. De meerkosten zijn het verschil tussen biologisch afbreekbaar folie en plastic folie, met daarop een correctie voor de arbeidskosten die nodig zijn voor het verwijderen van de plastic folie. De kosten voor biologisch afbreekbaar folie vallen niet onder het maximum van € 3.500 per hectare.

  • Transportkosten zijn niet subsidiabel.

Zie verder deel G Afvalbeheer op het teeltbedrijf.

Voor de onderbouwing bij de jaardeclaratie zal het PT een format toesturen.

Bij de jaardeclaratie dienen de transportbegeleidingsbrieven/PMV formulieren behorende bij de gedeclareerde facturen ter controle beschikbaar te zijn.

709-46-220 Uitgaven voor meermalig fust en pallets (exclusief aanschafkosten) (forfait). Uitgaven voor het milieuvriendelijke beheer van verpakkingen zijn subsidiabel:

Hergebruik van meermalige verpakkingen en pallets. Dit betreft de huurkosten met betrekking tot de roulatie van meermalige verpakkingen en pallets. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is de aanschaf/afschrijving hiervan niet subsidiabel en is hiervoor in Nederland een forfaitair tarief vastgesteld.

  • De kosten voor meermalig fust (o.a. EPS, IFCO) kunnen in de declaratie worden opgenomen. Het is echter niet mogelijk om afschrijvings- c.q. aanschafkosten voor meermalig poolfust in de declaratie op te nemen. Daarom heeft het PT een forfaitair standaardtarief van 75% van de huurkosten van meermalig poolfust vastgesteld. (Het forfait is ongewijzigd). Voorwaarde is wel dat dit poolfust gebruikt wordt richting de retail. De producentenorganisatie sluit een contract af met de poolorganisatie, bijvoorbeeld EPS.

  • Statiegeld voor fust is uitgesloten van subsidie.

  • De uitgaven mogen maximaal 20% van het actiefonds bedragen.

  • Bij de jaardeclaratie dient u aan te geven of u declareert op ingaande of uitgaande fuststromen. Ook dient de verhouding tussen ingaande en uitgaande fuststromen te worden aangegeven.

  • Bij de jaardeclaratie dient u een overzicht van roulaties per type fust (aantal x tarief x forfait 75%) te overleggen. Het PT stelt een format ter beschikking.

Voor de recycling van overige verpakkingen zal mogelijk een aanvullend forfaitair tarief worden vastgesteld.

709-46-363 Uitgaven ten behoeve van het wassen van fust, tenzij de waskosten van het betreffende fust in het forfaitaire standaardtarief zijn opgenomen.

Uitgaven voor het milieuvriendelijke beheer van verpakkingen zijn subsidiabel:

Hergebruik van meermalige verpakkingen. Dit betreft uitsluitend de waskosten met betrekking tot de roulatie van meermalige verpakkingen. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is de aanschaf/afschrijving hiervan niet subsidiabel.

Hiervoor zijn in Nederland tarieven vastgesteld, gebaseerd op de werkelijke tarieven die in de markt gelden.

Betreft o.a. waskosten voor in de paddenstoelensector gebruikte (blauwe) multikratten met een tarief van € 0,056 per krat, 4 kg (groene) bakken en zwarte 10 kg kratten met een tarief van € 0,0757 per bak.

Uitsluitend door leden van de telersverening gebruikte kratten/bakken worden in aanmerking genomen. Uitgaven voor het wassen van fust worden uitsluitend in aanmerking genomen, indien de producentenorganisatie de lasten zelf draagt en niet doorbelast aan de afnemers.

Type actie: 710 Andere acties

Activiteit: Milieuverantwoorde bedrijfsvoering

Nederlandse Milieurichtsnoeren:

C. Andere acties 1) Productie viii) Andere acties

Conform artikel 103quater; lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

710-47-223 Teeltbedrijf en 710-47-322 DC: Begeleiding, audits, certificering en membershipfees van (inter)nationaal maatschappelijk aanvaarde milieuzorgsystemen (Teeltbedrijf: GlobalGAP, Milieukeur (AMK) en DC: ISO 14001) zijn subsidiabel:

Deelname aan (internationaal maatschappelijk aanvaarde milieuzorgsystemen (inclusief Gobal/GAP). Deze systemen moeten open staan voor alle groenten- en fruittelers. Het milieuzorgsysteem moet bindende specificaties omvatten met betrekking tot productiemethoden en, voor wat betreft de milieubescherming, moet het verder gaan dan wat is beschreven in artikel 30, lid 3, van Raadsverordening (EG) nr 1698/2005. De naleving van de voorwaarden moet onderwerp zijn van een onafhankelijke controle door gekwalificeerde personen/organen.

De begrotingsregels voor begeleiding (onder maatregel 5) en membershipfees van kwaliteits- en milieuzorgsystemen zijn vervallen. De kosten voor deze onderdelen kunnen met ingang van OJ 2010 samen met de kosten voor audits en certificering op deze begrotingsregel worden opgevoerd.

Indien op teeltbedrijven werkzaamheden door externen voor kwaliteitszorgsystemen (HACCP, BRC/IFS, Tesco's Nurture) samen met werkzaamheden voor GlobalGAP worden uitgevoerd en ook als zodanig worden geoffreerd en gefactureerd, behoeven deze niet te worden uitgesplitst en mogen deze in zijn geheel worden opgevoerd op deze begrotingsregel.

In verband met het voorkomen van dubbele subsidiëring zijn kosten van Skal certificering van biologische teeltbedrijven niet GMO subsidiabel. Subsidie is aan te vragen via Dienst Regelingen van het Ministerie van EL&I. Verwerkende bedrijven die onderdeel zijn van een producentenorganisatie (waaronder bijvoorbeeld centrale pakstations) komen niet in aanmerking voor de "Subsidie Voedselkwaliteit -biologische landbouw" van het Ministerie van EL&I. Derhalve bestaat de kans op dubbele subsidiëring niet. In dit geval zijn de kosten van Skal certificering en controle wel GMO subsidiabel.

Kosten voor beoordeling en certificering van een C02 "footprint" conform het PAS 2050-1:2012 Protocol zijn subsidiabel. (De PAS 2050-1:2012 normen sluiten aan bij de Nederlandse praktijk. Zie ook de website van het Productschap Tuinbouw - www.tuinbouw.nl).

Kosten voor certificering van "groenlabelkassen" zijn niet subsidiabel.

Ter onderbouwing dienen er bij de jaardeclaratie cijfers met betrekking tot de deelname van telers aan deze systemen te worden overlegd, te weten:

  • aantal deelnemers per zorgsysteem;

  • toe- en afname ten opzichte van het vorig jaar;

  • aantal gecertificeerde deelnemers;

  • aantal en percentage gecertificeerde lidbedrijven van de PO( percentage t.o.v. het totaal aantal lid bedrijven).

Het PT stelt een format ter beschikking.

710-47-224 Uitgaven voor het ontwikkelen van materialen voor milieuzorgsystemen (drukwerk van telersmappen, ontwikkeling van borden met bezoekersregels, hygiëneregels). Betreft o.a. GlobalGAP, Milieukeur (AMK) en ISO 14001.

710-47-223 Personeelskosten voor milieuzorgsystemen, zoals GlobalGAP, Milieukeur (AMK) en ISO 14001

Personeelskosten voor milieuzorgsystemen zijn subsidiabel, voor zover ze benodigd zijn voor de deelname in de milieuzorgsystemen (inclusief Global/GAP).

710-47-335 Registratie modules ten behoeve van milieuzorgsystemen (GlobalGAP e.a.)

Op deze begrotingsregel kunnen kosten voor het ontwikkelen en verbeteren (niet het exploiteren, dat wil zeggen alle activiteiten na ingebruikname) van ICT en registratiemodules ten behoeve van milieuzorgsystemen (GlobalGAP) worden opgevoerd.

Bij jaarlijkse abonnementen of licenties voor registratiemodules wordt 50% van de kosten in aanmerking genomen.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Type actie/activiteit: 711 Vervoer

Extra vervoerkosten bij vervoer per spoor/schip als onderdeel van een milieubeschermingsmaatregel:

Extra externe vervoerskosten voor vervoer over het spoor of water, vergeleken met de kosten voor vervoer over de weg. Dit voor vervoer over het spoor/water in plaats van over de weg, als onderdeel van de milieubeschermingsmaatregel.

Conform artikel 103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

Momenteel niet van toepassing.

Type actie/activiteit: 712

Afzet Momenteel niet van toepassing.

Maatregel 8: Andere acties

Type acties: 801 Aankoop van vaste activa en 802 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing

Algemeen voorbehoud:

In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 60, leden 3 en 5 (met name tweede en derde alinea) en en de punten 6, 10 t/m 14, 20, 21,23 en 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en of verbouw.

Activiteit: Andere acties

801-49-228 en 802-50-229 Duurzame/strategische investeringen in aandelen van bedrijven:

Onder de duurzame middelen kan ook het, aan de hand van bankstukken aan te tonen, bedrag voor duurzame/strategische investeringen in aandelen van bedrijven (BV's, NV's of buitenlandse gelijkwaardige rechtspersonen) worden opgenomen. Deze bedrijven moeten rechtstreeks bijdragen aan de verkoop van producten (denk hierbij aan verpakkingsbedrijven en snijderijen en niet aan laboratoria etc.) van de leden van de producentenorganisatie in de categorie van de erkenning en bijdragen aan de doelstellingen van het operationeel programma.

Slechts de waarde van de activa die op grond van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 voor financiële steun in aanmerking komt mag onder deze begrotingsregel worden opgenomen (dus niet de gehele overnamesom van het bedrijf). Deze waarde moet worden onderbouwd door een taxatierapport van een onafhankelijk taxateur. Tevens moet de verkopende partij een verklaring overleggen dat er voor deze activa in de voorafgaande zeven jaren geen nationale of uniale steun is ontvangen. Bepalingen omtrent het gebruik van investeringen en de vervreemding zijn onverminderd van toepassing op de investering in aandelen.

Alvorens het overnamebedrag te honoreren zal dit door middel van een accountantsonderzoek onderbouwd moeten worden. Pas daarna zal het subsidiabele bedrag definitief vastgesteld worden.

Zie ook 301-20-89 en 302-21-110

Activiteit: Internationale samenwerking

802-62-330 (60% subsidiabel) Internationale samenwerking:

Acties die in samenwerking met in andere EU lidstaten gevestigde GMO erkende producenten organisaties worden uitgevoerd.

Activiteit: Milieuacties niet voorkomende in de milieurichtsnoeren

Onder deze activiteit mogen de onderstaande milieuacties opgenomen worden, die geen onderdeel uitmaken van de Nederlandse Milieurichtsnoeren. N.B. Betreffende acties zijn subsidiabel, maar worden buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling of het operationeel jaarplan voldoet aan het minimum van 2 milieuacties of het minimum van 10% in het operationeel jaarplan op te nemen uitgaven aan milieuacties.

Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur Bij energiebesparende investeringen, zoals WKK en aardwarmte in maatregelen 7 en 8, geldt dat opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden in mindering gebracht moeten worden. De verrekening dient plaats te vinden door vanaf het moment van investeren het investeringsbedrag lineair (in gelijke termijnen) over een periode van 5 jaar ten laste te brengen van het actiefonds onder aftrek van de genoten opbrengsten.

Deze bepaling is van toepassing op alle investeringen voor energiebesparende apparatuur, waarbij de mogelijkheid van energielevering aan derden zich voordoet; ook indien hiervan geen daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt.

Deze bepaling is van kracht voor energiebesparende investeringen die vanaf 10 september 2011 zijn/worden gedaan. Voor investeringen gedaan vóór 10 september 2011 geldt nog dat de investeringen in 1 keer ten laste van het actiefonds gebracht kunnen worden onder aftrek van de voor een periode van 5 jaar geschatte opbrengstbedragen.

Toelichting: Deze bepaling heeft in ieder geval betrekking op zonnepanelen en -collectoren, windmolens, aardwarmte, WKK's, warmtepompen/warmtewisselaars/warmte- en koudebuffering (acquifers). (Opm. Warmtebuffertanks worden meestal gebruikt voor kortdurende opslag van warmteoverschotten, die vervolgens op het teeltbedrijf zelf worden aangewend. Wat betreft de verrekening van genoten inkomsten geldt daarom voor warmtebuffertanks: Indien de producentenorganisatie kan aantonen, dat de warmte alleen op het betreffende teeltbedrijf zelf wordt gebruikt, kan de producentenorganisatie van deze verplichting worden vrijgesteld. Uit de te overleggen energiebalans dient dan te blijken dat er geen warmte is geleverd).

Aangescherpte voorwaarden 2012: energieproductie

De Europese Commissie heeft een voorwaarde voor investeringen in thermische energie en/of elektriciteit uit hernieuwbare bronnen aangescherpt. De opwekkingscapaciteit mag niet groter zijn dan het jaarlijkse gemiddelde gebruik. Het gaat om het gemiddelde jaarlijkse gebruik van zowel thermische energie alsook elektriciteit door het teeltbedrijf of samenwerkingsverband.

Aanvraag en onderbouwing van investeringen in energiebesparende apparatuur

Voor investeringen in energiebesparende apparatuur in de maatregelen 7 en 8 wordt vóór uitvoering van de investering voor elk deelnemend teeltbedrijf het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO" inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. In geval van meerdere installaties op één teeltbedrijf mogen deze worden gecombineerd in één aanvraag.

De verwachte energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen per energiesysteem wordt bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele jaar) beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende energiedeskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis van modelberekeningen.

De verantwoording van de gerealiseerde energiebesparing vindt plaats één jaar na de inbedrijfstelling vande installatie(s), uiterlijk bij de eerstvolgende jaardeclaratie. In voorkomende gevallen kan dit betekenen, dat de jaardeclaratie(s), waarin kosten voor deze installatie(s) ten laste van de GMO gebracht zijn, al afgerond zijn. Dit ontslaat de producentenorganisatie niet van deze verplichting.

De volgende gegevens worden overgelegd:

  • De bereikte energiebesparing volgens de geactualiseerde energiebalans;

  • De meest recente jaarafrekening van de energieleverancier aan het betrokken teeltbedrijf of twaalf opeenvolgende maandrekeningen van de periode na inbedrijfstelling van de installatie(s).

801-55-292 en 802-56-298 Investeringen in duurzame energie, zoals zonnecollectoren, windmolens, waarbij minder dan 25% energiebesparing (reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen) wordt behaald, zijn subsidiabel.

De energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen dient minimaal 15% te zijn.

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering gebracht te worden. Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" in de toelichting onder de activiteit "Milieuacties niet voorkomende in de milieurichtsnoeren" hierboven.

Biobranders zijn vervallen.

Opmerking: Rookgascondensors worden in aanmerking genomen onder 801-55-297 of 802-56-303.

801-55-293 en 802-56-299 Investeringen in WKK installaties waarbij minder dan 25% energiebesparing wordt behaald, zijn subsidiabel.

Voorwaarde is, dat de opgewekte energie (warmte en elektriciteit) voor een substantieel deel binnen het teeltbedrijf wordt aangewend. Dit is nader uitgewerkt voor investeringen in WKK op bedrijven die reeds belichten of in het jaar van investering gaan belichten: per MW van de capaciteit van de WKK dient er reeds één hectare belicht te worden of dient er tegelijkertijd in één hectare belichting te worden geïnvesteerd. Hierbij wordt ervan uitgegaan, dat de opgewekte warmte volledig binnen het teeltbedrijf wordt aangewend.

Andere vormen van substantiële aanwending van elektriciteit binnen het teeltbedrijf zullen door het PT per geval beoordeeld worden. Hiervoor dient bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele jaar) een gedetailleerde berekening van de energiestromen binnen het teeltbedrijf overlegd te worden.

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering gebracht te worden.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO" inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" in de toelichting onder de activiteit "Milieuacties niet voorkomende in de milieurichtsnoeren" hierboven.

801-55-294 en 802-56-300 Investeringen in aardwarmte waarbij minder dan 25% energiebesparing wordt behaald, zijn subsidiabel.

De energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen dient minimaal 15% te zijn.

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering gebracht te worden. Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO" inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" in de toelichting onder de activiteit "Milieuacties niet voorkomende in de milieurichtsnoeren" hierboven.

801-55-296 en 802-56-302 Investeringen in warmtepompen, warmtewisselaars, warmte- en koudebuffering (aquifers) waarbij minder dan 25% energiebesparing wordt behaald, zijn subsidiabel.

Deze begrotingsregel is bestemd voor bedrijven anders dan glastuinbouwbedrijven. Glastuinbouwbedrijven: zie begrotingsregel 801-55-297 of 802-56-303 Investeringen in het kader van het programma "Kas als Energiebron" - "Het nieuwe telen"

De energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen dient minimaal 15% te zijn.

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering gebracht te worden.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" in de toelichting onder de activiteit "Milieuacties niet voorkomende in de milieurichtsnoeren" hierboven.

801-55-297 en 802-56-303 Investeringen in het kader van het programma "Kas als Energiebron" - "Het nieuwe telen" (installaties nodig voor energiebesparende kassen - gesloten / semi-gesloten kas) waarbij minder dan 25% energiebesparing wordt behaald:

Hieronder vallen de volgende systemen en installaties:

  • Buitenluchtaanzuiging in combinatie met een tweede beweegbaar energiescherm, mits minimaal 15% energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;

  • Energiebesparend ventilatiesysteem met warmteterugwinning en/of voorverwarming; mits minimaal 15% energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;

  • Andere luchtbehandelingsystemen, mits minimaal 15% energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;

  • Hogedrukvernevelingsysteem (adiabatische koeling met een druppelgrootte 5 tot maximaal 15 micron);

  • Warmtewisselingsysteem, mits minimaal 15% energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;

  • Warmtepomp, mits minimaal 15% energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;

  • Seizoensopslagsysteem voor warmte en koude (aquifer), mits minimaal 15% energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;

  • Warmtebuffersysteem (warmtebuffertank);

  • Tweede energiescherm*. De energiebesparing met het doek dicht is minimaal 45%. De energiebesparing is een doekeigenschap.

  • Energie extensieve bedrijven (energieverbruik< 25 Nm3 aardgasequivalent/m2) tevens het eerste energieschermscherm*. De energiebesparing met het doek dicht is minimaal 35%. De energiebesparing is een doekeigenschap.

  • Gevelscherm5. De energiebesparing met het scherm dicht is minimaal 40%. De energiebesparing is een doekeigenschap.

In geval van energieclustering zijn investeringen voor aansluitingen van belendende telers eveneens subsidiabel, gerekend tot/vanaf de erfscheiding van de leverende en ontvangende telers, mits lid van de producentenorganisatie (c.q. betrokken GMO erkende producentenorganisaties).

Onder deze subactiviteit worden ook rookgascondensors (met het doel warmte terug te winnen) in aanmerking genomen.

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering gebracht te worden. Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO" inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" in de toelichting onder de activiteit "Milieuacties niet voorkomende in de milieurichtsnoeren" hierboven.

801-55-304 en 802-56-307 Investeringen in meetapparatuur voor geleidebestrijding (o.a. weerstations) zijn subsidiabel.

801-55-305 en 802-56-308 Investeringen in installaties ten behoeve van waterzuivering (mits bovenwettelijk) zijn subsidiabel.

De installaties dienen een verdergaande zuivering te bereiken dan de wettelijke normen. Uitsluitend de meerkosten van de bovenwettelijke zuivering t.o.v, een standaardzuiveringsinstallatie worden in aanmerking genomen.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele jaar) een projectplan met projectbegroting, voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. De verwachte reductie van afvalstoffen per systeem wordt beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende deskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis van modelberekeningen. De specificatie dient deel uit te maken van het projectplan.

Bij de jaardeclaratie dient de bovenwettelijke reductie aangetoond te worden met (wettelijk verplichte) metingen van de emissieconcentratie na ingebruikstelling.

801-55-306 en 802-56-309 Investeringen in helofytenfilters zijn subsidiabel.

De installaties dienen een verdergaande zuivering te bereiken dan de wettelijke normen. Uitsluitend de meerkosten van de bovenwettelijke zuivering t.o.v. een standaardzuiveringsinstallatie worden in aanmerking genomen.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele jaar) een projectplan met projectbegroting, voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. De verwachte reductie van afvalstoffen per systeem wordt beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende deskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis van modelberekeningen. De specificatie dient deel uit te maken van het projectplan.

Bij de jaardeclaratie dient de bovenwettelijke reductie aangetoond te worden met (wettelijk verplichte) metingen van de emissieconcentratie na ingebruikstelling.

Type actie: 803 Andere acties

Algemeen voorbehoud:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.

Activiteit: Andere acties

803-51-230 Uitgaven voor het lidmaatschap (contributies) van DPA, P8, A8, K4.:

  • De contributie aan DPA is voor 50% subsidiabel.

  • De contributie aan P8, A8, K4 is subsidiabel.

Bij de indiening van de operationele jaarplannen van de producentenorganisaties wordt voor elk van de betrokken samenwerkingsverbanden een onderbouwd jaarplan, voorzien van een begroting aan het PT ter goedkeuring voorgelegd.

Na beoordeling stelt het PT op basis van de verhouding subsidiabele / niet subsidiabele kosten een voorlopig percentage subsidiabele contributie vast. Het percentage subsidiabele contributie wordt voorafgaand aan de jaardeclaratie 2012 definitief bepaald, afhankelijk van de realisatie van de begrote acties.

803-51-231 Uitgaven ten behoeve van fusies en overnames zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Juridische kosten en administratiekosten gemaakt door externen in verband met fusie of overnames van producentenorganisaties, alsmede juridische kosten en administratiekosten gemaakt door externen in verband met de oprichting van transnationale producentenorganisaties of (transnationale) groeperingen van producentenorganisaties en met het oog hierop in opdracht van producentenorganisaties verrichte haalbaarheidsstudies en geformuleerde voorstellen zijn subsidiabel. Onder het begrip geformuleerde voorstellen wordt ook het opstellen van statuten, het geven van organisatorische adviezen, adviezen over de inrichting van de organisatie etc. begrepen.

Personeelskosten in verband met fusies en overnames zijn niet subsidiabel.

803-51-332 Overige ICT-voorzieningen die niet aan een specifieke maatregel zijn toe te kennen.

Uitgaven voor hardware en softwarepakketten, die subsidiabele onderdelen bevatten, maar niet aan één specifieke begrotingsregel zijn toe te kennen en die moeilijk uit te splitsen zijn, mogen op deze begrotingsregel worden opgevoerd.

Het PT zal op grond van de voorgelegde offerte besluiten welk deel van het totale offertebedrag in aanmerking wordt genomen.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing, zijn eveneens van toepassing.

Activiteit: Milieuacties niet voorkomende in de milieurichtsnoeren

Onder deze activiteit mogen de onderstaande milieuacties opgenomen worden, die geen onderdeel uitmaken van de Nederlandse Milieurichtsnoeren. N.B. Betreffende acties zijn subsidiabel, maar worden buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling of het operationeel jaarplan voldoet aan het minimum van 2 milieuacties of het minimum van 10% in het operationeel jaarplan op te nemen uitgaven aan milieuacties.

803-57-310 Uitgaven voor geleide bestrijding, zoals waarschuwingsdiensten:

Onder deze subactiviteit worden ook abonnementen op regionale landbouwkundige weerdiensten in aanmerking genomen.

C. Niet subsidiabele uitgaven

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Op grond van artikel 60, lid 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 omvatten operationele programma's geen acties en uitgaven als bedoeld in de lijst in bijlage IX. Deze (niet limitatieve) lijst luidt als volgt:

1. Algemene productiekosten, en met name: gewasbeschermingsproducten, met inbegrip van middelen voor geïntegreerde bestrijding, meststoffen en andere productiemiddelen; verpakkings-, opslag- en opmaakkosten, zelfs in het kader van nieuwe procédés, en kosten van verpakkingen; ophaalkosten en vervoerskosten (intern en extern); exploitatiekosten (met name elektriciteit, brandstoffen en onderhoud), met uitzondering van:

  • - specifieke kosten voor maatregelen ter verbetering van de kwaliteit. Kosten voor mycelium, zaaizaad en niet- blijvende teelten komen alleszins niet voor steun in aanmerking (zelfs niet indien gecertificeerd);

  • - specifieke kosten voor biologische gewasbeschermingsmiddelen (zoals lokstoffen en predatoren) die bij de biologische, geïntegreerde of conventionele productie worden gebruikt;

  • - in de artikelen 81 en 82 bedoelde specifieke vervoers-, sorteer- en verpakkingskosten van gratis uitgereikte producten;

  • - specifieke kosten voor milieuacties, inclusief kosten als gevolg van het milieubeheer van verpakkingen;

  • - specifieke kosten voor de biologische, geïntegreerde of experimentele productie, met inbegrip van specifieke kosten van biologisch zaai- en plantgoed. Voor de experimentele productie moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat, rekening houdend met het innoverende karakter van de werkwijze of het concept en het daaraan verbonden risico, bepalen aan welke criteria een maatregel moet voldoen om voor steun in aanmerking te komen;

  • - specifieke kosten voor het toezicht op de inachtneming van de in titel II van deze verordening bedoelde normen, van de fytosanitaire voorschriften en van de maximumresidugehalten.

Met specifieke kosten worden de aanvullende kosten bedoeld, berekend als het verschil tussen de traditionele en de werkelijk gemaakte kosten.

Voor elke categorie van de hierboven bedoelde subsidiabele specifieke kosten kunnen de lidstaten, met het oog op de berekening van de aanvullende kosten in vergelijking met de traditionele kosten, op naar behoren gemotiveerde wijze forfaitaire standaardtarieven vaststellen.

2. Administratie- en personeelskosten, exclusief uitgaven voor de uitvoering van actiefondsen en operationele programma's, waaronder:

  • a) overheadkosten die specifiek betrekking hebben op het actiefonds of het operationele programma, inclusief beheers- en personeelskosten, kosten voor verslagen en evaluatiestudies en kosten voor het voeren en beheren van de boekhouding, waarvoor een forfaitair standaardtarief ten belope van maximaal 2% van het overeenkomstig artikel 64 goedgekeurde bedrag van het actiefonds, met een maximum van 180 000 EUR, wordt toegekend, waarin zowel de bijdrage van de EU als die van de producentenorganisatie is verrekend.

    Voor operationele programma's die door erkende unies van producentenorganisaties worden ingediend, worden de overheadkosten berekend door de in de eerste alinea bedoelde overheadkosten van alle producentenorganisaties bij elkaar op te tellen, met dien verstande dat het resulterende bedrag niet hoger mag zijn dan 1 250 000 EUR per unie van producentenorganisaties.

    De lidstaten mogen de financiering beperken tot de werkelijke kosten en dienen in dat geval de subsidiabele kosten vast te stellen;

  • b) personeelskosten, inclusief lasten in verband met lonen en salarissen, wanneer deze rechtstreeks door de producentenorganisatie, de unie van producentenorganisaties of dochterondernemingen als bedoeld in artikel 50, lid 9, worden gedragen, en wanneer deze verbonden zijn aan maatregelen om:

    • i) een hoog niveau inzake kwaliteit of milieubescherming te verbeteren of te behouden;

    • ii) de afzet te verbeteren.

    De uitvoering van deze maatregelen dient hoofdzakelijk de inschakeling van vakbekwaam personeel te behelzen. Wanneer de producentenorganisatie hiervoor eigen werknemers of aangesloten producenten inschakelt, moet de door hen gewerkte tijd met bewijsstukken worden gestaafd.

    Indien een lidstaat alle bovenbedoelde subsidiabele personeelskosten op een andere manier wil financieren dan via een beperking van de werkelijke kosten, stelt hij vooraf en op naar behoren gemotiveerde wijze forfaitaire standaardtarieven tot maximaal 20% van het goedgekeurde actiefonds vast. Dit percentage mag in naar behoren gemotiveerde gevallen worden verhoogd.

    Bij het aanvragen van die forfaitaire standaardtarieven leveren de producentenorganisaties ten genoegen van de lidstaat het bewijs van de uitvoering van de actie.

  • c) juridische kosten en administratiekosten in verband met fusies of overnames van producentenorganisaties, alsmede juridische kosten en administratiekosten in verband met de oprichting van transnationale producentenorganisaties of transnationale unies van producentenorganisaties; met het oog hierop in opdracht van producentenorganisaties verrichte haalbaarheidsstudies en geformuleerde voorstellen.

3. Inkomens- of prijstoeslagen buiten crisispreventie en -beheer.

4. Verzekeringskosten met uitzondering van de oogstverzekeringsmaatregelen als bedoeld in titel III, hoofdstuk III, sectie 6.

5. Aflossing van kredieten die zijn opgenomen voor een concrete actie die reeds is uitgevoerd vóór de aanvang van het operationele programma, met uitzondering van de in artikel 48, lid 4, artikel 49, lid 3, en artikel 74 bedoelde kredieten.

6. Aankoop van onbebouwde terreinen voor een bedrag dat hoger is dan 10% van de totale subsidiabele uitgaven voor de betrokken actie, tenzij het terrein nodig is voor een in het operationele programma opgenomen investering. In uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen kan een hoger percentage worden vastgesteld voor concrete acties ten behoeve van milieubehoud.

7. Kosten voor vergaderingen en opleidingsprogramma's, tenzij deze verband houden met het operationele programma, met inbegrip van dagvergoedingen en reis- en verblijfkosten (in voorkomend geval op forfaitaire basis).

8. Acties of kosten betreffende de hoeveelheden die door de leden van de producentenorganisatie buiten de Unie worden geproduceerd.

9. Acties die bij de andere economische activiteiten van de producentenorganisatie tot concurrentievervalsing kunnen leiden.

10. Tweedehands materiaal dat in de voorafgaande zeven jaren met uniale of nationale steun is aangekocht.

11. Investeringen in vervoermiddelen voor de afzet en de distributie van goederen door de producentenorganisatie, met uitzondering van:

  • a) investeringen in middelen voor intern vervoer; bij aankoop moet de producentenorganisatie ten genoegen van de betrokken lidstaat motiveren dat de investeringen uitsluitend worden gebruikt voor intern vervoer;

  • b) extra truckvoorzieningen voor koeltransport of CA-vervoer.

12. Huur als alternatief voor aankoop, tenzij ten genoegen van de lidstaat wordt aangetoond dat dit economisch verantwoord is.

13. Kosten voor het gebruik van gehuurde goederen.

14. Uitgaven die verband houden met een leaseovereenkomst (belastingen, rente, verzekeringskosten, enz.) en de desbetreffende exploitatiekosten, met uitzondering van:

  • a) de leasing zelf, voor zover de grenzen van de nettomarktwaarde niet worden overschreden en de in artikel 55, lid 1, eerste alinea, onder b), van Verordening (EG) nr. 1974/2006 vastgestelde voorwaarden in acht worden genomen;

  • b) de leasing van tweedehands materiaal waarvoor in de voorafgaande zeven jaren geen uniale of nationale steun is verleend.

15. Reclame voor individuele commerciële merken of merken met een geografische verwijzing, behalve:

  • - merknamen/handelsmerken van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en dochterondernemingen in de situatie als bedoeld in artikel 50, lid 9;

  • - algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering voor kwaliteitsmerken;

  • - kosten van reclamedrukwerk op verpakkingen of etiketten in het kader van het bepaalde onder de vorige twee streepjes, op voorwaarde dat het operationele programma hierin voorziet.

Het gebruik van geografische benamingen is slechts toegestaan indien:

  • a) het een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding betreft die onder Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad valt, of

  • b) deze geografische benamingen in alle gevallen waarin het bepaalde onder a) niet van toepassing is, ondergeschikt zijn aan de hoofdboodschap.

Het voor algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering voor kwaliteitsmerken bedoelde promotiemateriaal moet worden voorzien van het logo van de Europese Unie (enkel voor visuele media) en van de volgende vermelding: "Door de Europese Unie medegefinancierde campagne". Producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en dochterondernemingen in de situatie als bedoeld in artikel 50, lid 9, mogen het logo van de Europese Unie onder geen beding gebruiken voor de bevordering van hun merknaam/handelsmerk.

16. Toeleverings- of uitbestedingscontracten betreffende de acties of uitgaven die in deze lijst als niet-subsidiabel zijn aangemerkt.

17. Btw, behalve niet-terugvorderbare btw, als bedoeld in artikel 71, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

18. Nationale of regionale belastingen of fiscale heffingen.

19. Debetrente, tenzij de bijdrage wordt verleend in een andere vorm dan niet-terugvorderbare rechtstreekse bijstand.

20. Onroerend goed dat in de voorafgaande tien jaren met uniale of nationale steun is aangekocht.

21. Beleggingen in aandelen van bedrijven, behalve indien de belegging rechtstreeks bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het operationele programma.

22. Kosten die worden gemaakt door andere partijen dan producentenorganisaties of de daarbij aangesloten leden, dan unies van producentenorganisaties of de daarbij aangesloten producenten of dan dochterondernemingen in de situatie als bedoeld in artikel 50, lid 9.

23. Investeringen of soortgelijke types acties in andere bedrijven en/of bedrijfsruimten dan die van de producentenorganisaties of de daarbij aangesloten leden, van unies van producentenorganisaties of de daarbij aangesloten producenten of van dochterondernemingen in de situatie als bedoeld in artikel 50, lid 9.

24. Maatregelen die de producentenorganisatie buiten de Unie heeft uitbesteed.

D. Niet limitatieve lijst van niet in aanmerking te nemen uitgaven en investeringen

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Behoudens de eerder genoemde punten, zijn de volgende uitgaven en investeringen niet subsidiabel:

  • 1. investeringen in kassen en tunnels;

  • 2. investeringen in substraat;

  • 3. investeringen in teeltgoten en teeltbakken;

  • 4. investeringen in dekwassers;

  • 5. investeringen in diamantglas;

  • 6. investeringen in verduisteringsschermen en zonwerende materialen;

  • 7. investeringen in vervroegingsdoek;

  • 8. investeringen in waterbassins;

  • 9. investeringen in uv-ontsmetters of ozon ontsmetters ten behoeve van de recirculatie van water in de pré-oogstfase;

  • 10. investeringen in oogstmachines;

  • 11. investeringen in klimaatcomputers, meet- en regelapparatuur, tenzij deze op grond van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard;

  • 12. investeringen in vernevelingsinstallaties; tenzij deze op grond van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard;

  • 13. investeringen in watergoten;

  • 14. investeringen in verwarmingsbuizen, warmwaterslangen en leidingwerk (tenzij deze op grond van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard);

  • 15. investeringen in bladzuigers;

  • 16. uitgaven voor water en bodemanalyses voor bepaling hoeveelheid N en P;

  • 17. afvalbeheer: zie bijlage Ga positieve - negatieve lijst.

  • 18. uitgaven voor verpakkingsmateriaal en werkzaamheden ten behoeve van het verpakken en marktklaar maken van producten.

E. GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimtes

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

GMO-waardige ruimtes

  • 1 Doek - inpandige ruimte 6

  • 2 Dozenopzetruimte

  • 3 Fustopslag / Fustloods

  • 4 Goederenlift van en naar ruimtes waar GMO-activiteiten plaatsvinden

  • 5 Jassenstraat

  • 6 Kantine in het kader van voedselveiligheid (minimaal HACCP eisen) 74)

  • 7 Keuken in het kader van voedselveiligheid (minimaal HACCP eisen)8

  • 8 Keurruimte voor GMO-product

  • 9 Koelcellen + ruimte voor de koelinstallatie

  • 10 Kratten- c.q. fustwasserij

  • 11 Laad- c.q. loodskantoor

  • 12 Label- en stickerruimte

  • 13 Luchtbrug/Entresol/Galerij/Balustrade

  • 14 Machinekamer/CV-ruimte

  • 15 Noodstroomaggregaat

  • 16 Noodtrap c.q. vluchttrappenhuis van en naar ruimtes waar GMO-activiteiten plaatsvinden

  • 17 Opslagruimte voor verpakkingsmateriaal en fust

  • 18 Ruimte voor bewaarproeven/shelve life room

  • 19 Sanitaire ruimten in het kader van voedselveiligheid (minimaal HACCP eisen) (toiletruimte, kleedruimte en wasgelegenheid)910

  • 20 Traforuimte

  • 21 Verladings- c.q. Expeditieruimte

  • 22 Verpak- en/of sorteerruimte

Niet GMO-waardige ruimtes

Inpandig

  • A Archief

  • B Berging/Werkkasten/Schoonmaakkasten

  • C BHV/EHB0-ruimte

  • D Chauffeursruimte

  • E Dealingroom/Afmijnzaal

  • F Excursiebordes

  • G Gang/Hal

  • H Kantoor

  • I Kledingwasserij

  • J Ontspanningsruimte

  • K Ontvangsthal c.q. entree c.q. receptie

  • L P&O-faciliteiten

  • M Paspoortcontrole

  • N Presentatieruimte/Projectieruimte/Exclusieve ruimte

  • O Rookruimte

  • P Serverruimte

  • Q Spreekkamer

  • R Technische Dienst/Technische ruimte

  • S Terras/Patio

  • T Toiletten, met uitzondering van punt 19

  • U Vergaderruimte/Overlegruimte

Buiten het gebouw

  • V Terreinverharding

  • W Groenvoorziening (inclusief groen- en grindstroken rondom gebouwen),

  • X Ontsluiting op de openbare weg

  • Y Parkeerterrein/Parkeergarage

  • Z Fietsenstalling

Overige

  • AA Verhuurde ruimtes

  • BB Ruimtes die niet in eigendom zijn van de Producentenorganisatie

F.1. Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw e/o verbouw (inclusief koelhuizen)

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

 

Subsidiabele kosten

 

Niet-subsidiabele kosten

1.0

Voorbereidinqen en overdracht

1.0

Voorbereidinqen en overdracht

1.1

grondonderzoek

1.1

bouwaanvragen (bij gemeente)

1.2

bodemonderzoek

1.2

milieu-aanvragen (bij gemeente)

1.3

sondering

1.3

CAR-verzekering

1.4

teken- en constructiewerk (staal- en fundering)

1.4

rentekosten

1.5

bouwkundig advies/deskundigenkosten

1.5

bankgaranties

1.6

directievoering/bouwbegeleiding/toezicht

1.6

leges, kadastrale tarieven

1.7

notariële kosten

   
       

2.0

Bouwplaatsvoorzieningen

2.0

Bouwplaatsvoorzieningen

2.1

loodsen en keten

2.1

afsluitingen

2.2

beschikbaarstelling personeel

2.2

reclame voor de aannemer

2.3

schoonmaak en preventief onderhoud

2.3.

vuilafvoer

2.4

inrichting werkterrein

   

2.5

tijdelijke terreinverharding

   

2.6

(peil) uitzetten c.q. maatvoering

   

2.7

bouwstroom en -water

   

2.8

tijdelijke elektriciteitsvoorzieningen

   

2.9

overige tijdelijke voorzieningen bij de bouw

   
       

3.0

Grondwerk - bouwrijp maken

3.0

Grondwerk - bouwrijp maken

3.1

ontgraven van de grond

3.1

sloopwerkzaamheden (o.a. hak, breek en graafwerk van betonresten/asfalt/bestaande bebouwing)

3.2

verwerken van grond en grondvervangende materialen

3.2

rooiwerkzaamheden

3.3

verdichten van grond

3.3

demontagekosten, tenzij de onderdelen voor de betreffende investering worden hergebruikt

3.4

aanvulwerkzaamheden

   
       

4.0

Buitenriolering en drainage

5.0

Terreinverharding (inpandig)

5.0

Terreinverharding (inpandig)

5.1

beton- of asfaltverharding verhardingslagen van steenmengsel

5.1

niet GMO-waardige voorzieningen zoals parkeerplaatsen en (openbare) weg

5.2

geleidingscontructies

5.2

bewegwijzering

5.3

vloercoating

5.3

stoplichten

   

5.4

belijning

       

6.0

Funderingspalen

   
       

7.0

Betonwerk

   
       

8.0

Metselwerk

   
       

9.0

Vooraf vervaardigde steenachtige elementen

   
       

10.0

Metaalconstructiewerk

   
       

11.0

Kozijnen, ramen en deuren

   
       

12.0

Systeembekleding

   
       

13.0

Trappen en balustrade

13.0

Trappen en balustrade

13.1

vaste trappen naar GMO-ruimtes

13.1

naar niet GMO-ruimtes, bijvoorbeeld kantoren

13.2

balustraden

   
       

14.0

Beglazing

   
       

15.0

Stukadoorwerk

   
       

16.0

Tegelwerk

   
       

17.0

Dekvloeren en vloersystemen

   
       

18.0

Metaal- en kunststofwerk

   
       

19.0

Plafond- en wandsystemen

   
       

20.0

Afbouwtimmerwerk

   
       

21.0

Schilderwerk

   
       

22.0

Dakgoten en hemelwaterafvoeren

   
       

23.0

Binnenriolering

   
       

24.0

Waterinstallaties

   
       

25.0

Binneninrichting (i.h.k.v. hvaiëne en voedselveiligheid, minimaal HACCP eisen)

25.0

Binneninrichting

25.1

keukenblok met blad, spoelbak en mengkraan

25.1

in niet GMO-waardige ruimtes

25.2

banken, kapstokken, lockers voor kleedkamer

25.2

kasten

   

25.3

werk- en buffetbladen

   

25.4

stelposten

   

25.5

geluidsinstallatie/telefoon e.d.

   

25.6

entree, receptie, ontvangstruimte (incl. sanitair)

       

26.0

Behangwerk, vloerdekking en stoffering

26.0

Behangwerk, vloerdekking en stoffering

   

26.1

behang

   

26.2

vloerbedekking

   

26.3

stoffering

       

27.0

Sanitair (alleen i.h.k.v. hygiëne en voedselveiligheid, minimaal HACCP eisen)

27.0

Sanitair

27.1

douchecombinaties

27.1

in niet GMO-waardige ruimtes

27.2

closet- en urinoircombinaties

27.2

toebehoren sanitair

27.3

wastafel- en wastrogcombinaties

   

27.4

kranen en kraan-afvoercombinaties

   

27.5

wateraanvoer

   
     

28.0

Brandbestrijdingsinstallaties

   

28.1

brandblustoestellen/bluswatervoorziening

   

28.2

sprinklerinstallatie

   

28.3

brandwand c.q. gordijn

   
       

29.0

Brand, toegang- en inbraakbeveiliging

29.0

Brand, toegang- en inbraakbeveiliging

29.1

brand- toegangs- en inbraaksysteem

29.1

aansluiting meldkamer/bewakingsdienst

29.2

toegangcontrole-installatie

   

29.3

camera observatiesysteem

   

29.4

codesloten

   
       

30.0

Verwarmingsinstallaties

   
       

31.0

Ventilatie-en luchtbehandelingsinstallaties

   
       

32.0

Koeling

   
       

F.2. Bijlage bij de aanvraag 2012 (Zie Criteria deel A paragraaf 2.4)

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Format t.b.v. indiening nieuw- of verbouwobject

Omschrijving ruimte

Nr. op de tekening

Oppervlakte

GMO-waardig

Niet-GMO-waardig

   

m2

m2

m2

   

m2

m2

m2

   

m2

m2

m2

   

m2

m2

m2

   

m2

m2

m2

   

m2

m2

m2

   

m2

m2

m2

   

m2

m2

m2

   

m2

m2

m2

         

Totale oppervlakte GMO-waardige ruimten

m2

Totale oppervlakte nieuwbouw/verbouw pand

m2

Percentage GMO-waardige ruimte

%

   

Totale aanneemsom

Niet subsidiable elementen

 
 

 

 

Subsidabele aanneemsom

Te declareren bedrag

(= subsidiabele aanneemsom x percentage GMO-waardige ruimte)

   

Gebruikspercentage (percentage GMO-product)

%

G. Afvalbeheer op het teeltbedrijf

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Doelstelling.

Willen projecten, welke betrekking hebben op het milieu, in aanmerking komen voor GMO-subsidie dan dienen deze bovenwettelijk te zijn. Het programma afvalbeheer vereist dus een extra inspanning en een toegevoegde waarde. De doelstellingen van het project afvalbeheer zijn:

  • Afval van de teeltbedrijven gescheiden aanleveren.

  • Gesloten keten garanderen van het teeltbedrijf tot afvalverwerker tot eindproduct.

  • Afval wordt aangeboden aan erkende afvalverwerkers met adequate milieuvergunning.

  • Nuttig gebruik stimuleren door subsidie verwerkingskosten.

  • Inzichtelijk en transparant beeld van afvalstromen op niveau van teeltbedrijf en producentenorganisatie.

  • Preventie van afvalstromen.

Door deze activiteiten op het niveau van de producentenorganisatie te organiseren kan een wezenlijke bijdrage worden geleverd aan het milieuvriendelijker maken de productie. De GMO doelstelling B5 is van toepassing.

Wettelijk kader.

Zoals bekend dienen milieuprojecten bovenwettelijk te zijn. Per 1 april 2002 is het Besluit glastuinbouw in werking getreden. Hierin is geregeld dat afvalstoffen gescheiden dienen te worden en gescheiden dienen te worden afgegeven (tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden verlangd). Bij tijdelijke opslag op het teeltbedrijf dienen nadelige gevolgen voor het milieu te worden voorkomen en gescheiden afgifte dient mogelijk te blijven. (Voor complete weergave van het betreffende artikel zie Bijlage Gb).

Daarnaast dient het tuinbouwbedrijf regelmatig te worden schoongemaakt en de binnen het glastuinbouwbedrijf vrijkomende afvalstoffen regelmatig te worden afgevoerd. (Hoofdstuk 3. Bijzondere voorschriften met betrekking tot de bedrijfsvoering van het glastuinbouwbedrijf, paragraaf 3.1 onderhoud en schoonmaak).

Per 6 december 2006 is het Besluit landbouw milieubeheer van kracht geworden. Dit besluit is o.a. van toepassing voor witloftrekkerijen, teeltbedrijven met eetbare paddenstoelen en tuinbouwbedrijven met open grondteelt. De regelgeving over afvalstoffen is nagenoeg gelijk aan die in het Besluit glastuinbouw, (zie ook Bijlage Gb).

Algemene Opmerking.

De producentenorganisaties worden geacht zelf op de hoogte te zijn van de milieu wetgeving en hun Operationele Programma's daar op af te stemmen.

Voorwaarden.

Verwijzend naar het Besluit glastuinbouw / Landbouwactiviteitenbesluit en Besluit landbouw milieubeheer / Landbouwactiviteitenbesluit kan worden gesteld dat alleen de verwerkingskosten subsidiabel zijn en dus niet de kosten van het scheiden van de afvalstromen, scheiding op het teeltbedrijf en de kosten van transport. Milieubelastingen en heffingen zijn eveneens niet subsidiabel.

Uitgangspunten.

Het uitgangspunt van de projecten afvalbeheer welke worden ingediend voor GMO subsidie dienen te zijn.

  • a. scheiden van afvalstromen bij de bron voor zover mogelijk is.

  • b. slechts de verwerkingskosten t.b.v, nuttige toepassingen zijn subsidiabel.

  • c. afval moet afkomstig zijn of relatie hebben met de teelt of naoogstbehandeling.

  • d. afvalstromen moeten inzichtelijk en controleerbaar zijn.

Ad a. Scheiden van afvalstromen bij de bron voor zover mogelijk is.

In principe dienen afvalstoffen bij de bron gescheiden te worden. Het Besluit glastuinbouw en het Besluit landbouw milieubeheer geven aan dat in sommige gevallen uit technisch of financieel oogpunt gekozen kan worden voor nascheiding in een scheidingsinstallatie. Een van de doelstellingen van het GMO project afvalbeheer is om nagenoeg al het afval op het teeltbedrijf gescheiden aan te bieden

De volgende afvalstromen op het teeltbedrijf worden onderscheiden. In het kader van GMO worden ze onderverdeeld in de categorieën subsidiabel, beperkt subsidiabel en niet subsidiabel.

A. Subsidiabel (gerelateerd aan teelt / naoogstbewerking): Groenafval:

  • Schoon versnipperd loof, vrij van ander afval.

  • Loof met steenwolpot, zonder plastic wikkels en clipsen, zonder plastic touw, jute touw wel toegestaan.

  • Loof met steenwolpot, zonder plastic wikkels en clipsen, met plastic touw.

  • Loof met steenwolpot, met plastic wikkels en clipsen, met plastic touw en trosbeugels.

  • Versnipperd loof met plastic wikkels en clipsen.

  • Steenwol en andere substraten zoals polyurethaanschuim, cocos en perlite Uitgaven voor verwerking van het substraat worden in aanmerking genomen mits er sprake is van nuttig hergebruik door middel van recyclen of verbranden met energie-terugwinning.

  • Loopfolie (schoon en vuil) en andere folies.

  • Regenleidingen en druppelslangen (teeltgoten, C02 darmen, scherm voor zover te recyclen).

  • Papier/Karton.

  • Glas.

  • Landbouwfolie.

B. Niet subsidiabel (gerelateerd aan teelt/naoogstbewerking):

  • Bedrijfsafval/Agrarisch afval/Niet composteerbaar tuinbouwafval dit is gemengd afval; loof + plastic + evt. hout + evt. druppelslangen + evt. overig.

C. Niet subsidiabel (niet direct gerelateerd aan teelt/naoogstbewerking):

  • Bouw en sloopafval.

  • Klein chemisch afval.

  • Hout.

  • Metalen.

Ad b. Slechts de verwerkingskosten t.b.v. nuttige toepassingen zijn subsidiabel.

Het scheiden van de afvalstromen is niet subsidiabel. Ook het gescheiden houden is een verplichting.

De huur van containers is daarom niet subsidiabel. Ook de kosten van uitruimen van kassen is niet subsidiabel.

De kosten die een afvalverwerker in rekening brengt bestaan uit:

Transportkosten

=

niet subsidiabel

Verwerkingskosten

=

subsidiabel

Onder verwerkingskosten wordt verstaan de kosten van recycling en compostering. Verbranden met nuttige toepassing wordt ook als subsidiabel beschouwd. Verbranden als zodanig en storten komen niet in aanmerking. De deelstromen worden als volgt verwerkt:

  • I. Groenafval wordt verwerkt tot compost, ingezet voor vergisting gericht op het produceren van biogas of ingezet voor energieproductie in een biomassacentrale.

  • II. Steenwol wordt verwerkt tot granulaat en wordt gebruikt in de baksteen industrie.

  • III. Loopfolie wordt verbrand als bijstook in de industrie.

  • IV. Regenleidingen en druppelslangen wordt vermalen tot granulaat voor nieuwe toepassingen.

  • V. Papier en karton is grondstof papierfabricage.

  • VI. Glas is grondstof voor glasfabricage.

  • VII. Landbouwfolie wordt overwegend verbrand als bijstook in de industrie.

Versnipperen op het teeltbedrijf.

Loof wordt in sommige gevallen reeds versnipperd op het teeltbedrijf. De kosten hiervan kunnen worden gedeclareerd indien aangetoond kan worden dat het betreffende loof aan een eindverwerker ter compostering is aangeboden. De kosten van in de bodem brengen van versnipperd loof t.b.v. grondverbetering zijn niet subsidiabel. Met dit beleid wordt gestreefd naar een transparante en gesloten keten.

Ad c. Afval moet afkomstig zijn of relatie hebben met de teelt.

Het afval hoeft niet alleen afkomstig te zijn van de teeltwisseling. Het mag gedurende het gehele jaar worden aangeboden. Het moet echter wel een directe relatie hebben met de teelt of naoogstbehandeling zoals sorteren en verpakken.

Afval dat vrijkomt bij sloop- en bouwwerkzaamheden kunnen niet worden opgevoerd. De producentenorganisatie dient ook te waken dat het afval dat aangeboden wordt slechts van eigen bedrijf afkomstig is. Dit kan o.a. op basis van controle van de hoeveelheid aangeboden afval/ha. per teeltbedrijf.

Ad d. Afvalstromen moeten inzichtelijk en controleerbaar zijn.

De producentenorganisatie is verantwoordelijk voor een duidelijke registratie van de afvalstromen. Afval dient naar hoeveelheid en soort bekend te zijn.

De producentenorganisatie dient erop toe te zien dat slechts wordt gewerkt met erkende afvalverwerkers. De producentenorganisatie dient uitsluitend in zee te gaan met afvalverwerkers welke beschikken over een adequate milieuvergunning voor het soort afval dat het bedrijf verwerkt. De producentenorganisatie houdt hiervan een lijst bij. Recente kopieën van de milieuvergunningen (geldig in het betreffende OJ jaar) dienen in de administratie aanwezig te zijn.

Tevens dient ook van overige schakels in de keten aangegeven te worden wat de functie is, bij voorbeeld: transporteur, loonwerker.

Inzamelaars dienen vermeld te staan op de zogenaamde "VIHB-lijst" (vervoerders, inzamelaars, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen).

Indien gebruik wordt gemaakt van transporteurs/inzamelaar dient ook aangetoond te worden dat het afval bij een 'erkende" afvalverwerker is ingeleverd.

Op de factuur dient duidelijk te zijn uitgesplitst welke kosten voor transport, verwerking en evt. heffingen zijn. Bij de factuur dient tevens een transport begeleidingsbrief te worden afgegeven. Het begeleidingsformulier wordt beschouwd als attest van hergebruik. Het formulier dient volledig te zijn ingevuld.

De kosten van steenwolcertificaten voor de verwerking van steenwol zijn ook subsidiabel. De factuur van de certificaten dient aan de producentenorganisatie gericht te zijn en door de producentenorganisatie betaald.

Organisatie van projecten afvalbeheer.

  • De producentenorganisatie verzorgt de centrale inkoop van de afvalverwerking. Verwacht mag worden dat de producentenorganisatie op basis van schaalgrootte kortingen kan bedingen bij de contracten.

  • De offertes gaan naar de producentenorganisatie en de facturen worden betaald door de producentenorganisatie en niet door de individuele telers.

  • De producentenorganisatie maakt de verschillende kosten inzichtelijk zodat duidelijk is welke kosten GMO-waardig zijn.

  • De producentenorganisatie maakt een actieplan met daarin opgenomen maatregelen om tot reductie van afval te komen of verbetering van het afvalbeheer. De resultaten zullen bij de declaratie worden beoordeeld.

Maximalisatie declaratie.

De declaratie van de projectkosten afvalbeheer voor de glasteelt is beperkt tot een maximum per ha. Het maximum bedrag per ha geldt per teeltbedrijf afzonderlijk en niet voor het gehele deelnemend areaal. De per teeltbedrijf gemaakte subsidiabele kosten mogen worden opgevoerd met in achtneming van onderstaande maxima:

  • 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 3.500 per ha voor tomaat, paprika, aubergine en peper;

  • 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.000 per ha per teeltwisseling voor komkommer, courgette, augurk en aardbei;

  • Bij meerdere teeltwisselingen (inclusief nateelten van een ander gewas) geldt: 90% van de subsidiabele kosten én het maximum per gewas én een maximum per jaar voor alle teelten samen van € 6.000 per ha.

  • Voor de overige gewassen geldt per teeltbedrijf dat 50% van de subsidiabele kosten mag worden opgevoerd tot een maximum van € 3.500 per ha.

    Indien kosten voor stomen van substraten worden gedeclareerd dienen deze te worden meegenomen in de totaaltelling. Het maximum per ha is uitdrukkelijk geen forfait. Slechts werkelijk betaalde uitgaven kunnen worden gedeclareerd.

Voor de vollegrond zullen gezien de aard van de bedrijfsvoering geringe afvalstromen vrijkomen en zullen de kosten per ha laag zijn. Voor de vollegrondsgroenten geldt per teeltbedrijf dat 50% van de subsidiabele kosten mag worden opgevoerd.

Toepassing.

De bijlage is van toepassing op het operationeel jaarplan 2012 en heeft betrekking op zowel de glastuinbouw als de open teelt, inclusief witloftrekkerijen en eetbare paddenstoelen. Investeringen door de producentenorganisatie op locatie van de producentenorganisatie zelf zoals bij voorbeeld inrichting van "vuileilanden" of "milieustraat" vallen buiten het kader deze notitie. De producentenorganisaties dienen zelf te bepalen in hoeverre deze projecten bovenwettelijk zijn.

Bijlage Ga.

:

Positieve - Negatieve lijst Afvalverwerking

Bijlage Gb.

:

Wettelijk Kader - Besluit glastuinbouw, Bijlage 2, Hoofdstuk 1. Algemene Voorschriften, paragraaf 1.2 Afvalstoffen.

Bijlage Ga. Positieve - Negatieve lijst

Positieve lijst.

Verwerkingskosten (recycling) glasteelten vallend onder het maximum per ha (exclusief volle grond):

  • Verwerkingskosten nuttig hergebruik; composteren, recyclen, vergisting gericht op het produceren van biogas, verbranden met energie terugwinning (biomassacentrale, opwekking electriciteit, bijstook).

  • Groenafval (verwerkingskosten).

  • Steenwol, perlite, cocos, polyurethaanschuim (verwerkingskosten).

  • Folie (verwerkingskosten).

  • Regenleidingen/druppelslangen (verwerkingskosten).

  • Glas (verwerkingskosten).

  • Papier (verwerkingskosten).

  • Versnipperen op teeltbedrijf indien versnipperde loof wordt aangeleverd aan eindverwerker ter compostering.

  • Stomen van substraten (inclusief teeltbakken).

Investeringen/uitgaven die niet onder het maximum per ha vallen.

  • Meerkosten zelfpersende containers.

  • Waskantelinstallaties voor vuilcontainers (subsidiabel in het kader van voedselveiligheid).

Verwerkingskosten (recycling) vollegronds teelten, witlof en paddestoelen

  • Land - tuinbouwfolie ( verwerkingskosten).

  • Groenafval ( verwerkingskosten = compostering door eindverwerker).

Negatieve lijst

  • Stortkosten.

  • Kosten van verbranden, met uitzondering van verbranden met energie terugwinning (biomassacentrale, opwekking electriciteit, bijstook).

  • Transportkosten.

  • Plaatsen en ledigen containers.

  • Afzetkosten afvalverwerker.

  • milieubelasting/heffingen.

  • uitruimen kassen.

  • versnipperen indien het versnipperde loof direct wordt ingezet als bodemverbeteraar.

  • huur en aanschaf van containers, zakken etc.

  • bedrijfsafval/agrarisch afval/niet composteerbaar tuinafval.

  • Sloop- bouwafval.

  • Chemisch afval.

  • Hout.

  • Metaal.

  • Restafval.

Investeringen/uitgaven:

  • Bladzuigers.

  • Bioclips, composteerbare trosbeugels, composteerbaar touw.

Bijlage Gb. Wettelijk kader.

Algemeen.

Milieuprojecten komen slechts voor GMO subsidie in aanmerking indien deze bovenwettelijk zijn.

Glastuinbouw.

Het wettelijk kader voor de glastuinbouw is het Besluit glastuinbouw/Landbouwactiviteitenbesluit.

Bijlage 2 Hoofdstuk 1. Algemene voorschriften

paragraaf 1.2 Afvalstoffen.

1.2.1 Het ontstaan van afvalstoffen wordt zoveel mogelijk voorkomen of beperkt. Degene die het glastuinbouwbedrijf drijft:

  • a. treft maatregelen of voorzieningen die ertoe bijdragen dat binnen het glastuinbouwbedrijf het ontstaan van afvalstoffen wordt voorkomen of beperkt en

  • b. geeft op het verzoek van het Wm-bevoegd gezag aan welke maatregelen of voorzieningen hij heeft getroffen of zal treffen.

1.2.2 Afvalstoffen worden van elkaar gescheiden, gescheiden gehouden, gecomposteerd of gescheiden afgegeven, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Dit geldt in ieder geval voor:

  • a. papier- en kartonafval;

  • b. kunstofafval, waaronder tuinbouwfolie;

  • c. wit- en bruingoed;

  • d. glasafval;

  • e. organisch afval;

  • f. substraatmatten.

1.2.3 Gevaarlijke afvalstoffen die behoren tot verschillende categorieën van gevaarlijke afvalstoffen, worden van andere afvalstoffen gescheiden, gescheiden gehouden en gescheiden afgegeven.

1.2.4 De binnen het glastuinbouwbedrijf aanwezige afvalstoffen worden zodanig opgeslagen dat nadelige gevolgen voor het milieu worden voorkomen. Voorzover voorkomen niet mogelijk is, worden zij zodanig opgeslagen dat nadelig gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk worden beperkt en gescheiden afgifte mogelijk blijft.

1.2.5 Afvalstoffen worden niet verbrand.

In de toelichting van de paragraaf betreffende afvalstoffen staat samengevat o.a. nog het volgende:

  • verplichting tot preventie

  • In principe scheiding van afvalstoffen bij de bron. Uit technisch of financieel oogpunt kan gekozen worden voor nascheiding in een scheidingsinstallatie.

  • Bij tijdelijke opslag op het bedrijf geuroverlast voorkomen en regelmatig afvoeren van afvalstoffen. Zodanig opslaan dat met latere hergebruiksmogelijkheden rekening wordt gehouden.

Open Teelt (Vollegrond).

Het wettelijk kader voor de open teelt, eetbare paddestoelen en witlof is het Besluit landbouw en milieu/Landbouwactiviteitenbesluit.

Voor wetgeving over afvalstoffen zie Bijlage ad B "Voorschriften" Hoofdstuk 1 paragraaf 1.3 Afvalstoffen en afvalwater". Daarin is t.a.v. afvalstoffen dezelfde wetgeving opgenomen als in het Besluit glastuinbouw milieubeheer. Alleen is de categorie land- en tuinbouwfolie toegevoegd. In de toelichting staat tevens beschreven wat onder groenafval wordt verstaan.

H. Nationale Milieurichtsnoeren

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

De Nederlandse Nationale Strategie 2008-2013 (inclusief Milieurichtsnoeren) is recent herzien. Na de formele vaststelling van de Herziene Nederlandse Nationale Strategie 2008-2013 en goedkeuring door de Europese Commissie van de Nederlandse Nationale Milieurichtsnoeren worden de Milieurichtsnoeren integraal onderdeel van de Criteria voor het in aanmerking nemen van uitgaven bij de indiening 2012.

  1. De volledige van toepassing zijnde bepalingen worden opgenomen in de Herziene Nederlandse Nationale Strategie 2008-2013 inclusief Nationaal Kader (milieurichtsnoeren) en wordt t.z.t. separaat toegestuurd. ^ [1]
  2. De Europese Commissie kan met betrekking tot het op 6 februari door de lidstaat Nederland ingediende nationale kader nog verzoeken om wijzigingen aan te brengen. ^ [2]
  3. Dit mag geen (wettelijk verplicht) scherm voor lichtafscherming of (teeltkundig vereist) gevelscherm zijn (d.w.z. scherm is lichtdoorlatend). ^ [3]
  4. Onder afdichten van champignoncellen wordt verstaan het afkitten van naden of het aanbrengen van deurrubbers. Uitsluitend het materiaal wordt vergoed, niet de werkzaamheden. Onderhoud of vervangen van deuren is niet subsidiabel. Kassen zijn van subsidie uitgesloten. ^ [4]
  5. Dit mag geen (wettelijk verplicht) scherm voor lichtafscherming of (teeltkundig vereist) gevelscherm zijn (d.w.z. scherm is lichtdoorlatend). ^ [5]
  6. De oppervlakte van het doek wordt niet meegerekend in de berekening van de GMO-waardige oppervlakte. Bij berekening van de oppervlakte m.b.t. de aankoop van de grond kan voor een doek een oppervlakte van 200 m2 berekend worden. ^ [6]
  7. Kantines en lunchruimten zijn slechts subsidiabel indien het personeel geen alternatief op de locatie kan worden geboden en dergelijke ruimten in het kader van maatregelen hygiëne en voedselveiligheid noodzakelijk zijn. ^ [7]
  8. HACCP waardigheid dient te worden aangetoond door middel van een certificaat voor HACCP, BRC of IFS of een gelijkwaardig kwaliteitszorgsysteem. ^ [8]
  9. Sanitair, wasgelegenheden, kleedruimten, toiletten die bestemd zijn voor het personeel dat werkzaam is in het sorteer- en verpakproces zijn subsidiabel in het kader van hygiëne en voedselveiligheid. Deze ruimten dienen zo gesitueerd te zijn dat aannemelijk is dat het sorteer- en verpakpersoneel hier gebruik van maakt. ^ [9]
  10. HACCP waardigheid dient te worden aangetoond door middel van een certificaat voor HACCP, BRC of IFS of een gelijkwaardig kwaliteitszorgsysteem. ^ [10]
Naar boven